Meisjes Van De Goede Herder

VPRO

‘Lang, mager meisje’, leest oud-pupil Lies Vissers in haar eigen dossier. ‘Infantiel’. En: ‘probleemkind.’ Toen Lies twaalf was, overleed haar vader. Moeder kon de opvoeding alleen niet aan. En dus werd de oudere vrouw halverwege de jaren zestig als tiener naar één van de vijf Nederlandse kloosters van de Zusters van de Goede Herder-congregatie gebracht. Daar werd ze volgens eigen zeggen ‘gedepersonaliseerd’ en voor het leven beschadigd.

Joke de Smit was één van de 20.000 andere ‘gevallen meisjes’ die als tiener bij de katholieke kloosterorde werden ondergebracht. Ze kregen er werk in naaiateliers en wasserettes toebedeeld en werden flink afgeknepen door de aldaar werkzame nonnen. Joke ervoer het als een bijzonder liefdeloze omgeving, een soort jeugdgevangenis. ‘Vanaf dat moment ben ik heel rebels geworden.’ Samen met Lies, met wie ze een lekker no-nonsense duo vormt, en zeventien andere beschadigde vrouwen heeft zij nu advocaat Liesbeth Zegveld in de arm genomen om de Goede Herder voor de rechter te dagen.

Documentairemaakster Britta Hosman sluit voor de vierdelige serie Meisjes Van De Goede Herder (208 min.) drie jaar lang bij hen aan, maar laat ook de gedaagden aan het woord: de huidige directeur van de congregatie, Hubert Janssen, en de laatste nog levende en inmiddels behoorlijk fragiele Zusters. Zij geven een gezicht aan het repressieve systeem dat ook internationaal steeds meer onder vuur is komen te liggen. In Ierland bijvoorbeeld, waar wantoestanden bij de zogenaamde Magdalene Laundries voor veel ophef en aangrijpende slachtofferverhalen hebben gezorgd. 

Waar de verhalen over de Zusters van de Goede Herder – geïllustreerd met fraaie zwart-wit beelden uit een verloren tijd, die zich nochtans tot dik in de jaren negentig heeft uitgestrekt – ook vandaan komen, ze bevatten steeds dezelfde elementen: vernedering, tucht en dwangarbeid. Ook in Nederland, waar de meisjes aan het werk werden gezet voor het koninklijk huis en bedrijven als C&A en Vroom en Dreesman. De kloosterorde stak de opbrengst daarvan in eigen zak. Het is één van de onderwerpen die worden opgebracht tijdens de rechtszaak tegen de katholieke congregatie.

Met een bespiegelende voice-over, waarmee ze op z’n Schuldigs of Stuks ook in het hoofd van haar personages probeert te kruipen, kadert Hosman alle ontwikkelingen in. Ze schuwt ook confronterende vragen aan de huidige leiding van de Herder niet. Directeur Janssen stelt zich dan tot taak om de zaken nog zoveel mogelijk in een positief daglicht te plaatsen. Hij loopt daarbij alleen gedurig achter de feiten aan. Het ene verwijt is nog niet (min of meer) gecounterd of de volgende kwestie dient zich alweer aan. Anonieme graven op het Goede Herder-terrein in Almelo bijvoorbeeld.

Welk verhalen zijn daarin verdwenen en kunnen alsnog worden opgediept? In hoeverre laat een verleden dat zo gebrekkig is gedocumenteerd zich sowieso nog volledig reconstrueren en mag je daarover met hedendaagse ogen oordelen? En (hoe) kunnen misstanden met terugwerkende kracht worden gerepareerd? Is erkenning dan genoeg? Deze delicate en doortimmerde miniserie, die kritisch en toch afgewogen bericht over een nog altijd zeer gevoelige kwestie, kadert het terrein zorgvuldig in en brengt tevens nieuwe zaken aan het licht over een verleden dat pas kan afgesloten als er rekenschap over is afgelegd.

The Missing Children

ITV

In een hoek van de binnentuin van het St. Mary’s Mother and Baby Home in Tuam, West-Ierland, dat door Bon Secours-nonnen werd gerund en in 1961 is gesloten, doen twee lokale jongens tijdens hun zoektocht naar appels een bizarre ontdekking. We vonden een stapeltje botten, kan Frannie Hopkins zich een kleine halve eeuw later nog altijd goed herinneren. ‘Als er geen schedels tussen hadden gezeten, hadden we geen idee gehad dat het om menselijke resten ging.’

Tot een serieus onderzoek komt het echter niet in de jaren zeventig. De zaak wordt door de plaatselijke autoriteiten grondig toegedekt. Totdat de deksel, door inspanningen van de lokale historica Catherine Corless, in 2014 alsnog van de septische put gaat. Bijna achthonderd baby’s liggen er waarschijnlijk begraven in de tuin van het katholieke moederhuis. Zelfs dat is voor de Ierse overheid echter geen reden om meteen een officieel onderzoek te gelasten.

Sterker: Corless komt zelf onder vuur te liggen. Ze zou een notoire fantast en aandachtszoeker zijn. De nonnen van de Bon Secours-orde en de Ierse katholieke kerk treft in elk geval geen enkele blaam. Hoe dan ook. Het is een bijzonder pijnlijk verhaal, dat in The Missing Children (88 min.) wordt verteld door nabestaanden van kinderen die stierven in Tuam en anderen die er wél overleefden. Een schandaal dat zowel in Ierland als in de rest van de wereld z’n sporen heeft achtergelaten.

