An American Bombing – The Road To April 19th

HBO Max

Zoals wel vaker bij een terroristische aanslag valt de verdenking vrijwel meteen op buitenlanders. Na de bomaanslag op het Alfred P. Murrah Federal Building in Oklahoma City, waarbij in totaal 168 doden vallen, denkt menigeen dat de daders in het Midden-Oosten moeten worden gezocht. En het is dat er in 1995 nog geen sociale media waren, anders waren de speculaties over hun ras, nationaliteit en religie ongetwijfeld direct ’viral’ gegaan op het wereldwijde web.

Vanwege de datum van de aanslag, 19 april, denkt FBI-agent Danny Coulson echter aan andere verdachten: dit zijn vermoedelijk ’bubba’s’, kinkels uit het Amerikaanse hartland. Precies twee jaar eerder, op 19 april 1993 vond namelijk de belegering van de Branch Davidians van sekteleider David Koresh plaats in het Texaanse Waco. Die dag geldt sindsdien als een ijkpunt voor extreemrechtse milities. Vanuit ‘Waco’ loopt er via pak ‘m beet Ruby Ridge, Oklahoma, 9/11, de ‘birther movement’ en QAnon een rechtstreekse lijn naar de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021.

Ook de Amerikaanse president Bill Clinton vermoedt bij ‘Oklahoma’ daders uit eigen land. Sterker: hij ziet een link met Arkansas, de staat waarvan hij jarenlang gouverneur was. Kerry Noble, een voormalig lid van de militie The Covenant, The Sword And The Arm Of The Lord (CSA) uit Noord-Arkansas, bevestigt in An American Bombing – The Road To April 19th (99 min.) dat zij inderdaad bezig zijn geweest met voorbereidingen voor een aanslag op het Murrah Building. Vanwege een ongeluk, dat werd opgevat als een teken van God, staakte CSA echter z’n pogingen. 

Het idee is daarna opgepikt door een gefrustreerde Golfoorlog-veteraan met anti-overheidssympathieën. Timothy McVeigh parkeerde op 19 april 1995 een met explosieven volgeladen truck voor het overheidsgebouw en wordt zo een extreemrechts icoon. Toevallig (?) zou Richard Wayne Snell, één van CSA’s kopstukken, op die dag ter dood worden gebracht, vanwege de moord op een zwarte agent, Louis Bryant. En 19 april is natuurlijk ook Patriots’ Day, de dag waarop in 1775 het eerste schot van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog zou zijn gelost.

Voer voor complotdenkers, zou je zeggen. Of beter: voor complotmákers, leden van een samenzwering om de Amerikaanse regering omver te werpen. Marc Levin en Daphne Pinkerson, de makers van deze boeiende en urgente film, plaatsen hen binnen de filosofie van ‘leiderloos verzet’, waarbij zogenaamde ‘lone wolves’ het vuile werk opknappen. Zónder dat ze nadrukkelijk worden aangestuurd door de leiders van de beweging. Tegelijkertijd zijn hun daden wel degelijk een resultante van het gedachtengoed en de modus operandi van deze bijzonder radicale beweging.

Die wordt met behulp van diverse direct betrokkenen, waaronder een jeugdvriendin van Timothy McVeigh en zijn advocaat, in kaart gebracht en binnen z’n context geplaatst. Het boek The Turner Diaries bijvoorbeeld, de Bijbel van elke rechtgeaarde rechtsextremist. Er is speciale aandacht voor de handlangers van de ‘homegrown terrorist’, Terry Nichols en Michael Fortier. McVeigh ontmoette hen na zijn uitzending in de Golfregio op Fort Benning. Kazernes lijken sowieso ideale plekken om nieuwe voetsoldaten te rekruteren. Genoeg woede en oorlogskennis om serieuze schade aan te richten.

‘Er is zoveel veranderd sinds onze strijd in de jaren tachtig’, stelt Kerry Noble, die afstand heeft genomen van zijn extremistische verleden. ‘Extremisme is zo normaal geworden. Daar hoopten wij op. Nu zie ik dat en het beangstigt me.’ Tijdens de bestorming van het Capitool leek de geest van Timothy McVeigh rond te waren, vindt ook Bill Clinton. ‘De woorden en argumenten die hij destijds gebruikte zijn nu doorgedrongen tot de mainstream’, stelt de voormalige president. ‘Alsof hij toch gewonnen heeft…’

Quiet On Set: The Dark Side Of Kids TV

HBO Max / Discovery+

Eigenlijk mag het geen verbazing wekken: in elke kinderrijke omgeving melden zich vroeger of later ook lieden met minder nobele motieven. Zo bezien is het niet meer dan logisch dat de kinderzender Nickelodeon rond de eeuwwisseling enkele mannen met een ongezonde voorliefde voor minderjarige jongens en meisjes in dienst blijkt te hebben. Zij krijgen alleen wel erg veel ruimte in een werkomgeving waar grensoverschrijdend gedrag de norm lijkt.

In de vierdelige serie Quiet On Set: The Dark Side Of Kids TV (177 min.) leggen Mary Robertson en Emma Schwartz de verantwoordelijkheid daarvoor bij de showrunner Dan Schneider, die van bijrolletjes als de ‘fat kid’ gaandeweg uitgroeit tot een man die anderen kan maken en breken – en die ook duidelijk geniet van die macht. Daarna zoomen ze in op enkele concrete gevallen van seksueel misbruik. Zo verhaalt MJ, de moeder van de elfjarige Brandi, bijvoorbeeld over de ervaringen van hun dochter met een pedoseksueel teamlid.

Ook de alom geliefde dialoogcoach, die als ‘Pickle Boy’ tevens een terugkerend personage voor zijn rekening neemt, raakt ernstig in opspraak. De man heeft thuis een zelfportret van seriemoordenaar John Wayne Gacy, met wie hij er ook een levendige correspondentie op nahoudt, aan de muur hangen. Hij ontwikkelt al snel een ziekelijke fascinatie voor Drake Bell, één van de hoofdrolspelers van de jeugdsitcom Drake & Josh, die hierover voor het eerst publiekelijk vertelt. Het is een indringend relaas, dat nog altijd doorwerkt in Drakes huidige leven.

Deze miniserie richt zich tenslotte op hoe (on)gezond het überhaupt is om als kind mee te draaien in de keiharde televisiewereld en dan overgeleverd te zijn aan de grillen van volwassenen die hun eigen ideeën hebben over wat kies is en wat niet. Ogenschijnlijk onschuldige scènes met voormalige kindersterren zoals Amanda Bynes, Jamie Lynn Spears en Ariana Grande krijgen, met volwassen ogen bekeken, ineens een erg ongepast karakter. En er zijn natuurlijk ook legio voorbeelden van beroemde kids die op latere leeftijd serieus in de problemen zijn gekomen.

Quiet On Set zet alle Nickelodeon-verhalen netjes op een rijtje. Dat levert weliswaar geen wezenlijk nieuwe inzichten op, maar vormt een aardige aanvulling op waar documentaires zoals An Open Secret en Showbiz Kids enkele jaren geleden al de schijnwerpers op zetten: Hollywood als zo ongeveer de ongezondste plek op aarde om op te groeien.

