Meiden Van De Keileweg. 25 Jaar Later

Lieke / c: Ivar Schutte / Powned

Met zijn camera bivakkeert hij voortdurend in de schemerzone van het bestaan. Als Roy Dames niet is te vinden in Willems Kantine, rondhangt met zijn Foute Vrienden of de strijd aangaat met randfiguren zoals Emile RatelbandFrank Masmeijer of Rob Scholte, dan filmt hij wel met de vrouwen die ooit hun brood verdienden op de inmiddels gesloten tippelzone in Rotterdam.

Dat resulteerde in 2000 in de rauwe docuserie Meiden Van De Keileweg, met een ongefilterde kijk in de levens van verslaafde vrouwen die hun lichaam verkochten ‘voor een snuif, een base of een shot’. Een kwart eeuw later pakt Dames de draad weer op in Meiden Van De Keileweg. 25 Jaar Later (144 min.), om te kijken hoe ‘t nu met de vrouwen gaat, hoe zij destijds in de straatprostitutie zijn beland en hoe het dagelijks leven daar – in dat hellehol van junks, pooiers en hoerenlopers – nu eigenlijk was.

Lieke zorgde in de oorspronkelijke serie voor enkele onvergetelijke scènes (die sommige mensen nochtans graag zouden vergeten) en is opnieuw van de partij. Ze lijkt clean en woont in een gewoon rijtjeshuis, ergens in Oost-Brabant. Tegelijkertijd heeft ze heel wat te stellen met haar veel jongere vriend Mike. Terwijl Lieke Dames een inkijkje in haar ziel en verleden geeft, vechten de twee vechten als kat en hond. Roy Dames filmt dan gewoon door, ook als de ruzies volledig ontsporen, niet alleen fysiek.

Het leven van Sonja lijkt inmiddels in rustiger vaarwater te zijn gekomen. De vrouw die 25 jaar geleden oogde als een menselijk wrak – graatmager, verwilderde blik in de ogen en nauwelijks een tand in haar mond – zit er tegenwoordig netjes bij, in een opgeruimde woning. Als BDSM-meesteres lijkt ze bovendien verzekerd van een stabiel inkomen. Toch kijkt Sonja met een zekere romantiek terug op de Keileweg, waar ’t volgens haar, op z’n heel eigen manier, ook wel gezellig was. De vrouwen probeerden er te zijn voor elkaar.

Huismoeder Wendy, ook allang afgekickt, heeft soortgelijke gevoelens. De onderlinge kameraadschap op de Keileweg was volgens de immigrante uit de Dominicaanse Republiek, die overigens niet in de oorspronkelijke reeks zat, werkelijk onbetaalbaar. Op de tippelzone voelde ze zich thuis. En dat is minder vreemd dan ‘t lijkt. Als Wendy uitweidt over haar jeugd, waarin geweld en misbruik bijna vanzelfsprekend waren, is het bijna de vraag waar ze anders terecht had moeten komen dan op een soort Keileweg.

Christel tenslotte leeft in geleende tijd. Ze is ernstig ziek. En de man die haar uit het wereldje haalde, een voormalige klant, is inmiddels ook al enkele jaren dood. Door zijn overlijden moest ze tevens hun huis verlaten. Daar heeft ze nog altijd geen vrede mee. In de rug gedekt door een draaiende camera gaat Christel verhaal halen bij zijn familie. En Roy Dames sluit ook aan als ze zich alsnog probeert te verzoenen met haar vader. Die wil daar niets van weten. Hij heeft al lang en breed afscheid genomen van zijn dochter.

Zo bevat deze vierdelige update met de vrouwen van de Keileweg opnieuw een aaneenschakeling van schrijnende verhalen. Over een traumatisch verleden, vervat in nog altijd schokkende beelden, dat vaak al lang vóór die tippelzone begon en waaraan nauwelijks valt te ontsnappen. En een heden dat niet altijd héél veel beter is dan die periode op straat. De aanwezigheid van een camera – van Dames en/of zijn rechterhand Sven Jacobs – helpt ook niet: conflicten lijken eerder en heftiger te escaleren. 

