Soundtrack To A Coup D’Etat

Imagine

Drie dagen voordat de onafhankelijkheid van de Belgische kolonie Congo wordt uitgeroepen op 30 juni 1960, privatiseert België nog gauw Union Minière, het mijnbedrijf dat wordt beschouwd als de motor van Congo’s economie. Patrice Lumumba, de eerste premier van het Afrikaanse land, houdt bij de officiële onafhankelijkheidsceremonie, ten overstaan van de Belgische koning Boudewijn, een vlammende speech over de spot, beledigingen en slaag die zijn volk heeft moeten doorstaan. ‘Omdat we n***** waren.’ Ruim een half jaar later is hij dood, vermoord onder nooit helemaal opgehelderde omstandigheden.

Om westerse economische belangen, in de vorm van Congo’s grondstoffen, te beschermen en geen land te verliezen in de Koude Oorlog met de communistische aartsrivaal, de Sovjet-Unie, probeert de Amerikaanse buitenlandse veiligheidsdienst CIA dan al enige tijd de onafhankelijkheidsstrijd van Congo te beïnvloeden. De Amerikanen willen de lastpost Lumumba neutraliseren en sluiten daarom al snel een geheime alliantie met zijn rivaal Joseph-Désiré Mobutu. Die zal vanaf 1965 ruim dertig jaar aan de macht zijn in het Afrikaanse land, dat dan op zijn gezag voortaan Zaïre wordt genoemd.

In Soundtrack To A Coup D’Etat (150 min.) paart documentairemaker Johan Grimonprez deze onverkwikkelijke geschiedenis aan de muziek van Amerikaanse jazzgrootheden zoals Dizzy Gillespie, Louis Armstrong, Duke Ellington, Nina Simone en Thelonious Monk. Zij vormen een brug naar de strijd die Malcolm X in die tijd voert om de maatschappelijke positie van Afro-Amerikanen te verbeteren. Die voelen zich op hun beurt gesteund door de ontwikkelingen in Afrika, dat zich lijkt te ontwikkelen tot een United States Of Africa waar zwarte mensen over hun eigen lot mogen beschikken.

Intussen worden Armstrong en zijn muzikale begeleiders in 1960 letterlijk op tournee naar Congo gestuurd als de spanningen daar hoog oplopen. Louis Armstrong voelt zich naderhand misbruikt in de strategische oorlogsvoering om Congo. Hij is ingezet als een bliksemafleider, om de aandacht weg te houden bij de machinaties van de Amerikaanse veiligheidsdiensten en om de Congolese bevolking gunstig te stemmen over de Verenigde Staten. Na afloop dreigt de vermaarde zanger, trompettist en bandleider zelfs om zijn Amerikaans staatsburgerschap in te leveren en te emigreren naar Ghana.

Grimonprez vervat al deze verwikkelingen in een soepele stroom van krantenkoppen, nieuwsbeelden, interviewfragmenten en citaten, waaronder voorgelezen fragmenten uit de boeken My Country, Africa van de Afrikaanse feministe Andrée Blouin, Congo Inc. van de Congolese schrijver In Koli Jean Bofane en To Katanga And Back van de speciale afgevaardigde van de Verenigde Naties voor Congo, Conor Cruise O’Brien. Zo ontstaat een uitstekend gedocumenteerde reconstructie van een staatsgreep, die ruim zestig jaar later nog altijd doorwerkt in het hedendaagse Congo.

Dampende jazzperformances geven de film een emotionele onderlaag, zorgen voor een soms broodnodig intermezzo of fungeren als slagroom op de lang niet altijd smakelijke taart in deze lange, maar zeer knap gemaakte film over een cruciale gebeurtenis in de recente Afrikaanse historie, die één van de lelijkste kanten van de Koude Oorlog blootlegt.

