Sven

Prime Video

Of hij de linksback kent van… Als Sven-Göran Eriksson in november 2000 als eerste buitenlandse bondscoach wordt gepresenteerd aan de Britse pers, zijn de messen al geslepen. Hij probeert er zich uit te redden. ‘Natuurlijk weet ik niet alles over het Engelse voetbal, want ik heb de laatste dertien jaar in Italië en Spanje gewerkt.’ Of hij twijfelde toen hij de job kreeg aangeboden? wil een andere journalist weten. ‘Nee’, zegt Eriksson ferm en tovert zijn beminnelijkste glimlach tevoorschijn. ‘Dit is Engeland.’

En daar doet ’t er niet toe dat de kalme en ogenschijnlijk wat saaie Zweed met IFK Göteborg, Benfica, AS Roma, Fiorentina, Sampdoria en Lazio Roma al talloze titels heeft gewonnen. Hij is nu de eindbaas geworden van het grootste voetballand ter wereld – ook al heeft dit al bijna 35 jaar niets meer gewonnen. Claudia Corbisiero focust zich in de documentaire Sven (107 min.) eveneens op de bijna zes jaar dat Eriksson het Engelse elftal zal leiden – en zijn turbulente relatie met de Britse tabloids.

Eriksson heeft net te horen gekregen dat hij niet lang meer te leven heeft als ze in de lente van 2023 beginnen te filmen voor dit portret. Vanuit Värmland, de idyllische Zweedse regio waar hij is geboren en uiteindelijk ook weer is neergestreken, blikt de voormalige topcoach terug op zijn loopbaan. Hij wordt bijgestaan door een select gezelschap bronnen: zijn kinderen Lina en Johan, de oud-voetballers David Beckham en Wayne Rooney én de vrouwen die hem zoveel lol en gedoe hebben gegeven.

Zijn huidige echtgenote Yaniseth Bravo laat tot het einde van de film op zich wachten. Eerst maakt de Italiaanse femme fatale Nancy Dell’Olio haar opwachting. Zij maakt samen met ‘Svennis’ de oversteek naar Groot-Brittannië en doet daar heel wat stof opwaaien. Niet tot haar eigen ongenoegen, overigens. Later volgt Faria Alam, een medewerkster van de Britse voetbalbond, die zowel een geheime affaire heeft met Eriksson als een relatie met zijn baas bij de Football Association (FA), Mark Palios.

‘Bedrog zal nu eenmaal altijd de aandacht trekken van de Britse media’, stelt journalist Neil Wallis van News Of The World, de tabloid waarvoor in de jacht op bekendheden alles geoorloofd is. ‘De FA benaderde ons en zei: als jullie dat verhaal over Mark Palios droppen, overtuigen wij Faria ervan dat ze jullie alles over Sven moet vertellen in een exclusief verhaal. Met andere woorden: ze verkochten hun eigen bondscoach om het vege lijf van hun directeur te redden. En dus deden wij wat een tabloid dan doet.’

De schandaalkrant publiceert doodleuk een transcriptie van het gesprek met de communicatiemedewerker van de Engelse voetbalbond: ‘SCREWED! Svengate: Palios set to quit over FA plot.’ Daarmee lijkt de kous af voor Eriksson. Twee jaar later zal de tabloid hem echter nog eens ongenadig in de luren leggen met een nepsjeik, die de bondscoach voor een verborgen camera een lucratieve aanbieding doet. ‘Svend of the world’, kopt News Of The World vilein. ‘Eriksson crisis may now force FA to sack him.’

Als zijn dienstverband bij het Engelse nationale team wordt beëindigd, heeft deze documentaire ook z’n herfst bereikt. Het einde van Sven-Göran Erikssons leven en loopbaan, bezegeld met een standbeeld in zijn geboorteplaats Torsby, beginnen nu echt te naderen. De man die door zijn ambities nooit een familieman kon zijn, wil dat alsnog een beetje goed maken. En de kerel die z’n morele kompas niet altijd helemaal scherp had afgesteld, legt nu toch, zonder al te veel woorden overigens, rekenschap af.

Sven wordt daarmee méér dan een routineus sportportret, waarin de hoogte- en dieptepunten uit de carrière van een gewezen held met veel dramatiek achter elkaar zijn gezet, zodat de hoofdpersoon daar dan verlekkerd op terug kan kijken. Met haar keuze voor de verwrongen relatie tussen Eriksson en de tabloids geeft Claudia Corbisiero haar film behalve richting ook maatschappelijke betekenis. Want de Britse schandaalpers beperkt zich bepaald niet tot linksbacks of buitenechtelijke relaties…

The Serial Killer’s Apprentice

HBO Max

Op 8 augustus 1973 werd de politie van Houston gebeld over een schietpartij. Bij een huis in het nabijgelegen Pasadena troffen ze drie tieners aan. Één van hen, Elmer Wayne Henley, vertelde dat hij uit zelfverdediging een man had neergeschoten. De 33-jarige Dean Corll lag naakt in de gang.

Naast het Iijk vond de Texaanse politie allerlei verdachte attributen, zoals touw en seksspeeltjes. In een nabijgelegen boothuis zouden bovendien andere lichamen verborgen liggen. En daar rook ‘t inderdaad naar ontbinding. Zeventien tienerjongens werden er uiteindelijk gevonden. Intussen mocht Wayne, via de autotelefoon van een politieagent, nog even naar huis bellen. ‘Mama, ik heb Dean gedood.’ En dat was niet de enige dood die The Serial Killer’s Apprentice (88 min.) op zijn geweten bleek te hebben.

Henley heeft Dean Corll, een levensgevaarlijke man die later The Candyman Killer zou worden gedubd, wordt beschouwd als een voorvader van John Wayne Gacy en met zeker 27 moorden in verband wordt gebracht, ontmoet op de middelbare school. Hij vroeg of de jongen een mop wilde horen. Een vieze, natuurlijk. Corll had sowieso een uitgekiende manier van ‘groomen’: als medewerker van een snoepwinkel kon hij gemakkelijk naïeve tieners paaien. Om zich er daarna aan te vergrijpen of om hen op te leiden tot zijn hulpje.

Was de zeventienjarige Elmer Wayne Henley sowieso een killer in spe? vraagt criminoloog Katherine Ramsland zich nu in deze true crime-docu zich af. Of toch (ook) een slachtoffer? Ramsland is gefascineerd door seriemoordenaars en schreef samen met Tracy Ullman ook het boek waarop deze slicke film is gebaseerd. Zij had daarvoor een uitgebreid interview met Henley, waarin ze met hem zijn misdaden en verhouding tot Corll analyseerde, telefoontjes die ze nu met liefde en plezier nog eens reconstrueert.

‘Hij probeerde ’t aan allerlei mensen te vertellen’, maar niemand luisterde, herinnert Henley’s moeder Mary zich ook. ‘Niemand geloofde hem.’ ’s Mans geloofwaardigheid is nog altijd een issue, ook bij de verklaringen die hij vanuit de gevangenis geeft aan Ramsland. Vertelt hij daarin de waarheid en niets dan de waarheid? Probeert hij die misschien een héél klein beetje op te leuken? Of is Henley zelfs opzichtig zijn straatje als moordenaarshulpje – één van de twee overigens! – aan het schoonvegen?

The Serial Killer’s Apprentice laat ogenschijnlijk niet het allerachterste van zijn tong zien over zijn gruwelijke activiteiten, in een tijd waarin de term ’seriemoordenaar’ overigens nog helemaal niet was bedacht.

The Stanford Prison Experiment: Unlocking The Truth

National Geographic

Weinig wetenschappelijke experimenten hebben zich zo in het collectieve geheugen genesteld als het gevangenisexperiment dat de Amerikaanse psycholoog Philip Zimbardo van de Stanford-universiteit in 1971 uitvoerde – of ‘t moet het al even beruchte Milgram Experiment van enkele jaren eerder zijn, waarbij gewone Amerikanen werd gevraagd om steeds heftigere pijnimpulsen te geven aan willekeurige slachtoffers. Hoever zouden zij gaan? Zimbardo’s uitgangspunt was net zo prikkelend: wat gebeurt er als je goede mensen in een slechte situatie plaatst?

De opzet van zijn spraakmakende experiment leek eenvoudig: 24 deelnemers werden in een gevangenis geplaatst, de helft als bewaarders en de rest als hun gevangenen. Ze waren zorgvuldig geselecteerd, hadden willekeurig een rol toebedeeld gekregen en ontvingen voor de loop van het project kost, inwoning en 15 dollar loon per dag. Er was wel één voorwaarde: ze mochten de ‘gevangenis’ niet voortijdig verlaten. En (bijna) alles werd gefilmd, te beginnen met de arrestaties thuis. Het vervolg is bekend: binnen zes dagen moest het omstreden experiment, dat twee weken zou gaan duren, al worden afgebroken, omdat de situatie volledig was geëscaleerd.

Philip Zimbardo’s punt was daarmee gemaakt: in de juiste verkeerde omstandigheden is ieder mens tot gruweldaden in staat. En daarop zou hij een hele carrière bouwen. De wetenschapper werd een graag geziene gast – ook door zichzelf – in de media. ‘s Mans lezing van het experiment is echter een leugen, stelt de Franse schrijver en onderzoeker Thibault le Texier. En hij wordt in deze driedelige docuserie The Stanford Prison Experiment: Unlocking The Truth (172 min.) van Juliette Eisner bijgevallen door een aantal deelnemers aan het experiment, waarvan sommigen beweren dat eigenlijk nog nooit iemand naar hún ervaringen heeft gevraagd.

