Mijn Noord

Lydia / c: Jaap van den Beukel / Human

Ze gaan er nóóit meer weg. De documentaire Mijn Noord (58 min.) is nauwelijks een kwartier onderweg en al drie bewoners van Tuindorp Nieuwendam, een oude volkswijk in Amsterdam-Noord, hebben los van elkaar verklaard dat ze zich zo thuis voelen in hun eigen (arbeiders)woning dat ze alleen tussen zes planken willen vertrekken. ‘Ik heb ’t zo naar m’n zin hiero met de mensen’, vertelt Lydia. ‘En, nou, met dat kippenhok, ik vind ‘t perfect zo. Geld maakt niet gelukkig.’

‘Noorderlingen’ zoals zij zweren bij de familiaire sfeer en het dorpse gevoel van hun buurt. En dat lijkt ook precies waarnaar fotograaf Jaap van den Beukel, die enige tijd geleden zelf in Noord is komen wonen, op zoek is in dit wijkportret. Hij spreekt diverse, vooral oudere, bewoners aan op straat en maakt een praatje met hen. Over hoe de wijk steeds verder verjongt en daardoor ook van karakter verandert. En over hun eigen leven, waarbij elk huisje natuurlijk z’n eigen kruisje blijkt te hebben.

Van den Beukel heeft inmiddels ook een boek en een tentoonstelling gewijd aan zijn nieuwe buurtgenoten en de fotogenieke stadsomgeving – arbeiderswoningen en poortgebouwen met rode daken, met invloeden van de Amsterdamse school – waarmee zij volledig vergroeid zijn geraakt. Van de 3500 bewoners van Tuindorp Nieuwendorp is ongeveer een kwart op gevorderde leeftijd. De fotograaf vereeuwigt hen in hun leefomgeving en gaat bij sommigen ook naar binnen voor een kop koffie.

Fred loopt bijvoorbeeld al tegen de negentig, repareert computers en weet alles van mondharmonica’s. Hij verveelt zich nooit. Fred, altijd gekleed in een ruitjeshemd en Amsterdam-bretels, zit vaak samen met zijn parkiet Japie voor het raam. ‘De wil van het heilige moeten is weg’, zegt hij. ‘Dus je kunt doen en laten wat je wilt.’ Gadze zou intussen best een relatie willen. ‘Ik zou ’t wel fijn vinden als ik iemand zou vinden die een rijbewijs heeft en een beetje van mijn leeftijd is. Om een dagje weg te gaan.’

Het is een thema dat ook in andere gesprekjes in deze collageachtige film, ingekleurd met nostalgische mondharmonica- en accordeonmuziek, aan de orde komt: het gebrek aan contact en aanspraak dat zich met de jaren aandient. Dat wordt ook gerelateerd aan de verjonging van de wijk. ‘Yuppen’ hebben ’t nu eenmaal te druk met andere dingen. Jaap van den Beukel vraagt er niet al te zeer op door. Hij houdt ’t bij praatjes pot. Zijn gesprekspartners mogen vooral zichzelf zijn voor de camera.

Via flarden van hun individuele levens, waarin in deze film overigens geen ontwikkeling zit, ontstaat een sfeertekening van een veranderende gemeenschap. Die is weliswaar gesitueerd binnen Amsterdam-Noord – een stadsdeel dat in de afgelopen jaren al als decor fungeerde voor zowel de bekroonde series Schuldig en Klassen als documentaires zoals Paul En Paultje en De Verkrotte Droom – maar zou overal in Nederland kunnen worden gemaakt. Waar ‘ons kent ons’ plaatsmaakt voor ‘wie kent wie’?

The Flats

Films de Force Majeure

Die pleister over zijn neus, om de plek te camoufleren waar de kogel weer naar buiten was gekomen. Dat beeld is hij nooit kwijtgeraakt. Joe McNally was negen jaar oud toen zijn zeventienjarige oom Cocke, de jongste broer van zijn moeder, werd vermoord door The Shankill Butchers, een groep beroepsmoordenaars van The Ulster Volunteer Force. Die dag, 2 oktober 1975, zette Joe’s eigen betrokkenheid bij ‘The Troubles’ in Noord-Ierland in gang, vertelt hij aan zijn therapeute Rita Overend. Binnen een half jaar gooide hij, nog geen tien, z’n eerste benzinebom namens het beruchte Irish Republican Army.

