Flying Hands

Limonero Films

Een naam was eigenlijk overbodig. Veel Pakistanen spraken het kind wel aan op z’n beperking. Hee, dove! Dat wilde Aniqa Bano niet laten gebeuren. Toen haar dochtertje vijf maanden oud was, ontdekte de hoogopgeleide vrouw uit Skardu, een district in de afgelegen regio Baltistan, dat haar kind ernstige gehoorproblemen had. Aniqa wist één ding zeker. Dit kind zou wél bij haar naam genoemd worden: Narjis Khatoon. Inmiddels is dat kleine meisje uitgegroeid tot een zelfbewuste jonge vrouw, die gerust het dagboek mag inzien dat haar moeder in de tussenliggende jaren bijhield.

Samen praten ze ook over die tijd in de documentaire Flying Hands (78 min.). Over hoe een tante bijvoorbeeld tegen Aniqa zei: Allah heeft Narjis bewust doof gemaakt, zodat ze het huishouden kan doen terwijl jij aan het werk bent. Dat was tegen het zere been. Hoewel zij zich geen cochleair implantaat voor hun dochter konden veroorloven, zagen Aniqa en haar trouwe echtgenoot Afzal wel een andere uitweg: een dovenschool. Ze realiseerden zich al snel dat zij dan zelf ook gebarentaal moesten leren. Inmiddels runnen ze hun eigen opleiding: de, jawel, Narjis Khatoon Hearing Impairment School.

In deze gestileerde film kijken Marta Gómez en Paula Iglesias mee bij de pogingen van het gedreven echtpaar om ook de andere ouders van de ongeveer vierhonderd dove kinderen in Baltistan te bewegen om hun kind naar school te sturen. Daarbij stuiten ze regelmatig op onbegrip en schaamte. ‘Ze kunnen niet horen, dus waarom zou ik ze een educatie geven?’ zegt de moeder van dove dochters van tien en zes, die het ouderlijk huis nauwelijks uitkomen, bijvoorbeeld tijdens een telefoongesprek. En wat kost dat dan? willen andere ouders bij een huisbezoek weten. Ze hebben geen cent te makken.

Tegelijk tonen Gómez en Iglesias de gang van zaken op die school, waar geïsoleerd opgegroeide kinderen via elkaar zichzelf leren kennen en waarderen. Ze vervatten dit in poëtische en theatrale beelden, die het bijzondere karakter benadrukken van wat er zich tussen die schoolmuren voltrekt. Met een gemanipuleerd geluidsdecor proberen ze er bovendien zo nu en dan echt een immersieve ervaring van te maken, zodat de kijker even kan ervaren hoe ’t is om niets te horen en buiten het reguliere leven te staan. In dat leven gelden in Pakistan voor meisjes overigens ook nog andere beperkingen.

En die melden zich in deze boeiende film als de leerlingen van de Narjis Khatoon Hearing Impairment School willen meedoen aan een sporttoernooi in de grote stad Lahore.

The Wolves Always Come At Night

Madman

Terwijl hij met een pikhouweel een gat in de grond probeert te graven, dat dienst moet gaan doen als toilet, spreekt Davaa een bijzonder pijnlijke gedachte uit. ‘Toen ik m’n hele kudde kwijtraakte, vroeg ik me af: wat voor een herder ben ik eigenlijk?’

Samen met zijn vrouw Zaya, vier kinderen en hun kudde leek Davaa eerder helemaal in zijn element op de Mongoolse steppe. Regisseur Gabrielle Brady neemt aan het begin van The Wolves Always Come At Night (96 min.) ook uitgebreid de tijd om hun nomadische bestaan en de wereld waarin dat zich afspeelt op te tekenen. De kale vlakten, fraai vereeuwigd, en dan dat handjevol mensen daarbinnen. Met de man des huizes als liefdevolle echtgenoot en vader, als vurige berijder van zijn favoriete hengst en als betrouwbare hoeder van zijn dieren. Het resulteert in prachtige scènes, bijvoorbeeld van hoe Davaa liefdevol de bevalling van een geit begeleidt.

