Daley Blind: Nooit Meer Stilstaan

Videoland

Voor een voetballer met zijn staat van dienst blijft het opvallend hoeveel twijfel en weerstand Daley Blind nog altijd oproept. Zeker als daarbij in ogenschouw wordt genomen hoeveel drempels hij heeft moeten nemen in zijn carrière. ‘Het is gewoon soms een hele harde wereld, waarin er heel veel mensen zijn die een mening over je hebben’, zegt hij zelf over de voetballerij. ‘En soms maakt dat je heel klein.’

Daley Blind: Nooit Meer Stilstaan (73 min.) start natuurlijk bij het moment waarop zijn loopbaan als voetballer aan een zijden draadje hing. Nadat Blind eind 2019 tijdens een wedstrijd van Ajax tegen Valencia duizelig naar de grond was gegaan, volgden er allerlei onderzoeken in het Amsterdam UMC. Daar stelde cardioloog Harald Jorstad serieuze hartproblemen vast. Na het plaatsen van enkele ICD’s, signaleringskastjes in zijn lijf, kon Blind zijn voetbalcarrière echter tóch vervolgen.

In deze tweedelige tv-documentaire van Pamela Sturhoofd zijn de voetballer, z’n vader Danny, moeder Yvon, vrouw Candy-Rae en zijn zussen Zola en Frenkie opmerkelijk open over de medische uitdagingen, die hem op de achtergrond nog altijd parten spelen. ‘Dit is heel bijzonder’, zegt zijn arts Jorstad niet zonder trots. ‘Dit is letterlijk de grenzen van veilig sporten opzoeken. Op zo’n wereldniveau voetballen, na zo’n hartziekte, daar zijn heel weinig verhalen van bekend.’

Daarnaast zoomt Sturhoofd natuurlijk in op Blinds sportloopbaan, die worden geïllustreerd met fraaie (privé)voetbalbeelden en becommentarieerd door zijn oud-trainers Erik ten Hag, Louis van Gaal, Frank de Boer en Martin Jol. Ook dan toont de hoofdpersoon zijn kwetsbare kant. Als het gaat over de periode waarin zijn vader Danny bondscoach was en hijzelf heel slecht speelde, schiet hij zelfs vol. ‘Dat heb ik mezelf heel erg kwalijk genomen.’ Omdat Daley hem in de steek liet, zou Danny zijn ontslagen.

Het zijn echter niet zijn grote successen of decepties die de voetballer Daley Blind tekenen of de toon zetten in deze tv-docu, die tegen het einde echt een beetje wegloopt en in clichés vervalt. Dat is en blijft toch – hoe navrant dat ook klinkt – dat hart. Dit speelde opnieuw op toen zijn Deense oud-medespeler Christian Eriksen in 2021 een hartaanval kreeg tijdens het EK voetbal. Sindsdien zijn ze lotgenoten en delen de twee regelmatig – óók, enigszins gekunsteld, in deze docu – met elkaar hoe het gaat.

Blind, die zich tegenwoordig als ambassadeur inzet voor de Hartstichting, zou intussen wel wat meer waardering mogen krijgen voor zijn kwaliteiten en doorzettingsvermogen. Wellicht kan dit tweeluik een bescheiden bijdrage leveren aan het verder humaniseren van de speler die gerust een sieraad voor zijn sport mag worden genoemd. Dat zou overigens ook wel eens de bedoeling kunnen zijn geweest.

Louis

Dutch Filmworks/Doxy

Sinds zijn aanstelling als coach van het Nederlands elftal is Louis van Gaal, al dan niet bewust, bezig aan een enorm charmeoffensief. De bullebak, schoolmeester en betweter van weleer hebben plaatsgemaakt voor ‘the wise old man’ Louis van Gaal. Die is ongetwijfeld ook met de beste intenties tegenover Geertjan Lassche gaan zitten, om de ‘totale mens’ Van Gaal eens goed te kunnen laten zien. Een man die ook geliefde, vader, weduwnaar, pensionado, opa en kankerpatiënt is, om maar eens wat te noemen.