In de eerste aflevering lopen Zimbardo’s versie van het experiment en de herinnering van de participanten nog min of meer parallel. Daarna zoomt Eisner uit en bekijkt hoe de wetenschapper te werk ging, van zijn bevindingen een smeuïg verhaal kneedde en vervolgens overal aan de man bracht. Er hoefde ergens maar een geweldsuitbarsting te zijn of Zimbardo kwam langs om die te duiden; van de opstand in de Attica-gevangenis, slechts een paar weken later, tot het Amerikaanse martelschandaal in de Iraakse Abu Ghraib-gevangenis. En al die kennis was terug te voeren op een experiment waarbij serieuze vragen zijn te stellen – en niet alleen op ethisch vlak.

Zimbardo blijkt nogal selectief met de feiten te zijn omgegaan. Alleen wat paste in zijn eigen hypothese – die bijvoorbeeld perfect aansloot bij Hannah Arendts studie van de nazi-bureaucraat Adolf Eichmann en ‘de banaliteit van het kwaad’ – zou uiteindelijk in z’n eigen conclusies terechtkomen. Later bleek hij de bewaarders vooraf bijvoorbeeld uitgebreid te hebben geïnstrueerd. Bovendien beweren zij nu ook dat hen destijds te verstaan was gegeven dat zij alleen het bestuderen van de gevangenen faciliteerden, niet dat ze zelf ook onderdeel van die studie waren. Bewaker Dave Eshleman, alias ‘John Wayne’, zag dit als een vrijbrief om een genadeloze bruut te acteren.

In een replica van het cellencomplex heeft Eisner op basis van officiële stukken en – iets gladder ijs, zou je zeggen – de herinneringen van participanten reconstructies van het Stanford-experiment laten uitvoeren. In aanwezigheid en soms ook onder regie van de toenmalige deelnemers. Want hoewel de sociaal psycholoog ‘t soms anders deed voorkomen, was dit zeker niet in z’n geheel gefilmd. Van de in totaal ongeveer 150 uur dat de gevangenis open was, bestaat slechts zes uur beeldmateriaal. Dit laat wel precies datgene zien wat Phil Zimbardo met de wereld wilde delen: in een onmenselijk systeem gaan de mensen zich ook als onmensen gedragen.

In de slotaflevering van deze fascinerende miniserie komt hij zich zowaar verdedigen en nuanceert hij tevens het beeld van de ‘mad scientist’, dat anderen van hem hebben geschetst. De wetenschapper plaatst ook kanttekeningen bij de herinneringen van de deelnemers. Zijn die niet gewoon onderdeel van een coping strategie, waarmee ze hun eigen gedrag rationaliseren? Zimbardo – bijgestaan door zijn vrouw, de psychologe Christina Maslach, die hem er destijds van zou hebben doordrongen om het experiment stop te zetten – is tegelijkertijd ook zelfkritisch: waarom zag hij zelf niet dat de situatie in de Stanford-gevangenis volledig uit de hand liep?

Zo werpt The Stanford Prison Experiment: Unlocking The Truth nieuw licht op een controversieel wetenschappelijk experiment – al is daar natuurlijk al eerder kritisch over gepubliceerd, ook in Nederland – dat ruim een halve eeuw na dato nog altijd stof tot nadenken en discussiëren oplevert.

I Cut Off His Penis: The Truth Behind The Headlines

HBO Max

Het is inmiddels ruim dertig jaar geleden. En nog altijd roept haar naam, Lorena Bobbitt, dat ene beeld op: van een afgesneden penis. Het slachtoffer? Haar eigen echtgenoot John Wayne Bobbitt. Het bizarre incident op 23 juni 1993 maakte wereldnieuws van de twee echtelieden. Zij kwam daarmee te boek te staan als de archetypische wraakzuchtige vrouw. En hij maakte, eenmaal gerepareerd, bescheiden carrière in de porno-industrie. Een spraakmakend en volstrekt uniek verhaal, dat natuurlijk helemaal werd uitgemolken door de media – en dat eerder al z’n weg vond naar de vierdelige docuserie Lorena (2019).

Zo uniek is dat verhaal echter niet, betoogt Annabel Gillings in een tweedelige documentaire, met een wat onfortuinlijke titel: I Cut Off His Penis: The Truth Behind The Headlines (84 min.). Alleen in Thailand waren er tussen 1973 en 1980 al meer dan honderd gevallen. En er zijn later ook golven van ‘penicide’ geweest in Vietnam en Kenia. Want één sensatieverhaal kan kopieergedrag in de hand werken. En voor je het weet gaan ‘copycats’ met een mes of schaar in de weer. ‘In gemeenschappen waarin er veel van dit soort misdaden zijn komen zeker na-apers voor’, stelt Jacqueline Helfgott van het Crime & Justice Research Center. ‘We zijn allemaal een product van de tijd waarin we leven, de cultuur waarin we leven en de media die we consumeren.’

Gillings koppelt het verhaal van Lorena Bobbitt, een Venezolaanse immigrante die probeerde te overleven in de relatie met een gewelddadige man, aan de al even saillante zaak rond Brigitte Harris. Zij attaqueerde haar eigen vader. Die had haar vanaf heel jonge leeftijd misbruikt, vertelt ze. Toen ze hem na jaren afstand voor het eerst weer ontmoette en zag hoe hij haar vijfjarige nichtje op schoot nam, sloegen de stoppen door bij Harris. ‘Brigitte was absoluut schuldig’, stelt haar advocaat Arthur Aidala daarover. ‘Als de jury haar schuldig had bevonden aan doodslag, dan hadden ze wettelijk gezien gelijk.’ Aidala’s strategie was echter dat ze de wetboeken uit het raam zouden gooien en het totale verhaal van Brigitte Harris tot zich zouden nemen.

Tegenover deze getuigenissen staat in dit aardige tweeluik het relaas van “Ollie”, een geanonimiseerde man die met een stanleymes werd bewerkt door een vrouw, met wie hij zogezegd een weinig serieuze relatie had. Zij bleek later ook al eerder geweld te hebben gebruikt. Geconfronteerd met deze casus speculeert Harriet Wistrich, directeur van het Centre For Women’s Justice, dat er bij deze “Linda” waarschijnlijk sprake is geweest van een achtergrond met seksueel geweld. Dan kunnen nieuwe ervaringen zomaar een paniekreactie ‘triggeren’. Met alle gevolgen van dien. Bij een man is ‘t min of meer geaccepteerd dat hij als agressor opereert, vult Jacqueline Helfgott aan. Vrouwen worden echter geacht om de rol van slachtoffer aan te nemen.

Als de rollen voor de verandering eens zijn omgedraaid – en daarbij iemands mannelijkheid wordt aangetast – wordt dit dan direct wereldnieuws.

Marilyn Manson Unmasked

Videoland

Een slang verontschuldigt zich er niet voor dat ie een slang is, stelt Marilyn Manson. Hij wilde altijd een rockster worden en gedraagt zich dus ook zo. ‘Dus ik accepteer die rol en ga van alle aspecten ervan genieten. Daar voel ik me niet schuldig over.’ Of Manson nog spannende verhalen heeft over uitspattingen achter de schermen? wil een interviewer weten. ‘Als ik over de echt indrukwekkende uitspattingen vertel, word ik gearresteerd’, reageert de Amerikaanse shockrocker, die in werkelijkheid Brian Warner heet. ‘Daar kan ik dus niets over zeggen.’

Warner speelt zijn rol van ‘antichrist superstar’ bijzonder overtuigend. Hij meet zich vol verve een angstaanjagend personage aan, waarop ‘t heerlijk griezelen/haten is. In interviews omschrijft Manson zichzelf beurtelings als slang, engel, buitenaards wezen of – pak ‘m beet – ‘de kinderlokker van Chitty Chitty Bang Bang’. En de pers, zijn fans en iedereen die hij opzichtig tegen zich in het harnas jaagt, eten intussen uit zijn hand. Het lijkt een doorzichtige truc: een uitgekiende manier om de aandacht op zich gevestigd te houden en wereldberoemd te worden.

Of zou Brian Warner toch zo geperverteerd zijn als z’n demonische alter ego? Aanhoudende verhalen over seksueel misbruik van en geweld tegen (minderjarige) meisjes brengen Marilyn Manson in 2021 ernstig in verlegenheid en zorgen ervoor dat hij binnen 24 uur wordt gedropt door zijn manager, impresariaat en platenlabel. De getuigenis van zijn ex-vriendin Evan Rachel Wood, die in 2018 al een verklaring over seksueel misbruik door een dan nog niet bij naam genoemde ex-vriend heeft afgelegd in het Amerikaanse congres, speelt daarbij ongetwijfeld een cruciale rol.

De Amerikaanse actrice heeft haar verhaal ook al eens tot in detail gedaan in de documentaire Phoenix Rising (2022) en  herhaalt haar relaas nu in Marilyn Manson Unmasked (138 min.). Ze wordt terzijde gestaan door enkele fans en voormalige assistenten van de controversiële artiest. Zij hebben soortgelijke ervaringen met Manson en schetsen een man die daadwerkelijk de creep is (geworden) die hij al jaren aan de wereld toont. Hun verhalen laten samen een patroon zien van een man die rücksichtslos de grenzen van anderen opzoekt en doelbewust overschrijdt.