Tegelijk staan die wereld en leefwijze permanent onder druk. Als na een verwoestende storm een groot deel van de kudde is gesneuveld, wordt het Mongoolse gezin gedwongen om de tering naar de nering te zetten: ze verkopen hun paarden, pakken al hun huisraad in en trekken naar de stad, die oogt als een nauwelijks te nemen fort. Brady vervat deze dramatische ontwikkeling in zeer doeltreffende scènes. Davaas verhuiswagen, volgestouwd met hun hele hebben en houwen, past bijvoorbeeld maar nét (of niet) door de doorgang naar het perceel waar ze nu gaan wonen. Nog voor ze daadwerkelijk hun intrek hebben genomen in die stad, is hun vrijheid al beknot.

‘We gaan terug’, bezweert de herder tegen zijn vrouw, als ze samen in bed liggen. Een zeer intieme scène, die toch niet gekunsteld voelt en vermoedelijk de Ausdauer van de maakster verraadt, die dan al een tijd aan hun zijde bivakkeert. Eenmaal aan het werk bij de plaatselijke grindfabriek, in zijn bedrijfskloffie en met een heldere opdracht, wordt nog eens helder hoeveel Davaa van zichzelf heeft moeten inleveren. Brady gebruikt ‘s mans favoriete hengst en de andere paarden die het nomadengezin ooit bezat als verbeelding daarvan. In mythische sequenties draven de dieren ook door Davaas huidige leefwereld en keert zelfs zijn favoriete hengst terug in zijn bestaan.

Wat minder duidelijk is: ook het hele steppeleven van het gezin is geënsceneerd. Gabrielle Brady heeft Davaa en zijn gezin pas ontmoet toen ze al in de stad waren neergestreken. Alle scènes van vóórdat ze daar zijn gaan leven zijn uitgewerkt aan de hand van herinneringen, waarvoor het ouderpaar ook een ‘writing credit’ krijgt in de aftiteling. Als de herder zijn kudde aantreft na de steppestorm en de lijken van zijn dieren afvoert, gaat het dus om een reconstructie van de werkelijkheid. En dat roept meteen de vraag of hoeveel er dan is gestaged in deze fraaie film, waarin allerlei actuele thema’s, zoals de tegenstelling stad-platteland en klimaatverandering, een plek vinden.

Iemand die eenmaal hier is, gaat nooit meer weg, zegt een oudere man, die twintig jaar eerder zijn kudde is kwijtgeraakt en toen met zijn vrouw naar de stad is verhuisd. Spontaan of ingefluisterd? En de diepe wanhoop die zich soms meester lijkt te maken van Davaa, een man die losgerukt is van zijn oorsprong, is ongetwijfeld authentiek, maar of hij spontaan met zijn ziel onder z’n arm in een karaokebar is beland? De vraag stellen is hem vermoedelijk beantwoorden. Die constatering doet in wezen weinig af aan de zeggingskracht van The Wolves Always Come At Night, maar plaatst de film wel in een ander perspectief. En zulke kijkkennis hoort eigenlijk aan de voorkant.

Saving Africa’s Witch Children

Channel 4

‘Die twee daar hebben hun oma vermoord’, zegt de Nigeriaanse profeet Cecilia Udoeyo terwijl ze twee jongens aanwijst. ‘Dat hebben ze ook al bekend.’ De jongens doen er het zwijgen toe. De vijfjarige Mary, waarvan de moeder is overleden en vader al een jaar in het buitenland verblijft, wordt intussen door haar directe omgeving beschouwd als de belichaming van Satan. In de levensgrote ogen van het kleine meisje vechten angst en verdriet om voorrang.

Mary en de jongens behoren tot de naar schatting 15.000 behekste kinderen in de Akwa Ibom-regio in de Nigerdelta. Als de gemeenschap is getroffen door onheil of wordt geconfronteerd met een onverwacht sterfgeval, krijgen kinderen zoals zij daarvan – ogenschijnlijk volstrekt willekeurig – de schuld. Daarna worden ze verlaten, gruwelijk gemarteld en/of vermoord, door lieden die een geheel eigen en zeer brute mengvorm van het christendom, voodoo en bijgeloof aanhangen.

