The Secrets We Bury

HBO Max

Vader George ging begin jaren zestig een spreekwoordelijk pakje sigaretten halen en kwam dus nooit meer terug. Moeder Dorothy verving hem al snel met een man uit de buurt, ene Richard Darress. Geen leuke vent, volgens haar kinderen. Ruim een halve eeuw later vragen Mike Carroll, zijn oudere broer Steve en hun zus Jean zich nog altijd af wat er toch is geworden van hun vader, de Korea-veteraan George Carroll. ‘Geen goeie kerel’, aldus hun moeder, de alom geliefde ‘Dotty’. Zij liet echter niet los of ze misschien toch meer wist over wat er met hem was gebeurd.

Jongste zoon Mike oogt tegenwoordig als een klassieke, nét iets te zware ‘all American guy’. Hij is altijd in het ouderlijk huis in Long Island blijven wonen, heeft daarvan een klassieke hoardersplek gemaakt en wordt nog steeds geplaagd door The Secrets We Bury (89 min.). Het zal uiteindelijk duren tot 31 oktober 2018 voordat er klaarheid komt in de zaak van hun vermiste vader. En ook dan staan er, zoals dat gaat in true crime-producties, nog heel wat vragen open. Over sommige antwoorden valt, zoveel jaar na dato, ook alleen te speculeren. Wie waarvan wist, bijvoorbeeld. En waar te graven.

Regisseur Patricia E. Gillespie loopt al deze kwesties gestructureerd af in deze gedegen docu, inclusief de rol van een helderziende in het ontdekken van wat er is gebeurd. Ze speelt ondertussen gedurig met spanning en verrassing, zet de ontwikkelingen in de zaak geroutineerd naar haar hand en ‘leukt’ de boel dan nog op met een spannend of stemmig muziekje. Gaandeweg wordt duidelijk dat het antwoord op alle vragen dicht bij huis is te vinden. Dan is ook al helder hoeveel schade het jeugdtrauma van de Carrolls, en de geheimen die daar nog achter vandaan komen, heeft veroorzaakt in hun levens.

Blauwdruk

Human

Als kind raakten ze allebei hun ouders kwijt. Tegelijk. Door één enkele daad. Hun vader maakte een einde aan het leven van hun moeder. Femicide – al leek dat woord toen nog niet te bestaan. En daarmee moesten ze ook meteen afscheid nemen van hun thuis en het leven zoals zij dat tot dan toe hadden gekend. Ze waren voortaan ‘de dochter van…’.

In Blauwdruk (50 min.) buigt documentairemaker en grafisch ontwerper Sara Kolster, tevens rouwbegeleider voor kinderen en jongeren, zich samen met ervaringsdeskundige Perla Joy over de gevolgen van femicide. In een blauwe lege ruimte schetsen Perla (33) en haar zus Aurora (35), Roser (47) en Maeve (59) met tape op de vloer de contouren van hun ouderlijke woning, waar hun vader de loop der dingen definitief veranderde. Het veilige thuis werd op een onbewaakt ogenblik een plaats delict.

Ieder heeft daarbij z’n eigen herinneringen. ‘Niemand zag het aankomen’, stellen Perla en Aurora bijvoorbeeld, terwijl Maeve zich nog goed kan herinneren hoe haar vader na de scheiding van haar ouders rondjes reed rond de flat van haar moeder. Stalking zou dat tegenwoordig worden genoemd. De vader van Roser bracht haar zelfs op de hoogte van zijn plannen. Zeg maar tegen je moeder dat het morgen gaat gebeuren, zou hij hebben gezegd en voegde daarna inderdaad de daad bij het woord.

In het decor dat ze voor deze film hebben geconstrueerd – waarbij op de wanden beelden van doodgewone familietaferelen, van wat een gelukkige jeugd had kunnen zijn, worden geprojecteerd – vertellen de vier vrouwen ook hoe ’t verder ging na die onvoorstelbare daad. Hoe ze uit elkaar werden gehaald, een nieuw thuis probeerden te vinden of rigoureus schoon schip maakten, van naam veranderden en alle banden met het verleden probeerden te verbreken.

Kolster, die met de jeugdproducties Wolkenzusje (2020) en Zo Dood Als Een Pier (2023) al eerder met de dood dealde, begeleidt hun smartelijke herinneringen en worstelingen in het heden, waarin soms die vader ook nog een rol speelt, met stemmige animaties die de vertelling gaandeweg steeds meer inkleuren en dan ook samenkomen met enkele geladen songs. Ze introduceert bovendien een anonieme jonge vrouw, die in het hier en nu vreest voor het leven van haar moeder.

Want femicide is nog even actueel als toen de moeders van Perla en Aurora, Roser en Maeve van het leven werden beroofd en blijft ook na deze indringende film onbegrijpelijk en onvergeeflijk. Helder is wel dat de impact ervan, zowel direct als indirect, enorm is én blijft.