Warners jeugdvriend Scott Wade, muzikant Tim Vaughn en voormalig Marilyn Manson-bandlid Stephen Bier (alias Madonna Wayne Gacy) kenden de omstreden shocker al ruim voordat hij de schrik van Amerika’s moeders werd. Zij kúnnen hem in deze driedelige serie van Karen McGann plaatsen binnen het getroebleerde gezin Warner, waarvan Brian/Marilyn een aardige, hoewel tamelijk unheimische, afspiegeling lijkt. Tegelijk nuanceren zij sommige ervaringsverhalen ook en benadrukken dan dat ze zich niet kunnen voorstellen dat Manson zich zo heeft misdragen.

Diens advocaat Howard King ontkent namens zijn cliënt eveneens alle beschuldigingen. Alles heeft volgens hem met wederzijdse instemming plaatsgevonden. ‘Als je gaat daten met de antichrist superstar, wat verwacht je dan?’ verwoordt ‘video commissioner’ Randy Sosin, verantwoordelijk voor de Marilyn Manson-videoclip waarin Evan Rachel Wood zou zijn misbruikt, de voorspelbare scepsis rond de aantijgingen. Het antwoord is al even evident: dat ook extreem kunstenaarschap nooit een vrijbrief mag worden voor (seksueel) grensoverschrijdend gedrag.

McGanns he said/she-she-she… said-productie – gemaakt in samenwerking met het befaamde muziektijdschrift Rolling Stone, dat de #metoo-kwestie rond Marilyn Manson in november 2021 verder aan het rollen bracht met het artikel The Monster Hiding In Plain Sight – hamert die boodschap er in elk geval stevig in en geeft intussen een (on)aardig kijkje achter de schermen bij een typische ‘man you love to hate’.

Invisible Beauty

Pink Moon

Als zwart model geldt Bethann Hardison in de jaren zestig zo’n beetje als de belichaming van de ‘Black Is Beautiful’-gedachte. Later beijvert ze zich met haar eigen modellenbureau voor een meer diverse modewereld. Daarmee heeft de Afro-Amerikaanse activiste, zoals de actrice Tracee Ellis Ross ‘t lekker Amerikaans verwoordt in het intro van Invisible Beauty (111 min.), ‘de manier veranderd waarop schoonheid wordt gedefinieerd’. Uitroepteken. ‘Zonder haar had ik niet de kans gehad’, voegt actrice/model Zendaya daar nog aan toe, ‘om te doen waarvan ik hou.’

Met haar modellenbureau staat de strijdbare Hardison bijvoorbeeld aan de basis van de carrières van de zwarte topmodellen Veronica Webb, Naomi Campbell en Tyson Beckford, die in deze docu dan ook stuk voor stuk de loftrompet over haar steken. Samen met het Somalische topmodel Iman, die ze hoogstpersoonlijk welkom heeft geheten op de catwalk, vormt zij bovendien de belangenorganisatie The Black Girls Coalition, die ervoor moet zorgen dat modellen van kleur net zo vaak worden ingehuurd en net zo goed betaald als hun witte collega’s. Een gevecht dat een lange adem vereist.

In dit gedegen (zelf)portret – gemaakt samen met co-regisseur Frédéric Tcheng, met wie ze in de film regelmatig belt over hoe ‘t verder moet met die film – loopt Bethann Hardison netjes haar leven en loopbaan door. Van haar jeugd in Brooklyn, New York, waar ze als jong meisje opgroeit in een gebroken gezin, tot haar ontdekking als model, waardoor ze in een door en door witte industrie terecht komt. De rest van haar leven zal ze zich inspannen om die te veranderen. ‘Ik probeer geen zwarte mensen te helpen’, zegt ze daarover. ‘Ik probeer witte mensen op te voeden.’

Nu ze de tachtig inmiddels is gepasseerd, heeft Hardison eigenlijk niet heel veel meer nodig dan een hangmat en tequila. Zegt ze. Stiekem zou ze ook wel een betere relatie willen met haar zoon Kadeem, die ooit furore maakte als acteur met de rol van Dwayne Wayne in de tv-serie A Different World en die haar ondertussen nét iets te vaak heeft ervaren als een pinnige ‘momager’. En dan is er nog het werken aan haar memoires, een klus die de dame op leeftijd onverwacht veel kopzorgen bezorgt. Terwijl dat hoofd eigenlijk nog onverminderd bij de strijd voor een inclusievere modewereld is en wil zijn.

Met Invisible Beauty, waarin bijvoorbeeld ook fotograaf Bruce Weber, comédienne Whoopi Goldberg en ontwerper Ralph Lauren nog even opdraven voor enkele quotes en een lekkere zwarte soundtrack het geheel extra schwung geeft, toont Bethann Hardison via haar eigen loopbaan de voetangels en klemmen van de mode-industrie, waarin voor vrouwen van kleur zoals zij nog altijd een wereld te winnen is.

An American Bombing – The Road To April 19th

HBO Max

Zoals wel vaker bij een terroristische aanslag valt de verdenking vrijwel meteen op buitenlanders. Na de bomaanslag op het Alfred P. Murrah Federal Building in Oklahoma City, waarbij in totaal 168 doden vallen, denkt menigeen dat de daders in het Midden-Oosten moeten worden gezocht. En het is dat er in 1995 nog geen sociale media waren, anders waren de speculaties over hun ras, nationaliteit en religie ongetwijfeld direct ’viral’ gegaan op het wereldwijde web.

Vanwege de datum van de aanslag, 19 april, denkt FBI-agent Danny Coulson echter aan andere verdachten: dit zijn vermoedelijk ’bubba’s’, kinkels uit het Amerikaanse hartland. Precies twee jaar eerder, op 19 april 1993 vond namelijk de belegering van de Branch Davidians van sekteleider David Koresh plaats in het Texaanse Waco. Die dag geldt sindsdien als een ijkpunt voor extreemrechtse milities. Vanuit ‘Waco’ loopt er via pak ‘m beet Ruby Ridge, Oklahoma, 9/11, de ‘birther movement’ en QAnon een rechtstreekse lijn naar de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021.

Ook de Amerikaanse president Bill Clinton vermoedt bij ‘Oklahoma’ daders uit eigen land. Sterker: hij ziet een link met Arkansas, de staat waarvan hij jarenlang gouverneur was. Kerry Noble, een voormalig lid van de militie The Covenant, The Sword And The Arm Of The Lord (CSA) uit Noord-Arkansas, bevestigt in An American Bombing – The Road To April 19th (99 min.) dat zij inderdaad bezig zijn geweest met voorbereidingen voor een aanslag op het Murrah Building. Vanwege een ongeluk, dat werd opgevat als een teken van God, staakte CSA echter z’n pogingen. 

Het idee is daarna opgepikt door een gefrustreerde Golfoorlog-veteraan met anti-overheidssympathieën. Timothy McVeigh parkeerde op 19 april 1995 een met explosieven volgeladen truck voor het overheidsgebouw en wordt zo een extreemrechts icoon. Toevallig (?) zou Richard Wayne Snell, één van CSA’s kopstukken, op die dag ter dood worden gebracht, vanwege de moord op een zwarte agent, Louis Bryant. En 19 april is natuurlijk ook Patriots’ Day, de dag waarop in 1775 het eerste schot van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog zou zijn gelost.

Voer voor complotdenkers, zou je zeggen. Of beter: voor complotmákers, leden van een samenzwering om de Amerikaanse regering omver te werpen. Marc Levin en Daphne Pinkerson, de makers van deze boeiende en urgente film, plaatsen hen binnen de filosofie van ‘leiderloos verzet’, waarbij zogenaamde ‘lone wolves’ het vuile werk opknappen. Zónder dat ze nadrukkelijk worden aangestuurd door de leiders van de beweging. Tegelijkertijd zijn hun daden wel degelijk een resultante van het gedachtengoed en de modus operandi van deze bijzonder radicale beweging.

Die wordt met behulp van diverse direct betrokkenen, waaronder een jeugdvriendin van Timothy McVeigh en zijn advocaat, in kaart gebracht en binnen z’n context geplaatst. Het boek The Turner Diaries bijvoorbeeld, de Bijbel van elke rechtgeaarde rechtsextremist. Er is speciale aandacht voor de handlangers van de ‘homegrown terrorist’, Terry Nichols en Michael Fortier. McVeigh ontmoette hen na zijn uitzending in de Golfregio op Fort Benning. Kazernes lijken sowieso ideale plekken om nieuwe voetsoldaten te rekruteren. Genoeg woede en oorlogskennis om serieuze schade aan te richten.

