Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music

Saturday Night Live

Als je ruim twee uur toch wat te gortig vindt voor een documentaire over de live-optredens in een legendarische Amerikaanse comedyshow, houdt ‘t dan simpelweg bij het intro van de film. Welgeteld vijf minuten puur muzikaal genot.

Nelly doet ‘t met Franz Ferdinand. Mmmbob van Hanson en Chers I Found Someone versmelten met elkaar. Queens Another One Bites The Dust lanceert Ice Ice Baby (Vanilla Ice), She Drives Me Crazy (Fine Young Cannibals) en Love Is A Wonderful Thing (Michael Bolton). John Mellencamp, INXS en Roy Orbison vechten ‘t samen uit. Prince, Rick James en Duran Duran jutten elkaar op. Lenny Kravitz leent het ritme van James Brown. Billie Eilish botst op U2 en Olivia Rodrigo. En *NSYNC, Dido en Destiny’s Child steken elkaar de helpende hand toe.

Deze volvette mashup, waarin de hoogte- en dieptepunten uit Saturday Night Live’s rijke muzikale historie zijn samengebald, vormt de opmaat naar Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music (128 min.) van Oz Rodriguez en Ahmir ‘Questlove’ Thompson, de drummer van de hiphopgroep The Roots en maker van de muziekdocu’s  Summer Of Soul (…Or, When The Revolution Could Not Be Televised), een terugblik op het Harlem Cultural Festival in 1969, en Sly Lives! (Aka The Burden Of Black Genius), een portret van de legendarische funkband Sly & The Family Stone.

De Saturday Night Live-film, opgebouwd uit thematische hoofdstukjes van een minuut of negen, belicht met comedians die tot het vaste ensemble behoorden (zoals Eddie Murphy, Adam Sandler, Maya Rudolph,  Bill Hader en Jimmy Fallon) en artiesten die er optraden (Mick Jagger, Billie Eilish, Dave Grohl, Olivia Rodrigo, Miley Cyrus, Debbie Harry, Tom Morello, Jack White en Dua Lipa) de roemruchte geschiedenis van het New Yorkse televisieprogramma, dat al een halve eeuw een podium biedt aan nieuwe en gevestigde artiesten om zich live (LIVE!) te manifesteren.

Vanaf het allereerste optreden – Billy Preston in oktober 1975 – probeert het programma van showrunner Lorne Michaels de artiesten van het moment te strikken en vóór de trends uit te programmeren. Deze docu herbergt talloze van zulke dampende performances: Funky Four Plus One, Elvis Costello, Run-DMC, David Bowie, Nirvana en Adele. En soms veroorzaken die commotie. Na een tegendraads optredens van Captain Beefheart roept iemand uit het publiek hoorbaar ‘shit!’. Sinéad O’Connor verscheurt een foto van de paus. En Kanye West gaat z’n boekje weer eens helemaal te buiten.

En wat is er nu mooier dan om die artiesten ook te laten participeren in sketches? Madonna als ordinaire fan van Barbra Streisand. Paul Simon die Still Crazy After All These Years zingt in een belachelijk vogelpak). En Dave Grohl als de drummer van een punkband die een bruiloft versjteert. Saturday Night Live creëert overigens ook z’n eigen muzikale helden als John Belushi en Dan Aykroyd The Blues Brothers vormen, Eddie Murphy zich in James Brown’s Hot Tub Party waagt en het trio The Lonely Island hilarische muziekvideo’s zoals Dick In A Box begint uit te brengen.

Aan het niveau van dat daverende intro kan Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music in de navolgende twee uur, die even fragmentarisch als vermakelijk zijn, niet meer tippen. Één probleem: zie hem na die eerste vijf minuten nog maar eens af- of stil te zetten.