Denzel Washington – An American Model

Arte

Wat hebben Malcolm X en Rubin ‘Hurricane’ Carter en Steve Biko met elkaar gemeen? In ons collectieve geheugen zouden de controversiële burgerrechtenleider, de onterecht veroordeelde bokser en de Zuid-Afrikaanse anti-Apartheidsstrijder wel eens één en hetzelfde gezicht kunnen hebben: dat van Denzel Washington, de Amerikaanse acteur die de zwarte iconen omturnde tot onvergetelijke filmpersonages.

In het tv-portret Denzel Washington – An American Model (52 min.) loopt Sonia Dauger, aan de hand van oude interviews en klassieke scènes uit zijn omvangrijke filmografie, netjes de carrière van de Afro-Amerikaanse filmster door. Ze belicht die vanuit een duidelijke invalshoek: zijn positie als zwarte acteur in een witte industrie. Op het eerste gezicht heeft Washington ‘t aardig voor elkaar. Hij groeit eerst uit tot een ideaal rolmodel voor de zwarte gemeenschap en kan later zelfs de oversteek maken naar witte rollen. Herstel: naar rollen waarbij huidskleur er helemaal niet toe doet en die dus voorheen standaard naar een witte acteur gingen.

Ook in zulke rollen, vertelt de Nederlandse verteller van dienst Andrew Makkinga (die wel heel veel tekst krijgt van Dauger), wordt de acteur evenwel met beperkingen geconfronteerd. Want een zwarte man die, ook al is ‘t alleen op het witte doek, een relatie krijgt met een witte vrouw? Nee, dat blijft een brug te ver. Wat in het scenario voor een speelfilm nog wordt beschreven als een liefdesrelatie, kat Denzel Washington dus hoogstpersoonlijk, puur uit voorzorg, om tot een onschuldige vriendschap. En als hij daarnaar wordt gevraagd in interviews, speelt Washington, een rasacteur tenslotte, de vermoorde onschuld.

Hij weet als geen ander hoe nauw ‘t luistert voor zwarte mannen in Amerika. Voor je ‘t weet word je alsnog aangezien voor zo’n boos, seksbelust of gevaarlijk exemplaar, waarbij iedere weldenkende witte Amerikaan uit de buurt blijft. En Washington wil, net als Sidney Poitier in 1963, nog altijd eens een Oscar voor beste hoofdrol winnen. In 2002 is ‘t dan eindelijk zover: hij krijgt een Academy Award voor zijn vertolking van een zwarte schurk, die in de film Training Day voor de zekerheid nog wel gewelddadig aan zijn einde wordt gebracht. Want anders…

Het betekent meteen de ommekeer voor de karakteracteur, die de brave rollen waarmee hij altijd werd geassocieerd regelmatig begint in te ruilen voor gelaagdere personages. Zo verdiept en verbreedt Denzel Washington zijn eigen oeuvre en kan hij meteen als bruggenhoofd fungeren naar een nieuwe generatie Afro-Amerikaanse acteurs, die hem vanzelfsprekend op handen draagt.

The Murder Of Fred Hampton

MGA

‘Je kunt een revolutionair opsluiten, maar je kunt de revolutie zelf niet opsluiten’, houdt Fred Hampton zijn gehoor voor tijdens een speech. Even later gevolgd door een variant op die strijdleus: ‘Je kunt een vrijheidsstrijder doden, maar je kunt de vrijheidsstrijd zelf niet doden.’

Daarvan is hij zelf een schrijnend voorbeeld geworden. Hampton, leider van het Illinois Chapter van The Black Panther Party, werd in december 1969 op 21-jarige leeftijd, naar verluidt in zijn slaap, tijdens een inval van de politie van Chicago gedood. Net als andere prominente Afro-Amerikaanse stemmen van zijn tijd, zoals Malcolm X, Medgar Evers en Martin Luther King, moest hij zijn bijdrage aan de strijd om burgerrechten op jeugdige leeftijd met de dood bekopen. Hij zou daardoor bijvoorbeeld nooit meemaken hoe een zwarte man ruim dertig jaar later president van zijn land werd. Hampton en zijn strijdmakkers van The Black Panthers hadden dat waarschijnlijk voor onmogelijk gehouden.