De zelfverklaarde bisschop Sunday Ulup-Aya doet bijvoorbeeld aan duiveluitdrijving en verdient daar goud geld mee. In de horrordocu Saving Africa’s Witch Children (48 min.), waarmee Joost van der Valk en Mags Gavan in 2008 een Emmy Award wonnen, demonstreert de man een ritueel waarmee hij een doodsbang jongetje zogenaamd zuivert van kwalijke invloeden. Volgens eigen zeggen heeft de geestelijke, die eerder overkomt als een kwaadaardige tovenaar, ook al 110 kinderen gedood.

De opleving van heksenjacht wordt toegeschreven aan de invloedrijke evangeliste Helen Ukpabio van de Liberty Gospel Church. Zij maakte een film, genaamd End Of The Wicked, waarin kinderen worden verleid door de Duivel, mensenvlees eten en daarna dood en verderf zaaien in hun families. In een stiekem opgenomen interview werpt ze tegenover de filmmakers echter elke verantwoordelijkheid ver van zich. J.K. Rowling hoeft zich toch ook niet te verontschuldigen voor Harry Potter?

De Britse hulpverlener Gary Foxcroft voert met zijn organisatie Stepping Stones Nigeria al jaren actie tegen dit soort barbaarse praktijken. Hij weet Sam Itauma, een Nigeriaanse man die een opvangplek biedt aan zo’n 150 verstoten kinderen, aan zijn zijde. Samen proberen zij aandacht te vragen voor het redeloze geweld tegen volstrekt weerloze kinderen. Die worden met zuur overgoten, bewerkt met machetes of zomaar in brand gestoken. Hun verwondingen tarten elk voorstellingsvermogen.

De schokkende beelden zorgen dan ook voor heel wat consternatie. In 2009 maken Van der Valk en Gavan in Return To Africa’s Witch Children (48 min.), een beetje een herhalingsoefening, de balans op: hebben zij de situatie ten goede kunnen keren met hun film? Hoe gaat het met Gary, Sam en enkele slachtoffers die ze in hun documentaire hebben geportretteerd? En heeft de Nigeriaanse overheid inmiddels korte metten gemaakt met deze diabolische jacht op onschuldige kinderen?

Volgens dit bericht en deze artikelen is heksenjacht in elk geval nog altijd een actueel thema in Afrika.

The Stroll

HBO

Ze waren simpelweg veroordeeld tot sekswerk. Andere arbeid was aan het eind van de twintigste eeuw niet toegankelijk voor (zwarte) Amerikaanse transvrouwen. En toch bleek het leven op 14th Street in het New Yorkse Meatpacking District zeker niet alléén ellendig, stelt Kristen Lovell, die zelf destijds ook actief was in de tippelzone. Samen met co-regisseur Zackary Drucker probeert ze nu het leven op The Stroll (82 min.), die allang helemaal is schoongeveegd, opnieuw op te roepen.

Lovell gaat in gesprek met oud-collega’s, die soms wel 25 jaar deel uitmaakten van ‘de vleesmarkt’ in die verre uithoek van het toenmalige Amerika. Transvrouwen met illustere namen als Egyptt, Izzy “Cashmere” en Lady P. Ze vertellen openhartig en zonder schaamte over het ontdekken van hun eigen identiteit, de eerste keer als sekswerker, klanten, (seksueel) geweld en zelfverdediging, dakloosheid, drugsgebruik en -handel, intimidatie door de New Yorkse politie, arrestaties, (zelf)acceptatie en ouder worden (al heeft het leeuwendeel van de toenmalige ‘workin’ ladies’, stellen de overlevers, de veertig nooit gehaald).

Via deze kleurrijke personages vertellen Lovell en Drucker de tragische historie van een gemeenschap die in de afgelopen jaren weliswaar nadrukkelijk in de openbaarheid is getreden, maar die tot voor kort veroordeeld was tot de absolute rafelranden van de samenleving en zich zelfs in de LHBTIQ+-gemeenschap nauwelijks gezien of gehoord voelde. Die emancipatiestrijd, geïllustreerd met fraai archiefmateriaal en enkele animatiesequenties, mag vooral op het conto van onvermoeibare activisten zoals Sylvia Rivera en Marsha P. Johnson, die de belangenvereniging Street Transvestites Action Revolutionaries (STAR) oprichtten.

