Free Leonard Peltier

The Film Collaborative

Dat hij op die 26e juni 1975 op de Pine Ridge Indian Reservation in South Dakota op FBI-agenten heeft geschoten, geeft Leonard Peltier toe. Het was volgens hem zelfverdediging. Dat hij de agenten Ronald Williams en Jack Coler in koelen bloede heeft geëxecuteerd, ontkent de ‘Native American’ echter ten enen male. ‘Ik heb nog nooit in mijn leven iemand vermoord’, stelt Peltier, inmiddels begin tachtig. Hij zit al een halve eeuw in de gevangenis. Volgens zijn achterban is hij de langstzittende politieke gevangene van de Verenigde Staten – en een exemplarisch voorbeeld van hoe Amerika z’n inheemse bevolking behandelt.

In Free Leonard Peltier (108 min.) lichten Jesse Short Bull en David France de pijnlijke zaak, die in 1992 al eens werd behandeld in Michael Apteds klassieke documentaire Incident At Oglala, nog eens helemaal door. Daarvoor zoomen ze eerst uit: naar hoe de troosteloze situatie van de oorspronkelijke bewoners van de VS, die steeds opnieuw zijn bedrogen door ‘de witte man’ en ondertussen werden verdreven naar reservaten, begin jaren zeventig noopt tot actie. De belangenorganisatie AIM (American Indian Movement) begint zich te manifesteren met de zogeheten Trail Of Broken Treaties, organiseert een protestactie in het omstreden Bureau Of Indian Affairs en bezet 71 dagen lang Wounded Knee, een plek waar ruim tachtig jaar eerder een enorm bloedbad werd aangericht.

Als het in 1975 tot een dodelijke schietpartij komt bij Pine Ridge – de dood van de ‘Native American’ Joe Stuntz leidt overigens nooit tot vervolging – worden er drie inheemse activisten gearresteerd. Dino Butler en Bob Robideau beroepen zich op zelfverdediging en worden vrijgesproken. Leonard Peltier krijgt echter levenslang – hoewel er nauwelijks bewijs is tegen hem. Daarbij weegt zwaar dat zijn eigen vriendin Myrtle Poor Bear een getuigenverklaring tegen Peltier heeft afgelegd. Één probleem daarbij: Leonard kent Myrtle helemaal niet. Hij verdwijnt desondanks achter de tralies. De ongerijmdheden in deze zaak zullen in de navolgende decennia nog veel aandacht krijgen in de media. Tot vrijlating komt ‘t, ook door aanhoudende protesten vanuit de FBI, echter nooit.

Short Bull en France zetten deze tragische geschiedenis netjes op een rij, met gebruik van split screen en bezwerende inheemse muziek, en sluiten verder aan bij een nieuwe poging van de gedreven activisten Holly Cook Maccaro en Nick Tilsen om Peltier, die inmiddels bijna vijftig jaar vastzit en allerlei gezondheidsproblemen heeft, alsnog vrij te krijgen. Ze hopen president Joe Biden begin 2025 te bewegen om in de allerlaatste dagen en uren van zijn ambtstermijn alsnog amnestie te verlenen aan dit icoon van hun gemeenschap. Dan krijgt deze historische documentaire, die nog wat traag op gang is gekomen, ineens ook een enorme emotionele lading. ‘Ik ben verdomme een strijder’, zegt Peltier vanuit de gevangenis fel tegen Maccaro. ‘Ik ga nu echt niet opgeven!’

Free Leonard Peltier is begin 2025 in première gegaan op het Amerikaanse Sundance Film Festival, maar heeft sindsdien, vanwege nieuwe ontwikkelingen in de zaak, een ander, zeer aangrijpend slot gekregen. En, met een beetje geluk, wordt de vertoning van deze cruciale film over een schandvlek in Amerika’s geschiedenis, net als onlangs op het International Documentary Festival Amsterdam, ingeleid door Leonard Peltier zelf, een man met een broos lichaam, maar nog altijd met een roestvrijstalen wil. ‘We hebben jullie hulp nodig in dit gevecht’, houdt hij de kijker dan voor, recht in de camera kijkend. ‘Één allerlaatste gevecht.’

My Way

NTR

‘Ik ben een Amerikaans lied, maar ben geboren in Frankrijk’, vertelt My Way (60 min.) zelf, die verdacht veel klinkt als Jane Fonda, bij de start van deze documentaire van Thierry Teston en Lisa Azuelos. ‘Ik ben geschreven door twee Parijzenaars, bewerkt door een Canadees en beroemd gemaakt door een Amerikaan.’ Ofwel: Claude François en Jacques Revaux componeerden in 1967 Comme D’Habitude, Paul Anka zorgde een jaar later voor een bijpassende Engelse tekst en diens idool Frank Sinatra zong die vervolgens ons aller collectieve geheugen in.

‘Anders dan kinderen die uit liefde zijn geboren’, stelt het lied zelf nog, ‘ben ik het product van tranen.’ De Franse zanger François drukte in zijn originele tekst namelijk z’n relatieproblemen met de zangeres France Gall uit. Niet veel later maakte Sinatra van zijn epische uitvoering bovendien een soort afscheidsbrief, een afrekening met zijn bestaan als artiest. En daarna ging de halve wereld ermee aan de haal: van traditionele vertolkers zoals Shirley Bassey, Tom Jones en Elvis Presley tot de eigenzinnige interpretaties van Nina Simone, Sid Vicious en Nina Hagen.