Mijn Noord

Lydia / c: Jaap van den Beukel / Human

Ze gaan er nóóit meer weg. De documentaire Mijn Noord (58 min.) is nauwelijks een kwartier onderweg en al drie bewoners van Tuindorp Nieuwendam, een oude volkswijk in Amsterdam-Noord, hebben los van elkaar verklaard dat ze zich zo thuis voelen in hun eigen (arbeiders)woning dat ze alleen tussen zes planken willen vertrekken. ‘Ik heb ’t zo naar m’n zin hiero met de mensen’, vertelt Lydia. ‘En, nou, met dat kippenhok, ik vind ‘t perfect zo. Geld maakt niet gelukkig.’

‘Noorderlingen’ zoals zij zweren bij de familiaire sfeer en het dorpse gevoel van hun buurt. En dat lijkt ook precies waarnaar fotograaf Jaap van den Beukel, die enige tijd geleden zelf in Noord is komen wonen, op zoek is in dit wijkportret. Hij spreekt diverse, vooral oudere, bewoners aan op straat en maakt een praatje met hen. Over hoe de wijk steeds verder verjongt en daardoor ook van karakter verandert. En over hun eigen leven, waarbij elk huisje natuurlijk z’n eigen kruisje blijkt te hebben.

Van den Beukel heeft inmiddels ook een boek en een tentoonstelling gewijd aan zijn nieuwe buurtgenoten en de fotogenieke stadsomgeving – arbeiderswoningen en poortgebouwen met rode daken, met invloeden van de Amsterdamse school – waarmee zij volledig vergroeid zijn geraakt. Van de 3500 bewoners van Tuindorp Nieuwendorp is ongeveer een kwart op gevorderde leeftijd. De fotograaf vereeuwigt hen in hun leefomgeving en gaat bij sommigen ook naar binnen voor een kop koffie.

Fred loopt bijvoorbeeld al tegen de negentig, repareert computers en weet alles van mondharmonica’s. Hij verveelt zich nooit. Fred, altijd gekleed in een ruitjeshemd en Amsterdam-bretels, zit vaak samen met zijn parkiet Japie voor het raam. ‘De wil van het heilige moeten is weg’, zegt hij. ‘Dus je kunt doen en laten wat je wilt.’ Gadze zou intussen best een relatie willen. ‘Ik zou ’t wel fijn vinden als ik iemand zou vinden die een rijbewijs heeft en een beetje van mijn leeftijd is. Om een dagje weg te gaan.’

Het is een thema dat ook in andere gesprekjes in deze collageachtige film, ingekleurd met nostalgische mondharmonica- en accordeonmuziek, aan de orde komt: het gebrek aan contact en aanspraak dat zich met de jaren aandient. Dat wordt ook gerelateerd aan de verjonging van de wijk. ‘Yuppen’ hebben ’t nu eenmaal te druk met andere dingen. Jaap van den Beukel vraagt er niet al te zeer op door. Hij houdt ’t bij praatjes pot. Zijn gesprekspartners mogen vooral zichzelf zijn voor de camera.

Via flarden van hun individuele levens, waarin in deze film overigens geen ontwikkeling zit, ontstaat een sfeertekening van een veranderende gemeenschap. Die is weliswaar gesitueerd binnen Amsterdam-Noord – een stadsdeel dat in de afgelopen jaren al als decor fungeerde voor zowel de bekroonde series Schuldig en Klassen als documentaires zoals Paul En Paultje en De Verkrotte Droom – maar zou overal in Nederland kunnen worden gemaakt. Waar ‘ons kent ons’ plaatsmaakt voor ‘wie kent wie’?

Kees Vliegt Écht Uit

c: Malou van Breevoort / Videoland

De lotgevallen van Kees Momma, hoe ontwapenend of grappig die soms ook uitpakken, vormden in wezen altijd al een drama. Over een man die zich maar niet los kan maken van zijn vader en moeder. En over ouders, moeder Henriëtte in het bijzonder, die hun volwassen zoon eveneens blijven vasthouden. Dat werd nog niet eerder zo schrijnend als in deze derde Kees-film van Monique Nolte.

Wat zich in de vorige twee documentaires – Het Beste Voor Kees (2014) en Kees Vliegt Uit (2023) – al aandiende en toen ook meteen aanzienlijke vertraging opliep, is nu onvermijdelijk geworden: Kees Momma, een hypergevoelige man van halverwege vijftig met een autismespectrumstoornis, moet afscheid gaan nemen van de twee mensen rond wie hij zijn complete bestaan heeft opgebouwd.

Deze nieuwe episode uit het Kees-feuilleton begint waar de vorige film ophield: bij de woning die zijn ouders ooit voor hem kochten, even verderop in dezelfde straat te Velp, waar hij maar niet daadwerkelijk introk. Kees bleef een vaste gast van ‘pappie en mammie’ in het ouderlijk huis en het chalet dat, speciaal voor hem en zijn werkzaamheden als tekenaar, bij hen in de tuin was geplaatst.