Tegenover Louis van Gaal staat echter een filmmaker met een knap en omvangrijk oeuvre (HemelbestormersZwart IJs en de serie Frontberichten), een man met een fascinatie voor sterke en eigenzinnige personages. Als iemand Van Gaal kan tackelen, is hij ‘t. Niet sinds pak ‘m beet Alleman en André Hazes: Zij Gelooft In Mij had een Nederlandse documentaire bovendien zoveel potentie om een groot publiek te bereiken als Louis (128 min.). De film werd aangekeild met ‘breaking news’, kreeg een première met rode loper en BN’ers en moet nu een bioscoophit worden.

‘Mijn vak is mensen te snappen’, oppert Lassche bij de start tegenover zijn hoofdpersoon, die graag showt hoe goed hij kan golfen. ‘Maar dat is jouw vak ook.’ Waarna ze samen de scharnierpunten in ‘s mans lange en turbulente loopbaan doornemen, via ontmoetingen met mensen die daarin een cruciale rol speelden: Edgar Davids (Ajax), Luis Figo (FC Barcelona), Frank en Ronald de Boer (Nederlands Elftal, 2000-2001), Mounir El Hamdaoui (AZ), Uli Hoeness (Bayern München), Arjen Robben (Nederlands Elftal, 2012-2014) en Wayne Rooney (Manchester United).

Het aardige van die tweegesprekken is dat ze niet louter loftuitingen aan het adres van de coach bevatten. Soms zit er ook een zekere spanning in. De gebroeders De Boer, als Jut en Jul op de achterbank van Van Gaals auto gezet, denken bijvoorbeeld wel te weten waar het misging tijdens zijn eerste bondscoachschap. Daar moeten ze de man zelf alleen nog van overtuigen. En ook het bijpraten met Bayern-voorzitter Hoeness, die hem na een succesvolle periode ontsloeg, heeft soms echt iets ongemakkelijks. Dat kleeft ook wel aan Louis van Gaal: het schuurt altijd wel een beetje.

Als hij zijn biografie mag aanbieden bij het Ajax van Ten Hag, resulteert dit in een werkelijk kostelijke scène. Want Van Gaal neemt, ongevraagd natuurlijk, meteen de gelegenheid te baat om spelers als Ziyech en Onana de les te lezen. Deze film bevat diverse van zulke ‘coachsituaties’, die alleen met een mengeling van bewondering en gêne zijn te aanschouwen. ‘Je hebt gelijk’, zegt Lassche bijvoorbeeld, als hij samen met zijn protagonist een videoverbinding tot stand probeert te brengen in diens Portugese woning. ‘Natuurlijk heb ik gelijk’, antwoordt die, geheel ‘in character’.

‘Was die boosheid echt?’ vraagt de filmmaker na beelden van één van Van Gaals fameuze woede-uitbarstingen. ‘Dat is een domme vraag,’ is het barse antwoord. Toch lijkt er van echte frictie tussen de twee nauwelijks sprake. Samen lopen ze ook zijn persoonlijk leven door, waarbij z’n vrouw Truus, broer Gerard en Renate en Brenda, de volwassen dochters die hij kreeg met zijn jong overleden eerste echtgenote Fernanda, een sleutelrol spelen. Zij zorgen voor verdere (emotionele) duiding bij kerngebeurtenissen uit Louis’ verleden, die met foto- en videobeelden uit het privé-archief worden geïllustreerd.

En net als dit portret op het niveau van een weliswaar smeuïge, schurende en ontroerende trip nostalgia dreigt te blijven steken, dienen zich twee nieuwe uitdagingen aan voor Louis van Gaal: ernstige gezondheidsproblemen en het aanbod om opnieuw Oranje te coachen. Met deze bouwstenen, die emotioneel helemaal verknoopt raken met elkaar, werkt Lassche naar een geladen climax, waarbij hij opvallend veel toegang krijgt tot zijn hoofdpersoon. Zowel bij diens behandeling in het ziekenhuis als bij zijn derde klus met het Nederlands elftal.