Deze observerende zwart-wit film van Howard Alk begint als een collageachtige impressie van ‘s mans strijd, maar wordt gaandeweg een exploratie van The Murder Of Fred Hampton (89 min.). Die heeft als zoveelste scharnierpunt gefunctioneerd in een tijd waarin het Afro-Amerikaanse verzet steeds militanter en openlijk socialistisch wordt, mannen als Bobby Rush, Huey P. Newton en Bobby Seale de harten van Jong Zwart Amerika veroveren en de regering Nixon en het lokale gezag hen maar al te graag een kopje kleiner maken. In het geval van Fred Hampton, een charismatische leider met de gave des woords, gebeurt dit eerst met min of meer legale middelen, in de rechtbank via The Ice Cream Trial, en worden later, in de woorden van de Panthers, talloze ‘pigs’ ingezet om hem definitief het woord te ontnemen.

Intussen nemen zij zelf ook de wapens op en beginnen zich met hand en tand te verdedigen. Moet de dood van Fred Hampton in dat verband worden gezien als – de officiële lezing van de autoriteiten, verwoord door Cook’s County’s officier van justitie Edward Hanrahan – het logische gevolg van een schietpartij tussen zwaarbewapende Black Panthers en de politie van Chicago? Of toch – de haaks daarop staande visie van Hamptons medestanders – als een door het gezag, J. Edgar Hoovers FBI in het bijzonder, slinks georkestreerde moordpartij van een man die de strijd aanbond met de hegemonie van de witte man? Regisseur Alk laat er geen misverstand over bestaan welke mening hij is toegedaan – en het kost een buitenstaander weinig moeite om hem daarin te volgen.

Ethel

HBO Max

Robert Kennedy is een symbool geworden: de rechterhand van president John F. Kennedy, hoop van een nieuwe generatie én slachtoffer in een golf moordaanslagen die de jaren zestig danig zouden verpesten en ook Martin Luther King, Malcolm X en zijn oudere broer John het leven hebben gekost. Voor filmmaakster Rory Kennedy was hij echter gewoon haar vader.

En voor Ethel (93 min.) was hij Bobby, de echtgenoot met wie ze maar liefst elf kinderen op de wereld zou zetten. De man die ze op 6 juni 1968 moest afgeven. Sirhan Sirhan maakte na een campagnebijeenkomst in Californië en plein public een einde aan zijn leven – al is er bij menigeen, zoals dat gaat bij dit soort ontwrichtende gebeurtenissen, ook twijfel of hij wel de (enige) dader was.

Deze persoonlijke film uit 2012 richt zich op Robert F. Kennedy (1925-1968), de vader, het voorbeeld, de familieman. Herstel: deze persoonlijke film richt zich op Ethel Skakel Kennedy (1928-), de moeder, het voorbeeld, de familievrouw. De mater familias, die in haar eentje al die Kennedy-kinderen richting volwassenheid moest begeleiden. Ze leeft nu al meer dan een halve eeuw zónder Bobby.

Rory, die nog niet geboren was toen haar vader stierf, realiseert zich overigens direct waar de belangrijkste wegversperring naar het wezen van haar moeder zit: recht tegenover haar, vriendelijk glimlachend. Al haar broers en zussen zijn maar al te bereid om haar te woord te staan. Maar de hoofdpersoon zelf… ‘Al deze introspectie,’ verzucht haar moeder op een gegeven moment. ‘Ik haat het!’

Uiteindelijk wordt de soep niet zo heet gegeten als ie is opgediend en blijft geen onderwerp onbesproken: Bobby’s omstreden klus voor senator Joe McCarthy die een kwaadaardige heksenjacht op communisten ontketende, het vliegtuigongeluk dat Ethels ouders het leven kostte, haar aanvaringen met de wet, de rouw na de moorden op John en haar echtgenoot en het (lange) leven ná Bobby.