Zij verzetten zich bijvoorbeeld met hand en tand tegen de omstreden Walking While Trans-wet, waardoor met name transvrouwen van kleur wel héél gemakkelijk gearresteerd konden worden. Binnen de gemeenschap ontstond zo een zusterschap, die het mogelijk maakte om zelfs in de meest barre omstandigheden te overleven. Met de komst van het internet dienden zich bovendien andere mogelijkheden aan om een boterham te verdienen. Inmiddels hadden de New Yorkse autoriteiten ook hun zinnen gezet op het Meatpacking District. Daarvan kon – zonder die ‘travestiehoeren’ – wel eens een heel aantrekkelijke wijk gemaakt worden.

Met hun vertrek van 14th Street begon ook, vermoedelijk, het romantiseren van die verdorven plek en tijd. Tegenwoordig schamen transvrouwen zoals Kristen Lovell, die met deze film een elementair stuk Amerikaanse LHBTIQ+-geschiedenis heeft vereeuwigd, zich helemaal niet (meer) voor hun tippeljaren. Zoals ze het zelf zeggen: je kunt een meid van The Stroll halen, maar je kunt The Stroll niet uit een meid halen.

Ouwehoeren

VPRO

‘Zit er wel zaad in die ballen, of niet?’ vraagt Martine aan haar klant. ‘Jawel’, antwoordt die geruststellend. ‘Oeps, wacht even’, constateert de ervaren Amsterdamse prostituee daarna, met een massagestaaf in haar handen. ‘De batterij is op.’ Als dat probleem even later is verholpen, kan ze eindelijk aan de slag. ‘Hup Marjanneke, stroop in het kanneke’, zingt ze. ‘Laat de poppetjes dansen… voor meneer Jansen.’

Even daarvoor heeft Martine, die de 65 al even is gepasseerd, nog tevergeefs op haar raam staan kloppen. Het leverde haar vooral hoongelach op van passanten. ‘Wat een lol!’ reageert ze geïrriteerd. ‘Tegenwoordig hebben ze allemaal commentaar. Kijk ze lachen. Het zijn zelf allemaal oliebollen en ze hebben op jou commentaar.’ Martine moppert verder, met onmiskenbaar Amsterdamse tongval. ‘Want je mag niet meer oud zijn tegenwoordig. Vroeger zaten hier allemaal oudere vrouwen. Heel gewoon. Die moesten toch ook leven? Die hadden geen sociale voorzieningen, hoor. Helemaal niks.’

Terwijl Martine, ook gedwongen door de omstandigheden, blijft pezen op de Wallen, is haar tweelingzus Louise inmiddels met pensioen. Reuma. In haar flatje in IJmuiden wacht ze haar zus en hartsvriendin op, om samen wat te schilderen en lekker te ouwehoeren over het vak, waarin ze ooit min of meer tegelijkertijd, zo’n halve eeuw geleden, verzeild zijn geraakt. Dat was niet eens zozeer een keuze. Gewoon een kwestie van een foute kerel en meer kinderen dan geld. En binnen de kortste keren kent de hele omgeving je dan als hoer en is er eigenlijk geen weg meer terug.

Als de eeneiige tweeling over dat verleden spreekt, verhalen die worden geïllustreerd met talloze foto’s en filmpjes, dan sluipt er zowaar soms wat echt ongemak in deze veelal licht getoonzette film van Rob Schröder en Gabrielle Provaas. Want dit dubbelportret uit 2011 wil nadrukkelijk geen klaagzang worden. Ouwehoeren (Engelse titel: Meet The Fokkens, 80 min.) concentreert zich liever op de verbazing, charme en gulle lach die ook horen bij de rosse buurt – al kunnen de nadelen van achter het raam zitten en de vooroordelen daarover natuurlijk niet geheel onbesproken blijven.