Terwijl hun zoon in deze derde film gewoon z’n oude zelf blijft – altijd geïrriteerd ridderend, hardop denkend en zeer zorgvuldig en archaïsch formulerend – worden zijn ouders zienderogen ouder. Vader Willem oogt steeds breekbaarder, terwijl de geest van moeder Henriëtte alsmaar meer begint te haperen. Totdat zij haar zoon net zo hard nodig heeft als hij haar – al was dat waarschijnlijk altijd al zo.

De interactie tussen de onverbiddelijk wegglijdende moeder en het volwassen kind dat haar koste wat het kost probeert vast te houden en daarbij geen oog wil/kan hebben voor wat zij nodig heeft, is pijnlijk om te aanschouwen. Hoewel ze soms rechtstreeks wordt aangesproken door Kees en hij haar zo nu en dan ook brieven schrijft, slaagt Nolte er op zulke momenten in om zich geheel onzichtbaar te maken.

Dit geeft Kees Vliegt Écht Uit (87 min.) iets heel intiems – de façade voorbij, op het ongemakkelijke af. In lang uitgesponnen scènes wordt langzaam maar zeker het kleed onder het bestaan van Kees (en zijn moeder) weggetrokken. Klassieke muziek of zijn modeltreinen kunnen hem dan helpen, maar rust is lang niet altijd verzekerd. Hij moet zijn leven, dat zich afspeelt op een vierkante centimeter, grondig herbezien.

Deze film openbaart tegelijkertijd geen nieuwe of andere Kees. Daarvoor hangt hij te veel aan zijn eigen rolpatronen, rituelen en preoccupaties. Monique Nolte laat echter zien dat je zelfs dan – al is het alleen uit puur lijfsbehoud – soms verder kunt springen dan je polsstok eigenlijk lang is. Naar een ander bestaan, opgedrongen door een nieuwe werkelijkheid. De toekomst is dus onvermijdelijk: Kees Solo.

En dat is tevens de titel van de vierde Kees-film, waarmee Monique Nolte haar hartveroverende feuilleton binnen afzienbare tijd vervolgt – al lijkt haar onweerstaanbare hoofdpersoon ’t daarin tóch weer niet alleen te gaan doen.

De Verkrotte Droom

IF Productions / BNNVARA

‘Als de funderingspalen slinken, hoor je bij Ymere de champagneglazen klinken’, leest Bart Stuart, een actief lid van de huurdersvereniging van de Amsterdamse Van der Pekbuurt, een oude slogan voor tegen sloopplannen van de woningcorporatie. Die komt uit de koker van zijn strijdbare collega Bert Müssig. Zij herkenden zich ruim vijftien jaar geleden al in dat ene Gallische dorpje uit de Asterix & Obelix-boeken, dat zich maar bleef verzetten tegen de Romeinen. ‘Weg uit de Van der Pek? Hallo, we zijn niet gek!’ Intussen leven ze in De Verkrotte Droom (60 min.).

De ruim 1500 huizen staan er nog steeds. Ze zijn door achterstallig onderhoud verder verloederd. De ‘woonwoede’ van de bewoners en huurdersvereniging is dus zeker niet geluwd. Volgens hen ontbreekt het aan ‘eigenaarschap’ bij Ymere en zijn ze bij de corporatie, die zich volgens hen heeft ontwikkeld van sociaal beheerder naar projectontwikkelaar, vergeten dat alles draait om de huurder. Hun slogans zijn ondertussen met de tijd meegegaan. Tijdens een actie bij Ymere’s hoofdkantoor in 2022 staat er op een spandoek te lezen: ‘Ymere Ga Isoleren’.

De sympathie van de documentairemakers Ilse en Femke van Velzen (Fighting For Silence, Weapon Of War en Prison For Profit) ligt duidelijk bij de activistische huurdersvereniging. Ze sluiten aan als die de schade komt opnemen in woningen (lekkages V scheuren V schimmel V ratten V…) en houden ook de vinger aan de pols als Ymere eindelijk werk begint te maken van de renovatie. Wanneer Ymeres directievoorzitter Erik Gerritsen zelf eens poolshoogte komt nemen in de Van der Pekbuurt, krijgt hij de wind van voren van diverse bewoners.

Via de verwikkelingen in de Amsterdamse buurt belichten de tweelingzussen Van Velzen, die in de afgelopen jaren hun werkveld lijken te hebben verlegd van Afrika naar eigen land, een ontwikkeling die al enige tijd in heel Nederland speelt: het zeer weerbarstige proces rond het vernieuwen van oude stadswijken. Om te laten zien hoezeer woonperikelen intussen ook doorwerken in andere aspecten van het gewone leven volgen ze één van de vijfduizend Van der Pek-bewoners: Angel van Duiven leeft met haar kinderen in een woning, die al jaren smeekt om groot onderhoud.