Het wordt de aangrijpende apotheose van deze ‘totaalfilm’ over Louis van Gaal, zo’n archetypische ‘man you hate to love and love to hate’ – al is dat laatste er bepaald niet gemakkelijker op geworden door Geertjan Lassches hartveroverende portret.

Joy Division

Voor de generatie die opgroeide aan het bedompte einde van de jaren zeventig, toen de eerste punkgolf in zijn nadagen was aanbeland, is Ian Curtis een symbool geworden van algehele malaise, van levensmoeheid zelfs. Zoals Kurt Cobain, de voorman van de Amerikaanse rockgroep Nirvana, dat een kleine vijftien jaar later voor de grunge-generatie zou worden.

Samen met zijn band Joy Division (96 min.) wist Curtis perfect het desolate karakter van zijn tijdsgewricht te verklanken. Als de Britse zanger uit Manchester zong over eenzaamheid, liefde die je uit elkaar trekt of depressies, drukte hij een wanhoop uit die door menige jongeling daadwerkelijk werd gevoeld. Curtis verbond er uiteindelijk de ultieme consequentie aan: op 18 mei 1980 maakte hij een einde aan zijn leven.

Zijn bandmaten Bernard Sumner (gitaar/synthesizer), Peter Hook (basgitaar) en Stephen Morris (drums), die na het overlijden van Curtis de groep New Order zouden vormen en ook daarmee popgeschiedenis schreven, blikken in deze treffende documentaire uit 2007 terug op de relatief korte periode dat ze aan zijn zijde de wereld leken te gaan veroveren. De film bevat ook citaten uit de autobiografie van Ians weduwe Deborah, Touching From A Distance.

In deze productie van Grant Gee, die eerder Radioheads complete vervreemding tijdens een wereldtournee ving in Meeting People Is Easy, komen verder onder anderen Curtis’ Belgische liefje Annik Honoré, de Nederlandse fotograaf Anton Corbijn (die tevens zijn debuutfilm Control aan de groep wijdde) en televisiepersoonlijkheid/platenbaas Tony Wilson (over wie de bij vlagen hilarische biopic, 24 Hour Party People werd gemaakt, waarin Joy Division ook een prominente plek kreeg) aan het woord.

Ieder voor zich beschrijven ze Curtis’ suïcide bijna als een fait accompli, het onvermijdelijke einde achter een door epilepsie, liefdestwijfel en depressies geplaagd bestaan. ‘Vijftig procent triest en vijftig procent boos’, voelde Stephen Morris zich naar eigen zeggen. ‘Boos op hem, omdat hij zoiets stoms had gedaan. En boos op mezelf, omdat ik niets had gedaan.’ De drie overgebleven bandleden vervolgden al snel hun weg, geschokt en toch ongebroken, onder een nieuwe noemer en met nieuw elan.

En zowel Ian Curtis als Joy Division werden bijgeschreven in Het Grote Popgeschiedenisboek, in het hoofdstuk over muziek die weliswaar ouder wordt, maar nooit oud.

Arsène Wenger: Invincible

Discovery+

Het beangstigt hem dat zijn hele leven vooral heeft gedraaid om voetbal. Die ontboezeming, direct aan het begin van het (zelf)portret Arsène Wenger: Invincible (95 min.) tekent de frêle Fransman. De filosofisch aangelegde Wenger stond 22 jaar aan het roer bij de Londense voetbalclub Arsenal, maar hij zou zich nog altijd het liefst enigszins distantiëren van de wereld waarvan hij jarenlang een smaakmaker is geweest.