Little Richard: I Am Everything

Periscoop

Het wordt beschouwd als verraad aan zijn eigen gemeenschap. Terwijl hij zich eind jaren zeventig opnieuw bekeert tot het geloof, neemt Little Richard ook afstand van zijn geaardheid. Hij, de zwarte rock & roll-zanger waarvan iedereen op zijn vingers kan natellen dat hij ‘queer’ is, wil behalve de muziek van de duivel ook zijn homoseksualiteit achter zich laten. ‘God liet me weten dat hij Adam aan Eve had gekoppeld’, vertelt hij aan talkshowhost David Letterman. ‘En niet aan Steve.’

Het is een opmerkelijke stap voor een zanger die natuurlijk over Long Tall Sally en Good Golly Miss Molly zong, maar zijn grootste hit had met Tutti Frutti. En die ging oorspronkelijk, voordat de tekst werd opgekuist, toch echt over anale seks: ‘Tutti Frutti, good booty / If it don’t fit, don’t force it / You can grease it, make it easy’. Wie had kunnen denken dat de ideale schoonzoon Pat Boone, wit natuurlijk, daarmee in 1956 een hit zou krijgen? Een grotere hit natuurlijk dan de oorspronkelijke uitvoerder, die immers was veroordeeld tot de categorie ‘race music’: for blacks only.

Daar zit ook de kracht van dit levendige portret van Richard Wayne Penniman (1932-2020), een zwarte jongen uit Macon, Georgia. De man en zijn muziek worden door regisseur Lisa Cortés nadrukkelijk binnen hun historische context geplaatst. Little Richard: I Am Everything (101 min.) brengt het gesegregeerde Amerika van na de Tweede Wereldoorlog tot leven, waar zwarte (en queer) artiesten rock & roll uit de klauwen van de Duivel rukten en witte helden zoals Pat Boone en Elvis Presley, die zelfs werd gekroond tot de koning van het genre, daarna met de eer gingen strijken.

Dat is zijn hele leven, waarin hij tot het eind bekend en relevant probeerde te blijven, een pijnpunt gebleven. ‘De beste nieuwe artiest is…’, begint Little Richard bijvoorbeeld een aankondiging bij de uitreiking van een Award bij de Grammy’s van 1988 en grijpt vervolgens zijn kans: ‘… ikzelf. Ik heb nog nooit een prijs gekregen. Ze hebben mij nooit een Grammy gegeven.’ Als hij een kleine tien jaar later alsnog in het zonnetje wordt gezet tijdens de American Music Awards als ‘The Originator’, de architect van rock & roll, dan resulteert dat in een buitengewoon aangrijpende scène.

Eerst op het podium waar Penniman aangedaan de erkenning incasseert die hij zo lang heeft gemist. En vervolgens op een klein schermpje als de bassist van zijn band, Charles Glenn, de beelden ruim twintig jaar later terugkijkt en opnieuw overmand raakt door emoties. Het zijn kleine emoties. Over een individuele artiest die nooit de waardering heeft gevoeld waarop hij, en niet alleen volgens zichzelf, allang recht had. Het zijn tegelijkertijd ook grote emoties. Over essentiële Afro-Amerikaanse (queer-)artiesten die zo lang consequent naar de kantlijn van de entertainmentwereld zijn verdreven.

Cortés weet dat gevoel – van zwarte pioniers als ‘roadkill’ op de weg naar het grote succes en geld – uitstekend over te brengen in een liefdevolle film. Met bijdragen van collega’s als Mick Jagger (die als Richards voorprogramma, net als Paul McCartney van The Beatles overigens, de kunst afkeek bij de meester), Tom Jones en Nile Rodgers en cultfilmregisseur en Little Richard-superfan John Waters (die al een halve eeuw een Little Richard-snorretje aanhoudt) wordt daarnaast ook het unieke karakter van de flamboyante performer nog eens vol in de spotlight gezet.

Op die plek gedijde Little Richard als geen ander en oogt hij nog altijd even extravert, androgyn en viriel als ooit, toen de rock & roll, ergens in de jaren vijftig, het levenslicht zag.

El Equipo

Movies That Matter

Als Clyde Snow in 1984 voor het eerst naar Argentinië vertrekt, heeft de junta van de beruchte generaal Jorge Videla pas kort daarvoor plaatsgemaakt voor een burgerregering en kunnen de militairen zomaar opnieuw de macht grijpen. De Amerikaanse forensisch antropoloog, die eerder slachtoffers van seriemoordenaar John Wayne Gacy heeft geïdentificeerd en de stoffelijke resten van de Nazi-kampbeul Josef Mengele onderzocht, gaat samen met een team van Argentijnse archeologiestudenten op zoek naar mensen die zijn verdwenen tijdens de militaire dictatuur (1976-1983).

De jeugdige Argentijnen van El Equipo (80 min.) realiseren zich direct: als Videla terugkeert, kan Snow altijd terugkeren naar huis en zijn wij opgejaagd wild. Voor het oog van de wereld – en de wanhopige familieleden van ‘Los Desaparecidos’ – gaan ze desondanks aan het werk met het opgraven en identificeren van lijken en daarna het vaststellen van hun doodsoorzaak. ‘Als je je emoties je bevindingen laat beïnvloeden, dan verlies je je geloofwaardigheid als expert’, zegt Clyde Snow daarover. ‘Van de andere kant: als je die botten simpelweg als objecten gaat zien, dan verlies je uit het oog dat dit mensen waren.’

Hij houdt zijn jonge pupillen in deze stevige documentaire van Bernardo Ruiz, waarin sleutelfiguren uit het team terugblikken op hun werk en dilemma’s, daarom voor: als je wilt huilen, doe dat dan ’s nachts. Dit wordt het mantra van het idealistische onderzoeksteam. Ook als dat z’n vleugels uitslaat. Eerst naar vergelijkbare landen zoals Chili, Guatemala en El Salvador. Later ook naar Afrika, waar ze de bloedige erfenis van dictatoriale regimes in Congo, Ethiopië en Zimbabwe gaan onderzoeken. Equipo Argentino de Antropología Forense (EAAF), door de jaren actief in meer dan zestig landen, wordt een autoriteit in de hele wereld.

Hun delicate en belastende werk leidt hen uiteindelijk naar Mexico, de moeilijkste klus tot nu toe. Daar zoeken ze naar 43 verdwenen studenten en doen ze onderzoek naar de honderden vermoorde vrouwen uit Ciudad Juárez. In Mexico is alles anders dan anders voor hen. Familieleden zijn bijvoorbeeld helemaal niet dankbaar als zij een lichaam aantreffen. Die mededeling betekent immers geen einde aan alle onzekerheid, maar het vermorzelen van elke vorm van hoop. Intussen spelen de Mexicaanse autoriteiten, in het bijzonder bij de studentenverdwijning, ook een dubieuze rol en bemoeilijken zij EAAF’s werk.

Daar wordt El Equipo, in 2020 genomineerd voor een Nobelprijs voor de Vrede, tot het uiterste op de proef gesteld: kan het team in elke politieke en maatschappelijke context z’n belangrijke werk doen en welke tol eist dit dan van de individuele leden?

Journeys With George

HBO

‘Dit is waar de politiek in New Hampshire om draait’, zegt George W. Bush bij een persmomentje in de sneeuw, tijdens de Amerikaanse presidentscampagne van 2000. ‘En wij zijn enthousiast dat we hier zijn.’