Samen met haar moeder, broers en zussen – en in de rug gedekt door werkelijk prachtige familiefilmpjes en treffende nieuwsreportages – boetseert Rory Kennedy een hartveroverende vertelling uit dat veelbewogen leven in de kantlijn van grote gebeurtenissen. Daarvan was Ethel overigens zo’n 99 maanden zwanger, misschien wel haar grootste prestatie en in elk geval haar meest tastbare erfenis.

Ethel wordt daarmee zowel een modern sprookje als een messcherp portret van de Verenigde Staten in de tweede helft van de twintigste eeuw, via de familie die als geen ander de Amerikaanse Droom – en de ontmanteling daarvan – belichaamde. En natuurlijk gaat deze egodocu net zoveel over de vader die Rory Kennedy nooit heeft gekend als over de moeder naar wie ze de film heeft vernoemd.

Muhammad Ali

PBS

Hij heeft één van de best gedocumenteerde levens van de afgelopen honderd jaar geleid. Het aantal documentaires over Muhammad Ali is nauwelijks te overzien. In Oscar-winnaar When We Were Kings (1996) wordt bijvoorbeeld zijn ‘rumble in the jungle’ met George Foreman belicht. Thrilla In Manila (2008) plaatst hem op de Filipijnen voor de allerlaatste keer tegenover aartsvijand Joe Frazier (die hij tot op het bot beledigde, gebruikmakend van racistische retoriek). The Trials Of Muhammad Ali (2013) concentreert zich op Ali’s problemen met justitie, nadat hij heeft geweigerd om een ‘tour of duty’ in Vietnam te doen. En Blood Brothers: Malcolm X & Muhammad Ali (2021) behandelt de relatie van de zwarte bokser met de vermoorde woordvoerder van de militante Nation Of Islam.

Het is maar een willekeurige selectie: zowat elk aspect van Ali’s roerige leven is inmiddels uit en te na in beeld gebracht. In films die een deel ervan uitdiepen of juist de grootsheid ervan proberen te omvatten (zoals Antoine Fuqua’s What’s My Name: Muhammad Ali uit 2019). En toch voelt Ken Burns, de grootmeester van de Amerikaanse historische documentaire, zich geroepen om nóg een portret te maken van ‘the greatest’, simpelweg Muhammad Ali (446 min.) getiteld. Net als in klassieke series zoals The Civil War, Baseball en Country Music is zijn aanpak tamelijk traditioneel: een verteller (Keith David in dit geval) leidt de kijker op gezaghebbende toon door Ali’s leven, ondersteund door weldadig archiefmateriaal en een uitgelezen selectie van sprekers (dochters Hana en Rasheda Ali, ex-vrouwen Belinda Boyd en Veronica Porche, broer Rahaman en zijn protégé en laatste opponent in een titelgevecht Larry Holmes bijvoorbeeld).

Van zijn opkomst als bokser onder de slavennaam Cassius Clay en eerste wereldtitelgevecht tegen Sonny Liston in 1964, via zijn bekering tot de islam en bijbehorende naamsverandering en politieke bewustwording naar zijn schorsing als bokser en onwaarschijnlijke comeback tot aan de aftakeling op latere leeftijd, een logisch gevolg van alle klappen die hij gedurende zijn leven moest incasseren. Samen met zijn coregisseurs, dochter Sarah en haar echtgenoot David McMahon, plaatst Burns die ontwikkeling, opgebouwd rond enkele heroïsche gevechten, voortdurend binnen z’n maatschappelijke context. De man, sporter en mediapersoonlijkheid Muhammad Ali kunnen immers niet los worden gezien van de tijd en wereld waarin hij leefde. In de bijna acht uur speeltijd van deze epische serie, op temperatuur gebracht met dampende zwarte muziek, blijft vrijwel geen aspect onbelicht van één van de beste boksers – en pochers en treiteraars – van de twintigste eeuw: zijn vechtlust, (media)geilheid, idealisme, wreedheid en veerkracht.

Tot nader order is dit zonder enige twijfel het definitieve portret van de man met de lijfspreuk ‘float like a butterfly, sting like a bee’. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat er ook echt geen documentaires meer over hem zullen worden gemaakt.