Joan Baez: I Am A Noise

Magnolia Pictures

In haar zat een tijdbom verstopt, die ooit moest afgaan. Het gebeurde pas rond haar vijftigste. Sinds haar jongste jeugdjaren had de Amerikaanse zangeres Joan Baez, die inmiddels de tachtig is gepasseerd, echt wel door dat er iets grondig mis was. Op haar achtste had ze al psychische problemen, later volgden fobieën en paniekaanvallen. Vanaf haar zestiende zat ze in therapie. En desondanks brak Baez eind jaren vijftig al op achttienjarige leeftijd door als folkartiest.

Die verhaallijn van Joan Baez: I Am A Noise (113 min.), de film die Karen O’Connor, Miri Navasky en Maeve O’Boyle hebben gemaakt over de zangeres, mag bekend worden verondersteld: ze vond een zielsverwant in de jonge Bob Dylan, werd geraakt door de strijd van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging (Martin Luther Kings I Have A Dream-speech in het bijzonder, waarbij ze ‘t nog altijd niet droog houdt) en ontwikkelde zich vervolgens tot een belangrijk gezicht van het verzet tegen de oorlog in Vietnam. Op die kurk kon ze ruim een halve eeuw blijven drijven.

Daarachter bleef echter altijd die andere levenslijn verborgen: van een neurotische vrouw die al een leven lang lijdt aan slapeloosheid, zich maar heel moeilijk langdurig kan verbinden met andere mensen (ook niet met de vader van haar zoon, Gabe) en het gemakkelijkst contact legt met haar publiek, een gezichtsloze mensenmassa. Nu het einde van haar carrière en leven naderen, vertelt ze daar openhartig over. Baez’s intieme relaas wordt gestut met dagboekfragmenten, animaties, opnames van therapiesessies, tekeningen en brieven.

In de levensfase, waarin de populariteit die ze altijd als vanzelfsprekend had ervaren toch wat terug begon te lopen, kreeg Joan Baez wat ze zelf een ‘internal freak-out’ noemt. Ze wilde niet zijn wie en waar ze was. Er zat ‘iets monsterlijks’ in haar verstopt, constateerde haar moeder Joan. En toen die meer zicht kreeg op wat er aan de hand was, schreef ze in haar dagboek scherp over haar middelste dochter: ‘Ze heeft de normale wereld verlaten.’ Want haar ouders zaten bepaald niet te wachten op waarmee Joanie tijdens die crisis zoal op de proppen kwam.

Tijdens therapie had zij pijnlijke herinneringen hervonden – of zichzelf aangepraat, meenden anderen  – die bijvoorbeeld ook haar jongere zus Mimi parten hadden gespeeld. ‘Ik zou zijn gestorven als ik het eerder had gezien’, meent Joan Baez nu. In die realisatie zit ook het hart van dit uitstekende psychologische portret. Niet zozeer in haar persoonlijke inzichten over Dylan, King en Vietnam, maar in de geest van een gecompliceerde vrouw, die altijd iets ongemakkelijks heeft, ook in deze documentaire, en daarover nu ogenschijnlijk vrij lijkt te vertellen.

Great Escape

Vossenfilms

Elke maand springen er naar verluidt twee mensen van de Rio Grande Gorge Bridge in Taos, New Mexico. De 24-jarige Cooper Beacom was één van hen. Zijn moeder Margaret ‘Curly’ O’Connor zag het gebeuren op 29 april 2014. En Bowdy Lewis, de jeugdvriend die hij later nog eens tegenkwam in een ontwenningskliniek, stond erbij en kon het ook niet voorkomen.

‘Zijn leven was, denk ik, een stuk leuker dan mijn leven’,  constateert Robbie Forbes desondanks, enigszins ongemakkelijk grinnikend, in Great Escape (44 min.), een broeierige documentaire van Daan Bol. Net als veel andere plaatselijke jongeren heeft Robbie het gevoel dat hij eigenlijk geen kant op kan. Ze moeten er zelf maar iets van maken, van dat leven.