In totaal zouden er volgens dit vermakelijke zelfportret inmiddels zeker vierduizend covers, in minimaal 169 verschillende talen, in omloop zijn van My Way en is het nummer elke acht minuten wel ergens ter wereld op de radio. Om over de miljarden streams nog maar te zwijgen. En leiders zoals Poetin, Kim Jong-Un en Trump zouden er dol op zijn. Het is nu eenmaal een nummer dat perfect past bij narcisten en grote ego’s, bekent één van de geestelijk vaders, Paul Anka, die zijn signatuursong gedurende de jaren ook voor menige machthebber mocht/moest uitvoeren.

En dan is er nog David Bowie, een man met een haat-liefde verhouding tot de tranentrekker. Als onbekende jongeling schreef hij een afgekeurde Engelse tekst voor de evergreen, toen hij eenmaal een gearriveerde artiest was besloot Bowie om alsnog zijn eigen variant te maken, Life On Mars. Ook dat werd een klassieker. ‘I faced it all’, concludeert My Way, die inmiddels toch al tegen de zestig loopt en een beetje van ons allemaal is geworden, niet voor niets. ‘I stood tall and did it my way.’

Sean Penn: The Outsider

Terranoa / VPRO

Meer dan een figurantenrol zat er niet in. Het zou een ‘match made in Hell’ zijn geweest: de geboren rebel Sean Penn, later ook wel ‘de nieuwe James Dean’ gedubd, als vast onderdeel van de entourage van de Ingalls-familie in de zoetsappige Amerikaanse televisieserie Little House On The Prairie. Penns bijdrage bleef echter beperkt tot een te vergeten rolletje in een aflevering die was geregisseerd door zijn vader Leo.

Bij die man zat wat, betoogt France Swimberge in het tv-portret Sean Penn: The Outsider (52 min.). Leo Penn was een WOII-veteraan die later als filmmaker op de zwarte lijst van de communistenjager Joe McCarthy was beland. Dat maakte hem het werken – en leven – lang onmogelijk en ontstak in zijn zoon een links vuur, dat nog lang bleef smeulen in ‘Citizen Penn’ – óók op plekken waar hij zijn vingers eraan kon branden.

Ten tijde van dat Kleine Huis op de Prairie was Sean veertien, zomaar een ‘Dogtown-brat’. Zo’n Californische lefgozer, die zich onledig hield met surfen – een wereld die hij later nog eens zou bezoeken als verteller van de documentaire Dogtown And Z-Boys (2001). Nog lang niet ‘the handsome broken face of film’, zoals verteller David Gasman hem noemt, één van de vele benamingen waarmee hij de held van deze docu opzadelt.

‘Mr. Madonna’ is een andere. Toen Sean ’t in zijn hoofd had gehaald om de grootste popster van dat moment te trouwen. Aan de zijde van Madonna zou hij in de jaren tachtig al snel nóg een bijnaam verwerven: ‘bad boy’. Een kerel die zich kon verliezen in drank en losse handjes had. Dat explosieve imago vertaalde zich ook naar het filmscherm met prachtige rollen in kaskrakers als Carlito’s WayDead Man Walking en Mystic River.

Net nadat zijn broer Chris op veertigjarige leeftijd was overleden maakte Sean Penn als regisseur zijn beste film: Into The Wild (2007), een exploratie van hoe een jonge Amerikaan alles achter zich laat om de wildernis in te trekken – om nooit meer terug te keren. Penn zelf ging zich intussen meer en meer toeleggen op activistische activiteiten, waarvoor hij bij Fox News dan weer ‘enemy of the state’ werd genoemd.

Zo jaagt dit profiel, dat natuurlijk is opgeleukt met talloze filmfragmenten en (talkshow)interviews met ‘America’s trouble maker’, Penns leven en loopbaan erdoorheen, voortdurend laverend tussen zijn ontwikkeling als ongeleid links projectiel en ‘method actor’, die ook tussen de opnames door in zijn rol wil blijven. Een man die gaat voor risico en lol, een neiging heeft tot zelfdestructie en altijd en overal reuring veroorzaakt.

Trailer Sean Penn: The Outsider

Merckx

Gusto Entertainment

‘Op de fiets was hij net als zijn vader Jules: serieus, koppig en vasthoudend’, vertelt wielerjournalist Rodrigo Beenkens in deze archieffilm over de grootste wielrenner aller tijden. ‘Maar eenmaal van de fiets af was hij net als zijn moeder Jenny: emotioneel, melancholiek en vrijgevig. De ambivalentie van Eddy Merckx.’

In de documentaire Merckx (83 min.) richten Christophe Hermans en Boris Tilquin zich op de hoogtijdagen van de Belgische wielrenner die, bijvoorbeeld, vijf keer de Tour de France won, eveneens vijfmaal zegevierde in de Ronde van Italië, de Vuelta één keer won en nog eens drie keer wereldkampioen werd. Tussendoor schreef hij ook nog zo ongeveer alle wielerklassiekers op zijn naam. Nee, voor andere wielrenners was er van pakweg 1967 tot 1975 doorgaans héél weinig aan.

Eddy Merckx was een echte vechter die nooit van opgeven wilde weten, stelt zijn Nederlandse coureur Joop Zoetemelk, die mede door de verrichtingen van zijn Belgische rivaal de bijnaam ‘de eeuwige tweede’ verwierf. Verder komen in deze documentaire ook Merckx’s zus Micheline en broer Michel, zijn biograaf Johny Vansevenant, soigneur Guillaume Michiels en zijn concurrenten Jan Janssen, Felice Gimondi, Lucien van Impe, Cyrille Guimard en Bernard Thévenet aan het woord.