‘Wat? Omdat je billen eraf vriezen?’ roept Alexandra Pelosi, te midden van de verzamelde journalisten en cameraploegen die het tafereel trouw vastleggen. De Republikeinse politicus komt onmiddellijk naar haar toegelopen. ‘Oké, opgelet’, zegt hij lachend tegen de andere cameramensen. ‘Film haar terwijl ze mij filmt.’ Zo dollen ze nog even verder. Als de kandidaat uiteindelijk grinnikend wegloopt om zich met gewichtigere zaken bezig te gaan houden, komt Newsweek-journalist Trent Gegax op Pelosi afgelopen. ‘Volgens mij heb jij er een nieuwe vriend bij!’

De chemie tussen de Texaanse gouverneur Bush, een ‘compassionate conservative’ die later inderdaad tot president zal worden gekozen, en de vrouw achter de camera, een lid van het perskorps dat in zijn kielzog opereert en die hem steeds lekker ongecompliceerd tegemoet treedt, is het absolute ‘unique selling point’ van Journeys With George (76 min.). En dat is op zichzelf ook weer opmerkelijk: Pelosi stamt immers uit een Democratisch geslacht en is de dochter van het vooraanstaande Californische congreslid Nancy Pelosi, een ideologische tegenstander van Bush.

In het persvliegtuig reist ze samen met andere journalisten een jaar lang achter het privétoestel van George W. Bush aan. ‘We volgen ze gewoon als kleine lemmingen’, constateert Wayne Slater van The Dallas Morning News, als Bush bij een ‘photo op’ de show probeert te stelen op een sneeuwscooter. ‘En doen precies wat zij zeggen.’ De kandidaat zelf krijgen ze doorgaans alleen te zien als die iets te verkopen heeft. Pas als diens rivaal in de Republikeinse voorverkiezingen, John McCain, een voorsprong pakt, wordt Bush regelmatig beschikbaar gemaakt voor zijn vrienden van de media.

Dan komt het komische duo Pelosi-Bush pas echt op gang. De Bush die zich aan Pelosi’s camera toont is eigenlijk best een toffe peer. Een getapte jongen, altijd in voor een gebbetje. En dat is in 2002, als deze verrukkelijke roadmovie wordt uitgebracht en ‘Dubya’ al enige tijd leider van de vrije wereld is, nogal een contrast met het beeld dat linkse Amerikanen en de meeste buitenlanders van hem hebben als de man die de verkiezingen van 2000 stal van de Democraat Al Gore en vervolgens, na de terroristische aanslagen van 11 september 2001, een onnodige oorlog is begonnen in Irak.

Terwijl Pelosi scherpstelt op een ‘andere’ Bush, die zijn charmeoffensief naar haar vrolijk voortzet, krijgt ze automatisch de achterkant van het Amerikaanse verkiezingscircus, en rol van de pers daarbinnen, in beeld: de kameraadschap, het fastfood, de verveling, het cynisme en de liederlijke feestjes. En als de verkiezingsuitslag eindelijk vaststaat, verlaat iedereen dat parallelle universum weer en vervolgt zijn normale bestaan. Alexandra Pelosi als camerajournalist/documentairemaker en George W. Bush als de 43e president van de Verenigde Staten.

Vardy vs Rooney: The Wagatha Trial

Discovery+

Op 9 oktober 2019 gooit Coleen Rooney de knuppel in het hoenderhok: het is Rebeka Vardy’s account waarmee stelselmatig persoonlijke informatie van haar eigen afgeschermde Instagram-pagina wordt gelekt naar de Britse roddelbladen. Coleens publiek geuite beschuldiging mondt uit in een rechtszaak, waarbij de twee voetbalvrouwen, de echtgenotes van de (voormalige) Engelse internationals Wayne Rooney en Jamie Vardy, recht tegenover elkaar komen te staan. In het ‘court of public opinion’ zijn ze dan allang veroordeeld: de één vanwege laster, de ander vanwege uiterst laakbaar gedrag.

De zaak staat inmiddels te boek als Wagatha Christie, een social media-whodunnit die zelfs de befaamde Britse schrijfster Agatha Christie (niet) had kunnen verzinnen. In de tweedelige docuserie Vardy vs Rooney: The Wagatha Trial (96 min.) belicht Graham Smiles de toch wat onsmakelijke kwestie van beide kanten: de eerste aflevering wordt verteld vanuit het perspectief van Team Vardy, in de tweede komt Team Rooney aan bod. Hun beweringen worden ingekaderd door deskundigen, andere spelersvrouwen, (entertainment)journalisten en een paparazzo. Een opzet die onlangs ook is gebruikt bij een al even spraakmakende ‘trial by media’-kwestie: Johnny vs Amber.

Dit gedegen tweeluik richt zich op zowel het moddergevecht in de media als het juridische steekspel in de rechtszaal tussen de twee ‘WAGs’. Deze term, die door sommige vrouwen zelf is omarmd als een geuzennaam, wordt in de Britse boulevardpers gebruikt voor de ‘Wives And Girldfriends’ van bekende voetballers, die daarmee automatisch worden gereduceerd tot ‘arm candy’ van hun mannen. Als tweederangs celebrities – zonnebankbruin, veelal geblondeerd en chirurgisch geperfectioneerd – hengelen ze voortdurend naar de aandacht van de Britse tabloids, die daarvoor een speciale afdeling met haaibaaien, roddelvangers en probleemzoekers uit de grond hebben gestampt.

De zaak Rooney-Vardy, waarin Rebeka’s PR-dame Caroline Watt een cruciale rol blijkt te spelen en Coleen in de voetsporen treedt van de meesterdetectives Miss Marple of Hercule Poirot, levert in elk geval een bijzonder lelijk beeld op van de (wannabe) celebritycultuur en het giftige klimaat dat daaromheen wordt gecreëerd door de Britse schandaalpers.

MC5: A True Testimonial

‘Als je opgroeit in Detroit, dan is dat je voorland’, zegt Wayne Kramer, terwijl hij langs de autofabrieken van de industriestad in Michigan rijdt. ‘Het vooruitzicht dat ik daar de rest van mijn leven zou moeten werken stond me niet aan. En dus zocht ik een paar gasten om een band mee te beginnen.’ Die band werd The MC5, een belangrijke voorvader van wat later punk zou gaan heten, de belichaming van de tegencultuur van de sixties en simpelweg één van de opwindendste rockbands die ooit op een podium heeft gestaan.

Een MC5 zou volgens gitarist Kramer, die met veel humor als voornaamste verteller fungeert van deze documentaire van David C. Thomas uit 2002, zomaar een auto-onderdeel kunnen zijn. MC zou natuurlijk ook kunnen staan voor Motor City. Of voor: Manufacturing Center, Morally Corrupt, Marihuana Cigarette, Much Cock of Mongolian Clusterfuck. Om maar eens wat te noemen. Samen met zanger Rob Tyner, de frontman met de imposante stem en bos kroeshaar, en zijn medegitarist Fred ‘Sonic’ Smith, die later een relatie zou krijgen met zangeres/dichteres Patti Smith, vormde Wayne Kramer de kern van de groep die in zijn korte bestaan (1965-1972) talloze zinderende concerten gaf en in elk geval één onvervalste songklassieker naliet: Kick Out The Jams. Een strijdkreet die meteen werd gevolgd door een eensgezind gebruld ‘Motherfucker!’.