Daarmee krijgt ook deze wat fragmentarische miniserie soms een ranzige realityfeel en een trieste ondertoon – hoewel de meiden er, ondanks alle beschadigingen die ze hebben opgelopen, wel degelijk het beste van proberen te maken.

Streetwise

Tiny / c: Mary Ellen Mark / Martin Bell

Wat zou er zijn geworden van de hoofdpersonen van Streetwise (92 min.)? begon ik me halverwege af te vragen. Ik – brave burgerman, van een flink eind in de vijftig, met een ongezonde voorliefde voor documentaires – ben van min of meer hetzelfde bouwjaar als zij. Begin jaren tachtig was voetbal al wat telde voor mij, had ik nog nooit met een meisje gezoend en probeerde ik te overleven op de.., ja, HAVO.

Zij hingen ondertussen als dakloze tiener rond in Seattle, alles in het werk stellend om de genadeloze ‘survival of the fittest’ in een Amerikaanse binnenstad daadwerkelijk te overleven. Met een grote mond en bravoure, maar veelal zonder enig vangnet. De film, die werd genomineerd voor een Oscar, was gebaseerd op het foto-essay Streets Of The Lost van Mary Ellen Mark. Dat werd in juli 1983 gepubliceerd in Life Magazine, met een tekst erbij van journalist Cheryl McCall. Marks echtgenoot, filmmaker Martin Bell, was ervan overtuigd dat er ook een documentaire in die kids aan de zelfkant zat en wist de andere twee daarvan ook te overtuigen.

Die ruwe en directe film maakt, ruim veertig jaar later, nog altijd indruk. De tieners hosselen, ruziën, jatten, knokken en verkopen hun lichaam. Ze eten uit vuilcontainers, laten zich tatoeëren en moeten worden behandeld voor een geslachtsziekte. Ze overnachten in een vervallen hotel, maken ruzie met hun ouders of zoeken hen op in de gevangenis. Ze zijn boos over het verleden, dealen met een weerbarstig heden en dromen over de toekomst. Ze sluiten vriendschap, steunen elkaar en vinden zo een soort thuis op straat. En ze raken op hun veertiende zwanger, worden gearresteerd door de politie en maken een einde aan hun leven.

Het doet nadenken over het menselijke bestaan – en hoe oneerlijk de kaarten soms zijn geschud. Als Tom Waits tijdens de aftiteling van Streetwise begint aan zijn tranentrekkende lied Take Care Of All My Children trekt mijn hele leven aan me voorbij – en dat van hen, de Amerikaanse tieners, kinderen nog, die het net zo goed verdienen om oud te worden, kinderen te krijgen en vrede te hebben met het leven dat hen ten deel is gevallen. Een snelle blik op de Wikipedia-pagina van de docu leert echter – en dat is natuurlijk niet heel verrassend – dat ’t voor veel personages in deze indringende filmklassieker toch echt anders is gelopen.

Bell, Mark en McCall waren halverwege de jaren tachtig overigens nog lang niet klaar met enkele hoofdpersonen van Streetwise. Over het veertienjarige meisje Erin ‘Tiny’ Blackwell, dat inwoont bij haar aan alcohol verslaafde moeder en op straat werkt als prostituee, maakten ze achtereenvolgens Tiny At 20 (1990), Erin (2010) en Tiny: The Life Of Erin Blackwell (2019). In 2021 verscheen bovendien Streetwise Rivisited: Rat, een korte docu over Tiny’s jeugdige maatje Rat.

Lost Boys

Joonas Neuvonen

Ze kwamen alleen om te feesten. Joonas Neuvonen zegt ‘t onderkoeld, bij de start van Lost Boys (98 min.), zijn koortsdroom van een film uit 2020. Via een gedragen voice-over, die in werkelijkheid lijkt te zijn ingesproken door de acteur Pekka Strang en die niet zou misstaan in Francis Ford Coppola’s duistere meesterwerk Apocalypse Now, doet de filmmaker zijn verhaal. Vanuit een unheimisch gefilmde gevangeniscel, waar de muren op hem afkomen.