De Verkrotte Droom plaatst de huidige Van der Pek-problematiek bovendien tegenover de mooie idealen waarmee de buurt begin twintigste eeuw voor mensen met een kleine beurs is ontworpen door de architect Jan Ernst van der Pek. Zijn vrouw Louise Went manifesteerde zich destijds als woningopzichteres en wordt in deze film, via de stem van Ellen Röhrman, opgevoerd als vertelster. ‘Wat is er in hemelsnaam gebeurd met onze mooie buurt?’ vraagt Went zich af aan het begin van de film, die dat proces – en de huidige herstelpogingen – vervolgens treffend in beeld brengt.

Tijdens deze renovatie komen de huurdersvereniging en de woningcorporatie soms recht tegenover elkaar te staan. Een spandoek, dat aan een bouwhekwerk wordt opgehangen, getuigt ervan: ‘Overleeft De VdPek deze renovatie?’

De Stad Was Van Ons

IDFA

Woningnood en leegstand. Die duivelse combinatie noopt halverwege de jaren zestig tot actie. Het studentenblad Propria Cures roept op tot ‘Red een pandje‘. In 1966 lanceert de protestbeweging Provo bovendien het Witte Huizenplan. Vanuit zulke initiatieven ontstaat gaandeweg ook de Amsterdamse kraakbeweging. Een groep jonge idealisten besluit het recht in eigen handen te nemen en verschaft zich ongevraagd toegang tot lege panden in de hoofdstad. Al snel komt het tot pittige confrontaties met de politie.

In de historische documentaire De Stad Was Van Ons (93 min.) uit 1996 kijkt Joost Seelen met sleutelfiguren uit de kraakbeweging terug op de cruciale jaren 1975-1988. Hun herinneringen komen bovendien tot leven in het beeldmateriaal dat één van hen, Erik Willems, destijds heeft geschoten toen ‘t bij de ontruimingen van illustere kraakpanden zoals De Groote Keijser, De Vondelvrijstaat en De Lucky Luijk tot keiharde clashes kwam met de Mobiele Eenheid en knokploegen van pandjesbazen.

Amsterdam leek het toneel geworden van een burgeroorlog, waarbij er zowaar tanks door de straten reden. Dat was natuurlijk koren op de molen van ideologisch gedreven krakers, zoals bijvoorbeeld de alomtegenwoordige alfaman Theo van der Giessen, die met liefde en plezier het complete politieke systeem omver zou hebben geworpen. Hij lijkt in 1996 nog altijd een onwrikbaar geloof te hebben in zijn eigen uitgangspunten en de nietsontziende manier waarop die in de praktijk moesten worden gebracht.

De gespannen situatie in de hoofdstad kwam tot een gedenkwaardige uitbarsting op 30 april 1980, de dag dat Beatrix haar moeder Juliana opvolgde als koningin. Onder de noemer ‘Geen Woning, Geen Kroning!!‘ versjteerden rellende krakers wat een nationale feestdag had moeten worden. De meningen over die dag lopen ook binnen de beweging uiteen. Hardliners zien de veldslag in het centrum van Amsterdam als de kroon op hun werk, terwijl anderen zich kapot schamen voor de ravage die is aangericht in hun stad.

Tegen die tijd waren de interne verhoudingen al flink verzuurd, getuige deze film waarin een tumultueuze periode in de kraakhistorie in kaart wordt gebracht. Seelen houdt zich daarbij zoveel mogelijk afzijdig en zet simpelweg de verschillende lezingen van wat er zich destijds heeft afgespeeld naast en tegenover elkaar. Van der Giessen en zijn kompaan Jack van Lieshout lijken in elk geval een sleutelrol te hebben gespeeld. Zij zijn duidelijk van de harde lijn. En daar houden ze ook in eigen kring aan vast.

Die periode – een oorlog wordt ’t ook wel genoemd – heeft diepe wonden geslagen. Andere krakers stellen dat ze (fysiek) zijn geïntimideerd door de ‘politiek-militaire eenheid’ Van der Giessen en Van Lieshout, die heel veel – zo niet: alles – geoorloofd vond (en in ‘96 nog altijd vindt) om z’n eigen doelen te verwezenlijken. Een strijd die ooit is begonnen met mooie idealen, laat deze interessante docu zien, is dan allang ontaard in een grimmig gevecht om de macht over wat en van wie de kraakbeweging is.

Een Oekraïens Dorp In Vlaardingen

Studio New West / BNNVARA

Terugkeer blijft het uitgangspunt voor de 200.000 Oekraïense vluchtelingen in Nederland. Toch start de gemeente Vlaardingen begin 2023 met de bouw van een tijdelijke wijk voor duizend Oekraïners. Hun nieuwe woonomgeving voor de komende drie jaar krijgt de naam Mrija: Oekraïens voor droom.