Zij blijven buiten beeld. En ook in het fraaie archiefmateriaal is vooral Eddy Merckx zelf te zien: demarrerend, terughalend, klimmend, tijdrijdend en sprintend. Winnend, dat vooral. Een tijd was hij de wielervariant op Duitsland in de boutade ‘voetbal is een eenvoudig spelletje, waarbij 22 mannen negentig minuten achter een bal aanrennen en op het einde Duitsland altijd wint’. Iedere coureur reed zich het snot voor ogen en moest daarna aanzien hoe hij toch weer als eerste de meet passeerde.

De Merckx van na de finish, toen hij zijn fiets definitief in het vet had gezet, bestaat in deze film niet. En zijn jeugd, met een moeder die in eerste instantie weinig fiducie had in de wielercarrière van haar kind en een vader die hardhandig ingreep als het joch weer eens nauwelijks te hanteren was, wordt in tamelijk ruwe pennenstreken afgedaan. Heden ten dage zou Eddy waarschijnlijk met ADHD worden gediagnosticeerd, toentertijd probeerden ze hem gewoon in het gareel te houden.

Hoe hij daar zelf naar kijkt, daarnaar blijft ’t overigens gissen in deze film. De man zelf – en ook zijn echtgenote Claudine, eerder wel prominent aanwezig in Joël Santoni’s Eddy Merckx: La Course En Tête uit 1973 – komen alleen aan bod in archiefinterviews en -reportages. Eddy mag eeuwig jong blijven, de man die Vlamingen en Walen voor de verandering eens trots maakte dat ze Belg waren – al werden wielerfans van buiten de landsgrenzen allengs strontziek van Merckx’s dominantie.

De bijnaam ‘De Kannibaal’ geldt als een weerslag van die weerzin. Merckx was er zelf naar verluidt niet blij mee. Bij de Tour de France van 1975 zou hij de eerste renner in de geschiedenis gaan worden die de ronde zes keer had gewonnen. Een chauvinistische Franse fan kon dat echter niet verkroppen en bracht de Belgische favoriet een slag toe. Merckx reed zich daarna volgens eigen zeggen helemaal kapot. Hij heeft na deze tour ook nauwelijks nog een overwinning van betekenis geboekt. 

Een geboren winnaar was een gewezen winnaar geworden – en Eddy, die enigszins verlegen Belgische jongen, niet langer Merckx, de beste wielrenner van zijn (en wellicht elke) tijd.

Eddy Merckx: La Course En Tête

Elan Film

De Nederlandse wielrenner Rini Wagtmans reed ooit negentig kilometer in de gele trui. Hij had maar één opdracht: de eerste plaats in de Tour de France van 1971 weer afstaan. Aan zijn Belgische kopman Eddy Merckx, welteverstaan. ‘De Kannibaal’ wilde altijd alles winnen en had zich voor dat jaar voorgenomen om de volledige Ronde van Frankrijk in het geel te rijden. Door een vreemde speling van het lot was echter zijn meesterknecht Wagtmans in de leiderstrui beland. Die maakte nog dezelfde dag, tijdens een volgende korte etappe, plaats voor de toonaangevende coureur van zijn tijd.

Twee jaar later wordt de Belgische kampioen geportretteerd in Eddy Merckx: La Course En Tête (101 min.), een wat opmerkelijke film van Joël Santoni. Hij volgt Merckx gedurende 1973 zowel thuis als tijdens wielerkoersen, maar laat de renner helemaal niet aan het woord. Terwijl manlief Eddy onder de douche staat, zijn kinderen te eten geeft of met z’n gezin naar de kermis gaat is het wel zijn echtgenote Claudine die vertelt hoe haar Eddy soms bijvoorbeeld kampt met de hoge verwachtingen. ‘Als hij verliest, is ‘t altijd hetzelfde liedje’, zegt zij. ’Dit is het begin van het einde.’

Rond wielerwedstrijden kijkt Santoni als een vlieg op de muur mee. Voor de start en na de finish is er simpelweg het geluid ter plaatse en wil Merckx nog wel eens een interview geven of keuvelen met een verzorger of één van zijn ploeggenoten. Eenmaal op de fiets weerklinkt echter de barokke klassieke soundtrack van de Britse muzikant David Munrow, die je toch eerder bij een film over de middeleeuwse koningen Arthur of Richard Leeuwenhart zou verwachten. Of het moet de bedoeling zijn geweest om Eddy Merckx te portretteren als de koene ridder van de wielersport…

Daarmee wordt La Course En Tête zowel een collageachtig portret van de beste wielrenner aller tijden als een lyrische ode aan de wielersport, compleet met de onvermijdelijke valpartijen, pitstops en bevoorradingsmomenten. En bij de prijsuitreiking is het dan meestal Eddy Merckx, een man met een schier oneindige ambitie, die een bos bloemen in de lucht houdt. Zijn palmares is nog altijd onovertroffen: van vijf eindoverwinningen in de Tour de France en Giro d’Italia tot drie wereldkampioenschappen, zeges in zo’n beetje alle belangrijke klassiekers en verbetering van het werelduurrecord.

Een kannibaal, kortom, die een ander hooguit negentig kilometer in het geel gunt. Voordat ie ‘m met huid en haar opvreet.

This Is My Moment

Gruber Images

Hij komt in 2019 als negentienjarige jongen van Eritrea naar Europa. Niet op de vlucht voor oorlog of armoede, maar na een uitnodiging van de UCI. De internationale wielerfederatie heeft Biniam Girmay, samen met enkele andere getalenteerde renners, over laten komen voor een trainingsstage in Zwitserland. ‘Bini’ hoopt daar een profcontract in de wacht te slepen en dan te kunnen gaan werken aan het verwezenlijken van zijn grote droom: deelnemen aan de Tour de France.