Samen met de Finse jongeling Jani Raappana en diens kompaan Antti ging Neuvonen begin 2010 helemaal los in Thailand en Cambodja – en daarna naar de kloten. Sex, drugs en rock & roll in de rosse buurt. De filmer, die al hun uitspattingen had vastgelegd, reisde vervolgens met het aangeschafte retourticket weer naar huis. De andere twee lieten dat echter verlopen en bleven in Cambodja. Na twee maanden verbraken ze elk contact. Toen was er nieuws vanuit Zuidoost-Azië: Jani bleek dood te zijn aangetroffen in Phnom Penh, gewurgd met een elektriciteitskabel. Was het moord of toch zelfdoding?

Joonas Neuvonen gaat op onderzoek uit. Hij heeft Jani leren kennen tijdens de opnames voor Reindeerspotting – Escape From Santaland, de documentaire die Neuvonen maakte over drugsgebruikers uit Rovaniemi, de hoofdstad van Lapland. Jari fungeerde daarin als het belangrijkste personage. Hij was ernstig verslaafd en financierde dit met diefstal en inbraken. Die film werd een succes. En dat moest natuurlijk gevierd worden door de filmmaker en zijn hoofdpersoon. Zie daar: de bacchanalen in Thailand en Cambodja, vervat in zeer expliciete scènes van het spuiten van dope en (betaalde) seks.

Neuvonens queeste leidt hem nu opnieuw door de schimmigste Aziatische buurten, waar hij mijmert over de beladen geschiedenis van de bijbehorende plekken en ondertussen allerlei junks, klaplopers en ‘taxi girls’ aan de tand voelt. Zij moeten hem duidelijkheid verschaffen over wat er met Jari is gebeurd, maar het blijft steeds gissen of wat ze zeggen ook klopt – of simpelweg is ingegeven door de belofte van geld of drugs. Hij wil bovendien Antti opsporen, die na een epileptische aanval in een ziekenhuis te Bangkok is beland en daarna spoorloos lijkt te zijn verdwenen. Hij zal toch niets met de dood van zijn reisgenoot te maken hebben?

De Finse filmer heeft zijn zoektocht gelardeerd met scènes uit de tijd dat ze nog als ontspoord drietal in datzelfde voorportaal van de hel verkeerden en de Duivel opzichtig tartten. Terwijl hij nogmaals Jari’s doodlopende weg naar (zelf)destructie afstruint – waarop zijn overleden vriend er overigens, in minder dan twee maanden, 10.000 dollar doorheen heeft gejaagd – wandelt Neuvonen in deze donkere, associatieve en uiteindelijk ook intens treurige film tevens recht in de armen van de politie.

The Stroll

HBO

Ze waren simpelweg veroordeeld tot sekswerk. Andere arbeid was aan het eind van de twintigste eeuw niet toegankelijk voor (zwarte) Amerikaanse transvrouwen. En toch bleek het leven op 14th Street in het New Yorkse Meatpacking District zeker niet alléén ellendig, stelt Kristen Lovell, die zelf destijds ook actief was in de tippelzone. Samen met co-regisseur Zackary Drucker probeert ze nu het leven op The Stroll (82 min.), die allang helemaal is schoongeveegd, opnieuw op te roepen.

Lovell gaat in gesprek met oud-collega’s, die soms wel 25 jaar deel uitmaakten van ‘de vleesmarkt’ in die verre uithoek van het toenmalige Amerika. Transvrouwen met illustere namen als Egyptt, Izzy “Cashmere” en Lady P. Ze vertellen openhartig en zonder schaamte over het ontdekken van hun eigen identiteit, de eerste keer als sekswerker, klanten, (seksueel) geweld en zelfverdediging, dakloosheid, drugsgebruik en -handel, intimidatie door de New Yorkse politie, arrestaties, (zelf)acceptatie en ouder worden (al heeft het leeuwendeel van de toenmalige ‘workin’ ladies’, stellen de overlevers, de veertig nooit gehaald).