‘Dit moet slagen, mensen’, zegt burgemeester Bert Wijbenga. ‘We kunnen dit niet niet laten slagen.’ Daarvoor zijn de belangen veel te groot. En daarom geeft Wijbenga documentairemaker Jack Westerlaken ook een kijkje in de keuken bij het bouwproject waarbij nogal wat hoekjes worden afgesneden: wellicht zorgt het filmen nog voor wat extra druk om er met z’n allen écht de schouders onder te zetten.

Met dat project onderscheidt Een Oekraïens Dorp In Vlaardingen (59 min.) zich meteen van andere docu’s over Oekraïense vluchtelingen in Nederland, zoals Alles Goed van Peter en Petra Lataster. Want deze film gaat, meer dan over mensen die in den vreemde een nieuw bestaan opbouwen, toch vooral over Nederland Regelland en vertoont in dat opzicht ook overeenkomsten met de docuserie Droomdorp, over de moeizame verwezenlijking van een ‘dorpslandgoed’ in Almere.

De gemeente Vlaardingen heeft te kampen met een overheid die in de afgelopen jaren, volgens wethouder Ivana Somers-Gardenier, ‘alle kanten op zwabbert’. De ‘beschermvrouwe van Oekraïners in Vlaardingen’ is echter niet van plan om zomaar over zich heen te laten lopen. ‘Want deze gemeenteraad slaapt ‘s nachts, hè?, en niet op de dag’, houdt ze in onvervalst Vlaardingse tongval de andere deelnemers aan een moeizaam overleg voor. ‘Dat kan het rijk wel denken. Maar, nee!’

Intussen wordt er in Vlaardingen zelf gemord over dat bijzondere woonproject. Reguliere woningzoekenden moeten namelijk gewoon op hun beurt wachten. En wie betaalt dat eigenlijk, zo’n wijk voor Oekraïners? zingt ’t rond in Vlaardingen en deze film. Wij dus, het gewone volk. En integreren die lui nog wel, als je ze daar allemaal bij elkaar zet? Terug naar eigen land gaan ze sowieso niet. Voorlopig wordt er daar nog gewoon gevochten. En als hun kinderen hier eenmaal hun plekje hebben gevonden…

Vlaardingen lijkt, kortom, wel Nederland in het klein. Ook in hoe het project wordt aangepakt. Terwijl op het ene moment de deuren van basisschool De Vriendschap opengaan en staatssecretaris Eric van der Burg de wijk officieel komt openen, worden de besprekingen over een exitstrategie voor Mrija alweer opgestart. Want in 2026 moet datzelfde Oekraïense dorp worden ontmanteld. Misschien dat Vlaardingse woningzoekenden er dan nog hun voordeel mee kunnen doen.

‘Als we dit kunnen doen voor vluchtelingen, dan moet je dit ook kunnen doen voor je eigen inwoners’, concludeert wethouder Somers-Gardenier in deze treffende weerslag van het Vlaardingse bouwproject, dat zowel Neerlands goede wil als de bijbehorende regeldrift representeert. ‘Je kan dus gewoon zo’n woonwijk bouwen. Héél snel. Dan zijn we toch met z’n allen gek dat we dat niet doen?’

Huilende Bruiden

KRO-NCRV

Huilende Bruiden (26 min.) worden we genoemd, stelt een gedragen vrouwenstem. Ooit kregen Groningse huizen zoals zij trotse kwalificaties: herenboerderij, boerenkathedraal of graanpaleis. De champagnejaren, noemden ze die. Das war einmal. Tegenwoordig moeten ze zich schrap zetten, om überhaupt te kunnen blijven (be)staan.

Filmmaker Tom Tieman geeft de ooit zo statige huizen het woord in deze oorspronkelijke korte docu. ‘Weer een rondleiding!’ verzucht één van hen. ‘Vroeger werd ik bewonderd. Nu kijken de erfgoedbewakers bezorgd. Ze hebben ‘t over aardbevingsschade en compensatie. Maar er gebeurt niets… Erfgoed worden we genoemd. We zijn te groot om te bewaren, te kostbaar om weg te doen.’

De huidige bewoners worstelen ermee. Het huilen staat ook hen vast wel eens nader dan het lachen. Hun bruiden lijken niet meer van deze tijd. Ze piepen en kraken onder het geweld van de elementen. Al die reparatiewerkzaamheden, de bijbehorende kosten. Enkele eeuwen geschiedenis, van mens en huis, dreigen daardoor verloren te gaan. Rest hen straks de sloopkogel? Of teruggave aan de natuur?

Tiemans keuze om het perspectief te kiezen van de pensioengerechtigde panden werkt ondertussen heel aardig. Via de stemmen van deze Groningse stijfkoppen, ingesproken door Nanette Edens en Aukje Schaafsma, krijgt het verglijden van de tijd en het daarmee gepaard gaande verval echt een gezicht, dat vervolgens ook afstraalt op de eigenzinnige passanten die hen tegenwoordig bewonen.