MC5: A True Testimonial (121 min.) is een typische bandjesdocu, waarin de opkomst en ondergang van deze beeldbepalende groep uit de doeken wordt gedaan door de nog levende leden en hun toenmalige entourage. Een bijzondere rol is weggelegd voor beatnik-poëet, kunstenaar, überhippie, LSD-goeroe en bandmanager John Sinclair. Hij zorgde ervoor dat The MC5 in de zomer van 1968 de ‘Motor City’ Detroit verliet en onderdeel werd van de Trans-Love & MC5 Commune in het nabijgelegen Ann Arbor. Daar vond de band definitief zijn onstuimige sound en fuck you-attitude, die zou resulteren in talloze confrontaties met de politie. Er ontstond zelfs zoiets als The White Panther Party, een eigen variant op de in die tijd zeer omstreden Black Panthers. En ook een platencontract was niet meer ver weg: samen met kleine broertje The Stooges tekende The MC5 bij Elektra Records.

Die overeenkomst zou echter niet het startsein blijken voor een lange, lucratieve carrière, maar eerder het startschot voor een ongenadige Blitzkrieg, waarbij de groep nog eenmaal doorschakelde en zich als een typisch hedonistische rock & roll-band begon te manifesteren. Daarna implodeerde de hele boel in een vloek en een zucht, als gevolg van een overdosis dope en ego. En dat doet tijdens het maken van deze documentaire, zo’n dertig jaar later, nog altijd zichtbaar pijn bij Kramer en zijn voormalige bandmaten. Met het einde van The MC5 was ook hun glorieperiode – door Thomas hier vereeuwigd met een hele sloot, lekker energiek gemonteerd archiefmateriaal en nog altijd zeer enerverende concertimpressies – definitief voorbij. Voor de voormalige rockrebellen, die met evenveel trots als zelfspot terugblikken, moesten de jaren des verstands gaan beginnen.

En dat ging, zo blijkt in de toch wat tragische epiloog van deze kostelijke film, bepaald niet vanzelf.

The Slow Hustle

HBO Max

‘Oh, Sean, nee!’ schreeuwt politieagent David Bomenka met overslaande stem. Samen met zijn collega Sean Suiter van de Baltimore Police Department is hij op 15 november 2017 op een melding afgegaan in de ongure omgeving van Harlem Park, in het westen van de beruchte Amerikaanse stad Baltimore. Daarbij is het in een steeg, in een onoverzichtelijke situatie, gekomen tot een schietpartij. Met dramatische gevolgen: Suiter ligt levenloos op de grond. ‘Officer down!’ roept zijn collega.

Sean Suiters tragische dood leidde onlangs al tot één van de aangrijpendste scènes van We Own This City, de sterke miniserie waarmee showrunner David Simon een vervolg gaf aan zijn klassieke serie The Wire. Het dramatische tafereel vormt tevens het startschot van deze krachtige documentaire van Sonja Sohn. Als actrice was zij vijf seizoenen lang te zien in The Wire, Simons verpletterende ontleding van de Amerikaanse ‘war on drugs’, als de gedreven politieagent Kima Greggs.

Al snel worden er in The Slow Hustle (85 min.) vragen opgeworpen over Suiters dood: was het wel doodslag? Of kon het ook moord zijn? Of zelfs zelfdoding? Sean Suiter was betrokken geraakt bij duistere zaakjes van een speciaal politieteam en zou een dag na zijn dood tegen collega’s getuigen in een corruptiezaak. Het leek te veel op zelfmoord om zelfmoord te kunnen zijn, stelt Justin Fenton, misdaadverslaggever van The Baltimore Sun en schrijver van het boek We Own This City, cryptisch.

Met Suiters vrouw en kinderen, collega’s en plaatselijke journalisten loopt Sohn, die in haar debuut Baltimore Rising al de gespannen situatie in haar thuisstad en de Black Lives Matters-rellen na de dood van Freddie Gray in beeld bracht, de hele affaire door. Ze komt daarbij automatisch terecht bij de hoofdrolspelers van We Own This City: het wapenopsporingsteam van Wayne Jenkins, de verpersoonlijking van de ‘bad cop’. Dat heeft Baltimore jarenlang als een roversbende geplunderd.

Sonja Sohn plaatst intussen serieuze vraagtekens bij de officiële lezing van wat er op 15 november in die desolate steeg in West-Baltimore is gebeurd. Hoewel hij zelf politieagent was, zou Sean Suiter zomaar één van de vele zwarte Amerikanen kunnen zijn die een gewelddadige confrontatie met de politie moet bekopen met de dood. ‘Give us the shooter’, roepen boze Black Lives Matter-demonstranten niet voor niets boos als het officiële onderzoek naar de ware toedracht is afgerond. ‘Give us the shooter of Sean Suiter.’

In de documentaire I Got A Monster wordt het losgeslagen Gun Trace Task Force van Wayne Jenkins nog eens doorgelicht, met journalisten, agenten en inwoners van Baltimore die er door hem in werden geluisd.

Conversations With A Killer: The John Wayne Gacy Tapes

Netflix

Van november 1979 tot april 1980 voerde John Wayne Gacy, in afwachting van een rechtszaak vanwege moord, gesprekken met een medewerkers van zijn eigen verdedigingsteam, iemand waarvan de identiteit nog altijd onbekend moet blijven van z’n familie. De opnamen, zestig uur in totaal, zijn voor het eerst te horen in de driedelige documentaireserie Conversations With A Killer: The John Wayne Gacy Tapes (185 min.) van true crime-crack Joe Berlinger, die in 2019 al een serie afleverde over een andere beruchte seriemoordenaar: Conversations With A Killer: The Ted Bundy Tapes.

In de kruipruimte onder het huis van Gacy in Des Plaines, een stadje ten noordwesten van Chicago, heeft de politie eind 1978 de lijken van bijna dertig jonge mannen aangetroffen. Dat griezelverhaal is al talloze malen verteld – niet zo lang geleden in de sterke docuserie John Wayne Gacy: Devil In Disguise, opgebouwd rond gesprekken die de killer had met de befaamde FBI-profiler Robert Ressler – maar blijft onverminderd tot de verbeelding spreken. Niet vreemd: Gacy was een lokaal bekende ondernemer, deed dienst als voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Democratische Partij en stond zelfs op de foto met Rosalynn Carter, de vrouw van de toenmalige Amerikaanse president.

De joviale baas van aannemersbedrijf Painting Decorating Maintenance, die in zijn vrije tijd graag op kinderfeestjes kwam opdraven als Pogo The Clown en nog altijd voortleeft als de personificatie van de horrorclown, had al eens eerder in de gevangenis gezeten. Vanwege sodomie. Dat had hem ook zijn huwelijk gekost. Toen hij begin jaren zeventig opnieuw trouwde besloot hij volgens eigen zeggen om eerlijk te zijn naar zijn tweede echtgenote. ‘Ik wilde vertellen dat ik biseksueel was en me inliet met andere dingen, maar dat ik geen homo was of zo’, legt hij, volgens een geheel eigen logica, uit op de nieuwe audio-opnames. ‘Daar hoefde ze niet bang voor te zijn. Ik was tegen ze. Ze waren ziek en zwak.’