De komst van een ‘buitenlander’ als manager van Arsenal valt in eerste instantie overigens helemaal niet zo goed. Wie is híj, een coach die vanwege z’n klunzigheid direct ‘Clouseau’ wordt gedubt door spits Ian Wright, om zich te bemoeien met de Engelse voetbalcultuur? Pas als ‘s mans ‘onorthodoxe’ methoden – gezond eten en stoppen met zuipen, mannen! – resultaat beginnen op te leveren, keert het tij. Slechts anderhalf jaar na zijn aanstelling in 1996 heeft ‘Boring Arsenal’ de landstitel en FA Cup al in de wacht gesleept.

Wenger noemt zichzelf in deze stevige sportfilm van Gabriel Clarke en Christian Jeanpierre een ‘pragmatische romanticus’. Winnen alleen is niet genoeg – al blijft dat, geen twijfel daarover, natuurlijk wel het uitgangspunt. Samen met sleutelspelers uit zijn Londense tijd (Henry, Bergkamp, Vieira, Keown, Dixon en Pires) belicht hij hoe dat er ruim twee decennia in de praktijk uitzag. En in een filmzaaltje kijkt hij in zijn eentje hoogte- en dieptepunten terug, waaronder een befaamd incident met Manchester United-spits Ruud van Nistelrooij.

De enorme rivaliteit met Man United, de Schotse manager Alex Ferguson (onlangs zelf hoofdpersoon van Never Give In: Sir Alex Ferguson) in het bijzonder, loopt sowieso als een rode draad door Wengers regime als Arsenal-manager en door deze film. Daarin geeft zowaar ook Ferguson acte de présence. Hij is gul naar die andere ‘dinosaurus’ Arsène, een man die toch jarenlang dienst heeft gedaan als zijn gezworen vijand. Bezien door de achteruitkijkspiegel heeft hun jarenlange tweestrijd echter alleen maar aan heroïek gewonnen.

In 2004 wordt Arsenal, met een team dat ‘The Invincibles’ wordt genoemd, ongeslagen kampioen. Dat is nog altijd een Brits record en de kroon op Wengers werk. Daarna worden ‘The Gunners’ voorbijgestreefd door kapitaalkrachtigere concurrenten. Arsène Wenger blijft de club echter trouw en gaat daarmee ook ten onder. ‘Dat is een belangrijke karakterzwakte’, zegt hij glimlachend. ‘Ik hou te veel van waar ik ben.’ Totdat zijn eigen fans ‘Wenger out!’ beginnen te scanderen. In deze film is hij dan ook stellig: hij had moeten vertrekken. Bij Arsenal komt hij tegenwoordig nooit meer.

Op zulke momenten klinkt Arsène Wenger heel even wat bitter. Verder voert zelfreflectie echter de boventoon. Ook over wat de drang om, ten koste van zowat alles, nooit te verliezen hem heeft gekost. Wenger constateert dat hij zijn gezin door dat voetbal jarenlang heeft verwaarloosd. ‘Dat probeer ik nu te repareren’, lacht hij verontschuldigend in een film die hem als een sieraad van zijn sport nog eens netjes probeert op te poetsen.

Ronaldo

Netflix

Je moet er respect voor hebben dat Cristiano Ronaldo, dik in de dertig inmiddels, nog altijd niet de attitude van een volgevreten vedette heeft. Dat hij na Sporting Lissabon, Manchester United, Real Madrid en Juventus nog eenmaal wil gloriëren bij zijn oude liefde United. Dat hij daar gewoon nog topscorer wil worden. En dat hij zichzelf – en niet Lionel Messi! – stiekem misschien nog steeds de beste voetballer van de wereld vindt.

Je kunt er ook met enige afstand naar kijken: naar een man die zijn hele leven in het teken van één enkele ambitie heeft gesteld. Wie is hij (nog) zonder de bal? In Ronaldo (92 min.), een film van Anthony Wonke uit 2015, verwoordt hij het direct zo: ‘Winnen. Dat is voor mij het belangrijkst. Zo simpel is het.’ In de voorgaande jaren had hij moeten aanzien hoe Messi – hij weer! – vier jaar achter elkaar de Ballon d’Or won, de prijs voor de beste speler van de wereld. Dat kon Cristiano Ronaldo natuurlijk niet op zich laten zitten. ‘Ik ben gemaakt om de beste te zijn.’