Ruurdt

Human

De enigszins morsige oudere man – hoed, ruwe baard, gelakte nagels – die bij de start van deze korte observerende documentaire nog rustig rondscharrelt op z’n woonboot op de Amsterdamse Haparandadam, een sigaartje rookt, klassieke muziek luistert en ontspannen een zwaan en enkele eendjes voert, ontsteekt even later in helse woede als hij van zijn begeleiders te horen krijgt dat zijn huur is opgezegd.

‘Ik laat me niet opjagen als een beest, of als een hijgend hert’, zegt Ruurdt (22 min.), als doordringt dat hij z’n boot binnen enkele dagen moet verlaten. Hij mag dan dakloos zijn geweest, hij is niet achterlijk. ‘Wat zou u doen?’ vraagt hij aan één van z’n begeleiders. ‘Ik zou die plek in Noord aannemen….’ probeert die. Dat valt alleen niet in goede aarde. ‘Met u valt niet te praten’, zegt de oude man scherp. ‘Maar dat vind ik eigenlijk al zeven maanden. U kan eigenlijk beter een andere baan zoeken.’

‘Ga je mee, Tim?’ zegt Ruurdt Bouma even later tegen documentairemaker Tim Bary, terwijl hij zijn jas aantrekt en woest weg beent bij ‘die kutambtenaren’. Als hij zich uit de voeten heeft gemaakt, blijft Bary’s camera echter achter bij zijn gesprekspartners. Zij lijken weinig onder de indruk van zijn woede-uitbarsting. Ruurdt is volgens hen in werkelijkheid bang en depressief. Hij kan eigenlijk niet anders. Die boosheid moet wanhoop maskeren. Van een man die helemaal in de knel zit, met zichzelf en de wereld om hem heen.

Bary slaagt er intussen in om zéér dicht bij zijn hoofdpersoon te komen – zoals hem eerder ook lukte in films als WognumDunya en Luc. De jonge maker heeft oog voor non-verbale signalen bij zijn personages, benadert hen zowel met kameraadschap als compassie en slaagt er tegelijk in om zichzelf in hun nabijheid weg te cijferen. Daarmee krijgen zij de ruimte om hun onaangepaste ik te zijn en krijgt hij de emotie en intimiteit die hij zoekt en het grotere verhaal dat zij zo treffend representeren.

In dit geval speelt Tim Bary ’t klaar om, in nauwelijks meer dan twintig minuten, toch een afgerond verhaal te vertellen. Over een man, één van de naar schatting ruim dertigduizend Nederlanders zonder vast dak boven het hoofd, die maar niet kan aarden in de reguliere samenleving en daardoor veroordeeld is tot een bestaan aan de zelfkant. ‘Ik wil niet geholpen worden’, roept hij als het water hem aan de lippen staat, waarschijnlijk tegen beter weten in. ‘Ik red mezelf.’

Ruurdt is hier te bekijken.

Rietveldhuizen: Een Meubel Om In Te Wonen

AVROTROS

Toen interieurarchitect Truus Schröder in 1982 met Frank den Oudsten en Lenneke Büller terugkeek op haar leven en werk, was haar voormalige partner, de befaamde meubelontwerper en architect Gerrit Rietveld (1888-1964), al bijna twintig jaar overleden. Samen hadden ze een aantal volstrekt eigen woonhuizen nagelaten. Te beginnen met hun eigen woning: het zogenaamde Rietveld Schröderhuis, volgens de officiële website ‘een meesterwerk van functionaliteit, minimalisme en geometrische precisie’ aan de rand van Utrecht, dat in originele staat is teruggebracht en tegenwoordig dienst doet als museum.

In Rietveldhuizen: Een Meubel Om In Te Wonen (52 min.) gebruikt Lex Reitsma de geluidsopname van Schröder, die zelf in 1985 overleed, als structurerend element. Zij leerde Rietveld kennen in 1911 toen ze allebei op het punt stonden om te trouwen. Niet met elkaar overigens. Toen haar echtgenoot Frits in 1923 overleed, vroeg Truus ‘Rietveld’ om een nieuw huis voor haar en haar kinderen te bouwen. Uiteindelijk zou hij er zelf, na het overlijden van zijn echtgenote Vrouwgien in 1957, eveneens een eigen plek krijgen. Ook professioneel: op de begane grond vestigden Truus en Gerrit er hun gezamenlijke architectenbureau.

Met Rietvelds kleindochter Martine Eskes en Schröders kleinzoon Maarten loopt Reitsma nu hun huis, leven en werk door. Daarnaast bezoekt hij Rietveld-huizen elders in het land. Het zijn woningen die niet voor de eeuwigheid werden gebouwd. Uiteindelijk zouden de huizen verouderd raken en vervangen moeten worden, was de stellige overtuiging van Gerrit Rietveld. ‘Hij werkte net zo lang totdat de dingen niet meer ingewikkeld waren’, zegt Truus Schröder daarover, in het met een bandrecorder opgenomen gesprek, dat met illustratieve beelden wordt ondersteund. Niet elke ingenieuze oplossing heeft de tand des tijds echter doorstaan.