De Belgische documentairemaker Lieven Corthouts bivakkeert dan al aan z’n zijde. Samen met Biniam Girmay zelf documenteert hij in This Is My Moment (106 min.) de weg die de Afrikaanse wielrenner in de navolgende jaren moet afleggen van Asmara in Eritrea, waar elke zondag een wielerkoers wordt verreden, naar de belangrijkste wedstrijd van de wereld, de Ronde van Frankrijk. Vóór Biniam hebben daaraan pas vier zwarte renners deelgenomen. Om over overwinningen nog maar te zwijgen.

Onderweg moet hij de nodige klimmetjes nemen en door een aantal dalen heen. De tocht begint met een pikstart: een contract bij de Belko-ploeg. Daarna volgt echter tegenslag in de vorm van het Coronavirus en het ontmantelen van diezelfde ploeg. Intussen zit Bini vast in Frankrijk, ver weg van Saliem, die eerst nog z’n verloofde is en daarna zijn vrouw en de moeder van z’n dochter wordt. Rechtvaardigt de droom – zegevieren, ergens op de weg naar Parijs – zulke persoonlijke offers?

Corthouts toont z’n protagonist op zulke kwetsbare momenten, reist met hem mee naar huis en registreert ondertussen zijn progressie als wielrenner. Want Biniam Girmay begint zichzelf in de navolgende jaren de geschiedenisboeken in te rijden. Van een rariteit in het peloton ontwikkelt hij zich tot een coureur om rekening mee te houden, die aan de meet de strijd kan aanbinden met cracks zoals Mathieu van der Poel. Op z’n wielertenue verschijnt zelfs een slogan: Veni, Vidi, Bini!.

This Is My Moment is de weerslag van die opmars, afgezet tegen het leven dat hij tijdelijk aan de kant van de weg heeft moeten parkeren in Eritrea. Een film die, afhankelijk van het verdere verloop van Biniam Girmays loopbaan, nog aan waarde zou kunnen winnen. Als hij ooit toch eens de regenboog- of gele trui zou veroveren…. Bij de Tour van 2024 bijvoorbeeld, waar de Eritrese held aan de start verschijnt.

The Last Rider

Laurent Fignon (l) & Greg LeMond (r) / Offside / L’Equipe / Dogwoof

In de veelbewogen geschiedenis van ‘s werelds belangrijkste wielerwedstrijd de Tour de France heeft er zelden een heroïscher tweegevecht plaatsgevonden dan in 1989. Thuisfavoriet Laurent Fignon en zijn Amerikaanse concurrent Greg LeMond strijden gedurende drie weken op het scherpst van de snede om de eindoverwinning. Tijdens de afsluitende tijdrit wordt ‘t op de Champs Élysées in Parijs letterlijk secondenwerk. LeMond is aan zet: hij moet vijftig tellen goedmaken op klassementsleider Fignon. Dat lijkt een onmogelijke opdracht.

Het wordt de zinderende apotheose van Greg LeMonds carrière die, natuurlijk, al over hoge toppen en door diepe dalen is gegaan. In The Last Rider (97 min.), een documentaire van Alex Holmes (Stop At Nothing: The Lance Armstrong Story / Maiden), blikken de wielrenner en zijn vrouw Kathy terug op die turbulente jaren en de persoonlijke dilemma’s die hem daarbij parten spelen. LeMond is in 1981 door het wielerpeloton binnengehaald als ‘de nieuwe Bernard Hinault’, de Franse renner die de Ronde van Frankrijk dan al vier keer heeft gewonnen.

Greg LeMond wordt Hinaults rechterhand en moet hem in 1985 aan zijn vijfde Tour-overwinning helpen. Als wederdienst belooft de Breton zijn Amerikaanse teamgenoot dat hij het volgende jaar voor hem zal rijden. Tegen die tijd besluit de eerzuchtige Hinault, die niet aan het woord komt in deze film, echter om toch weer voor eigen succes te gaan. LeMond voelt zich verraden. Intussen worstelt hij ook met een bijzonder delicaat geheim. Als de Amerikaan enkele maanden later bovendien ernstig gewond raakt bij een jachtongeluk lijkt zijn loopbaan definitief voorbij.

Na het verplichte vallen en opstaan – dit is immers een heldenverhaal – volgt de onvermijdelijke comeback die Greg LeMond in 1989 terug naar de Tour leidt, voor het duel van zijn leven met z’n hautaine rivaal Laurent Fignon. De enerverende strijd tussen de twee matadoren, die met hulp van Fignons ploegleider Cyrille Guimard en hun Spaanse concurrent Pedro Delgado overtuigend wordt opgeroepen, vormt vanzelfsprekend het hart van deze enerverende sportfilm, waarbij het wel jammer is dat het perspectief van Fignon (1960-2010) ontbreekt.

Hoe zou de tweevoudige Tour-winnaar er nu op terugkijken dat hij LeMond, die dan een kleine minuut op hem achterstaat in de strijd om de gele trui, tijdens één van de laatste etappes alvast heeft ‘gefeliciteerd’ met zijn tweede plaats? Ligt daar misschien de sleutel voor één van de meest iconische sportmomenten van de twintigste eeuw, dat in The Last Rider in volle glorie herleeft? Het wordt erop of eronder voor de twee wielertoppers, waarbij de één de ander vernedert en zo tot op het bot motiveert. En, zoals al vaker is aangetoond, er bestaat nauwelijks een betere drijfveer voor een sporter dan rancune.

Mark Cavendish: Never Enough

Netflix

‘Cavs identiteit is wielerwedstrijden winnen’, stelt zijn vriend en oud-collega Peter Kennaugh in het portret Mark Cavendish: Never Enough (92 min.). ‘Dat is wie hij is. Daarvoor staat hij ’s ochtends op. Wat is het leven zonder dat?’