Via deze kleurrijke personages vertellen Lovell en Drucker de tragische historie van een gemeenschap die in de afgelopen jaren weliswaar nadrukkelijk in de openbaarheid is getreden, maar die tot voor kort veroordeeld was tot de absolute rafelranden van de samenleving en zich zelfs in de LHBTIQ+-gemeenschap nauwelijks gezien of gehoord voelde. Die emancipatiestrijd, geïllustreerd met fraai archiefmateriaal en enkele animatiesequenties, mag vooral op het conto van onvermoeibare activisten zoals Sylvia Rivera en Marsha P. Johnson, die de belangenvereniging Street Transvestites Action Revolutionaries (STAR) oprichtten.

Zij verzetten zich bijvoorbeeld met hand en tand tegen de omstreden Walking While Trans-wet, waardoor met name transvrouwen van kleur wel héél gemakkelijk gearresteerd konden worden. Binnen de gemeenschap ontstond zo een zusterschap, die het mogelijk maakte om zelfs in de meest barre omstandigheden te overleven. Met de komst van het internet dienden zich bovendien andere mogelijkheden aan om een boterham te verdienen. Inmiddels hadden de New Yorkse autoriteiten ook hun zinnen gezet op het Meatpacking District. Daarvan kon – zonder die ‘travestiehoeren’ – wel eens een heel aantrekkelijke wijk gemaakt worden.

Met hun vertrek van 14th Street begon ook, vermoedelijk, het romantiseren van die verdorven plek en tijd. Tegenwoordig schamen transvrouwen zoals Kristen Lovell, die met deze film een elementair stuk Amerikaanse LHBTIQ+-geschiedenis heeft vereeuwigd, zich helemaal niet (meer) voor hun tippeljaren. Zoals ze het zelf zeggen: je kunt een meid van The Stroll halen, maar je kunt The Stroll niet uit een meid halen.

Whores’ Glory

Kino Lorber

Ze bidden voor een goede dag. Lopen taakbewust naar binnen. Klokken daar in met een heuse prikkaart. Vrezen voor slappe business. Worden desondanks helemaal mooi gemaakt. Nemen daarna plaats in een soort vitrine. Krijgen net als alle andere poppetjes een nummer. Laten zich als exclusieve waar monsteren. Lachen intussen verleidelijk naar potentiële klanten. Worden enthousiast aangeprezen en ‘all-incusive’ aangeboden. Horen vervolgens hoe hun nummer officieel wordt omgeroepen. En stappen, nadat er bij een officiële kassier is afgerekend, met een gelukkige consument de lift in. Onderweg naar (maximaal twee uur) dagelijkse arbeid – of, voor de betaler, even heerlijk ontspannen.

‘Ik beloof je prachtige lichamen en goede service’, heeft een bedrijfsleider van The Fishtank in Bangkok die klant nog toegeroepen. Het eerste deel van het drieluik Whores’ Glory (119 min.) krijgt daarmee een onwerkelijk karakter. De wereld die doorgaans in de schemering blijft wordt hier vol in het licht gezet. Zonder schaamte presenteren de prostituees, hun pooiers en de hoerenlopers zich. Alsof het regulier werk is. Ómdat het regulier werk is – of daar tenminste verdacht veel op lijkt. En om het verhaal helemaal af te maken spenderen sommige meisjes (al) hun geld dan weer aan ‘barjongens’, die in een club op hen zitten te wachten en daar weer hun brood mee verdienen. Het lijkt een soort circulaire sekseconomie.

Vergeleken met het welhaast glamoureuze lopende bandwerk in Thailand gaat het er bij The City Of Joy in Bangladesh, de tweede pleisterplaats van deze film over het oudste beroep ter wereld van de Oostenrijkse documentairemaker Michael Glawogger, tamelijk ambachtelijk aan toe. De vrouwen zijn minder opgedirkt, ontvangen hun cliënten op een kamertje van een rudimentair bordeel en worden aangestuurd door een madam die zelf ook uit het vak komt en flink van leer kan trekken. Sommige van de werkende vrouwen zijn in werkelijkheid gewoon meisjes. Héél jonge meisjes. Véél te jonge meisjes zelfs. Die gewoon verhandeld worden. Soms zelfs door hun eigen moeder. Alleen aan orale seks doen ze niet. Dat is tegen hun geloof.

