
‘Ik heb kankerveel schijt aan de rechter!’ schreeuwt Lucas van der Laan tegen de zee, op een verlaten strand waar hij volgens eigen zeggen een enorm gevoel van vrijheid ervaart. Hij gaat nog even door. Het moet er duidelijk uit. De ene ‘fock’ na de andere. Gevolgd door: ‘En niemand die je hoort zeiken.’
De vijftienjarige jongen is net weggelopen uit een gesloten jeugdzorginstelling. Zijn jas heeft hij daar achtergelaten. Hij mag die van Tim Bary wel even lenen. De filmmaker volgt Luc (30 min.) al enkele maanden. De tiener heeft een tijd op straat geleefd en vraagt zich af of hij nu misschien bij zijn vader, met wie hij een lastige relatie lijkt te hebben, kan overnachten.
Lucas is een echte jongen van de straat. Zo klinkt hij tenminste – en wil hij waarschijnlijk ook klinken. ‘Nee, mán’, zegt hij. Of: ‘tantoe lekker.’ En werkelijk te pas en te onpas: ‘je weet toch?’ Als smeermiddel voor zo’n beetje elke zin. En dan is er nog de ‘waggie’ om in te pitten. Want daarop lijkt het uit te draaien: samen met de documentairemaker overnachten in diens auto.
En zo wordt Tim Bary in deze korte docu, de weerslag van enkele uren in de nabijheid van een ontwortelde puber, langzaam maar zeker in het leven van zijn hoofdpersoon gezogen. Die vraagt zelfs of hij misschien bij hem thuis mag slapen, maar dat gaat de jongeman achter de camera toch nog te ver. Dan liever samen in de auto een filmpje kijken.
Luc is niet meer dan een momentopname uit het woelige bestaan van de jongen die zich groter voor lijkt te doen dan hij is. Dat is de beperking én de kracht van de film. Bary geeft de kijker nauwelijks context. Die moet wat er is gebeurd met Lucas zelf maar bij elkaar zien te sprokkelen – en komt daarmee ongetwijfeld een heel eind, op zijn minst in de goede richting.
Misschien doen de precieze details van dit ene leven op drift er ook niet toe en is Lucas van der Laan vooral een voorbeeld van al die jongeren die, vaak zonder al te veel perspectief, in een gesloten inrichting zitten. Wachtend op de dag dat ze terug kunnen naar het leven dat ze noodgedwongen moesten verlaten of simpelweg tot hun achttiende verjaardag.
Een buitenstaander kan alleen hopen dat er in de tussentijd geen onherstelbare schade is ontstaan.