Mark Cavendish houdt zijn kaarten echter het liefst tegen zijn borst. Hoe hij zich voelt is zijn eigen zaak. Dat merkt ook David Spindler als hij in 2019 wordt afgestuurd op de Britse topsprinter, die al een hele tijd onder de maat presteert en er ook gewoon geen zin meer in lijkt te hebben, wordt afgestuurd. Cavendish moet weinig hebben van sportpsychologen. Hij heeft altijd zijn eigen zaakjes geregeld. Met vrijwel ongekend succes. Jarenlang is hij bijvoorbeeld gestaag op weg geweest om Eddy Merckx’ record van 34 gewonnen Tour de France-etappes uit de boeken te rijden.

Sinds kort is ‘The Manx Missile’ echter niet meer vooruit te branden. Is het die ene valpartij geweest? Zijn eetprobleem? Dat verraderlijke Epstein-Barr virus? Of toch – Cav is zelf eigenlijk wars van dat soort verklaringen – een depressie? Heeft de druk die hij zichzelf al sinds jaar en dag oplegt zich nu dan tegen hem gekeerd? Spindler gaat met hem terug naar de bron van zijn onvrede en hoopt daar – bij de tienjarige Mark, te zien in een aandoenlijk interview – ook de liefde voor de fiets weer te vinden bij de horkerige streber, die volgens zijn vrouw Peta thuis al even lastig is als voor zijn eigen teamgenoten en de rest van het peloton.

‘Ik had zoveel zelfmedelijden dat het me niet boeide wie om mij gaf’ vertelt Cavendish daar zelf over. Hij maakt soms nog altijd een getormenteerde indruk in deze typische sportfilm, waarin regisseur Alex Kiehl, begeleid door een dikke soundtrack, langs de heroïsche overwinningen en dieptepunten in zijn lange loopbaan koerst. Een man die alles aan de kant schuift voor de winst, maar zich het zoet van de overwinning nooit lang kan laten smaken. Een man ook die uiteindelijk gewoon niet meer weet wat winnen is – of wat daarvoor moet worden gedaan en gelaten.

Als hij zelf eigenlijk al zover is om in de remmen te knijpen en voor de allerlaatste maal af te stappen, meldt zich echter zijn voormalige ploegleider Patrick Lefevere, de Vlaamse houwdegen met wie hij in het verleden grote successen vierde – en krijgt dit klassieke heldenepos zijn derde akte. Waarin Mark Cavendish na enkele vruchteloze jaren de Rocky Balboa in zichzelf (terug)vindt, de verplichte onverwachte remonte doormaakt en dan, natuurlijk, ook weer gaat jagen op Eddy Merckx.

How To Survive A Pandemic

VPRO

In de documentaire How To Survive A Plague uit 2012 blikt regisseur David France (Welcome To Chechnya) terug op de pogingen van LGBT-activisten om de Amerikaanse regering onder druk te zetten om het HIV-virus, dat ongenadig huishoudt in hun gemeenschap, eindelijk eens serieus te nemen. Nu de wereld opnieuw heeft te kampen met een dodelijk virus, presenteert David France een soort opvolger voor deze film die destijds werd genomineerd voor een Oscar. Over de pogingen van wetenschappers om een vaccin tegen het Coronavirus te ontwikkelen en de distributie van dit vaccin.

How To Survive A Pandemic (109 min.) is wel een documentaire met een ander karakter. Waar de strijd tegen AIDS in de jaren tachtig voortdurend gepaard ging met woede en frustratie – omdat het de autoriteiten blijkbaar geen snars kon schelen dat Amerikaanse homoseksuelen en masse stierven – wordt de campagne om een vaccin tegen COVID-19 te ontwikkelen op het eerste gezicht gekenmerkt door eensgezindheid. Alle betrokkenen hebben een gezamenlijk doel. Alleen de regering Trump zorgt zo nu en dan voor reuring, door een openlijke breuk met de World Health Organisation bijvoorbeeld of het zwartmaken van de eminente immunoloog Anthony Fauci, die ook in de AIDS-crisis en How To Survive A Plague al een hoofdrol kreeg toebedeeld.

Toch onthult ook deze breed opgezette film – waarin Science-journalist Jon Cohen, die in alle uithoeken van de wereld belangrijke spelers uit de Coronabestrijding interviewt, als centraal personage wordt ingezet – structurele en dieper liggende problemen. De ontwikkeling van een vaccin wordt weliswaar een doorslaand succes, maar dat heeft een naar bijeffect: bestaande verschillen tussen arm en rijk worden erdoor bestendigd, bijvoorbeeld tussen westerse landen die vaccins over hebben en in reserve houden en armere landen die tekort komen en daardoor slechts een beperkt deel van de bevolking kunnen laten inenten.

Het nettoresultaat daarvan beloopt uiteindelijk al snel een miljoen doden, becijfert France in de aftiteling. Het is een wrange conclusie voor een film die de strijd tegen COVID-19 op diverse plekken in de wereld – van brandhaarden als Brazilië en Zuid-Afrika tot de belangrijke vaccinproducent India – treffend in beeld heeft gebracht. Die slotsom ondermijnt de hoopvolle boodschap die je ook uit How To Survive A Pandemic zou kunnen halen: als we er met z’n allen de schouders onder zetten, zijn we in staat om bergen te verzetten en pandemieën te bedwingen.

Overcoming

Netflix

Hoe je een documentaire in de montage totaal kunt verknallen…

Je hebt een fascinerend hoofdpersonage: Bjarne Riis, ploegleider van de wielerploeg CSC en zelf oud-winnaar van de Tour de France. En altijd geassocieerd met doping, dat ook.