Denkt hij echt zo? Is zo’n houding nodig om te kunnen komen tot topprestaties? Of bestendigt hij met dit soort oneliners vooral zijn imago van onaantastbare – en arrogante – held? Van de Ronaldo die we hebben leren kennen op het voetbalveld en via de media zou je eigenlijk een Leroy Sanétje verwachten, de voetballer die zijn eigen beeltenis levensgroot op zijn rug liet tatoeëren. Deze documentaire geeft evenwel geen definitief uitsluitsel: weerspiegelt Ronaldo’s image zijn identiteit of is dat vooral bedoeld als schild, om te kunnen (blijven) presteren?

Om te beginnen bij het wereldkampioenschap voetbal van 2014 in Brazilië, waar hij eigenlijk geblesseerd aan begint. Daar moet hij alleen zijn mond over houden. Anders gaat het nergens anders meer over in de media. En excuses, daar doet ‘CR7’ niet aan. Het toernooi dreigt na een 4-0 nederlaag in de openingswedstrijd tegen Duitsland uit te lopen op een deceptie, een smet op zijn blazoen. ‘Rustig aan, maak je niet druk’, probeert hij zijn moeder telefonisch gerust te stellen. ‘Het komt wel goed.’

Die zachtere kant van de ongenaakbare Portugese aanvaller toont zich in deze chique ogende film slechts mondjesmaat (en dan nog in een ogenschijnlijk zéér gecontroleerde vorm): wanneer hij meezingt met zijn lievelingsnummer, spreekt over de dood van zijn alcoholische vader of zelf als alleenstaande ouder zorgt voor zijn zoontje (waarvan hij overigens categorisch weigert om bekend te maken wie de moeder is).

Ook dan is de patser echter nooit ver weg. ‘Wil je niet net zo groot worden als papa?’, vraagt hij bijvoorbeeld aan Cristiano Jr. tijdens het ontbijt. Vader heeft duidelijk niet diens lichaamslengte voor ogen. Of hij laat het jongetje zoeken naar welk exemplaar tijdelijk ontbreekt in zijn privé-wagenpark. De Lamborghini, juist. Zo vertelt dit portret precies wat de protagonist kwijt wil – en veel meer dan hij zelf in de gaten heeft.

En dan moet er weer een Ballon d’Or uitgereikt worden en staat Ronaldo in de apotheose van de film letterlijk oog in oog met zijn grote rivaal, Messi.

Sir Alex Ferguson: Never Give In

Hij kan zich elk detail herinneren. De straat waarin hij werd geboren (Shieldhall Road). De dag waarop hij trouwde (12 maart 1966). En zelfs de reisagent die hij bij zijn eerste voetbalclub gebruikte (Harry ‘Disaster’ Hynds). Alles. Behalve de gebeurtenissen op 5 mei 2018. Op die dag kreeg Alex Ferguson een hersenbloeding. In een boekje schreef de voormalige manager van de Britse voetbalclub Manchester United naderhand alles op wat hij zich kon herinneren. Want dat geheugen was zijn alles. Zonder bestond hij, de levende legende, de man die ‘sir’ voor zijn naam mag plaatsen, helemaal niet meer.

Die ene dag waarop Fergusons complete bestaan op z’n kop werd gezet en de periode daarna, waarin hij weer vat probeerde te krijgen op het leven dat ooit van hem was, lopen als een rode draad door het gedragen portret Sir Alex Ferguson: Never Give In (108 min.) dat zijn zoon Jason Ferguson van hem maakte. Samen met zijn vrouw en drie kinderen blikt de nurkse Schot terug op de dag dat hij, de archetypische bikkelharde manager, ook maar een gewoon mens bleek te zijn. Hij lijkt er milder op te zijn geworden, op het eerste gezicht niet meer de rücksichtslose bullebak die altijd met scherp schoot als iets hem niet zinde.