Samen met buurtgenoten uit The Flats (15 min.), gesitueerd in de katholieke volkswijk New Lodge in Belfast, speelt McNally zulke formatieve ervaringen na. Deze re-enactments, gecombineerd met archiefbeelden van de traumatische periode die de getormenteerde Joe op zijn televisietoestel terugkijkt, illustreren hoe iedereen z’n eigen butsen en schrammen heeft opgelopen. Hun leefomgeving, bijgenaamd ‘murder mile’, wordt tegenwoordig geteisterd door drank- en drugsverslaving en zelfdodingen. Want praten, daar doen ze meestal niet aan. Opkroppen, wegdrukken, kapotgaan.

De Italiaanse regisseur Alessandra Celesia schakelt intussen voortdurend tussen heden en verleden, fictie en non-fictie, therapie en het echte leven en Joe en z’n buurtgenoten. Dat maakt haar film niet altijd even gemakkelijk te verhapstukken, maar draagt uiteindelijk wel bij aan het gevoel dat de desolate staat van New Lodge, waar McNally zich zo’n beetje dagelijks woest maakt over de handel in crack en cocaïne, niet los is te zien van die gewelddadige geschiedenis van de wijk – ook al behoren die Troubles dan officieel al zeker 25 jaar, sinds het Goedevrijdagakkoord van 1998, tot het verleden.

Jolene Burns, een jonge vrouw die al de nodige klappen heeft gekregen in het leven en in zingen een heerlijke uitlaatklep heeft gevonden, wil bijvoorbeeld zo graag dat licht aan het einde van de tunnel zien, maar ze gelooft er niet meer in. Elke dag ziet ze hoe haar zus lijdt. Sinds een overdosis, nu drie jaar geleden, ligt ze alleen nog maar in bed, als een hulpeloze volwassen baby, wachtend op genade. Die kan ook Jolene haar niet geven. Ze heeft alleen een lied, over toen ze als meisje een slipje van haar leende. Ze zingt ‘t vol overgave, in een heel pijnlijke scène, en vervolgt het nummer dan in de plaatselijke pub.

Zo bevatten The Flats tal van wrange verhalen. Over pijn, trauma en verlies – en het zoeken naar een heel klein beetje troost.

Mijn Vader De Hasjkoning

Videoland

Will Falize’s vader Jan groeide op in de beruchte Venlose volkswijk Genooi. Van zijn vader, Wills opa, erfde hij de bijnaam De Pinda. Tijdens Carnaval ontmoette Jan Falize vervolgens Lisa Betje Weiss, een meisje van het plaatselijke woonwagenkamp met serieuze aspiraties als zangeres. De lefgozer vertelde haar meteen dat hij vóór zijn dertigste miljonair wilde zijn. Dat zou zowaar nog lukken ook. Want via de handel in bloemen en auto’s belandde Jan Pinda al snel in een nog veel lucratievere business: de smokkel van hasj en wiet.

Hij was vroeger bang voor die man, bekent Will Falize in de documentaire Mijn Vader De Hasjkoning (68 min.), die hij samen met Ruud Lenssen heeft gemaakt. ‘Je kunt geen leeuw in de bek kijken als je nog een welpje bent’, zegt hij daar nu over. Toen Will op zijn zestiende begon te spijbelen en rondhing in de coffeeshop, werd hij door zijn vader direct aan het werk gezet in z’n eigen bedrijf. Daarna ging het van kwaad tot erger met Will, die zich uiteindelijk slechts met heel veel moeite los heeft weten te maken van het drugscircuit.