Sterke bijrollen: Riis’ toprenners Ivan Basso (een potentiële winnaar), Carlos Sastre (diens interne concurrent en bovendien aanstaand vader) en Kurt-Asle Arvesen (een knecht die betrokken is bij de ene na de andere valpartij).

Een ‘man you love to hate’ als superieure tegenstander: veelvuldig Tour-winnaar Lance Armstrong, die dan nog niet is ontmaskerd als Mr. Doping.

Alle mogelijke uitdagingen: blessures, familietrubbels en – natuurlijk – bergtoppen.

En, vanzelfsprekend, een onweerstaanbaar strijdtoneel: de Ronde van Frankrijk van 2004.

Na drie weken absolute topsport, met alle bijbehorende pieken en dalen, kom je – filmmaker Tómas Gislason uit Denemarken – met ronduit prachtig materiaal thuis en sla je helemaal op hol in de editruimte:

Stevig split screen-gebruik.

Zomaar zwartwit.

Dramatische slow-motion.

Onnavolgbare flashbacks.

Potsierlijke teksten in beeld.

Overdadige kleurcorrectie.

Toevallige timelapse-sequenties.

Opdringerige soundtrack.

Flashy flash forwards.

Overdramatische herhalingen.

Oh ja, dat hadden we ook nog: green screen.

Kortom: een onvervalste ADHD-montage. Waarmee in Overcoming (108 min.) al het afzien, de heroïek, dat gekonkel, de stress en het alomtegenwoordige drama van de ultieme wielerwedstrijd vakkundig de nek om wordt gedraaid.

Aretha Franklin – Soul Sister

David Redfern

Deze tv-docu begint in de kerk. Natuurlijk. Kan een film over de Queen of Soul ergens anders beginnen dan in een zwarte kerk? In de New Bethel Baptist Church van dominee C.L. Franklin in Detroit, Michigan, om precies te zijn. Daar groeide de aankomende wereldster op en was bijvoorbeeld ook Martin Luther King kind aan huis. Aretha’s vader kon preken alsof niet alleen zijn eigen leven ervan afhing. Daarvan werden zelfs langspelers gemaakt, die in heel Amerika gretig aftrek vonden.

De appel viel niet ver van de boom, getuige Aretha Franklin – Soul Sister (53 min.). C.L.’s dochter erfde zijn gaven als voorganger en was bovendien gezegend met een kolossale stem. Zo gemakkelijk, zo expressief, zo raak! Ze zong bij menigeen de tranen in en uit de ogen. De carrière die Aretha Franklin op basis daarvan opbouwde staat centraal in dit portret, waarin haar werk in zijn culturele, politieke, raciale en muzikale context wordt geplaatst door de gebruikelijke pratende hoofden, zoals biograaf Mark Bego, enkele historici en tijdgenoot Abdul ‘Duke’ Fakir van The Four Tops.

Echte intimi komen er niet aan het woord. En ook Aretha zelf krijgt slechts zo nu en dan een paar zinnetjes toebedeeld. Dit is dan ook geen psychologisch profiel van de vrouw, maar een duiding van het fenomeen Aretha Franklin. En dat lukt regisseur France Swimberge met de hulp van de zangeres zelf, via prachtig archiefmateriaal van allerlei glorieuze performances, uiteindelijk best behoorlijk. Waarna Franklins kleindochter Grace nog eenmaal om R.E.S.P.E.C.T. mag vragen. In die ene zwarte kerk, natuurlijk. Waar alles begon en nog altijd wordt voorgezet.

Welcome To Chechnya

Je wordt opgepakt, gemarteld en moet minimaal tien soortgenoten verraden. En als je dan eindelijk wordt vrijgelaten, krijgt je familie het dringende advies om je te doden. Als praktiserend homoseksueel heb je immers geen enkel bestaansrecht.

Volgens David Isteev, de Crisis Response Coordinator van het Russische LGBT-netwerk en één van de hoofdpersonen van Welcome To Chechnya (107 min.), is dit de dagelijkse realiteit van LGBT’ers in Tsjetsjenië. Isteev fungeert als contactpersoon voor homo’s en lesbiennes die, vaak halsoverkop, het land moeten verlaten omdat ze hun leven niet meer zeker zijn.

Als de dictator van de Russische deelrepubliek, de brute Poetin-vazal Ramzan Kadyrov, hierover wordt bevraagd door een buitenlandse interviewer, ontkent die echter in alle toonaarden. ‘Dat is onzin. Zulke mensen hebben we hier niet. We hebben hier geen homo’s. En als ze er wel zijn, neem ze dan maar mee naar Canada. Zodat wij, God zij geprezen, ons bloed kunnen zuiveren.’

Het gevolg van die attitude laat zich raden: in heel het land worden homo’s in elkaar getrimd door opgeschoten jongeren, die hun eigen mannelijkheid menen te moeten bewijzen. Met hun mobieltjes leggen ze die heldendaden vast. Deze walgelijke filmpjes fungeren in deze unheimische documentaire als steeds terugkerende waarschuwing: zo lelijk en gevaarlijk is homohaat dus.

Binnen die beklemmende atmosfeer, waarbij je als LGBT’er voortdurend over je schouder moet kijken, stellen David Isteev en zijn onverzettelijke kompaan Olga Baranova hun leven in de waagschaal om lotgenoten te helpen. Vanuit een safe house, op een geheime plek in Moskou, proberen ze hen naar een nieuw leven te begeleiden, ‘somewhere’ in de wereld.