De huidige eigenaren hebben er hun handen aan vol om de panden in originele staat en bewoonbaar te houden. ‘Een Rietveld-huis dat niet lekt is geen Rietveld-huis’, vat Rex Verkaik, eigenaar van Huis Kronenberg in Wageningen, het kernachtig samen. Tegelijkertijd voelen hij en de bewoners van al die andere creaties van de twee-eenheid Gerrit Rietveld en Truus Schröder de behoefte en de verplichting om ze in stand te houden. Als essentieel cultureel erfgoed, toonbeelden van de kunststroming De Stijl, dat in deze liefdevolle film nog eens in volle (of vergane) glorie wordt getoond. Om te benadrukken hoe bijzonder al die creaties zijn.

The Queen Of Versailles

Magnolia Pictures

‘Je vraagt me waarom ik het grootste woonhuis van Amerika bouw? vraagt David Siegel aan documentairemaakster Lauren Greenfield. ‘Mijn antwoord is: omdat ik het kan.’ Intussen loopt zijn dertig jaar jongere echtgenote Jackie door dat gigantische huis in aanbouw, dat is gemodelleerd naar het paleis in Versailles van de Franse koning Louis XIV. Er komen bijvoorbeeld tien keukens, dertig badkamers, aparte vleugels voor de kinderen, twee tennisbanen (waaronder een stadion) en een honkbalveld, dat bij officiële aangelegenheden tevens dienst kan doen als parkeerplaats.

Zonder gêne noemt David zichzelf in deze documentaire uit 2012 de ‘time-share koning’. Met zijn bedrijf Westgate Resorts klopt hij landgenoten, die even het leven van ‘the rich and famous’ willen leiden, moeiteloos geld uit hun zak. Zodat die van hemzelf uitpuilt. Donald Trump, dan nog slechts een omhooggevallen ondernemer, is volgens Siegel zelfs jaloers op hem. Misschien ook wel vanwege Jackie, een voormalige Mrs. Florida, die inmiddels acht kinderen op de wereld heeft gezet en er op haar 43e, met enige hulp van de plastische chirurg, nog stralend uitziet en onbekommerd door de wereld dartelt.

Met één ding heeft de koning echter geen rekening gehouden: de financiële crisis van 2008. Die brengt hem, zijn bedrijf en de ‘McMansion’ in wording ernstig in de problemen. Greenfield legt dat proces van dichtbij vast in The Queen Of Versailles (100 min.). Van het mannetje dat aan het begin van de film nog schaamteloos flirt met deelnemers aan de Miss America-verkiezing is twee jaar later nog maar weinig over. Duizenden ontslagen en talloze andere pijnlijke beslissingen verder oogt Siegel vooral als een tobbende ondernemer, die de zaak niet meer kloppend krijgt.

’Niets maakt me op dit moment gelukkig’, zegt hij met een uitgestreken gezicht, terwijl zijn echtgenote gewoon vast probeert te houden aan hun extravagante levensstijl. ‘Ik kan pas weer gelukkig zijn als ik een oplossing heb gevonden. Ik kan het zakelijke nu eenmaal niet scheiden van het persoonlijke.’ Intussen laadt Jackie gewoon hele winkelwagens vol in elke shop die ze bezoekt. Of Siegel kracht ontleent aan zijn huwelijk, vraagt de documentairemaakster hem nog op een onbewaakt ogenblik. Nee, antwoordt hij terneergeslagen, het is alsof ik nog een kind erbij heb.

Lauren Greenfield, die later nog op dezelfde thematiek zal voortborduren in Generation Wealth en The Kingmaker, tekent via de Siegels het (morele) failliet op van de ‘greed is good’-mentaliteit op, waarbij succes wordt uitgedrukt in wat gerust een Trump-lifestyle mag worden genoemd. De koningin van Versailles maalt er niet om. Zolang er geld is, zal zij dat ongegeneerd laten rollen. En als het op is: ook goed. Dan gaat ze gewoon weer in een normale gezinswoning wonen. Zegt ze, tenminste. En Jackie lijkt het zowaar te menen – al is het de vraag of ze (nog) weet waarover ze ’t heeft.

Toen The Queen Of Versailles werd uitgebracht, moet David Siegel, die naarmate de documentaire vordert steeds geïrriteerder raakt, weinig ervan hebben. Hij heeft zelfs via de rechter geprobeerd om vertoning van de film tegen te houden. Daar kreeg hij echter nul op rekest. Tien jaar later probeerde het nouveau riche-stel ‘t dus maar met een eigen realityserie: Queen Of Versailles Reigns Again, waarin ‘Versailles’ nu eindelijk eens zou worden afgerond. Tussendoor maakte Jackie Siegel ook nog een ‘documentaire’ over hun dochter Victoria, die op achttienjarige leeftijd overleed na een overdosis: The Princess Of Versailles.