John Gacy – zou die tweede naam, Wayne, overigens ooit zijn toegevoegd om van hem de absolute tegenpool te maken van de ‘all American hero’ John Wayne? – ging zijn geperverteerde lusten en (zelf)woede genadeloos botvieren op de jongens die hij naar zijn huis wist te lokken. De agenten die hem destijds inrekenden kunnen de geur van hun rottende vlees en de bijbehorende beelden van ontbindende lichamen ruim veertig jaar later nog altijd moeiteloos oproepen. Hoe vaak zouden die sindsdien al hebben verteld over die macabere zoektocht door Gacy’s woning en hun ervaringen met de heer des huizes? En, zo bezien, delen zij nu werkelijk hun herinneringen of het logische verhaal dat ze daarvan ooit hebben gemaakt?

Berlinger laat hen in elk geval gewoon weer hun verhaal doen en ruimt tevens plek in voor een oude celmaat van John Wayne Gacy, zijn advocaten, een overlevende, de openbaar aanklagers, een voormalige medewerker en nabestaanden van enkele slachtoffers. Hun herinneringen worden gestut met nieuwsbeelden, naargeestige collageachtige sequenties en een onheilszwangere soundtrack. Zo wordt de huiveringwekkende geschiedenis van de sadistische moordenaar weer opgedist. Adequaat en kundig, met enkele eigen accenten, zoals de nadruk op de homoseksualiteit van veel slachtoffers. Daardoor kwam de politie waarschijnlijk later dan gebruikelijk in actie en kon Gacy dus langer ongestoord zijn gang gaan.

Uiteindelijk is het echter lastig om nog iets wezenlijks toe te voegen aan een levensverhaal dat al zo vaak, in al z’n gore details, is verteld. Ondanks hun schokkende karakter zijn de daden van John Wayne Gacy bijna vertrouwd gaan voelen. Tegelijkertijd blijft het schokkend om de man zelf bijvoorbeeld te horen vertellen dat hij heeft genoten van de rechtszaak. ‘Ik sta graag in het middelpunt’, zegt hij op de opnametapes. ‘Maar ik heb het ook verdiend. Niemand anders is weggekomen met wat ik heb gedaan.’

Louis

Dutch Filmworks/Doxy

Sinds zijn aanstelling als coach van het Nederlands elftal is Louis van Gaal, al dan niet bewust, bezig aan een enorm charmeoffensief. De bullebak, schoolmeester en betweter van weleer hebben plaatsgemaakt voor ‘the wise old man’ Louis van Gaal. Die is ongetwijfeld ook met de beste intenties tegenover Geertjan Lassche gaan zitten, om de ‘totale mens’ Van Gaal eens goed te kunnen laten zien. Een man die ook geliefde, vader, weduwnaar, pensionado, opa en kankerpatiënt is, om maar eens wat te noemen.

Tegenover Louis van Gaal staat echter een filmmaker met een knap en omvangrijk oeuvre (HemelbestormersZwart IJs en de serie Frontberichten), een man met een fascinatie voor sterke en eigenzinnige personages. Als iemand Van Gaal kan tackelen, is hij ‘t. Niet sinds pak ‘m beet Alleman en André Hazes: Zij Gelooft In Mij had een Nederlandse documentaire bovendien zoveel potentie om een groot publiek te bereiken als Louis (128 min.). De film werd aangekeild met ‘breaking news’, kreeg een première met rode loper en BN’ers en moet nu een bioscoophit worden.

‘Mijn vak is mensen te snappen’, oppert Lassche bij de start tegenover zijn hoofdpersoon, die graag showt hoe goed hij kan golfen. ‘Maar dat is jouw vak ook.’ Waarna ze samen de scharnierpunten in ‘s mans lange en turbulente loopbaan doornemen, via ontmoetingen met mensen die daarin een cruciale rol speelden: Edgar Davids (Ajax), Luis Figo (FC Barcelona), Frank en Ronald de Boer (Nederlands Elftal, 2000-2001), Mounir El Hamdaoui (AZ), Uli Hoeness (Bayern München), Arjen Robben (Nederlands Elftal, 2012-2014) en Wayne Rooney (Manchester United).

Het aardige van die tweegesprekken is dat ze niet louter loftuitingen aan het adres van de coach bevatten. Soms zit er ook een zekere spanning in. De gebroeders De Boer, als Jut en Jul op de achterbank van Van Gaals auto gezet, denken bijvoorbeeld wel te weten waar het misging tijdens zijn eerste bondscoachschap. Daar moeten ze de man zelf alleen nog van overtuigen. En ook het bijpraten met Bayern-voorzitter Hoeness, die hem na een succesvolle periode ontsloeg, heeft soms echt iets ongemakkelijks. Dat kleeft ook wel aan Louis van Gaal: het schuurt altijd wel een beetje.

Als hij zijn biografie mag aanbieden bij het Ajax van Ten Hag, resulteert dit in een werkelijk kostelijke scène. Want Van Gaal neemt, ongevraagd natuurlijk, meteen de gelegenheid te baat om spelers als Ziyech en Onana de les te lezen. Deze film bevat diverse van zulke ‘coachsituaties’, die alleen met een mengeling van bewondering en gêne zijn te aanschouwen. ‘Je hebt gelijk’, zegt Lassche bijvoorbeeld, als hij samen met zijn protagonist een videoverbinding tot stand probeert te brengen in diens Portugese woning. ‘Natuurlijk heb ik gelijk’, antwoordt die, geheel ‘in character’.

‘Was die boosheid echt?’ vraagt de filmmaker na beelden van één van Van Gaals fameuze woede-uitbarstingen. ‘Dat is een domme vraag,’ is het barse antwoord. Toch lijkt er van echte frictie tussen de twee nauwelijks sprake. Samen lopen ze ook zijn persoonlijk leven door, waarbij z’n vrouw Truus, broer Gerard en Renate en Brenda, de volwassen dochters die hij kreeg met zijn jong overleden eerste echtgenote Fernanda, een sleutelrol spelen. Zij zorgen voor verdere (emotionele) duiding bij kerngebeurtenissen uit Louis’ verleden, die met foto- en videobeelden uit het privé-archief worden geïllustreerd.

En net als dit portret op het niveau van een weliswaar smeuïge, schurende en ontroerende trip nostalgia dreigt te blijven steken, dienen zich twee nieuwe uitdagingen aan voor Louis van Gaal: ernstige gezondheidsproblemen en het aanbod om opnieuw Oranje te coachen. Met deze bouwstenen, die emotioneel helemaal verknoopt raken met elkaar, werkt Lassche naar een geladen climax, waarbij hij opvallend veel toegang krijgt tot zijn hoofdpersoon. Zowel bij diens behandeling in het ziekenhuis als bij zijn derde klus met het Nederlands elftal.

Het wordt de aangrijpende apotheose van deze ‘totaalfilm’ over Louis van Gaal, zo’n archetypische ‘man you hate to love and love to hate’ – al is dat laatste er bepaald niet gemakkelijker op geworden door Geertjan Lassches hartveroverende portret.

Punk In London

Netflix

Hoe punk wil je het hebben?

Terwijl het ene bandlid probeert uit te leggen wat dat nu is, punk, laat het andere zijn ontblote achterwerk zien voor de camera. Die wil de boodschap – schijt aan alles? – blijkbaar nog even kracht bij zetten in Punk In London (90 min.) een documentaire van Wolfgang Büld uit 1977. Hij bezocht destijds cruciale plekken in de Britse hoofdstad en portretteerde daar de eerste generatie punkbands. Illustere namen als The Adverts, X-Ray-Specs, Wayne County And The Electric Chairs en The Killjoys

Tijdens zijn omzwervingen langs de pleisterplaatsen van de punkhype komt de Duitse filmmaker ook terecht bij Arturo Bassick. Deze negentienjarige jongeling (echte naam: Arthur Billingsley) speelt sinds enkele maanden bas bij The Lurkers, die net een bescheiden hitje hebben met Shadow. In de woonkamer van zijn ouderlijk huis, omringd door z’n vader en moeder die gezellig rond het tv-toestel zijn gaan zitten, geeft hij uitgebreid tekst en uitleg over onder meer het politieke karakter van punkmuziek.