Waar ze zich veilig kunnen voelen – en hopelijk ook zijn (want de armen van Poetin, Kadyrov en hun handlangers zijn langer dan je denkt). Filmmaker David France observeert, soms met verborgen camera, hoe zulke ingrijpende operaties, waarbij de vluchtelingen vrijwel alles wat hen dierbaar was moeten achterlaten, worden voorbereid en uitgevoerd. Alle betrokkenen zijn bovendien met revolutionaire deepfake-technologie onherkenbaar gemaakt.

Één klein foutje en alle betrokkenen verdwijnen echter voor onbepaalde tijd achter de tralies. Of erger. Een mens zou van minder paranoïde worden. Welcome To Chechnya weet die permanente angst uitstekend invoelbaar te maken. Het is de angstaanjagende wereld waartoe Russische gays tegenwoordig zijn veroordeeld.

Welcome To Chechnya is hier te bekijken.

How To Survive A Plague

‘Hoeveel mensen moeten er nog sterven?’ In die vlijmscherpe vraag, geschreeuwd naar de politici of wetenschappers van dienst, zat de complete wanhoop van de eerste generatie AIDS-activisten opgesloten. Toen de ziekte die in de jaren tachtig stelselmatig was doodgezwegen door de regering Reagan echt niet meer viel te ontkennen, simpelweg omdat het aantal doden zienderogen opliep, werd ook het verzet tegen de onverschillige houding van de Amerikaanse overheid steeds grimmiger. In New York ontstond een militante belangengroep: ACT UP.

In How To Survive A Plague (110 min.) belicht filmmaker David France de strijd van deze gedreven activisten om gezagsdragers, goedschiks dan wel kwaadschiks, in beweging te krijgen. Zodat ze eindelijk eens op zoek zouden gaan naar een doeltreffend medicijn (of hun bezwaren tegen condoomgebruik te laten varen). Daarbij moeten ze onder andere de degens kruisen met een jonge Anthony Fauci, de huidige Corona-tsaar van de Verenigde Staten die ook als aids-expert voor hete vuren komt te staan.

Uiteindelijk slaat de ‘onsterfelijke woede’ ook naar binnen bij ACT UP. Dit zorgt voor tweespalt in de LGBT-gemeenschap die in een voortdurende doodsstrijd is verwikkeld met het vileine virus. ‘Tenzij we met ons allen de handen ineen slaan’, stelt schrijver Larry Kramer (aan wie in 2015 de documentaire In Love & Anger werd gewijd) tijdens een indrukwekkende speech, ‘zijn we zo goed als dood.’

Deze krachtige film uit 2012, waarin het geladen archiefmateriaal wordt ingekaderd door enkele hoofdrolspelers die de dans destijds zijn ontsprongen, schenkt slechts beperkt aandacht aan de menselijke tol van het HIV-virus en concentreert zich vooral op de burgerlijke ongehoorzaamheid, gerichte acties en slimme publiciteitscampagnes van de AIDS-activisten, waarbij menigeen boven zichzelf uitstijgt en in de jarenlange strijd (zelf)respect verwerft.

Joop! Eindelijk Weer Kampioen

Max

Het is een onvergetelijk tafereel uit een lang vergeten Tour de France. Joop Zoetemelk, ooit een potentiële winnaar van de wielerronde, heeft nadat hij een tijd geblesseerd is geweest moeite om weer aan te haken. Tijdens de Ronde van Frankrijk van 1975 wordt hij in een bergetappe gelost. Moederziel alleen probeert hij zich terug te knokken, in gevecht met zichzelf. Dan komt de ploegleiderswagen naast hem rijden. Joop heeft blijkbaar behoefte aan wat verkoeling. Die komt er: de man achter het stuur heeft zijn wangen gevuld met water en spuugt het vol in zijn gezicht. En Joop koerst onverstoorbaar verder.

Het verhaal van Joop Zoetemelk is bekend: hij stond bekend als de eeuwige tweede. Zo zag hij er ook uit, een noeste werker die steevast met de troostprijs werd opgezadeld. Achter veelvraten zoals Eddy Merckx en Bernard Hinault. En zelfs achter Bernard Thévenet, een Franse coureur die er halverwege de jaren zeventig tweemaal met de overwinning vandoor ging. Joop was en bleef altijd de eerste verliezer. Jarenlang aan de wereldtop en toch gedoemd om te worden vergeten. Tót de Tour de France van 1980. Toen brak Zoetemelk, ondersteund door de legendarische Nederlandse Raleigh-ploeg, de ban. Als toetje volgde vijf jaar later nog het wereldkampioenschap, op 38-jarige leeftijd.

Al die hoogtepunten ontbreken natuurlijk niet in Joop! Eindelijk Weer Kampioen (60 min.). Het hart van deze vermakelijke tv-film wordt echter gevormd door Zoetemelks privéleven. Achter al die successen, zo openbaart hij met zichtbare tegenzin aan maakster Ariane Greep, zat een ongelukkige man. Gevangen in een huwelijk dat gaandeweg een dood vogeltje van hem maakte. Hij praat er liever niet over. Joop is sowieso een man van weinig woorden. Zijn tweede vrouw Dany en drie bevriende wielerjournalisten, die dit jaar het veertigjarige jubileum van Zoetemelks tourwinst vieren met het fotoboek Ongezien, vullen het verhaal verder in.