Zo werd Michael Byrne bijvoorbeeld geadopteerd door een Amerikaanse echtpaar. Zijn biologische moeder heeft hij nooit leren kennen. ‘Helaas kreeg ik de informatie dat ze inmiddels was overleden en al die tijd in Philadelphia had gewoond’, vertelt hij. ‘Dat is dichtbij waar ik woon. Ik had gewoon de trein naar haar kunnen nemen.’ Hij kan er nog steeds kwaad om worden. ‘Wie heeft waarom besloten om deze informatie, die alleen voor mij belangrijk is, bij me weg te houden?’

Michael Byrne ontdekte verder dat zijn moeder anoniem was begraven en maakte zelf een gedenkteken voor haar. ‘Dat is het enige wat ik voor haar kon doen’, stelt hij geëmotioneerd. ‘Ik heb haar nooit ontmoet en toch altijd aan haar gedacht.’ Het enige wat hem nu rest is aandacht voor haar vragen, bij elke gelegenheid die hij heeft. ‘Annie Owen’, zegt Byrne demonstratief, terwijl hij recht in de camera van regisseur Tanya Stephan kijkt, in een film die zowel aangrijpt als boos maakt.

Van 1922 tot 1998 blijken er ruim tachtigduizend ongetrouwde Ierse moeders te zijn vastgezet in meer dan veertig door de kerk gerunde instellingen. De meeste vrouwen werden gedwongen om afstand te doen van hun baby. Duizenden van die kinderen zijn vervolgens ongevraagd geadopteerd. En nog eens ruim negenduizend van hen zijn zelfs gestorven in de tehuizen. Hun dood werd echter niet officieel geregistreerd. En hun lichaampjes werden simpelweg weggemaakt.

Zelfs 25 jaar na de sluiting van het allerlaatste Mother and Baby Home wachten sommige Ieren die ooit in zo’n tehuis verbleven, of hun familieleden, nog altijd op informatie over wie ze zijn of waren, waar ze vandaan komen en wat er is gebeurd met hun verwanten. Door devote dienaren van God, die er soms nog geld aan leken te verdienen ook, zijn bij hen elementaire mensenrechten geschonden. Dat valt achteraf niet meer te repareren. Hooguit te verzachten.

Nothing Compares

Showtime

Natuurlijk ontbreekt dat ene spraakmakende tafereel niet in Nothing Compares (96 min.): het moment waarop zangeres Sinéad O’Connor, een ontaard product van het diep katholieke Ierland, voor het miljoenenpubliek van de Amerikaanse televisieshow Saturday Night Live een foto van de paus verscheurt. Hij zou betrokken zijn geweest bij het afdekken van seksueel misbruik binnen de Ierse kerk.

Als onhandelbare tiener uit een gebroken gezin, die volgens eigen zeggen had geleden onder een loeder van een moeder, was O’Connor ondergebracht geweest bij de nonnen. Die hadden haar met harde hand proberen te disciplineren. Tevergeefs. Op eigen voorwaarden – zwanger en met gemillimeterd haar bijvoorbeeld – werd de zangeres eind jaren tachtig wereldberoemd. En toen, getriggerd door het seksisme waarmee ze vrijwel continu werd geconfronteerd en de publieke afwijzing na het incident met de foto van de paus, begon haar verleden toch op te spelen.

Regisseur Kathryn Ferguson bewaart Sinéad O’Connors psychische aftakeling voor het allerlaatste deel van haar portret en besteedt dan vooral aandacht aan de persoonlijke en maatschappelijke context van O’Connors crises, niet aan de ongetwijfeld pijnlijke details daarvan. ‘Ze braken mijn hart en probeerden me te vermoorden, maar ik ben niet gestorven, zegt de hoofdpersoon zelf over de (misogyne) haat die jarenlang en masse over haar als jonge vrouwelijke artiest werd uitgestort. ‘Ze probeerden me te begraven, maar hadden geen idee dat ik een zaadje was.’

Behalve in de slotscène, waarin Ferguson laat zien dat ze zich nog altijd in ieders hart kan zingen, blijft de vijftiger Sinéad O’Connor volledig buiten beeld in deze stevige film over de eerste jaren van haar tumultueuze carrière. Net als de mensen uit haar directe omgeving die de ontwikkelingen inkaderen. Een film zonder pratende hoofden dus, over een jonge vrouw met een zeer sprekend hoofd. Als O’Connor bijvoorbeeld haar moeder toezingt in haar eerste hit Troy, spuugt haar mond gal en spuwen haar ogen vuur. ‘Er was geen therapie toen ik opgroeide’, zegt ze daar nu over. Ze had ook helemaal niet de ambitie om popster te worden. ‘Ik wilde gewoon schreeuwen.’

Slechts één ding ontbreekt in deze biopic: haar grootste hit Nothing Compares 2 U. Daarvoor wilden de erven van Prince, die het ontwapenende nummer ooit schreef, geen toestemming geven. De beelden van de iconische videoclip, waarin zij met betraande ogen recht in de camera zingt, maken desondanks nog altijd indruk. Hier legt een beeldbepalende artiest van het laatste deel van de twintigste eeuw, zonder geluid, voor het oog van de wereld haar ziel bloot. En daarmee maakt Sinéad O’Connor ook haar publiek weerloos.