De Verkrotte Droom

IF Productions / BNNVARA

‘Als de funderingspalen slinken, hoor je bij Ymere de champagneglazen klinken’, leest Bart Stuart, een actief lid van de huurdersvereniging van de Amsterdamse Van der Pekbuurt, een oude slogan voor tegen sloopplannen van de woningcorporatie. Die komt uit de koker van zijn strijdbare collega Bert Müssig. Zij herkenden zich ruim vijftien jaar geleden al in dat ene Gallische dorpje uit de Asterix & Obelix-boeken, dat zich maar bleef verzetten tegen de Romeinen. ‘Weg uit de Van der Pek? Hallo, we zijn niet gek!’ Intussen leven ze in De Verkrotte Droom (60 min.).

De ruim 1500 huizen staan er nog steeds. Ze zijn door achterstallig onderhoud verder verloederd. De ‘woonwoede’ van de bewoners en huurdersvereniging is dus zeker niet geluwd. Volgens hen ontbreekt het aan ‘eigenaarschap’ bij Ymere en zijn ze bij de corporatie, die zich volgens hen heeft ontwikkeld van sociaal beheerder naar projectontwikkelaar, vergeten dat alles draait om de huurder. Hun slogans zijn ondertussen met de tijd meegegaan. Tijdens een actie bij Ymere’s hoofdkantoor in 2022 staat er op een spandoek te lezen: ‘Ymere Ga Isoleren’.

De sympathie van de documentairemakers Ilse en Femke van Velzen (Fighting For Silence, Weapon Of War en Prison For Profit) ligt duidelijk bij de activistische huurdersvereniging. Ze sluiten aan als die de schade komt opnemen in woningen (lekkages V scheuren V schimmel V ratten V…) en houden ook de vinger aan de pols als Ymere eindelijk werk begint te maken van de renovatie. Wanneer Ymeres directievoorzitter Erik Gerritsen zelf eens poolshoogte komt nemen in de Van der Pekbuurt, krijgt hij de wind van voren van diverse bewoners.

Via de verwikkelingen in de Amsterdamse buurt belichten de tweelingzussen Van Velzen, die in de afgelopen jaren hun werkveld lijken te hebben verlegd van Afrika naar eigen land, een ontwikkeling die al enige tijd in heel Nederland speelt: het zeer weerbarstige proces rond het vernieuwen van oude stadswijken. Om te laten zien hoezeer woonperikelen intussen ook doorwerken in andere aspecten van het gewone leven volgen ze één van de vijfduizend Van der Pek-bewoners: Angel van Duiven leeft met haar kinderen in een woning, die al jaren smeekt om groot onderhoud.

De Verkrotte Droom plaatst de huidige Van der Pek-problematiek bovendien tegenover de mooie idealen waarmee de buurt begin twintigste eeuw voor mensen met een kleine beurs is ontworpen door de architect Jan Ernst van der Pek. Zijn vrouw Louise Went manifesteerde zich destijds als woningopzichteres en wordt in deze film, via de stem van Ellen Röhrman, opgevoerd als vertelster. ‘Wat is er in hemelsnaam gebeurd met onze mooie buurt?’ vraagt Went zich af aan het begin van de film, die dat proces – en de huidige herstelpogingen – vervolgens treffend in beeld brengt.

Tijdens deze renovatie komen de huurdersvereniging en de woningcorporatie soms recht tegenover elkaar te staan. Een spandoek, dat aan een bouwhekwerk wordt opgehangen, getuigt ervan: ‘Overleeft De VdPek deze renovatie?’

Murder In Boston: Roots, Rampage & Reckoning

HBO Max

Het is de lont in het kruitvat. Op 23 oktober 1989 belt Chuck Stuart in bij het noodnummer van de politie in Boston. Samen met zijn hoogzwangere vrouw Carol is hij overvallen door een Afro-Amerikaanse man. Haar baby kan met een keizersnee nog worden gered, maar zij sterft enkele uren later. In de buurt weten ze wat het betekent als een zwarte man ervan wordt verdacht dat hij een witte vrouw heeft vermoord. ‘Het jachtseizoen op zwarte mensen was geopend’, stelt Ron Bell, inwoner van de achterstandswijk Mission Hill. ‘Het was echt een klopjacht.’

Één van de politiemannen die bij het onderzoek naar de moord betrokken raakt is de inmiddels gepensioneerde agent Bill Dunn. De witte agent is berucht in Mission Hill, de wijk waarnaar de overvaller na de schietpartij zou zijn gevlucht. ‘Ik hielp graag goede mensen en was graag gemeen tegen de schurken’, vertelt Dunn, het type rouwdouwer, niet zonder trots. Hij legt uit: ‘Je hebt erg veel macht. Je kunt iemand z’n vrijheid ontnemen.’ Als Dereck Jackson, die als tiener betrokken raakt bij de zaak, de beelden van het interview ziet, zegt hij: ‘Ja, dat deden ze.’