Dat zijn voormalige echtgenote Francoise niet meer in de gelegenheid is om te reageren, is daarbij wel een beetje ongemakkelijk. Zoetemelks zoon Karl maakt er ook geen woorden aan vuil als hij met zijn vader een fietstochtje onderneemt of met hem en de rest van de familie gaat langlaufen. De gewezen wielerheld maakt daarbij een ontspannen indruk, als een vriendelijke opa die volstrekt tevreden is met wat hij heeft opgebouwd. En in het huis dat hij met zijn huidige vrouw bewoont, is tegenwoordig een heuse Zoetemelk-zaal ingericht, een plek waar Joop en Dany voor de camera de imposante wielercarrière doornemen die zij alleen van horen zeggen kent.

Lance

ESPN

Kampioen. Winnaar. Leider. Macho. Controlfreak. Wielrenner. Tijdrijder. Dopingzondaar. Valsspeler. Poseur. Leugenaar. Bullebak. Agressor. Psychopaat. Ofwel: Lance (203 min.). En, o ja: kankeroverlever. Beroemdheid. Miljonair. Filantroop.

Wat valt er na talloze interviews, reportages en de documentaires The Armstrong Lie en Stop At Nothing: The Lance Armstrong Story nog te vertellen over de man die zevenmaal de Tour de France won en daarna met donderend geraas van zijn voetstuk donderde, toen de al jarenlang circulerende geruchten over excessief dopinggebruik gewoon helemaal waar bleken te zijn? In hoeverre biedt dit tweeluik Armstrong (opnieuw) een kans om zijn straatje schoon te vegen?

Filmmaakster Marina Zenovich kijkt met zijn moeder Linda, die hem al op zeventienjarige leeftijd op de wereld zette, en stiefvader Terry Armstrong in elk geval serieus naar zijn jeugd. ‘Zonder mij zou Lance nooit de kampioen zijn geweest die hij nu is’, zegt die laatste schuldbewust. ‘Want ik jaagde hem op als een dier.’ Achteraf bezien had stiefpapa hem behalve de zweep ook wat vaker liefde moeten geven, constateert hij. En Lance’s biologische vader was sowieso nooit in beeld. Met de nodige wijsheid van nu is het eenvoudig om te constateren: ideale basis om een Lance Armstrong te worden.

Het navolgende verhaal van de opkomst en ondergang van de bijbehorende wielerkampioen wordt met behulp van het gebruikelijke peloton van ploeggenoten (George Hincapie, Tyler Hamilton en Bobby Julich), begeleiders (zijn ploegleider Johan Bruyneel, managers, advocaten en soigneur), medewerkers van Armstrongs stichting Livestrong, allerhande deskundigen (oud-renners, medewerkers van het anti-dopingagentschap, UCI-officials en journalisten, onder wie Armstrongs nemesis David Walsh) én de renner die Armstrongs dopinggebruik aan de grote klok zou hangen (Floyd Landis) nog eens van binnenuit opgetekend. 

Met Lance zelf opnieuw als de ideale held/schurk (die zich steeds moeiteloos langs Zenovich’s vragen wurmt, lacht of verontschuldigt), een fijne collectie archiefmateriaal en nét iets te geacteerde fly on the wall-scènes in huiselijke kring. Waarbij doping natuurlijk een steeds terugkerend thema is: als middel waarmee hij zijn ongebreidelde ambitie kon waarmaken, een way of life’ bijna. Als mogelijke oorzaak voor de teelbalkanker die hij zou krijgen. En als permanente schaduw over zijn imposante prijzenkast. 

Het blijft een grootse en fascinerende vertelling over een authentieke ‘man you love to hate’. Rest wel de vraag wat het over hem zegt dat hij opnieuw meewerkt aan een documentaire over zijn getroebleerde leven en carrière – een ander zou wellicht voor de rest van zijn leven onder een steen zijn gekropen – en welk belang hij daarbij heeft. Het lijkt er in elk geval sterk op dat hij nog steeds niets anders kan of wil zijn dan ‘Lance Armstrong’, ook al is dat dan een gebutste en íets nederige versie van de vroegere mannetjesputter.

Zonder die ene bijzonder hardnekkige eigenschap om alles naar zijn hand te zetten, in combinatie met de strenge dopingregels en bijbehorende maatschappelijke verontwaardiging, zou hij nu nog altijd vereerd worden als een icoon van zijn sport. Net als die andere ongelofelijke streber, de basketballer Michael Jordan, die dit jaar mocht excelleren in de geweldige docuserie The Last Dance. Lance’s reputatie is en blijft echter bezoedeld. Het kon véél erger, vindt Armstrong zelf in deze toch wel weer intrigerende karakterstudie. ‘Ik had ook Floyd Landis kunnen zijn’, zegt hij, ouderwets fel en vilein. ‘Elke ochtend wakker worden als een enorme zak stront.’

The Death And Life Of Marsha P. Johnson

Netflix

Is Marsha P. Johnson vermoord? Die vraag drijft deze boeiende documentaire. Tegelijkertijd is de zoektocht naar de dood van Marsha in 1992 vooral ook een alibi om de geschiedenis van de New Yorkse LGBT-gemeenschap in beeld te brengen, waarin Johnson (echte naam: Malcolm Michaels) een prominente rol speelde.

In The Death And Life Of Marsha P. Johnson (105 min.) volgt regisseur David France de pogingen van activiste Victoria Cruz om bijna 25 jaar na dato klaarheid te brengen in de dood van de flamboyante travestiet. Samen met haar entourage kijkt hij terug op een tijd waarin alles wat afweek van de heersende seksuele moraal kwetsbaar en soms ook gewoon strafbaar was.

In de tweede helft van de twintigste eeuw kwamen travestieten en transgenders daardoor al snel aan de zelfkant terecht, waar prostitutie, geweld, verslaving, dakloosheid en zelfmoord aan de orde van de dag waren. Wat o wat zou de kleurrijke Marsha P. Johnson de kop hebben gekost?