Die luchtige insteek is zeker tegen de film in te brengen, maar tegelijkertijd waarschijnlijk ook een verklaring voor het succes ervan. De zussen Fokkens, die vaak nog altijd dezelfde kleding dragen, krijgen de kans om zich in Neerlands hart te nestelen als representanten van het geromantiseerde Mokum dat ook in docu’s, getuige bijvoorbeeld Foute Vrienden en de Hazes-film, geliefd blijkt. Via expliciete en toch bijna aandoenlijke seksscènes met geanonimiseerde mannen, grappige anekdotes en nostalgische (accordeon- en draaiorgel)muziek wordt dat nog maar eens benadrukt.

Ouwehoeren wordt zo een ongegeneerde ode aan het oudste beroep van de wereld en de traditionele ambachtslieden daarvan, die ’t niet van zijn diepgang moet hebben, maar schaamteloos appelleert aan het grote publiek.

Philly D.A.

PBS

Philly D.A. is al vergeleken met de vermaarde dramaserie The Wire. Daarin werd eerst de ‘war on drugs’ in de Amerikaanse stad Baltimore in kaart gebracht, waarna geestelijk vader David Simon steeds een laag toevoegde aan zijn vertelling: het bedrijfsleven, de politiek, het onderwijs en de media. Uiteindelijk ontstond zo een verpletterend beeld van een volledig disfunctionele samenleving. Maatschappijkritiek, verpakt als Shakesperiaans drama.

De achtdelige documentaireserie Philly D.A. (440 min.) is een totaal andere productie, maar kijkt al even kritisch naar de weeffouten in het Amerikaanse samenlevingsconstruct. Plaats van handeling is Philadelphia, de stad van ‘brotherly love’ waar nochtans zo’n driehonderd moorden per jaar worden gepleegd, de Opioid Crisis in sommige wijken een menselijke ravage veroorzaakt en ook de Black Lives Matter-beweging vlam vat nadat een politieagent een zwarte man in de rug heeft geschoten.

De linkse advocaat Larry Krasner vindt dat het plaatselijke rechtssysteem fundamenteel moet worden hervormd en stelt zich in 2017 kandidaat voor het ambt van officier van justitie. Eenmaal gekozen gooit hij begin 2018 direct de knuppel in het hoenderhok. Zijn ambtsperiode begint met bijltjesdag: ruim dertig medewerkers op het kantoor van de District Attorney, waarvan een enkeling al tientallen jaren in dienst is, krijgen te horen dat ze per direct hun biezen moeten pakken.

Dat is het startpunt van een serieuze poging om Vrouwe Justitia met een andere mond te laten spreken: (veel) minder repressie, ten faveure van onderwijs, sociaal werk en preventie. Krasner wil zo het perpetuum mobile van ‘mass incarceration’, dat met name zwarte Philadelphians treft, tot stilstand brengen. Daarbij zal hij niet alleen in botsing komen met hardliners binnen zijn eigen gelederen, maar ook met slachtoffers van misdrijven, bezorgde burgers en – niet te vergeten – de machtige vakbond Fraternal Order of Police.

Het is een ideologische strijd – over het nut en de functie van straffen en aanverwante thema’s als voorarrest, borgsommen en voorwaardelijke invrijheidstelling – die behalve een politieke lading natuurlijk ook een persoonlijke dimensie heeft. De ‘bulldozer’ Krasner stond als advocaat immers jarenlang aan de andere kant van de strijd en werd toen beschouwd als een soort aartsvijand van de wetshandhavers. Nu worden ze geacht om samen te werken.

De filmmakers Yoni Brook, Ted Passon en Nicole Salazar sluiten aan bij Team Krasner en documenteren in de navolgende jaren, aan de hand van enkele concrete gevallen, wat zijn komst te weeg brengt. Zo portretteren ze bijvoorbeeld LaTonya Myers, een jonge Afro-Amerikaanse vrouw die meermaals vastzat vanwege relatief kleine vergrijpen. De komende jaren staat ze nog onder supervisie van de reclassering, intussen heeft de nieuwe D.A. haar echter in dienst genomen om het vastgelopen beleid van binnenuit te veranderen.