De Nederlandse documentairemaker laat het drietal vertellen over de jongen die hen is ontvallen – die er zelf voor heeft gekozen om te vallen. Naar de precieze reden is het nog altijd gissen. In de homevideo’s waarmee Bol zijn film doorsnijdt is op geen enkel ogenblik te zien dat Cooper levensmoe zou zijn. Integendeel, hij leek het bestaan vol aan te gaan.

Die jeugdbeelden tonen een lefgozertje, een lolbroek, een durfal ook. Beslist geen ‘quitter’. Een joch dat kon skateboarden als de beste, rustig met ontblote billen van de duikplank sprong en de grote verdwijntruc al eens ensceneerde voor een eigen video. Toen niemand nog kon vermoeden dat hij hem ooit in het echte leven zou gaan toepassen.

Waarom? Het antwoord op die vraag blijft de achterblijvers achtervolgen. Deze fraaie korte documentaire komt intussen heel dicht bij zijn subjecten – en via hen bij Cooper – waarbij het afwisselend majestueus grote en bijzonder intieme camerawerk van Wilko van Oosterhout en het bijzonder spannende sounddesign van Brandon Grötzinger in het oog springen.

Great Escape is een film over hoe het leven altijd zijn mysteries blijft houden. Als in: waar het naartoe gaat, of je dat nu wilt of niet. En: hoe ’t daar is gekomen, met, door of ondanks jou. Curly, Bowdy en Robbie hebben er maar mee te dealen. Net als Cooper. Totdat hij, bij die ontzagwekkende brug over een diepe vallei, zelf een definitieve vlucht naar voren nam.

Nothing Compares

Showtime

Natuurlijk ontbreekt dat ene spraakmakende tafereel niet in Nothing Compares (96 min.): het moment waarop zangeres Sinéad O’Connor, een ontaard product van het diep katholieke Ierland, voor het miljoenenpubliek van de Amerikaanse televisieshow Saturday Night Live een foto van de paus verscheurt. Hij zou betrokken zijn geweest bij het afdekken van seksueel misbruik binnen de Ierse kerk.

Als onhandelbare tiener uit een gebroken gezin, die volgens eigen zeggen had geleden onder een loeder van een moeder, was O’Connor ondergebracht geweest bij de nonnen. Die hadden haar met harde hand proberen te disciplineren. Tevergeefs. Op eigen voorwaarden – zwanger en met gemillimeterd haar bijvoorbeeld – werd de zangeres eind jaren tachtig wereldberoemd. En toen, getriggerd door het seksisme waarmee ze vrijwel continu werd geconfronteerd en de publieke afwijzing na het incident met de foto van de paus, begon haar verleden toch op te spelen.

Regisseur Kathryn Ferguson bewaart Sinéad O’Connors psychische aftakeling voor het allerlaatste deel van haar portret en besteedt dan vooral aandacht aan de persoonlijke en maatschappelijke context van O’Connors crises, niet aan de ongetwijfeld pijnlijke details daarvan. ‘Ze braken mijn hart en probeerden me te vermoorden, maar ik ben niet gestorven, zegt de hoofdpersoon zelf over de (misogyne) haat die jarenlang en masse over haar als jonge vrouwelijke artiest werd uitgestort. ‘Ze probeerden me te begraven, maar hadden geen idee dat ik een zaadje was.’

Behalve in de slotscène, waarin Ferguson laat zien dat ze zich nog altijd in ieders hart kan zingen, blijft de vijftiger Sinéad O’Connor volledig buiten beeld in deze stevige film over de eerste jaren van haar tumultueuze carrière. Net als de mensen uit haar directe omgeving die de ontwikkelingen inkaderen. Een film zonder pratende hoofden dus, over een jonge vrouw met een zeer sprekend hoofd. Als O’Connor bijvoorbeeld haar moeder toezingt in haar eerste hit Troy, spuugt haar mond gal en spuwen haar ogen vuur. ‘Er was geen therapie toen ik opgroeide’, zegt ze daar nu over. Ze had ook helemaal niet de ambitie om popster te worden. ‘Ik wilde gewoon schreeuwen.’