‘Er is zoveel veranderd sinds onze strijd in de jaren tachtig’, stelt Kerry Noble, die afstand heeft genomen van zijn extremistische verleden. ‘Extremisme is zo normaal geworden. Daar hoopten wij op. Nu zie ik dat en het beangstigt me.’ Tijdens de bestorming van het Capitool leek de geest van Timothy McVeigh rond te waren, vindt ook Bill Clinton. ‘De woorden en argumenten die hij destijds gebruikte zijn nu doorgedrongen tot de mainstream’, stelt de voormalige president. ‘Alsof hij toch gewonnen heeft…’

Quiet On Set: The Dark Side Of Kids TV

HBO Max / Discovery+

Eigenlijk mag het geen verbazing wekken: in elke kinderrijke omgeving melden zich vroeger of later ook lieden met minder nobele motieven. Zo bezien is het niet meer dan logisch dat de kinderzender Nickelodeon rond de eeuwwisseling enkele mannen met een ongezonde voorliefde voor minderjarige jongens en meisjes in dienst blijkt te hebben. Zij krijgen alleen wel erg veel ruimte in een werkomgeving waar grensoverschrijdend gedrag de norm lijkt.

In de vierdelige serie Quiet On Set: The Dark Side Of Kids TV (177 min.) leggen Mary Robertson en Emma Schwartz de verantwoordelijkheid daarvoor bij de showrunner Dan Schneider, die van bijrolletjes als de ‘fat kid’ gaandeweg uitgroeit tot een man die anderen kan maken en breken – en die ook duidelijk geniet van die macht. Daarna zoomen ze in op enkele concrete gevallen van seksueel misbruik. Zo verhaalt MJ, de moeder van de elfjarige Brandi, bijvoorbeeld over de ervaringen van hun dochter met een pedoseksueel teamlid.

Ook de alom geliefde dialoogcoach, die als ‘Pickle Boy’ tevens een terugkerend personage voor zijn rekening neemt, raakt ernstig in opspraak. De man heeft thuis een zelfportret van seriemoordenaar John Wayne Gacy, met wie hij er ook een levendige correspondentie op nahoudt, aan de muur hangen. Hij ontwikkelt al snel een ziekelijke fascinatie voor Drake Bell, één van de hoofdrolspelers van de jeugdsitcom Drake & Josh, die hierover voor het eerst publiekelijk vertelt. Het is een indringend relaas, dat nog altijd doorwerkt in Drakes huidige leven.

Deze miniserie richt zich tenslotte op hoe (on)gezond het überhaupt is om als kind mee te draaien in de keiharde televisiewereld en dan overgeleverd te zijn aan de grillen van volwassenen die hun eigen ideeën hebben over wat kies is en wat niet. Ogenschijnlijk onschuldige scènes met voormalige kindersterren zoals Amanda Bynes, Jamie Lynn Spears en Ariana Grande krijgen, met volwassen ogen bekeken, ineens een erg ongepast karakter. En er zijn natuurlijk ook legio voorbeelden van beroemde kids die op latere leeftijd serieus in de problemen zijn gekomen.

Quiet On Set zet alle Nickelodeon-verhalen netjes op een rijtje. Dat levert weliswaar geen wezenlijk nieuwe inzichten op, maar vormt een aardige aanvulling op waar documentaires zoals An Open Secret en Showbiz Kids enkele jaren geleden al de schijnwerpers op zetten: Hollywood als zo ongeveer de ongezondste plek op aarde om op te groeien.

Little Richard: I Am Everything

Periscoop

Het wordt beschouwd als verraad aan zijn eigen gemeenschap. Terwijl hij zich eind jaren zeventig opnieuw bekeert tot het geloof, neemt Little Richard ook afstand van zijn geaardheid. Hij, de zwarte rock & roll-zanger waarvan iedereen op zijn vingers kan natellen dat hij ‘queer’ is, wil behalve de muziek van de duivel ook zijn homoseksualiteit achter zich laten. ‘God liet me weten dat hij Adam aan Eve had gekoppeld’, vertelt hij aan talkshowhost David Letterman. ‘En niet aan Steve.’

Het is een opmerkelijke stap voor een zanger die natuurlijk over Long Tall Sally en Good Golly Miss Molly zong, maar zijn grootste hit had met Tutti Frutti. En die ging oorspronkelijk, voordat de tekst werd opgekuist, toch echt over anale seks: ‘Tutti Frutti, good booty / If it don’t fit, don’t force it / You can grease it, make it easy’. Wie had kunnen denken dat de ideale schoonzoon Pat Boone, wit natuurlijk, daarmee in 1956 een hit zou krijgen? Een grotere hit natuurlijk dan de oorspronkelijke uitvoerder, die immers was veroordeeld tot de categorie ‘race music’: for blacks only.

Daar zit ook de kracht van dit levendige portret van Richard Wayne Penniman (1932-2020), een zwarte jongen uit Macon, Georgia. De man en zijn muziek worden door regisseur Lisa Cortés nadrukkelijk binnen hun historische context geplaatst. Little Richard: I Am Everything (101 min.) brengt het gesegregeerde Amerika van na de Tweede Wereldoorlog tot leven, waar zwarte (en queer) artiesten rock & roll uit de klauwen van de Duivel rukten en witte helden zoals Pat Boone en Elvis Presley, die zelfs werd gekroond tot de koning van het genre, daarna met de eer gingen strijken.

Dat is zijn hele leven, waarin hij tot het eind bekend en relevant probeerde te blijven, een pijnpunt gebleven. ‘De beste nieuwe artiest is…’, begint Little Richard bijvoorbeeld een aankondiging bij de uitreiking van een Award bij de Grammy’s van 1988 en grijpt vervolgens zijn kans: ‘… ikzelf. Ik heb nog nooit een prijs gekregen. Ze hebben mij nooit een Grammy gegeven.’ Als hij een kleine tien jaar later alsnog in het zonnetje wordt gezet tijdens de American Music Awards als ‘The Originator’, de architect van rock & roll, dan resulteert dat in een buitengewoon aangrijpende scène.

Eerst op het podium waar Penniman aangedaan de erkenning incasseert die hij zo lang heeft gemist. En vervolgens op een klein schermpje als de bassist van zijn band, Charles Glenn, de beelden ruim twintig jaar later terugkijkt en opnieuw overmand raakt door emoties. Het zijn kleine emoties. Over een individuele artiest die nooit de waardering heeft gevoeld waarop hij, en niet alleen volgens zichzelf, allang recht had. Het zijn tegelijkertijd ook grote emoties. Over essentiële Afro-Amerikaanse (queer-)artiesten die zo lang consequent naar de kantlijn van de entertainmentwereld zijn verdreven.

Cortés weet dat gevoel – van zwarte pioniers als ‘roadkill’ op de weg naar het grote succes en geld – uitstekend over te brengen in een liefdevolle film. Met bijdragen van collega’s als Mick Jagger (die als Richards voorprogramma, net als Paul McCartney van The Beatles overigens, de kunst afkeek bij de meester), Tom Jones en Nile Rodgers en cultfilmregisseur en Little Richard-superfan John Waters (die al een halve eeuw een Little Richard-snorretje aanhoudt) wordt daarnaast ook het unieke karakter van de flamboyante performer nog eens vol in de spotlight gezet.

Op die plek gedijde Little Richard als geen ander en oogt hij nog altijd even extravert, androgyn en viriel als ooit, toen de rock & roll, ergens in de jaren vijftig, het levenslicht zag.

El Equipo

Movies That Matter

Als Clyde Snow in 1984 voor het eerst naar Argentinië vertrekt, heeft de junta van de beruchte generaal Jorge Videla pas kort daarvoor plaatsgemaakt voor een burgerregering en kunnen de militairen zomaar opnieuw de macht grijpen. De Amerikaanse forensisch antropoloog, die eerder slachtoffers van seriemoordenaar John Wayne Gacy heeft geïdentificeerd en de stoffelijke resten van de Nazi-kampbeul Josef Mengele onderzocht, gaat samen met een team van Argentijnse archeologiestudenten op zoek naar mensen die zijn verdwenen tijdens de militaire dictatuur (1976-1983).

De jeugdige Argentijnen van El Equipo (80 min.) realiseren zich direct: als Videla terugkeert, kan Snow altijd terugkeren naar huis en zijn wij opgejaagd wild. Voor het oog van de wereld – en de wanhopige familieleden van ‘Los Desaparecidos’ – gaan ze desondanks aan het werk met het opgraven en identificeren van lijken en daarna het vaststellen van hun doodsoorzaak. ‘Als je je emoties je bevindingen laat beïnvloeden, dan verlies je je geloofwaardigheid als expert’, zegt Clyde Snow daarover. ‘Van de andere kant: als je die botten simpelweg als objecten gaat zien, dan verlies je uit het oog dat dit mensen waren.’

Hij houdt zijn jonge pupillen in deze stevige documentaire van Bernardo Ruiz, waarin sleutelfiguren uit het team terugblikken op hun werk en dilemma’s, daarom voor: als je wilt huilen, doe dat dan ’s nachts. Dit wordt het mantra van het idealistische onderzoeksteam. Ook als dat z’n vleugels uitslaat. Eerst naar vergelijkbare landen zoals Chili, Guatemala en El Salvador. Later ook naar Afrika, waar ze de bloedige erfenis van dictatoriale regimes in Congo, Ethiopië en Zimbabwe gaan onderzoeken. Equipo Argentino de Antropología Forense (EAAF), door de jaren actief in meer dan zestig landen, wordt een autoriteit in de hele wereld.

Hun delicate en belastende werk leidt hen uiteindelijk naar Mexico, de moeilijkste klus tot nu toe. Daar zoeken ze naar 43 verdwenen studenten en doen ze onderzoek naar de honderden vermoorde vrouwen uit Ciudad Juárez. In Mexico is alles anders dan anders voor hen. Familieleden zijn bijvoorbeeld helemaal niet dankbaar als zij een lichaam aantreffen. Die mededeling betekent immers geen einde aan alle onzekerheid, maar het vermorzelen van elke vorm van hoop. Intussen spelen de Mexicaanse autoriteiten, in het bijzonder bij de studentenverdwijning, ook een dubieuze rol en bemoeilijken zij EAAF’s werk.