Aan de andere kant van de steeds hoger oplopende discussie bivakkeert onder anderen Scott DiClaudio, een rechter die er heilig in gelooft dat iemand zelf verantwoordelijk is voor de misdaden die hij pleegt en die bovendien hoogstpersoonlijk een kijkje gaat nemen bij mensen die een taakstraf uitvoeren. Hij en zijn medestanders staan model voor de traditionele benadering van hard, harder en vaker straffen, die het in Philadelphia altijd voor het zeggen heeft gehad.

Dat is de kracht van Philly D.A.: het verhaal wordt weliswaar verteld vanuit het perspectief van Krasner en zijn vertrouwelingen, maar ook hun ideologische opponenten krijgen het woord. En hun bijdrage heeft aanzienlijk meer substantie dan de ‘talking points’ van Fox News, waar officier van justitie Krasner en zijn medewerkers simpelweg worden uitgemaakt voor ‘the enemies of civilisation’, en de insteek van president Trump, die beweert dat Krasner doelbewust killers vrijlaat.

Zo ontstijgt deze boeiende docuserie met gemak het niveau van een politiek pamflet. Brook, Passon en Salazar brengen treffend in kaart hoe weerbarstig de praktijk kan zijn als een volstrekt andere benadering van het recht wordt geïntroduceerd. Wat betekent de nieuwe aanpak bijvoorbeeld voor de criminaliteitscijfers? (Hoe) zien gewone mensen deze benadering terug in hun eigen leven? En kan deze de onvermijdelijke incidenten, die tegenstanders aangrijpen om hun punt te maken, eigenlijk overleven?

Born Into Brothels: Calcutta’s Red Light Kids

Wat komt er terecht van een kind dat opgroeit in de rosse buurt van de Indiase metropool Calcutta? De Britse fotografe Zana Briski, die in Sonagachi is gaan wonen om de aldaar werkzame prostituees te fotograferen, begint zich het lot van hun kroost aan te trekken. Ze deelt cameraatjes uit en stimuleert hen om hun eigen leefwereld vast te gaan leggen. Al snel brengen de kinderen mensen en plekken in beeld, die voor buitenstaanders doorgaans goed verborgen blijven. En laten ze ook steeds meer van zichzelf zien.

Born Into Brothels: Calcutta’s Red Light Kids (83 min.), bekroond met een Oscar en talloze andere filmprijzen, geeft een bezielde impressie van het leven van deze opgroeiende jongens en meisjes in een omgeving, waar ruzie, drugsgebruik en geweld aan de orde van de dag zijn. De documentaire uit 2004 laat tevens zien hoe Briski, als een typische westerse weldoener, de levens van de kinderen probeert op te vrolijken met uitstapjes naar het strand en de dierentuin. En altijd gaan de cameraatjes weer mee.

Intussen doet Zana Briski, die deze film heeft geregisseerd met Ross Kauffman, serieuze pogingen om hen echt van een betere toekomst te verzekeren. Dat is nog geen sinecure. De meeste meisjes zijn bijvoorbeeld voorbestemd om ook in ‘het vak’ te belanden. Neem het uiterst aaibare meiske Kochi. Haar moeder kon niet voor haar zorgen. En haar vader stond op het punt om haar te verkopen. Alleen oma trekt zich haar lot aan. Welke kans heeft zo’n meisje om aan Sonagachi te ontsnappen?

Én: je kunt het kind wel uit het ‘red light district’ halen, maar haal je het ‘red light district’ daarmee ook uit het kind? Welke school accepteert überhaupt kinderen met zo’n achtergrond? Hoeveel goede intenties er ook schuilgaan achter deze film, en het bijbehorende project Kids With Cameras, het blijft de vraag of je als relatieve buitenstaander daadwerkelijk de levensloop van deze kinderen kunt bijsturen. Het lijkt onvermijdelijk dat in elk geval enkele meisjes die werden geboren in een bordeel daar ook ooit zal sterven.

Er is niet al te veel bekend over hoe het na de documentaire verder ging met de kinderen. In dit artikel van The Times Of India uit 2009 komen Preeti en Abhijit aan het woord. Ze zijn heel verschillend terecht gekomen.