Blood Brothers: Malcolm X & Muhammad Ali

Netflix

Cassius Clay zou het gaan opnemen tegen Sonny Liston. Malcolm X zag zijn kans schoon. Clay kon de Nation Of Islam heel veel nieuwe volgers bezorgen. En daarmee zou Malcolm, die in onmin was geraakt met de geestelijk leider Elijah Muhammad, zijn positie in de organisatie kunnen herstellen of zelfs versterken. In februari 1964 ging Malcolm X dus met zijn complete gezin op bezoek bij Cassius Clay om hem succes te wensen. De foto’s zouden al snel in alle kranten staan.

Nu moest Clay alleen nog even Liston tegen de touwen slaan en de wereldtitel boksen in het zwaargewicht opeisen. Er was alleen niemand die daarin geloofde. Deze praatjesmaker, bijgenaamd The Louisville Lip, zou zonder enige twijfel het onderspit delven tegen de imposante titelverdediger Sonny Liston. Even later zou dan ook Malcolm X definitief in het stof bijten. Het liep helemaal anders: Cassius Clay won, bekeerde zich vervolgens tot de islam en veranderde zijn naam in Muhammad Ali. Malcolm zou daarvan echter nauwelijks profiteren. Binnen een jaar was hij dood, de machtsstrijd met Elijah Muhammad was hem letterlijk fataal geworden.

De documentaire Blood Brothers: Malcolm X & Muhammad Ali (96 min.) concentreert zich op de relatie tussen de twee trotse zwarte Amerikanen, die zich in die jaren, samen met Martin Luther King, ontwikkelden tot de meest uitgesproken pleitbezorgers van Zwart Amerika. Gedurende enkele jaren onderhielden zij een relatie die voor beiden profijtelijk leek. Totdat hun vriendschap grondig werd verziekt door de vuile oorlog binnen de Nation Of Islam. Regisseur Marcus A. Clarke laat die geschiedenis herleven met familieleden, vrienden en biografen van Ali en Malcolm en inkaderen door zwarte opinieleiders zoals Cornel West, Al Sharpton en Julius Garvey, de zoon van de vermaarde burgerrechtenpionier Marcus Garvey. Clarke kleedt hun herinneringen en statements natuurlijk aan met fraai archiefmateriaal en verbindt dat dan weer met een lekker jazzy soundtrack.

De levensverhalen van Malcolm X en Muhammad Ali zijn al talloze malen verteld en zullen nog talloze malen worden verteld. Deze stevige documentaire onderscheidt zich echter van vrijwel alle Ali-portretten door het nagenoeg ontbreken van boksbeelden, terwijl films over/met Malcolm X doorgaans minder aandacht besteden aan diens geslepenheid en opportunisme. De focus op hun onderlinge relatie, die overigens ook al een prominente rol speelt in de fijne misdaadserie Godfather Of Harlem, betaalt zich aan het eind van Blood Brothers bovendien nog eens extra uit als de oude bokser toch wel spijt blijkt te hebben gekregen van enkele verbale opdoffers die hij aan zijn vermoorde vriend heeft uitgedeeld.

Who Killed Malcolm X?

Netflix

‘Ik ben ten dode opgeschreven’, realiseerde Malcolm X zich in het laatste jaar van zijn leven. Hij was een ‘marked man’. Op 21 februari 1965 zou het daadwerkelijk zover komen: de Afro-Amerikaanse activist werd op 39-jarige leeftijd rücksichtslos neergemaaid. Ook zijn dood – net als die van prominente tijdgenoten als John F. Kennedy, Martin Luther King en Robert Kennedy – zou het onderwerp van eindeloze geruchten en speculaties worden.