De meeste klanten lijken zich niettemin helemaal niet te schamen voor hun ‘hobby’. Terwijl hij een klant knipt, vertelt een jonge kapper bijvoorbeeld trots dat hij zeker één of twee keer per dag naar de dames van plezier gaat. ‘Zonder de rosse buurt van Faridpur zouden vrouwen niet op straat kunnen komen, zonder dat ze worden lastiggevallen’, zegt hij. ‘Mannen zouden zo geil zijn dat ze hen gewoon zouden verkrachten. Zonder die meisjes zouden ze zich vergrijpen aan koeien en geiten.’ In het bordeel zijn desondanks genoeg deerniswekkende taferelen op te tekenen. ‘Waarom moeten vrouwen zoveel lijden?’ vraagt één van de meiden zich bijvoorbeeld wanhopig af. ‘Is er echt geen andere manier voor ons?’

Voor het nóg grimmigere derde deel van deze bijna twee uur klokkende afdaling in de krochten van de seksindustrie, die wordt aangedreven door een indie-soundtrack met songs van onder andere PJ Harvey en CocoRosie, neemt Glawogger de wijk naar La Zona in het Mexicaanse grensstadje Reynosa, waar auto’s met potentiële klanten af en aan rijden om de markt te verkennen: schaars geklede vrouwen, die voor een luttel bedrag ieders stoutste dromen waarmaken. Levend in het hellehol tussen sekswerk, crack en – ook hier – God. ‘Ze hebben schrik voor die grote paal van mij’, pocht een man die roepend en wuivend rondrijdt in zijn auto. Morgen gaat hij helemaal los, zegt hij. Tegen de camera en tegen zichzelf, zo lijkt het.

Waarna deze somber stemmende film uit 2011, onderdeel van Michael Glawoggers World Of Work-trilogie, aanstuurt op een 18+-scène die werkelijk anti-sexy oogt en geen enkele opwinding te weeg brengt. Alleen ongemak, walging zelfs. En de vraag of dit wel in beeld moest – en of het misschien geënsceneerd is. Whores’ Glory is dan allang een deprimerende ervaring geworden, een kouwe film die in je botten gaat zitten. Over een liefdeloze wereld, boordevol werktuiglijke seks. En dat lijkt ook precies Glawoggers bedoeling.

Ouwehoeren

VPRO

‘Zit er wel zaad in die ballen, of niet?’ vraagt Martine aan haar klant. ‘Jawel’, antwoordt die geruststellend. ‘Oeps, wacht even’, constateert de ervaren Amsterdamse prostituee daarna, met een massagestaaf in haar handen. ‘De batterij is op.’ Als dat probleem even later is verholpen, kan ze eindelijk aan de slag. ‘Hup Marjanneke, stroop in het kanneke’, zingt ze. ‘Laat de poppetjes dansen… voor meneer Jansen.’

Even daarvoor heeft Martine, die de 65 al even is gepasseerd, nog tevergeefs op haar raam staan kloppen. Het leverde haar vooral hoongelach op van passanten. ‘Wat een lol!’ reageert ze geïrriteerd. ‘Tegenwoordig hebben ze allemaal commentaar. Kijk ze lachen. Het zijn zelf allemaal oliebollen en ze hebben op jou commentaar.’ Martine moppert verder, met onmiskenbaar Amsterdamse tongval. ‘Want je mag niet meer oud zijn tegenwoordig. Vroeger zaten hier allemaal oudere vrouwen. Heel gewoon. Die moesten toch ook leven? Die hadden geen sociale voorzieningen, hoor. Helemaal niks.’

Terwijl Martine, ook gedwongen door de omstandigheden, blijft pezen op de Wallen, is haar tweelingzus Louise inmiddels met pensioen. Reuma. In haar flatje in IJmuiden wacht ze haar zus en hartsvriendin op, om samen wat te schilderen en lekker te ouwehoeren over het vak, waarin ze ooit min of meer tegelijkertijd, zo’n halve eeuw geleden, verzeild zijn geraakt. Dat was niet eens zozeer een keuze. Gewoon een kwestie van een foute kerel en meer kinderen dan geld. En binnen de kortste keren kent de hele omgeving je dan als hoer en is er eigenlijk geen weg meer terug.