Slechts één ding ontbreekt in deze biopic: haar grootste hit Nothing Compares 2 U. Daarvoor wilden de erven van Prince, die het ontwapenende nummer ooit schreef, geen toestemming geven. De beelden van de iconische videoclip, waarin zij met betraande ogen recht in de camera zingt, maken desondanks nog altijd indruk. Hier legt een beeldbepalende artiest van het laatste deel van de twintigste eeuw, zonder geluid, voor het oog van de wereld haar ziel bloot. En daarmee maakt Sinéad O’Connor ook haar publiek weerloos.

The Pickup Game

Good women love bad men.  Als eenvoudige, doordeweekse jongen moet je dus gewoon zo’n slechte vent spelen. Anders loop je het risico dat de babe, waar jij al weken natte dromen van hebt, je gaat beschouwen als haar beste vriend. Of, nog erger, als een soort oudere broer. Als je niet uit jezelf zo’n gladde praatjesmaker bent die genadeloos toeslaat als zij het niet ziet aankomen, dan kun je terecht bij zogenaamde Pickup Artists, onvervalste players die jou wel eens even haarfijn uitleggen hoe je elke rondborstige bimbo binnen de kortste keren je bed inlult. Tegen een billijke vergoeding, natuurlijk.

The Pickup Game (98 min.) buigt zich over de industrie die stiekem is ontstaan rond al die alleenstaande mannen die zich geen echte vent voelen en wel wat hulp kunnen gebruiken bij het veroveren van dames. ‘Respect the cock’, zou Frank T.J. Mackie uit de magnifieke speelfilm Magnolia zeggen. ‘And tame the cunt.’ Het begon allemaal in 1988 bij de bestseller How To Get The Women You Desire In Bed van Ross Jeffries, een voormalige brekebeen op het liefdespad, die technieken uit Neuro Linguïstisch Programmeren (NLP) besloot te gaan toepassen op het versieren van vrouwen. En de rest is geschiedenis.

Tegenwoordig kun je als schutterende versierder, getuige deze slicke documentaire van Matthew en Barnaby O’Connor, terecht bij professionele alfamannetjes als Maximilian ‘RSDMAX’ BergerRobert ‘Beckster’ Beck en Erik ‘Mystery’ von Markovik. Die leren de deelnemers aan hun cursus of workshop hoe ze het ‘target’ eerst moeten benaderen, daarna in hun invloedssfeer kunnen krijgen en tenslotte op het juiste moment hun kans moeten zien te grijpen. Waarbij de vrouwen in kwestie, tijdens de praktijkoefeningen op straat en in uitgaansgelegenheden gefilmd met een verborgen camera, worden gereduceerd tot willoos neukobject.

Dat je daarin ook te ver kunt gaan, toont het voorbeeld van versiercoach Julien Blanc, die onder vuur kwam te liggen omdat hij had gesuggereerd dat je Japanse vrouwen gewoon op straat bij hun hoofd kunt pakken, dat je vervolgens met ferme hand richting je eigen kruis duwt. Dat het bestaan van een pickup-artiest uiteindelijk alleen leidt tot emotionele leegte, betoogt spijtoptant Paul Janka, die inmiddels keurig getrouwd is. En dat The Game, de term die Neil Strauss ooit muntte in het gelijknamige boek, misogynie en geweld tegen vrouwen in de hand werkt, heeft dating- en ontwikkelingscoach Minnie Lane met eigen ogen kunnen vaststellen.

Die hele pickup-business, stelt een geanonimiseerde marketeer die de business inmiddels de rug heeft toegekeerd, heeft bovendien echt maar één bedoeling: de nietsvermoedende klant zoveel mogelijk geld uit de broek kloppen, voordat hij zich in het bijzijn van een appetijtelijke dame daadwerkelijk van die broek kan ontdoen. Het is een even treurige als voorspelbare conclusie voor deze interessante film, waarin de zelfverklaarde ladykillers juist op dat thema nog wel wat steviger hadden mogen worden aangepakt.