Who Killed Malcolm X? (258 min.) is de vraag die ook het leven beheerst van Abdur-Rahman Muhammad, volgens eigen zeggen een ‘regular brother’ die de moord op X nu al zo’n dertig jaar onderzoekt. Hij fungeert als hoofdpersoon van deze zesdelige documentairereeks van Rachel Dretzin en Phil Bertelsen, waarin de dood van de ‘black muslim’ opnieuw tegen het licht wordt gehouden, een verhaal dat menigeen in de zwarte moslimgemeenschap liever zou laten rusten.

Deze boeiende serie komt daarbij onvermijdelijk uit bij de Nation Of Islam van ‘the Honorable Elijah Muhammad’, die de kruimeldief Malcolm Little onder zijn hoede nam en hem binnen korte tijd omvormde tot een leider met de gave des woords, Malcolm X. Daarmee groef die meteen zijn eigen graf: hij werd een bedreiging voor de enigmatische geestelijk leider Muhammad, die leden van Fruit Of Islam, de paramilitaire tak van zijn organisatie, vervolgens zou hebben opgedragen om de charismatische spreker te liquideren.

Dat is tenminste de centrale hypothese van Who Killed Malcolm X?. Waarbij ook de FBI van directeur/meesterintrigant J. Edgar Hoover een cruciale rol zou hebben gespeeld. De enerverende zoektocht naar de moordenaars, en hun opdrachtgevers, is echter ook een dekmantel om met direct betrokkenen, ooggetuigen, politiemedewerkers en historici de opkomst en ondergang van de controversiële figuur Malcolm X nog eens goed in de verf te zetten.

En daarbij valt op dat diens woorden ruim een halve eeuw na dato nog nauwelijks aan kracht en actualiteit hebben ingeboet. In die ferme statements leeft hij voort, als de ultieme vertolker van zwarte onvrede. Waarbij zijn slogans over de positie van ‘the negro’ in de jaren zestig ook prima blijken aan te sluiten bij actuele kwesties zoals Black Lives Matters.

I Am Not Your Negro


De Black Lives Matter-beweging vormt het tastbare bewijs dat het gedachtegoed van James Baldwin dertig jaar na zijn dood nog altijd actueel is. De documentaire I Am Not Your Negro (93 min.) is voor een deel gebaseerd op Remember This House, het boek dat de auteur/activist wilde schrijven over drie iconen van de burgerrechtenbeweging die hij persoonlijk had gekend.

Zoals Medgar Evers, Malcolm X en Martin Luther King – die alle drie vóór hun veertigste verjaardag werden kaltgestellt – nooit de verkiezing van Barack Obama tot Amerikaans president zouden meemaken, zo zou de Afro-Amerikaanse intellectueel Baldwin de vervolmaking van zijn eigen manuscript door regisseur Raoul Peck nooit aanschouwen.

De Haïtiaanse filmmaker heeft Baldwins machtige woorden over de verkrampte relatie van de Verenigde Staten met zijn zwarte burgers laten inspreken door acteur Samuel L. Jackson en op virtuoze wijze aangekleed met beelden. Hij maakt daarbij natuurlijk gebruik van interviews met en speeches van de eloquente schrijver zelf en archiefmateriaal van ijkpunten uit Amerika’s (inkt)zwarte historie, maar legt ook dwarsverbanden met de positie van Afro-Amerikanen in het hedendaagse Amerika.

De film voelt daardoor uiterst actueel. Of volstrekt tijdloos – als je ‘m beschouwt als een universele vertelling over hoe meerderheden met minderheden omgaan. Peck belicht hoe beeldvorming daarin van oudsher een sleutelrol vervult. Waar Wit Amerika mocht opgroeien met helden als Johnny Weissmuller en John Wayne, kreeg Zwart Amerika rolmodellen voorgeschoteld als Oom Tom en de bloeddorstige inboorlingenstam die een blonde vamp offert aan King Kong.

I Am Not Your Negro, vorig jaar genomineerd voor een Oscar, ontrukt zo een moedige en vrijzinnige denker aan de vergetelheid en fungeert tevens als een vlijmscherp portret van Amerika, toen en nu, dat niet zozeer je hartspier beroert als wel de luiken van je brein wijd openzet. Een niet te onderschatten prestatie.