Who Killed Jill Dando?

Netflix

‘Maakt u zich wel eens zorgen over wat u ziet op Crimewatch?’ vraagt een jonge televisiekijkster aan Jill Dando. ‘Ja, maar de misdaden die we laten zien zijn zeer zeldzaam’, antwoordt de presentatrice van de Britse versie van Opsporing Verzocht. ‘Het is niet dat je op straat loopt en denkt dat jou hetzelfde zal gebeuren.’

Het fragment zit niet voor niets in de openingsscène van deze driedelige documentaireserie: op 26 april 1999 wordt Jill Dando zelf op klaarlichte dag doodgeschoten bij haar woning in Londen. Jennie Bond, haar directe collega bij de BBC, moet het nieuws brengen. Veel is er dan nog onduidelijk. En dat blijft zo: was het een criminele afrekening, een crime passionel, een oorlogsdaad of toch het werk van een gestoorde eenling? Uiteindelijk zet de politie een even vanzelfsprekende als pijnlijke stap: een oproep in het televisieprogramma Crimewatch.

In Who Killed Jill Dando? (138 min.) reconstrueert documentairemaker Marcus Plowright met familieleden, collega-journalisten, politiemensen en advocaten het rechercheonderzoek. Dat doorloopt de ene na de andere piste en streept die vervolgens ook stuk voor stuk weer weg. Totdat er, aan het einde van deel twee, eindelijk een serieuze verdachte in beeld komt en de zaak rond de vermoorde ‘girl next door’ in een stroomversnelling lijkt te komen. In de slotaflevering worden deze verdenkingen vervolgens helemaal uitgebeend en blijkt de werkelijkheid toch nét iets gecompliceerder dan het true crime-verhaal dat er vaak van wordt gemaakt.

Net als de dood van Lady Diana, twee jaar eerder, blijft de moord op ‘the golden girl of British television’ daardoor voortleven in het Britse collectieve geheugen. Deze slim geconstrueerde miniserie, aangekleed met de verplichte gedramatiseerde scènes en cliffhangers, slaagt erin om De Zaak Jill Dando in zijn volle omvang op te roepen, maar laat tevens zien dat een politieonderzoek lang niet zo eenvoudig is als een willekeurige aflevering van Derrick, Baantjer of CSI, waarin een koene rechercheur de dader uiteindelijk in zijn kraag grijpt, dwingt tot een bekentenis en daarna de celdeur achter hem dichtgooit.

Jill Dando wist dat natuurlijk allang. Ook toen ze dat meisje probeerde gerust te stellen, met woorden die haar ook na de dood zouden achtervolgen.

Wat Achterblijft

Van Osch Films

Kun je als kijker een band opbouwen met mensen die je nooit krijgt te zien? In dit geval: de drie volwassen dochters die de woning van hun overleden moeder leeghalen en gereed maken voor verkoop. En de vrouw die tot voor kort in datzelfde huis woonde.

Bij aanvang van de korte documentaire Wat Achterblijft (28 min.) ligt het ouderlijk huis er helemaal ontzield bij. Ontdaan van elk leven, klaar om een nieuwe bestemming te krijgen. Daarna laat regisseur Loes Janssen zien hoe alle restanten van dat afgebroken bestaan worden weggewerkt: het servies, de kleding en alle meubels, natuurlijk. Maar ook: de Surinaamse pop, het bord met de geborduurde tekst ‘Vera is in de tuin’ en een speeldoosje dat ‘t nog blijkt te doen.

Janssen observeert de ontmanteling van dichtbij en vangt de terloopse gesprekken tussen de zussen, die niet herkenbaar in beeld worden gebracht. De toon is vooral praktisch. ‘Volgens mij was mama’s devies “wie wat bewaart, die heeft wat”, of niet?’ zegt één van hen bijvoorbeeld bij de aanblik van alle spullen. Slechts een enkele keer wordt het onderliggende verdriet uitgesproken, bijvoorbeeld als ze stuiten op moeders pruik.

Toch is de situatie, misschien wel juist omdat er geen concrete gezichten aan worden gegeven, gemakkelijk invoelbaar. Alles wat door de overledene(n) een leven lang zorgvuldig is bewaard of verzameld wordt nu rücksichtslos verdeeld, afgegeven of gewoon weggegooid. Met het afscheid nemen van al die spullen, stuk voor stuk goed voor hun eigen herinneringen, kan er ruimte komen voor universele gevoelens van rouw en verlies.

Het zijn taferelen, hier zonder enige opsmuk gepresenteerd, die herkenbaar zijn voor iedereen die in z’n directe omgeving wel eens is geconfronteerd met de restanten van een afgesloten bestaan. Als het verdriet nog niet is ingedaald, geven de bezittingen van de overledene houvast bij het verdergaan met het eigen leven – en het aangaan van een kijkersrelatie met de overlevenden.

Waar is trouwens mama’s trouwring?