Daar wordt El Equipo, in 2020 genomineerd voor een Nobelprijs voor de Vrede, tot het uiterste op de proef gesteld: kan het team in elke politieke en maatschappelijke context z’n belangrijke werk doen en welke tol eist dit dan van de individuele leden?

Journeys With George

HBO

‘Dit is waar de politiek in New Hampshire om draait’, zegt George W. Bush bij een persmomentje in de sneeuw, tijdens de Amerikaanse presidentscampagne van 2000. ‘En wij zijn enthousiast dat we hier zijn.’

‘Wat? Omdat je billen eraf vriezen?’ roept Alexandra Pelosi, te midden van de verzamelde journalisten en cameraploegen die het tafereel trouw vastleggen. De Republikeinse politicus komt onmiddellijk naar haar toegelopen. ‘Oké, opgelet’, zegt hij lachend tegen de andere cameramensen. ‘Film haar terwijl ze mij filmt.’ Zo dollen ze nog even verder. Als de kandidaat uiteindelijk grinnikend wegloopt om zich met gewichtigere zaken bezig te gaan houden, komt Newsweek-journalist Trent Gegax op Pelosi afgelopen. ‘Volgens mij heb jij er een nieuwe vriend bij!’

De chemie tussen de Texaanse gouverneur Bush, een ‘compassionate conservative’ die later inderdaad tot president zal worden gekozen, en de vrouw achter de camera, een lid van het perskorps dat in zijn kielzog opereert en die hem steeds lekker ongecompliceerd tegemoet treedt, is het absolute ‘unique selling point’ van Journeys With George (76 min.). En dat is op zichzelf ook weer opmerkelijk: Pelosi stamt immers uit een Democratisch geslacht en is de dochter van het vooraanstaande Californische congreslid Nancy Pelosi, een ideologische tegenstander van Bush.

In het persvliegtuig reist ze samen met andere journalisten een jaar lang achter het privétoestel van George W. Bush aan. ‘We volgen ze gewoon als kleine lemmingen’, constateert Wayne Slater van The Dallas Morning News, als Bush bij een ‘photo op’ de show probeert te stelen op een sneeuwscooter. ‘En doen precies wat zij zeggen.’ De kandidaat zelf krijgen ze doorgaans alleen te zien als die iets te verkopen heeft. Pas als diens rivaal in de Republikeinse voorverkiezingen, John McCain, een voorsprong pakt, wordt Bush regelmatig beschikbaar gemaakt voor zijn vrienden van de media.

Dan komt het komische duo Pelosi-Bush pas echt op gang. De Bush die zich aan Pelosi’s camera toont is eigenlijk best een toffe peer. Een getapte jongen, altijd in voor een gebbetje. En dat is in 2002, als deze verrukkelijke roadmovie wordt uitgebracht en ‘Dubya’ al enige tijd leider van de vrije wereld is, nogal een contrast met het beeld dat linkse Amerikanen en de meeste buitenlanders van hem hebben als de man die de verkiezingen van 2000 stal van de Democraat Al Gore en vervolgens, na de terroristische aanslagen van 11 september 2001, een onnodige oorlog is begonnen in Irak.

Terwijl Pelosi scherpstelt op een ‘andere’ Bush, die zijn charmeoffensief naar haar vrolijk voortzet, krijgt ze automatisch de achterkant van het Amerikaanse verkiezingscircus, en rol van de pers daarbinnen, in beeld: de kameraadschap, het fastfood, de verveling, het cynisme en de liederlijke feestjes. En als de verkiezingsuitslag eindelijk vaststaat, verlaat iedereen dat parallelle universum weer en vervolgt zijn normale bestaan. Alexandra Pelosi als camerajournalist/documentairemaker en George W. Bush als de 43e president van de Verenigde Staten.

Vardy vs Rooney: The Wagatha Trial

Discovery+

Op 9 oktober 2019 gooit Coleen Rooney de knuppel in het hoenderhok: het is Rebeka Vardy’s account waarmee stelselmatig persoonlijke informatie van haar eigen afgeschermde Instagram-pagina wordt gelekt naar de Britse roddelbladen. Coleens publiek geuite beschuldiging mondt uit in een rechtszaak, waarbij de twee voetbalvrouwen, de echtgenotes van de (voormalige) Engelse internationals Wayne Rooney en Jamie Vardy, recht tegenover elkaar komen te staan. In het ‘court of public opinion’ zijn ze dan allang veroordeeld: de één vanwege laster, de ander vanwege uiterst laakbaar gedrag.

De zaak staat inmiddels te boek als Wagatha Christie, een social media-whodunnit die zelfs de befaamde Britse schrijfster Agatha Christie (niet) had kunnen verzinnen. In de tweedelige docuserie Vardy vs Rooney: The Wagatha Trial (96 min.) belicht Graham Smiles de toch wat onsmakelijke kwestie van beide kanten: de eerste aflevering wordt verteld vanuit het perspectief van Team Vardy, in de tweede komt Team Rooney aan bod. Hun beweringen worden ingekaderd door deskundigen, andere spelersvrouwen, (entertainment)journalisten en een paparazzo. Een opzet die onlangs ook is gebruikt bij een al even spraakmakende ‘trial by media’-kwestie: Johnny vs Amber.

Dit gedegen tweeluik richt zich op zowel het moddergevecht in de media als het juridische steekspel in de rechtszaal tussen de twee ‘WAGs’. Deze term, die door sommige vrouwen zelf is omarmd als een geuzennaam, wordt in de Britse boulevardpers gebruikt voor de ‘Wives And Girldfriends’ van bekende voetballers, die daarmee automatisch worden gereduceerd tot ‘arm candy’ van hun mannen. Als tweederangs celebrities – zonnebankbruin, veelal geblondeerd en chirurgisch geperfectioneerd – hengelen ze voortdurend naar de aandacht van de Britse tabloids, die daarvoor een speciale afdeling met haaibaaien, roddelvangers en probleemzoekers uit de grond hebben gestampt.

De zaak Rooney-Vardy, waarin Rebeka’s PR-dame Caroline Watt een cruciale rol blijkt te spelen en Coleen in de voetsporen treedt van de meesterdetectives Miss Marple of Hercule Poirot, levert in elk geval een bijzonder lelijk beeld op van de (wannabe) celebritycultuur en het giftige klimaat dat daaromheen wordt gecreëerd door de Britse schandaalpers.

MC5: A True Testimonial

‘Als je opgroeit in Detroit, dan is dat je voorland’, zegt Wayne Kramer, terwijl hij langs de autofabrieken van de industriestad in Michigan rijdt. ‘Het vooruitzicht dat ik daar de rest van mijn leven zou moeten werken stond me niet aan. En dus zocht ik een paar gasten om een band mee te beginnen.’ Die band werd The MC5, een belangrijke voorvader van wat later punk zou gaan heten, de belichaming van de tegencultuur van de sixties en simpelweg één van de opwindendste rockbands die ooit op een podium heeft gestaan.

Een MC5 zou volgens gitarist Kramer, die met veel humor als voornaamste verteller fungeert van deze documentaire van David C. Thomas uit 2002, zomaar een auto-onderdeel kunnen zijn. MC zou natuurlijk ook kunnen staan voor Motor City. Of voor: Manufacturing Center, Morally Corrupt, Marihuana Cigarette, Much Cock of Mongolian Clusterfuck. Om maar eens wat te noemen. Samen met zanger Rob Tyner, de frontman met de imposante stem en bos kroeshaar, en zijn medegitarist Fred ‘Sonic’ Smith, die later een relatie zou krijgen met zangeres/dichteres Patti Smith, vormde Wayne Kramer de kern van de groep die in zijn korte bestaan (1965-1972) talloze zinderende concerten gaf en in elk geval één onvervalste songklassieker naliet: Kick Out The Jams. Een strijdkreet die meteen werd gevolgd door een eensgezind gebruld ‘Motherfucker!’.

MC5: A True Testimonial (121 min.) is een typische bandjesdocu, waarin de opkomst en ondergang van deze beeldbepalende groep uit de doeken wordt gedaan door de nog levende leden en hun toenmalige entourage. Een bijzondere rol is weggelegd voor beatnik-poëet, kunstenaar, überhippie, LSD-goeroe en bandmanager John Sinclair. Hij zorgde ervoor dat The MC5 in de zomer van 1968 de ‘Motor City’ Detroit verliet en onderdeel werd van de Trans-Love & MC5 Commune in het nabijgelegen Ann Arbor. Daar vond de band definitief zijn onstuimige sound en fuck you-attitude, die zou resulteren in talloze confrontaties met de politie. Er ontstond zelfs zoiets als The White Panther Party, een eigen variant op de in die tijd zeer omstreden Black Panthers. En ook een platencontract was niet meer ver weg: samen met kleine broertje The Stooges tekende The MC5 bij Elektra Records.