Dan verschijnen ineens The Boomtown Rats, die later ook nog in de film zelf zullen opduiken, op de televisie in het programma Top Of The Pops. ‘Waardeloos!’ reageert Bassick direct in stijl. ‘Lang niet zo goed als The Lurkers.’ Hij legt uit: ‘Zij hebben een groot label achter zich dat er geld in pompt. Alleen zo word je beroemd. Corrupt. Uitverkoop!’ Gelukkig voor de nieuwbakken Lurker vindt zijn vader Bassicks band ‘beter dan gemiddeld’ en moet zijn moeder zelfs aan The Rolling Stones denken.

Büld laat zich regelmatig met een kluitje in het riet sturen door zelfbewuste punkers met een gemeenplaats over waarom zij wél punk zijn, anderen juist niet of het genre in de uitverkoop wordt gedaan, maar intussen dringt hij wel degelijk tot het binnenste door van een jeugdcultuur die zich voor even het middelpunt van de wereld waant, met zijn eigen platenwinkels, poptijdschriften en rivalen (de gevreesde Teddy Boys, vetkuiven die hun territorium maar wat graag verdedigen).

Alleen The Stranglers, op dat moment één van de grootste en meest omstreden groepen van de subcultuur, weigeren categorisch om aan Bülds film mee te werken. Al valt ook dat leed te overzien, omdat enkele bandleden hem nog wel even hoogmoedig te woord staan als hij daarover verhaal gaat halen bij hen. The Jam en The Clash, twee van de interessantste bands van de eerste Britse punkgolf, zijn gelukkig wel van de partij en krijgen tegen het einde van dit vermakelijke tijdsbeeld ook nog eens uitgebreid het podium.

Shooting Bigfoot

‘Als je hem nu nog niet kunt zien, is er iets mis’, slaat Dallas Gilbert, een bewoner van Ohio, de spijker op zijn kop aan het begin van Shooting Bigfoot (91 min.). Dallas, een morsige man van middelbare leeftijd zonder bovengebit, heeft samen met zijn vaste partner Wayne Burton al talloze foto’s gemaakt van het mythische gorilla-achtige monster Sasquatch, dat zich schuil schijnt te houden in de uitgestrekte bossen van de Verenigde Staten. Alleen: je moet Bigfoot wel wíllen zien op die foto. Anders zie je toch echt niet veel meer dan een onduidelijke schaduw van iets of iemand.

De Britse documentairemaker Morgan Matthews neemt de proef op de som en gaat op expeditie met het olijke duo Dallas en Wayne. Hij sluit daarnaast ook aan bij de jager Rick Dyer, die bezweert dat hij een bigfoot, of iemand die zich als zodanig voordoet, gaat omleggen. En ook bij de patserige connaisseur Tom Biscardi, die met de ‘documentaire’ Anatomy Of A Bigfoot een hoax van zijn rivaal Dyer zou hebben blootgelegd, is Matthews van harte welkom. Of dat wel goed gaat? Dat is nog maar de vraag: de Brit eindigt zijn avonturen in elk geval met een gezicht vol blauwe plekken, zo laat hij bij aanvang al zien.

Deze documentaire uit 2013 begint meteen lekker: ‘Ben jij gekwalificeerd als meesterspeurder?’ wil Morgan Matthews van Rick Dyer weten. Die reageert gevat: ‘Kun je een kwalificatie halen als klootzak-filmmaker? Even later, in de auto: ‘Papa, bestaat Bigfoot echt?’ vraagt Dyers schattige dochtertje. ‘Dat weet je toch, liefje.’ Interviewer Matthews ziet zijn kans echter schoon: ‘Weet je niet of hij echt is? Heeft iemand je verteld dat hij niet echt is?’ Het aandoenlijke meisje reageert fris van de lever. ‘Dat heeft mama verteld.’ En dat kan vader natuurlijk niet over zijn kant laten gaan. ‘Papa heeft Bigfoot met zijn eigen ogen gezien. Geloof je, papa?’

In het kielzog van de enigszins creepy Dyer, meesterbullshitter Biscardi en het slechte komische duo Gilbert & Burton dringt Matthews vervolgens diep door tot Sasquatch-land, waar hij van alles te horen en te zien krijgt en toch weinig wijzer wordt. Uit zijn houding en vragen wordt duidelijk dat de filmmaker weinig geloof hecht aan de beweringen van zijn expeditiepartners. Dat is voor hen alleen geen enkel beletsel om hele sterke – en totaal oncontroleerbare – verhalen op te dissen. Een enkele keer wordt dat spannend of zelfs eng, meestal is het vooral aandoenlijk of gewoon grappig. Voor mensen met gevoel voor de lulligheid van het bestaan zelfs erg grappig. Buikpijn-grappig.

Zet Matthews hen te kakken? Een beetje wel. Eigenlijk doen ze het vooral zelf. Zonder gêne. Omdat ze, op een vreemde manier, blijkbaar identiteit ontlenen aan die vreemde strapatsen en waarschijnlijk ook omdat er een aardige grijpstuiver mee is te verdienen. Shooting Bigfoot speelt zich duidelijk niet af in de hogere regionen van de Verenigde Staten, maar in het white trash-deel van Amerika, waar machismo, bijgeloof en volksverlakkerij vrij spel hebben. En Sasquatch/Bigfoot, onlangs nog te zien in deze serie, beslist niet het enige larger than life-personage is.

John Wayne Gacy: Devil In Disguise

‘Ik zie niet in hoe ik antisociaal kan zijn als ik toch zoveel contacten met andere mensen onderhoud’, zegt de man aan de andere kant van de tafel licht verontwaardigd. ‘En hoe zit het dan met die meervoudige persoonlijkheidsproblematiek?’ wil zijn gesprekspartner weten, tijdens een interview dat nooit eerder was te zien. Oh, dat? Dat was vooral een probleem van enkele gekke doktoren. Toen ze langskwamen, had hij zich nog netjes voorgesteld: ik ben John Wayne Gacy, de politicus, de clown, de familieman en de zakenman. ‘De volgende dag stond er in de krant dat ik een meervoudige persoonlijkheid had!’

De gesprekken die Gacy in 1992 met de legendarische FBI-profiler Robert Ressler had – niet vanwege zijn veelzijdige bestaan, maar vanwege de bijna dertig lijken die in de kruipruimte van zijn huis werden aangetroffen – vormen het hart van deze zesdelige docuserie over één van de beruchtste seriemoordenaars aller tijden. Hier is, zoveel is duidelijk, een monster aan het woord. Of op zijn minst een zeer beschadigde man. Hij oogt niettemin als een joviale buurman, die meteen bijspringt als er een klusje moet worden gedaan. Als aannemer had hij in de regio Chicago zo ook een uitgebreid netwerk opgedaan, waarin zich tevens talloze jonge mannen bevonden. Jongens eigenlijk nog. Voor altijd. Door hem.