Enkele decennia later toont hij zich een prima chroniqueur van het Venlose criminele milieu. Als sfeertekening is deze in twee delen geknipte film sowieso erg geslaagd. Met fraaie foto’s en videobeelden en de herinneringen van vader Jan, moeder Betje, Jans zus Beppie, zijn jeugdvrienden ‘Toeta’ en ‘Rooie Wiel’ en kleurrijke lokale figuren zoals kroegbaas Frankie, bodyguard ‘De Neus’, coffeeshophouder ‘Tony’ en smokkelaar ‘Teuntje’ schetst Will een levendig beeld van de plaatselijke drugshandel en de prominente rol die zijn eigen vader daarin speelde.

Daarbij kon het er soms stevig aan toegaan. Zo werd Jan Pinda bijvoorbeeld eens met grof geweld ontvoerd (vermoedelijk door een vriend, die hem zo ‘geen dolk, maar een zwaard’ in de rug zou hebben gestoken). Na die ijzingwekkende ervaring vertrouwde de hasjhandelaar volgens eigen zeggen niemand meer. Toch zou hij zich nog eens lelijk in de val laten lokken door de politie. ‘Gabbertje moest hangen’, aldus Jan zelf, die een flinke tijd moest gaan brommen en gedag kon zeggen tegen het fortuin dat hij had vergaard.

Hoewel Wills vader en zijn voormalige kornuiten sterke verhalen in overvloed hebben en van hun hart ook geen moordkuil maken, laat Mijn Vader De Hasjkoning, ingekleurd met de zwaar dooraderde songs van de Limburgse zanger Arno Adams, in eerste instantie de nodige vragen over de Falizes onbeantwoord. Een deel daarvan komt alsnog aan bod in de epiloog, waarin voor de meeste hoofd- en bijrolspelers de balans wordt opgemaakt en buitenstaanders voor zichzelf kunnen bepalen of een leven in de misdaad loont of niet.

Will Falize’s antwoord laat zich raden. Maar of zijn vader, ondanks alle schade en schande die hem ten deel zijn gevallen, nu werkelijk voor een ander bestaan zou kiezen?

Omari – Geen Gezeik

Nielsz Weekhorst / BNNVARA

‘Ik ga heel slecht op me oneerlijk bejegend voelen’, stelt Selma Omari over de kritiek die ze na de breuk met rapper Boef te verduren kreeg. Als uitgesproken jonge Nederlandse vrouw met zowel Marokkaanse als Iraakse roots ligt ze sowieso permanent onder het vergrootglas en in de vuurlinie. De vlogger, influencer en zangeres uit de Rotterdamse volkswijk Crooswijk maakt van haar hart echter geen moordkuil. In Omari – Geen Gezeik (50 min.) trekt ze flink van leer tegen alles en iedereen die haar de voet dwars probeert te zetten.

‘Ik begrijp niet hoe je als vrouw op een andere vrouw kan haten’, zegt ze bijvoorbeeld. ‘Op de manier waarop er bij mij wordt gehaat. Dus het maakt niet uit wat ik doe. Mensen blijven toch wel op mijn naam spugen. Dus dan kan ik toch gewoon doen wat ik leuk vind?’ Daarbij heeft ze in elk geval geen last van valse bescheidenheid of een gebrek aan zelfvertrouwen. Selma Omari steekt haar ambities niet onder stoelen of banken: ze wil de nieuwe Kim Kardashian worden. Over enkele jaren hoopt ze haar eigen imperium te hebben, met enkele honderden personeelsleden.

Regisseur Wouter Vogel portretteert deze vurige representant van het nieuwe Nederland binnen haar natuurlijke omgeving, in Rotterdam en Casablanca, te midden ook van de mensen die haar dierbaar zijn. Omari krijgt zo ogenschijnlijk veel ruimte en laat daarbinnen, bedoeld en onbedoeld, ook echt zien wie ze is. Daarmee komt dit persoonlijke, soms lekker schurende portret heel dicht bij de biculturele vrouw Selma Omari, haar getroebleerde achtergrond en de uitdagingen waarvoor zij nog altijd staat.

Strijd lijkt daarbij sleutelwoord. Als voornaamste kenmerk van de weg die ze tot nu toe heeft afgelegd én als basishouding richting de toekomst, die in haar hoofd alleen in termen van groot, groter, grootst kan worden uitgedrukt.