Als de eeneiige tweeling over dat verleden spreekt, verhalen die worden geïllustreerd met talloze foto’s en filmpjes, dan sluipt er zowaar soms wat echt ongemak in deze veelal licht getoonzette film van Rob Schröder en Gabrielle Provaas. Want dit dubbelportret uit 2011 wil nadrukkelijk geen klaagzang worden. Ouwehoeren (Engelse titel: Meet The Fokkens, 80 min.) concentreert zich liever op de verbazing, charme en gulle lach die ook horen bij de rosse buurt – al kunnen de nadelen van achter het raam zitten en de vooroordelen daarover natuurlijk niet geheel onbesproken blijven.

Die luchtige insteek is zeker tegen de film in te brengen, maar tegelijkertijd waarschijnlijk ook een verklaring voor het succes ervan. De zussen Fokkens, die vaak nog altijd dezelfde kleding dragen, krijgen de kans om zich in Neerlands hart te nestelen als representanten van het geromantiseerde Mokum dat ook in docu’s, getuige bijvoorbeeld Foute Vrienden en de Hazes-film, geliefd blijkt. Via expliciete en toch bijna aandoenlijke seksscènes met geanonimiseerde mannen, grappige anekdotes en nostalgische (accordeon- en draaiorgel)muziek wordt dat nog maar eens benadrukt.

Ouwehoeren wordt zo een ongegeneerde ode aan het oudste beroep van de wereld en de traditionele ambachtslieden daarvan, die ’t niet van zijn diepgang moet hebben, maar schaamteloos appelleert aan het grote publiek.

Yab Yum

Wat gebeurt in Yab Yum (75 min.), blijft in Yab Yum. De meeste oud-medewerkers van het vermaarde Amsterdamse bordeel hullen zich bijvoorbeeld nog altijd in stilzwijgen over de toenmalige clientèle. Want er kwam van alles: internationale beroemdheden, Bekende Nederlanders, vermaarde zakenmensen, het halve Saoedische koningshuis én de topcriminelen over wie sindsdien boeken zijn geschreven en films gemaakt.

En daar praten de voormalige eigenaar Theo Heuft en zijn manager, barkeepers, portier en gastvrouwen liever al helemaal niet over. Want de Amsterdamse penoze begon de exclusieve gelegenheid aan de Singel op een gegeven moment als zijn eigen clubhuis te beschouwen. En daarmee was het lot van de club bezegeld. Yab Yum verwerd tot een plek waar schimmige deals werden beklonken, zwart in wit geld veranderde en vetes tot heftige confrontaties konden leiden.

In het Amsterdamse grachtenpand, waar de kogelgaten nog in het plafond zitten, leidt Anna Maria van ’t Hek haar gesprekspartners door het woelige verleden van de chique club; van de jaren van vrijheid blijheid via de doemtijd van het AIDS-virus naar de verstikkende wurggreep van de onderwereld. De filmmaakster omkleedt hun smeuïge herinneringen met een zinnenprikkelende verbeelding van Yab Yums geleidelijke aftocht naar de hel, waar boosaardige engelen voortaan de dienst zouden uitmaken.

En wat al die oud-medewerkers niet over hun lippen krijgen, wordt ingevuld door voormalig politiewoordvoerder Klaas Wilting, die namen en rugnummers geeft bij de onvermijdelijke neergang van wat eens ‘het beroemdste bordeel van de wereld’ was. Onvermijdelijk, want bordelen lijken van lieverlee altijd in verkeerde handen te belanden. Sommige sprekers in deze boeiende documentaire blijken de teloorgang nog altijd te betreuren. Als het kon, zouden ze zo weer aan de bar plaats nemen tussen de klanten die alleen al 75 gulden hadden afgetikt om binnen te mogen.

Om naar ‘boven’ te mogen met een ‘dame’ kwamen daar nog gauw enkele honderden guldens bij. Voor ‘een beetje jeuk aan je snikkel en één vingerhoedje stijfsel’, zouden de Klisjeemannetjes zeggen. Maar daarmee zou dit hoogwaardige etablissement gelijkgeschakeld worden met een ordinair bordeel en, in elk geval volgens de direct betrokkenen, danig tekort worden gedaan.