Die overeenkomst zou echter niet het startsein blijken voor een lange, lucratieve carrière, maar eerder het startschot voor een ongenadige Blitzkrieg, waarbij de groep nog eenmaal doorschakelde en zich als een typisch hedonistische rock & roll-band begon te manifesteren. Daarna implodeerde de hele boel in een vloek en een zucht, als gevolg van een overdosis dope en ego. En dat doet tijdens het maken van deze documentaire, zo’n dertig jaar later, nog altijd zichtbaar pijn bij Kramer en zijn voormalige bandmaten. Met het einde van The MC5 was ook hun glorieperiode – door Thomas hier vereeuwigd met een hele sloot, lekker energiek gemonteerd archiefmateriaal en nog altijd zeer enerverende concertimpressies – definitief voorbij. Voor de voormalige rockrebellen, die met evenveel trots als zelfspot terugblikken, moesten de jaren des verstands gaan beginnen.

En dat ging, zo blijkt in de toch wat tragische epiloog van deze kostelijke film, bepaald niet vanzelf.

The Slow Hustle

HBO Max

‘Oh, Sean, nee!’ schreeuwt politieagent David Bomenka met overslaande stem. Samen met zijn collega Sean Suiter van de Baltimore Police Department is hij op 15 november 2017 op een melding afgegaan in de ongure omgeving van Harlem Park, in het westen van de beruchte Amerikaanse stad Baltimore. Daarbij is het in een steeg, in een onoverzichtelijke situatie, gekomen tot een schietpartij. Met dramatische gevolgen: Suiter ligt levenloos op de grond. ‘Officer down!’ roept zijn collega.

Sean Suiters tragische dood leidde onlangs al tot één van de aangrijpendste scènes van We Own This City, de sterke miniserie waarmee showrunner David Simon een vervolg gaf aan zijn klassieke serie The Wire. Het dramatische tafereel vormt tevens het startschot van deze krachtige documentaire van Sonja Sohn. Als actrice was zij vijf seizoenen lang te zien in The Wire, Simons verpletterende ontleding van de Amerikaanse ‘war on drugs’, als de gedreven politieagent Kima Greggs.

Al snel worden er in The Slow Hustle (85 min.) vragen opgeworpen over Suiters dood: was het wel doodslag? Of kon het ook moord zijn? Of zelfs zelfdoding? Sean Suiter was betrokken geraakt bij duistere zaakjes van een speciaal politieteam en zou een dag na zijn dood tegen collega’s getuigen in een corruptiezaak. Het leek te veel op zelfmoord om zelfmoord te kunnen zijn, stelt Justin Fenton, misdaadverslaggever van The Baltimore Sun en schrijver van het boek We Own This City, cryptisch.

Met Suiters vrouw en kinderen, collega’s en plaatselijke journalisten loopt Sohn, die in haar debuut Baltimore Rising al de gespannen situatie in haar thuisstad en de Black Lives Matters-rellen na de dood van Freddie Gray in beeld bracht, de hele affaire door. Ze komt daarbij automatisch terecht bij de hoofdrolspelers van We Own This City: het wapenopsporingsteam van Wayne Jenkins, de verpersoonlijking van de ‘bad cop’. Dat heeft Baltimore jarenlang als een roversbende geplunderd.

Sonja Sohn plaatst intussen serieuze vraagtekens bij de officiële lezing van wat er op 15 november in die desolate steeg in West-Baltimore is gebeurd. Hoewel hij zelf politieagent was, zou Sean Suiter zomaar één van de vele zwarte Amerikanen kunnen zijn die een gewelddadige confrontatie met de politie moet bekopen met de dood. ‘Give us the shooter’, roepen boze Black Lives Matter-demonstranten niet voor niets boos als het officiële onderzoek naar de ware toedracht is afgerond. ‘Give us the shooter of Sean Suiter.’

In de documentaire I Got A Monster wordt het losgeslagen Gun Trace Task Force van Wayne Jenkins nog eens doorgelicht, met journalisten, agenten en inwoners van Baltimore die er door hem in werden geluisd.

Conversations With A Killer: The John Wayne Gacy Tapes

Netflix

Van november 1979 tot april 1980 voerde John Wayne Gacy, in afwachting van een rechtszaak vanwege moord, gesprekken met een medewerkers van zijn eigen verdedigingsteam, iemand waarvan de identiteit nog altijd onbekend moet blijven van z’n familie. De opnamen, zestig uur in totaal, zijn voor het eerst te horen in de driedelige documentaireserie Conversations With A Killer: The John Wayne Gacy Tapes (185 min.) van true crime-crack Joe Berlinger, die in 2019 al een serie afleverde over een andere beruchte seriemoordenaar: Conversations With A Killer: The Ted Bundy Tapes.

In de kruipruimte onder het huis van Gacy in Des Plaines, een stadje ten noordwesten van Chicago, heeft de politie eind 1978 de lijken van bijna dertig jonge mannen aangetroffen. Dat griezelverhaal is al talloze malen verteld – niet zo lang geleden in de sterke docuserie John Wayne Gacy: Devil In Disguise, opgebouwd rond gesprekken die de killer had met de befaamde FBI-profiler Robert Ressler – maar blijft onverminderd tot de verbeelding spreken. Niet vreemd: Gacy was een lokaal bekende ondernemer, deed dienst als voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Democratische Partij en stond zelfs op de foto met Rosalynn Carter, de vrouw van de toenmalige Amerikaanse president.

De joviale baas van aannemersbedrijf Painting Decorating Maintenance, die in zijn vrije tijd graag op kinderfeestjes kwam opdraven als Pogo The Clown en nog altijd voortleeft als de personificatie van de horrorclown, had al eens eerder in de gevangenis gezeten. Vanwege sodomie. Dat had hem ook zijn huwelijk gekost. Toen hij begin jaren zeventig opnieuw trouwde besloot hij volgens eigen zeggen om eerlijk te zijn naar zijn tweede echtgenote. ‘Ik wilde vertellen dat ik biseksueel was en me inliet met andere dingen, maar dat ik geen homo was of zo’, legt hij, volgens een geheel eigen logica, uit op de nieuwe audio-opnames. ‘Daar hoefde ze niet bang voor te zijn. Ik was tegen ze. Ze waren ziek en zwak.’

John Gacy – zou die tweede naam, Wayne, overigens ooit zijn toegevoegd om van hem de absolute tegenpool te maken van de ‘all American hero’ John Wayne? – ging zijn geperverteerde lusten en (zelf)woede genadeloos botvieren op de jongens die hij naar zijn huis wist te lokken. De agenten die hem destijds inrekenden kunnen de geur van hun rottende vlees en de bijbehorende beelden van ontbindende lichamen ruim veertig jaar later nog altijd moeiteloos oproepen. Hoe vaak zouden die sindsdien al hebben verteld over die macabere zoektocht door Gacy’s woning en hun ervaringen met de heer des huizes? En, zo bezien, delen zij nu werkelijk hun herinneringen of het logische verhaal dat ze daarvan ooit hebben gemaakt?

Berlinger laat hen in elk geval gewoon weer hun verhaal doen en ruimt tevens plek in voor een oude celmaat van John Wayne Gacy, zijn advocaten, een overlevende, de openbaar aanklagers, een voormalige medewerker en nabestaanden van enkele slachtoffers. Hun herinneringen worden gestut met nieuwsbeelden, naargeestige collageachtige sequenties en een onheilszwangere soundtrack. Zo wordt de huiveringwekkende geschiedenis van de sadistische moordenaar weer opgedist. Adequaat en kundig, met enkele eigen accenten, zoals de nadruk op de homoseksualiteit van veel slachtoffers. Daardoor kwam de politie waarschijnlijk later dan gebruikelijk in actie en kon Gacy dus langer ongestoord zijn gang gaan.

Uiteindelijk is het echter lastig om nog iets wezenlijks toe te voegen aan een levensverhaal dat al zo vaak, in al z’n gore details, is verteld. Ondanks hun schokkende karakter zijn de daden van John Wayne Gacy bijna vertrouwd gaan voelen. Tegelijkertijd blijft het schokkend om de man zelf bijvoorbeeld te horen vertellen dat hij heeft genoten van de rechtszaak. ‘Ik sta graag in het middelpunt’, zegt hij op de opnametapes. ‘Maar ik heb het ook verdiend. Niemand anders is weggekomen met wat ik heb gedaan.’

Louis

Dutch Filmworks/Doxy

Sinds zijn aanstelling als coach van het Nederlands elftal is Louis van Gaal, al dan niet bewust, bezig aan een enorm charmeoffensief. De bullebak, schoolmeester en betweter van weleer hebben plaatsgemaakt voor ‘the wise old man’ Louis van Gaal. Die is ongetwijfeld ook met de beste intenties tegenover Geertjan Lassche gaan zitten, om de ‘totale mens’ Van Gaal eens goed te kunnen laten zien. Een man die ook geliefde, vader, weduwnaar, pensionado, opa en kankerpatiënt is, om maar eens wat te noemen.

Tegenover Louis van Gaal staat echter een filmmaker met een knap en omvangrijk oeuvre (HemelbestormersZwart IJs en de serie Frontberichten), een man met een fascinatie voor sterke en eigenzinnige personages. Als iemand Van Gaal kan tackelen, is hij ‘t. Niet sinds pak ‘m beet Alleman en André Hazes: Zij Gelooft In Mij had een Nederlandse documentaire bovendien zoveel potentie om een groot publiek te bereiken als Louis (128 min.). De film werd aangekeild met ‘breaking news’, kreeg een première met rode loper en BN’ers en moet nu een bioscoophit worden.