Drieëndertig moorden zouden er uiteindelijk officieel worden toegeschreven aan de man, die in 1978 werd gearresteerd en die, ondanks het feit dat hij in 1994 toch echt ter dood is gebracht, nog altijd voortleeft als de ultieme killerclown, Pogo. John Wayne Gacy: Devil In Disguise (310 min.) kan worden beschouwd als het definitieve verhaal van deze volledig verknipte figuur. Daarbij heeft regisseur Rod Blackhurst niet gekozen voor een dramatische, nét iets te dik aangezette true crime-‘tone of voice’ gekozen, maar eerder voor een tamelijk nuchtere toonzetting. Ingetogen bijna. Waarbij niet alleen het bizarre personage Gacy en diens gruweldaden worden uitgediept, maar waarbij er ook aandacht is voor z’n slachtoffers en zijn eigen familie, Johns zus Karen Kuzma in het bijzonder.

Behalve agenten, aanklagers en journalisten die destijds bij het onderzoek betrokken waren, komen ook Gacy’s oude celmaat, voormalige medewerkers en – via een audio-interview – zijn tweede vrouw Carole (die zich regelmatig beklaagde over de stank in huis) aan het woord. Hun herinneringen zijn aangekleed met een uitputtende collectie archiefmateriaal. Daarbij springen met name beelden uit 1969 van Gacy in een gevangenis te Iowa in het oog. Hij zat toen, lang vóórdat hij zijn moordzucht zou gaan botvieren, al een straf uit voor ‘sodomie’. Tijdens activiteiten in de keuken en in gesprekken met het bezoek is een modelgevangene te zien, een man die zijn leven heeft gebeterd en die na achttien maanden vervroegd in vrijheid zal worden gesteld. Het monster, dat zich dus al schuldig had gemaakt aan verkrachting, moest zijn ware gezicht nog tonen.

In de slotafleveringen buigt Blackhurst zich over de vragen die onbeantwoord zijn gebleven na Gacy’s executie: van extra slachtoffers tot grootse complottheorieën. Omdat overtuigende antwoorden opnieuw uitblijven, gaat de serie een beetje als een nachtkaars uit. Al heeft John Wayne Gacy: Devil In Disguise ook dan nog altijd één uitgesproken troef: de grijze, ietwat morsige man, die een ordner heeft aangelegd met gedetailleerde informatie over alle 33 slachtoffers en die intussen tegenover Ressler stellig blijft beweren dat hij daar toch echt niets mee te maken heeft. Iemand die niet beter weet zou hem inderdaad voor een sociale vent kunnen verslijten.

John Wayne Gacy is ook de hoofdpersoon van de driedelige docuserie Conversations With A Killer; The John Wayne Gacy Tapes.

Atlanta’s Missing And Murdered: The Lost Children

Er is nauwelijks een fenomeen te bedenken dat zo tot de verbeelding van een groot publiek spreekt als seriemoordenaars. Geen fijnere antiheld dan een Norman Bates of Hannibal Lecter. En het Amerika van de jaren zeventig en tachtig heeft een ongelofelijke hoeveelheid van zulke bizarre ‘larger than life’-personages opgeleverd. Een kleine halve eeuw later zijn ze nog altijd goed voor nieuwe boeken, speelfilms én documentaires. Na recente series over Ted Bundy (Conversations With A Killer: The Ted Bundy Tapes) en Henry Lee Lucas (The Confession Killer) is het nu bijvoorbeeld de beurt aan één van de weinige zwarte voorbeelden, Wayne Williams.

Hij grijpt in Atlanta’s Missing And Murdered: The Lost Children (285 min.), over de moord op bijna dertig (!) jongens in de hoofdstad van de Amerikaanse staat Georgia, opnieuw de gelegenheid aan om zijn eigen onschuld te bepleiten – en, ook niet onbelangrijk, om weer eens in de spotlights te staan. Die gedachte dringt zich tenminste op als de man doodgemoedereerd vanuit de cel inbelt bij een bijeenkomst waarin de moorden nog eens worden besproken met nabestaanden en betrokkenen. Williams is echter niet de enige die weigert om de officiële lezing van wat er is gebeurd te accepteren. Camille Bell, de bijzonder uitgesproken moeder van de vermoorde Yusef en woordvoerster van de lokale Dwaze Moeders, noemt hem zelfs ‘het dertigste slachtoffer van de Atlanta-moordpartij’.

Die uitspraak kan niet los worden gezien van de getroebleerde historie van de stad, waarin racisme aan de orde van de dag was en de Ku Klux Klan een dubieuze hoofdrol speelde, óók in het plaatselijke politiekorps. Hoewel dat ten tijde van de moorden toch echt werd geleid door een zwarte commissaris. Zoals Atlanta toentertijd ook werd bestuurd door een Afro-Amerikaanse burgemeester. De bewoners van de zwarte achterbuurten hadden desondanks weinig vertrouwen in de lokale autoriteiten en hechtten nog minder geloof aan hun verklaring voor de kindermoorden (die onlangs ook al centraal stonden in het tweede seizoen van de puike dramaserie Mindhunter, over FBI-agenten die seriemoordenaars profileren).

En getuige deze vijfdelige documentaireserie van Sam Pollard, Maro Chermayeff, Jeff Dupre en Joshua Bennett hadden ze daar ook alle reden toe. Keisha Lance Bottoms, de huidige burgemeester van Atlanta, heeft zich zelfs genoodzaakt gezien om de zaak te heropenen, om te bekijken of Wayne Williams inderdaad de afschrikwekkende moordenaar is die zonder al te veel moeite van hem kon worden gemaakt. De man is ook slechts veroordeeld voor zegge en schrijve twee moorden. Hoe zit het dan met de ruim 25 andere slachtoffers? Heeft hij ook hen van het leven beroofd of zijn die zaken hem simpelweg in de schoenen geschoven, zodat ze nu als opgelost te boek staan (of een nóg ongemakkelijkere waarheid kunnen verhullen)? Kortom: staat er ergens in Atlanta een gigantische doofpot?

De intrigerende miniserie Atlanta’s Missing And Murdered werpt zulke indringende vragen op, zonder daarbij een duidelijke kant te kiezen of te gaan voor goedkoop effectbejag. De filmmakers laten zowel aanklagers en politieagenten als het verdedigingsteam van Williams aan het woord, waarbij de kijker grotendeels zelf zijn weg zal moeten vinden door het doolhof van tegenstrijdige ‘feiten’ en meningen dat zo ontstaat. Het drama wordt bovendien nadrukkelijk geplaatst binnen de ongemakkelijke raciale historie van de stad, waarbij de zwarte inwoners eraan gewend zijn geraakt dat ze niet worden gezien of gehoord. Zelfs als hun kinderen stelselmatig worden vermoord…

Er is overigens alweer een nieuwe docuserie aangekondigd rond een beruchte seventies-seriemoordenaar (en – verkrachter), The Golden State Killer, gebaseerd op het superspannende boek I’ll Be Gone In The Dark van Michelle McNamara.

Wrinkles The Clown

Als je een vervelend kind de stuipen op het lijf wilt jagen, bel dan Wrinkles The Clown (78 min.). Hij roept ongehoorzame zoons of dochters genadeloos tot de orde, op een manier die ze nooit meer vergeten. Deze film openbaart wie er schuil gaat achter de beruchte horrorclown: een nurkse en morsige ouwe vent die alleen in een camper woont, zo nu en dan een stripclub bezoekt en beslist niet herkenbaar in beeld wil. Hij krijgt nu namelijk al continu telefoontjes, waaronder een hele zwik doodsbedreigingen. En je weet nooit zeker hoe serieus je die moet nemen.