Legendarisch is in dat verband zijn bijtende reactie na de Schotse bekerfinale van 1983, waarin hij met Aberdeen had gewonnen van Glasgow Rangers, de club die ooit zijn grote jeugdliefde was en die hem later als speler genadeloos afdankte. Ferguson was ondanks de winst woest over de slechte performance van zijn elftal. ‘Ging het je om het beste team van Schotland zijn?’ wil Jason bijna veertig jaar later weten. ‘Of was het je om het vernederen van de Rangers te doen? Pa maakt van zijn hart geen moordkuil: ‘Ik wilde het mes in ze steken.’

Ferguson kreeg het imago van een coach die er ook bij zijn eigen ploeg maar wat graag de zweep over legde. Geen vaderfiguur die met een aai over de bol twijfelaars over de streep trekt. Die leiderschapsfilosofie hangt hij nog steeds aan: elk klein dingetje dat je door de vingers ziet, kan je uiteindelijk de kop kosten, zo is zijn stellige overtuiging. Het is een killersmentaliteit, die hem een overvolle prijzenkast heeft bezorgd. Daar wordt in deze film overigens relatief weinig aandacht aan besteed. Zoals er ook weinig oud-spelers en trainers aan het woord komen. Gordon Strachan, Ryan Giggs en Eric Cantona, dat is ‘t wel zo’n beetje.

Vader en zoon Ferguson houden het liever klein en verwijzen gedurig naar de arbeidersachtergrond van de topcoach, die wordt verbeeld met lyrische shots van werkers in de scheepswerf van de Glasgowse volkswijk Govan, waaronder Alex’s eigen vader, die zich een leven lang het schompes moesten werken. Daar ligt volgens hen de sleutel naar zijn succes. Die thematiek zit ook vervat in de climax van de film, de roemruchte Champions League-finale van 1999, waarin het team dat de coach en persoon Alex Ferguson het beste representeerde voor de poorten van de hel de overwinning wegsleept tegen Bayern München. 

Deze zwaarbevochten cup zal het hoogtepunt worden van een imposante trainersloopbaan, die in het Verenigd Koninkrijk niet licht zal worden vergeten en waarvan de hoofdpersoon nog steeds elk detail probeert vast te houden.

All Or Nothing: Manchester City

Amazon Prime

Happy people have no stories, declameerde de Noord-Ierse band Therapy? ooit. Als het nergens wringt, is er eigenlijk ook niets te vertellen. Documentaires(eries) over winnende sporters of teams zijn doorgaans dan ook vooral interessant voor hun eigen achterban. De achtdelige serie All Or Nothing: Manchester City (387 min.) lijdt daar een beetje onder: de sterrenploeg van de Spaanse supercoach Pep Guardiola is in het seizoen 2017-2018 eigenlijk gewoon te goed.

Natuurlijk, er wordt wel eens gelijk gespeeld – en een heel enkele keer zelfs verloren. En er zijn vanzelfsprekend blessures, best veel zelfs. De Britse club, sinds enkele jaren het speeltje van een puissant rijke familie uit Abu Dhabi, heeft alleen een bijzonder brede selectie. En als zelfs die het niet meer kan bolwerken, wordt gewoon de poeplap getrokken en voor enkele tientallen miljoenen bijvoorbeeld nóg een centrale verdediger aangetrokken. Voor het geval dat Vincent Kompany, Nicolás Otamendi en/of John Stones niet inzetbaar zijn.

All Or Nothing, een spin-off van de gelijknamige reeks over American football-teams die inmiddels ook een tweede seizoen over het Tottenham Hotspur van coach José Mourinho heeft gekregen, oogt daardoor soms nét iets te veel als een promofilm voor The Blue & White Army, die ooit toch echt doorging voor de arbeidersclub van Manchester, en moet het ook niet van zijn diepgang hebben. De serie, waarvoor acteur Ben Kingsley als verteller fungeert, heeft echter één uitgesproken troef: Josep ‘Pep’ Guardiola, people’s manager, vakidioot en – natuurlijk – peptalker. Zo’n man waarvoor je door het vuur gaat. Met heel veel passie en nog meer theater weet hij steeds weer de juiste snaar te raken bij gearriveerde wereldsterren, die (bijna) alles al hebben gewonnen.