‘Mijn vak is mensen te snappen’, oppert Lassche bij de start tegenover zijn hoofdpersoon, die graag showt hoe goed hij kan golfen. ‘Maar dat is jouw vak ook.’ Waarna ze samen de scharnierpunten in ‘s mans lange en turbulente loopbaan doornemen, via ontmoetingen met mensen die daarin een cruciale rol speelden: Edgar Davids (Ajax), Luis Figo (FC Barcelona), Frank en Ronald de Boer (Nederlands Elftal, 2000-2001), Mounir El Hamdaoui (AZ), Uli Hoeness (Bayern München), Arjen Robben (Nederlands Elftal, 2012-2014) en Wayne Rooney (Manchester United).

Het aardige van die tweegesprekken is dat ze niet louter loftuitingen aan het adres van de coach bevatten. Soms zit er ook een zekere spanning in. De gebroeders De Boer, als Jut en Jul op de achterbank van Van Gaals auto gezet, denken bijvoorbeeld wel te weten waar het misging tijdens zijn eerste bondscoachschap. Daar moeten ze de man zelf alleen nog van overtuigen. En ook het bijpraten met Bayern-voorzitter Hoeness, die hem na een succesvolle periode ontsloeg, heeft soms echt iets ongemakkelijks. Dat kleeft ook wel aan Louis van Gaal: het schuurt altijd wel een beetje.

Als hij zijn biografie mag aanbieden bij het Ajax van Ten Hag, resulteert dit in een werkelijk kostelijke scène. Want Van Gaal neemt, ongevraagd natuurlijk, meteen de gelegenheid te baat om spelers als Ziyech en Onana de les te lezen. Deze film bevat diverse van zulke ‘coachsituaties’, die alleen met een mengeling van bewondering en gêne zijn te aanschouwen. ‘Je hebt gelijk’, zegt Lassche bijvoorbeeld, als hij samen met zijn protagonist een videoverbinding tot stand probeert te brengen in diens Portugese woning. ‘Natuurlijk heb ik gelijk’, antwoordt die, geheel ‘in character’.

‘Was die boosheid echt?’ vraagt de filmmaker na beelden van één van Van Gaals fameuze woede-uitbarstingen. ‘Dat is een domme vraag,’ is het barse antwoord. Toch lijkt er van echte frictie tussen de twee nauwelijks sprake. Samen lopen ze ook zijn persoonlijk leven door, waarbij z’n vrouw Truus, broer Gerard en Renate en Brenda, de volwassen dochters die hij kreeg met zijn jong overleden eerste echtgenote Fernanda, een sleutelrol spelen. Zij zorgen voor verdere (emotionele) duiding bij kerngebeurtenissen uit Louis’ verleden, die met foto- en videobeelden uit het privé-archief worden geïllustreerd.

En net als dit portret op het niveau van een weliswaar smeuïge, schurende en ontroerende trip nostalgia dreigt te blijven steken, dienen zich twee nieuwe uitdagingen aan voor Louis van Gaal: ernstige gezondheidsproblemen en het aanbod om opnieuw Oranje te coachen. Met deze bouwstenen, die emotioneel helemaal verknoopt raken met elkaar, werkt Lassche naar een geladen climax, waarbij hij opvallend veel toegang krijgt tot zijn hoofdpersoon. Zowel bij diens behandeling in het ziekenhuis als bij zijn derde klus met het Nederlands elftal.

Het wordt de aangrijpende apotheose van deze ‘totaalfilm’ over Louis van Gaal, zo’n archetypische ‘man you hate to love and love to hate’ – al is dat laatste er bepaald niet gemakkelijker op geworden door Geertjan Lassches hartveroverende portret.

Punk In London

Netflix

Hoe punk wil je het hebben?

Terwijl het ene bandlid probeert uit te leggen wat dat nu is, punk, laat het andere zijn ontblote achterwerk zien voor de camera. Die wil de boodschap – schijt aan alles? – blijkbaar nog even kracht bij zetten in Punk In London (90 min.) een documentaire van Wolfgang Büld uit 1977. Hij bezocht destijds cruciale plekken in de Britse hoofdstad en portretteerde daar de eerste generatie punkbands. Illustere namen als The Adverts, X-Ray-Specs, Wayne County And The Electric Chairs en The Killjoys

Tijdens zijn omzwervingen langs de pleisterplaatsen van de punkhype komt de Duitse filmmaker ook terecht bij Arturo Bassick. Deze negentienjarige jongeling (echte naam: Arthur Billingsley) speelt sinds enkele maanden bas bij The Lurkers, die net een bescheiden hitje hebben met Shadow. In de woonkamer van zijn ouderlijk huis, omringd door z’n vader en moeder die gezellig rond het tv-toestel zijn gaan zitten, geeft hij uitgebreid tekst en uitleg over onder meer het politieke karakter van punkmuziek.

Dan verschijnen ineens The Boomtown Rats, die later ook nog in de film zelf zullen opduiken, op de televisie in het programma Top Of The Pops. ‘Waardeloos!’ reageert Bassick direct in stijl. ‘Lang niet zo goed als The Lurkers.’ Hij legt uit: ‘Zij hebben een groot label achter zich dat er geld in pompt. Alleen zo word je beroemd. Corrupt. Uitverkoop!’ Gelukkig voor de nieuwbakken Lurker vindt zijn vader Bassicks band ‘beter dan gemiddeld’ en moet zijn moeder zelfs aan The Rolling Stones denken.

Büld laat zich regelmatig met een kluitje in het riet sturen door zelfbewuste punkers met een gemeenplaats over waarom zij wél punk zijn, anderen juist niet of het genre in de uitverkoop wordt gedaan, maar intussen dringt hij wel degelijk tot het binnenste door van een jeugdcultuur die zich voor even het middelpunt van de wereld waant, met zijn eigen platenwinkels, poptijdschriften en rivalen (de gevreesde Teddy Boys, vetkuiven die hun territorium maar wat graag verdedigen).

Alleen The Stranglers, op dat moment één van de grootste en meest omstreden groepen van de subcultuur, weigeren categorisch om aan Bülds film mee te werken. Al valt ook dat leed te overzien, omdat enkele bandleden hem nog wel even hoogmoedig te woord staan als hij daarover verhaal gaat halen bij hen. The Jam en The Clash, twee van de interessantste bands van de eerste Britse punkgolf, zijn gelukkig wel van de partij en krijgen tegen het einde van dit vermakelijke tijdsbeeld ook nog eens uitgebreid het podium.

Shooting Bigfoot

‘Als je hem nu nog niet kunt zien, is er iets mis’, slaat Dallas Gilbert, een bewoner van Ohio, de spijker op zijn kop aan het begin van Shooting Bigfoot (91 min.). Dallas, een morsige man van middelbare leeftijd zonder bovengebit, heeft samen met zijn vaste partner Wayne Burton al talloze foto’s gemaakt van het mythische gorilla-achtige monster Sasquatch, dat zich schuil schijnt te houden in de uitgestrekte bossen van de Verenigde Staten. Alleen: je moet Bigfoot wel wíllen zien op die foto. Anders zie je toch echt niet veel meer dan een onduidelijke schaduw van iets of iemand.

De Britse documentairemaker Morgan Matthews neemt de proef op de som en gaat op expeditie met het olijke duo Dallas en Wayne. Hij sluit daarnaast ook aan bij de jager Rick Dyer, die bezweert dat hij een bigfoot, of iemand die zich als zodanig voordoet, gaat omleggen. En ook bij de patserige connaisseur Tom Biscardi, die met de ‘documentaire’ Anatomy Of A Bigfoot een hoax van zijn rivaal Dyer zou hebben blootgelegd, is Matthews van harte welkom. Of dat wel goed gaat? Dat is nog maar de vraag: de Brit eindigt zijn avonturen in elk geval met een gezicht vol blauwe plekken, zo laat hij bij aanvang al zien.

Deze documentaire uit 2013 begint meteen lekker: ‘Ben jij gekwalificeerd als meesterspeurder?’ wil Morgan Matthews van Rick Dyer weten. Die reageert gevat: ‘Kun je een kwalificatie halen als klootzak-filmmaker? Even later, in de auto: ‘Papa, bestaat Bigfoot echt?’ vraagt Dyers schattige dochtertje. ‘Dat weet je toch, liefje.’ Interviewer Matthews ziet zijn kans echter schoon: ‘Weet je niet of hij echt is? Heeft iemand je verteld dat hij niet echt is?’ Het aandoenlijke meisje reageert fris van de lever. ‘Dat heeft mama verteld.’ En dat kan vader natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. ‘Papa heeft Bigfoot met zijn eigen ogen gezien. Geloof je, papa?’

In het kielzog van de enigszins creepy Dyer, meesterbullshitter Biscardi en het slechte komische duo Gilbert & Burton dringt Matthews vervolgens diep door tot Sasquatch-land, waar hij van alles te horen en te zien krijgt en toch weinig wijzer wordt. Uit zijn houding en vragen wordt duidelijk dat de filmmaker weinig geloof hecht aan de beweringen van zijn expeditiepartners. Dat is voor hen alleen geen enkel beletsel om hele sterke – en totaal oncontroleerbare – verhalen op te dissen. Een enkele keer wordt dat spannend of zelfs eng, meestal is het vooral aandoenlijk of gewoon grappig. Voor mensen met gevoel voor de lulligheid van het bestaan zelfs erg grappig. Buikpijn-grappig.