Wrinkles appelleert aan de aloude angst voor clowns, die ook al in talloze griezelfilms is geëxploiteerd en in de jaren zeventig via seriemoordenaar John Wayne Gacy een gruwelijke real life-variant heeft gekregen. Er is zelfs een speciale webplek waarop sightings kunnen worden gemeld: HvUseenWrinkles? Met video’s van Wrinkles die door een beveiligingscamera wordt gesnapt als hij onder het bed van een meisje vandaan kruipt. Of van Wrinkles als hij op een schemerige parkeerplaats wordt gespot, sjokkend achter een winkelwagen met daarin zijn hele leven. De naargeestige clown is intussen een enorme hype geworden. Amerikaanse media krijgen geen genoeg van de engerd, die natuurlijk perfect aansluit bij de sensationele verhalen die zij het liefst vertellen.

Filmmaker Michael Beach Nichols zet de mythe rond de ‘terrorclown’ in deze slim opgebouwde documentaire nog eens flink in de steigers, haalt daarbij alle denkbare horror-clichés van stal en onderzoekt tegelijk met kinderen, hun ouders, clowns en deskundigen de aantrekkingskracht van griezelverhalen en urban legends in het algemeen. En uiteindelijk weet hij in deze, jawel, spannende film de echte Wrinkles The Clown tóch in beeld te krijgen.

Lorena

Amazon

Ze werd een soort archetype van de wraakzuchtige echtgenote. Tenminste, als je alleen afging op de chocoladeletters in de roddelbladen. Tegelijkertijd groeide Lorena Bobbitt in 1993 uit tot een symbool voor alle Amerikaanse vrouwen die zich tegen hun gewelddadige mannen moesten verdedigen. De Ecuadoriaanse immigrante belandde in de schmutzige tabloid-historie als de vrouw die de penis van haar echtgenoot John afsneed.

Op het moment dat de hulpdiensten in huize Bobbitt arriveren, is het geslachtdeel, zoals een opmerkelijk goedgeluimde uroloog het treffend uitdrukt, zelfs nog ‘lost in action’. Zou ze hem ingeslikt hebben? vraagt een politieagente die de plaats delict moet onderzoeken zich af. Het gebruikte mes vinden ze uiteindelijk in een vuilnisbak, de vermiste penis op een nabij gelegen veldje. ‘Een brandweerman heeft ‘m uiteindelijk gevonden en opgepakt’, vertelt Lorena zelf 25 jaar na dato. Waarna ze haar handen voor de mond slaat en beschaamd begint te lachen. ‘Oh, mijn god!’

Het was doodeng, zegt haar ontmande ex-echtgenoot John Wayne Bobbitt, die volgens eigen zeggen bedwelmd was toen zijn vrouw het mes in zijn edele delen zette. ‘Alsof Freddy Kruegers hand door de muur kwam.’ De eerste aflevering van de vierdelige serie Lorena (253 min.) is dan pas tien minuten onderweg. De ‘castratie’, die nog een uitbundig vervolg zal krijgen in de rechtszaal en de (roddel)pers, vormt de opmaat naar een boeiend exposé over huiselijk geweld, mediahypes en de kwetsbare positie van immigranten.

De voormalige geliefden Lorena en John Wayne Bobbitt dreigen ondertussen volledig vermalen te worden door de onverkwikkelijke kwestie, die hen in de navolgende jaren nog in een psychiatrisch ziekenhuis, de porno-industrie en Hollywood zal brengen. Dat verhaal wordt kundig uit de doeken gedaan in deze krachtige miniserie van Joshua Rofé (die alleen wel wat lang is uitgevallen). Waarbij Lorena’s wanhoopsdaad, waarover elke mishandelde vrouw wel eens zal hebben gefantaseerd, niet meer is dan het kwartje dat in een automaat wordt gegooid, die vervolgens een continue stroom blunders, gênante situaties en tegenslagen uitspuugt.

Wat je niet doodt, stelt een (ongetwijfeld Amerikaans) spreekwoord, maakt je sterker. Dat geldt zeker voor één van de twee Bobbitts, die zich helemaal van de ander lijkt te hebben losgemaakt. Díe kan echter maar moeilijk afstand nemen van het verleden. Het is natuurlijk ook geen sinecure, een vrouw die het mes in haar mans penis zet. Al valt zelfs dat te relativeren. ‘In Afrika kunnen ze miljoenen vrouwen besnijden, zonder dat je er ooit iets over hoort’, zegt een vrouw, die een bijrol speelt in deze docuserie, aan het slot ervan. ‘Maar snijd één pik eraf en het land is te klein.’ Ze begint te lachen: ‘it’s a man’s world.’

Ice Guardians

Netflix
Zou het Nederlands elftal misschien behoefte hebben aan een enforcer? In z’n hoogtijdagen had Oranje steevast doorgewinterde ijzervreters als Johan Neeskens, Jan Wouters en Edgar Davids in de gelederen. Zij beschermden de echte sterspelers en traden direct op als de tegenstander in hun ogen te ver dreigde te gaan.

In het ijshockey, waar een lekker stick- of vuistgevecht gewoon een verplicht onderdeel van de wedstrijd lijkt, is die rol zo ongeveer geformaliseerd: de enforcer. Een man die alleen het ijs op komt als er een robbertje moet worden gevochten en die als een soort bodyguard de sterspeler van zijn eigen team beschermt of uit de wind houdt. Geen Wayne Gretzky zogezegd, zonder een Dave Semenko.

De eikenhouten sportdocumentaire Ice Guardians (108 min) concentreert zich op deze vigilantes, die op commando ‘het recht’ in eigen hand nemen en daarmee volgens auteur en gedragsdeskundige Howard Bloom gewoon een normale teamrol oppakken. Onderzoek van de universiteit van Chicago zou hebben uitgewezen dat in de evolutie van elke groep – of het nu gaat om een jeugdbende of een managementteam – al snel vaste rollen ontstaan: een leider, een clown, een nerd én een luitenant, ofwel de enforcer.

Soms draaft regisseur Brett Harvey wat door met de mythevorming rond de enforcers, die hier bijna worden geportretteerd als moderne equivalenten op de cowboy met de witte hoed die met zijn Colt 45 slechteriken tot de orde roept (of gewoon kalt stellt). Ice Guardians slaagt er echter wel degelijk in om het beeld te nuanceren van de domme kracht die bij het minste of geringste een beuk uitdeelt en besteedt daarnaast ook aandacht aan de valkuilen en gevaren van de job.

In tijden waarin het Nederlands elftal naar een bedenkelijk niveau is weggezakt, weerklinkt ook in het voetbal de roep om dit soort mannen van stavast die, nadat ze natuurlijk uit volle borst hebben meegezongen met het Wilhelmus, bereid zijn om alles, werkelijk alles, te geven en te riskeren voor het team.

Waar Ice Guardians alle kanten van het enforcersambacht belicht, concentreert Alex Gibney zich in de ijshockeydocu The Last Gladiators op legendarische ambachtslieden zoals Chris ‘Knuckles’ Nilan, Donald Brashear en Marty McSorley.