Hij is ‘t die van elke wedstrijd, die ongetwijfeld toch weer winnend wordt afgesloten, een bijzondere uitdaging maakt, waarvoor nu toch echt alles uit de kast moet worden gehaald. Dat werkt als een tierelier. En dus valt er de ene na de andere prachtgoal, voorzien van de welbekende superlatieven van de sportcommentatoren en het massale gejuich van de City-fans. De Premier League-titel is vooral een kwestie van tijd. Alleen de strijd om de verschillende bekers, waaronder die felbegeerde Champions League-cup, zorgt daadwerkelijk voor spanning en sensatie.

Tussendoor gaat de selectie op initiatief van aanvoerder Kompany paintballen, komen de spelers trouw hun maatschappelijke verplichtingen na en is er een (verplicht) bezoekje aan de Verenigde Arabische Emiraten, waar de sjeik even mag meedelen in het succes dat hij zelf heeft gefinancierd. Vrijwel alle spelers worden daarnaast nog vluchtig uitgelicht, inclusief kleine privéverhaaltjes zoals een te vroeg geboren kind of schoonvader die voor de grote rivaal United is. De optelsom is een aardige inkijk in de wereld van het moderne topvoetbal, waarmee ook de PR-afdeling van de club, die zich ongetwijfeld ook flink heeft bemoeid met de inhoud, vast hartstikke tevreden was.

En dan is het weer door naar de volgende wedstrijd, waarvoor Pep zijn ‘Cityzens’ weer tot op het bot probeert te motiveren. ‘Het enige verschil, guys, tussen Real Madrid, FC Barcelona en ons is dat zij ongelofelijke gelovers zijn’, zegt hij na één van de weinige nederlagen van zijn ploeg. Hij laat een dramatische stilte vallen. ‘Bij het beklimmen van de hoogste berg gaat het niet om dit’. Zijn vinger wijst inmiddels naar het scherm waarop hij doorgaans zijn tactische ideeën deelt. ‘Het gaat om hier’, zegt Guardiola terwijl hij tegen zijn voorhoofd tikt. De wijsvinger daalt vervolgens af naar het hart. ‘En om hier.’

Rio Ferdinand: Being Mum And Dad

BBC

Zoals het een (voormalige) topvoetballer betaamt, heeft hij van zijn naam een soort merk gemaakt. Rio Ferdinand, de onverstoorbare verdediger van Manchester United die 81 interlands speelde voor Engeland en met zijn club zes keer landskampioen werd en één keer de Champions League won. Het type man dat niet mag huilen, zou je zeggen.

In de rechttoe rechtaan documentaire Rio Ferdinand: Being Mum And Dad (56 min.) zien we de mens achter het voetbalicoon. Een bijna-veertiger, die verder probeert te gaan nadat zijn vrouw Rebecca in 2015 is bezweken aan de gruwelijke ziekte met de K. Ineens moet Ferdinand, in zijn eigen woorden, zowel mama als papa zijn voor z’n drie opgroeiende kinderen.

Het is ongelofelijk dapper zoals hij dat proces van rouwverwerking voor de camera aangaat. De gewezen topsporter laat zich in therapiesessies en gesprekken met lotgenoten van zijn kwetsbaarste kant zien. Getuige deze aangrijpende film wil Rio Ferdinand het type man zijn dat wel degelijk zijn emoties mag laten zien. Zelfs in het openbaar.

Afgelopen week maakte Ferdinand bekend dat die K-ziekte opnieuw een slachtoffer heeft gemaakt in zijn familie: Rio’s moeder Janice overleed op 58-jarige leeftijd.