Zet Matthews hen te kakken? Een beetje wel. Eigenlijk doen ze het vooral zelf. Zonder gêne. Omdat ze, op een vreemde manier, blijkbaar identiteit ontlenen aan die vreemde strapatsen en waarschijnlijk ook omdat er een aardige grijpstuiver mee is te verdienen. Shooting Bigfoot speelt zich duidelijk niet af in de hogere regionen van de Verenigde Staten, maar in het white trash-deel van Amerika, waar machismo, bijgeloof en volksverlakkerij vrij spel hebben. En Sasquatch/Bigfoot, onlangs nog te zien in deze serie, beslist niet het enige larger than life-personage is.

John Wayne Gacy: Devil In Disguise

‘Ik zie niet in hoe ik antisociaal kan zijn als ik toch zoveel contacten met andere mensen onderhoud’, zegt de man aan de andere kant van de tafel licht verontwaardigd. ‘En hoe zit het dan met die meervoudige persoonlijkheidsproblematiek?’ wil zijn gesprekspartner weten, tijdens een interview dat nooit eerder was te zien. Oh, dat? Dat was vooral een probleem van enkele gekke doktoren. Toen ze langskwamen, had hij zich nog netjes voorgesteld: ik ben John Wayne Gacy, de politicus, de clown, de familieman en de zakenman. ‘De volgende dag stond er in de krant dat ik een meervoudige persoonlijkheid had!’

De gesprekken die Gacy in 1992 met de legendarische FBI-profiler Robert Ressler had – niet vanwege zijn veelzijdige bestaan, maar vanwege de bijna dertig lijken die in de kruipruimte van zijn huis werden aangetroffen – vormen het hart van deze zesdelige docuserie over één van de beruchtste seriemoordenaars aller tijden. Hier is, zoveel is duidelijk, een monster aan het woord. Of op zijn minst een zeer beschadigde man. Hij oogt niettemin als een joviale buurman, die meteen bijspringt als er een klusje moet worden gedaan. Als aannemer had hij in de regio Chicago zo ook een uitgebreid netwerk opgedaan, waarin zich tevens talloze jonge mannen bevonden. Jongens eigenlijk nog. Voor altijd. Door hem.

Drieëndertig moorden zouden er uiteindelijk officieel worden toegeschreven aan de man, die in 1978 werd gearresteerd en die, ondanks het feit dat hij in 1994 toch echt ter dood is gebracht, nog altijd voortleeft als de ultieme killerclown, Pogo. John Wayne Gacy: Devil In Disguise (310 min.) kan worden beschouwd als het definitieve verhaal van deze volledig verknipte figuur. Daarbij heeft regisseur Rod Blackhurst niet gekozen voor een dramatische, nét iets te dik aangezette true crime-‘tone of voice’ gekozen, maar eerder voor een tamelijk nuchtere toonzetting. Ingetogen bijna. Waarbij niet alleen het bizarre personage Gacy en diens gruweldaden worden uitgediept, maar waarbij er ook aandacht is voor z’n slachtoffers en zijn eigen familie, Johns zus Karen Kuzma in het bijzonder.

Behalve agenten, aanklagers en journalisten die destijds bij het onderzoek betrokken waren, komen ook Gacy’s oude celmaat, voormalige medewerkers en – via een audio-interview – zijn tweede vrouw Carole (die zich regelmatig beklaagde over de stank in huis) aan het woord. Hun herinneringen zijn aangekleed met een uitputtende collectie archiefmateriaal. Daarbij springen met name beelden uit 1969 van Gacy in een gevangenis te Iowa in het oog. Hij zat toen, lang vóórdat hij zijn moordzucht zou gaan botvieren, al een straf uit voor ‘sodomie’. Tijdens activiteiten in de keuken en in gesprekken met het bezoek is een modelgevangene te zien, een man die zijn leven heeft gebeterd en die na achttien maanden vervroegd in vrijheid zal worden gesteld. Het monster, dat zich dus al schuldig had gemaakt aan verkrachting, moest zijn ware gezicht nog tonen.

In de slotafleveringen buigt Blackhurst zich over de vragen die onbeantwoord zijn gebleven na Gacy’s executie: van extra slachtoffers tot grootse complottheorieën. Omdat overtuigende antwoorden opnieuw uitblijven, gaat de serie een beetje als een nachtkaars uit. Al heeft John Wayne Gacy: Devil In Disguise ook dan nog altijd één uitgesproken troef: de grijze, ietwat morsige man, die een ordner heeft aangelegd met gedetailleerde informatie over alle 33 slachtoffers en die intussen tegenover Ressler stellig blijft beweren dat hij daar toch echt niets mee te maken heeft. Iemand die niet beter weet zou hem inderdaad voor een sociale vent kunnen verslijten.

John Wayne Gacy is ook de hoofdpersoon van de driedelige docuserie Conversations With A Killer; The John Wayne Gacy Tapes.

Atlanta’s Missing And Murdered: The Lost Children

Er is nauwelijks een fenomeen te bedenken dat zo tot de verbeelding van een groot publiek spreekt als seriemoordenaars. Geen fijnere antiheld dan een Norman Bates of Hannibal Lecter. En het Amerika van de jaren zeventig en tachtig heeft een ongelofelijke hoeveelheid van zulke bizarre ‘larger than life’-personages opgeleverd. Een kleine halve eeuw later zijn ze nog altijd goed voor nieuwe boeken, speelfilms én documentaires. Na recente series over Ted Bundy (Conversations With A Killer: The Ted Bundy Tapes) en Henry Lee Lucas (The Confession Killer) is het nu bijvoorbeeld de beurt aan één van de weinige zwarte voorbeelden, Wayne Williams.

Hij grijpt in Atlanta’s Missing And Murdered: The Lost Children (285 min.), over de moord op bijna dertig (!) jongens in de hoofdstad van de Amerikaanse staat Georgia, opnieuw de gelegenheid aan om zijn eigen onschuld te bepleiten – en, ook niet onbelangrijk, om weer eens in de spotlights te staan. Die gedachte dringt zich tenminste op als de man doodgemoedereerd vanuit de cel inbelt bij een bijeenkomst waarin de moorden nog eens worden besproken met nabestaanden en betrokkenen. Williams is echter niet de enige die weigert om de officiële lezing van wat er is gebeurd te accepteren. Camille Bell, de bijzonder uitgesproken moeder van de vermoorde Yusef en woordvoerster van de lokale Dwaze Moeders, noemt hem zelfs ‘het dertigste slachtoffer van de Atlanta-moordpartij’.

Die uitspraak kan niet los worden gezien van de getroebleerde historie van de stad, waarin racisme aan de orde van de dag was en de Ku Klux Klan een dubieuze hoofdrol speelde, óók in het plaatselijke politiekorps. Hoewel dat ten tijde van de moorden toch echt werd geleid door een zwarte commissaris. Zoals Atlanta toentertijd ook werd bestuurd door een Afro-Amerikaanse burgemeester. De bewoners van de zwarte achterbuurten hadden desondanks weinig vertrouwen in de lokale autoriteiten en hechtten nog minder geloof aan hun verklaring voor de kindermoorden (die onlangs ook al centraal stonden in het tweede seizoen van de puike dramaserie Mindhunter, over FBI-agenten die seriemoordenaars profileren).

En getuige deze vijfdelige documentaireserie van Sam Pollard, Maro Chermayeff, Jeff Dupre en Joshua Bennett hadden ze daar ook alle reden toe. Keisha Lance Bottoms, de huidige burgemeester van Atlanta, heeft zich zelfs genoodzaakt gezien om de zaak te heropenen, om te bekijken of Wayne Williams inderdaad de afschrikwekkende moordenaar is die zonder al te veel moeite van hem kon worden gemaakt. De man is ook slechts veroordeeld voor zegge en schrijve twee moorden. Hoe zit het dan met de ruim 25 andere slachtoffers? Heeft hij ook hen van het leven beroofd of zijn die zaken hem simpelweg in de schoenen geschoven, zodat ze nu als opgelost te boek staan (of een nóg ongemakkelijkere waarheid kunnen verhullen)? Kortom: staat er ergens in Atlanta een gigantische doofpot?

De intrigerende miniserie Atlanta’s Missing And Murdered werpt zulke indringende vragen op, zonder daarbij een duidelijke kant te kiezen of te gaan voor goedkoop effectbejag. De filmmakers laten zowel aanklagers en politieagenten als het verdedigingsteam van Williams aan het woord, waarbij de kijker grotendeels zelf zijn weg zal moeten vinden door het doolhof van tegenstrijdige ‘feiten’ en meningen dat zo ontstaat. Het drama wordt bovendien nadrukkelijk geplaatst binnen de ongemakkelijke raciale historie van de stad, waarbij de zwarte inwoners eraan gewend zijn geraakt dat ze niet worden gezien of gehoord. Zelfs als hun kinderen stelselmatig worden vermoord…

Er is overigens alweer een nieuwe docuserie aangekondigd rond een beruchte seventies-seriemoordenaar (en – verkrachter), The Golden State Killer, gebaseerd op het superspannende boek I’ll Be Gone In The Dark van Michelle McNamara.