Jackson kijkt sceptisch naar Dunn, die inmiddels goed in z’n verhaal zit en nog altijd nauwelijks twijfel kent. ‘Doe gewoon wat de politie zegt’, stelt hij. ‘Niet dat we pestkoppen zijn, maar dat maakt het makkelijker voor iedereen. Dan blijven we allebei ongedeerd. Houd je gewoon aan de regels. Handen op je rug. Het is niet moeilijk.’ Jackson: ‘Hij was een tiran. Meer dan een pestkop. Een pestkop kan ik aan. Maar een agent, een witte agent die erom bekend staat dat hij mensen erin luist en mensen mishandelt… Hij was een gevaarlijke agent.’

Met de twee interviews, slim tegen elkaar weggesneden, zijn grofweg de twee uitersten van het conflict in de verscheurde stad vertegenwoordigd in de driedelige serie Murder In Boston: Roots, Rampage & Reckoning (155 min.): Dunn, die vrijwel direct een tamelijk willekeurige zwarte man inrekent, en Jackson, als vertegenwoordiger van een gemeenschap die in de hoek zit waar de klappen vallen. Uiteindelijk zullen ze samen in een verhoorkamer belanden, met desastreuze gevolgen. Voor Dereck Jackson, de zwarte gemeenschap van Boston én de waarheid.

Met direct betrokkenen, juristen en vertegenwoordigers van de zwarte gemeenschap analyseert regisseur Jason Hehir de moord op Carol Stuart, het navolgende politieonderzoek en de tendentieuze berichtgeving in de lokale media. En dan neemt de zaak ineens een andere wending, die het misdrijf en het daardoor blootgelegde racisme in een nóg schriller licht plaatsen. Murder In Boston laat zich ook dan niet reduceren tot een reguliere true crime-productie, maar blijft gericht op het grotere maatschappelijke verhaal: over hoe vooroordelen tot een pijnlijke vorm van kokerzicht leiden.

Bertolf In Bluegrass

NTR

De liedjes waarop hij zijn vingers blauw heeft gespeeld. Vereeuwigd met de bluegrass-muzikanten die hem rode oortjes hebben bezorgd. Op de plek van zijn dromen: countryhoofdstad Nashville, Tennessee. Bluefinger, het nieuwe album van de Nederlandse singer-songwriter Bertolf Lentink, waarmee hij tevens zijn vader en grote inspirator Dick eer wil bewijzen, heeft nogal wat voeten in de aarde. Dan zijn echter alle elementen aanwezig om een bescheiden klassieker af te leveren.

Even voor de duidelijkheid: bluegrasss heeft volgens Bertolf niets van doen met cowboyhoeden en –laarzen, linedancen of – God betere ‘t – ‘Yee-haw’ roepen. Het is muziek om thuis te komen. Letterlijk: na een optreden. En figuurlijk: het is de muziek waarmee hij is opgegroeid. Bertolf constateert ’t bij de ouderlijke woning van bluegrass-pionier Bill Monroe in Kentucky. Die schreef er een lied over: On My Way Back To The Old Home. De tekst ervan is uitgeschreven op een groot bord en noopt de Nederlander om het lied in de docu Bertolf In Bluegrass (64 min.) van Marcel de Vré hardop te zingen.

In het land van zijn muzikale dromen oogt Bertolf sowieso als een kind in de snoepwinkel. Hij brengt een verplicht bezoekje aan een muziekzaak (waar hij even mag fiedelen op een akoestische gitaar van 65.000 dollar), neemt in een kroeg deel aan een jamsessie en belandt uiteindelijk bij de Jack Clement Recording Studio voor de ontmoeting met enkele grote muzikale helden. ‘Natuurlijk is ‘t voor hen ergens gewoon een klusje’, dekt hij zichzelf de dag van tevoren in. ‘Zo eerlijk moet je zijn.’ Dan denkt hij even na en lacht. ‘Óf ze zeggen: Bertolf, this is amazing! You should come and live in Nashville. We should form a band.’

Bertolfs ambitie lijkt op voorhand alleen nauwelijks te realiseren: vijftien liedjes in drie dagen. Eenmaal aan de slag met door de wol geverfde cracks zoals Jerry Douglas (dobro), Stuart Duncan (viool), Mark Schatz (contrabas), David Benedict (mandoline), Wes Corbett (banjo) en producer/opnametechnicus Dave Sinko laat hij echter alle schroom varen. Dan wordt die Zwolse jongen, vergezeld door zijn vrouw en moreel ondersteund door collega Ilse de Lange, gewoon muzikant onder muzikanten. En De Vré kijkt, ongetwijfeld verlekkerd, vanachter zijn camera mee en maakt er een fijne liefdesverklaring aan de bluegrass van.

Bertolf droomt intussen alweer verder: een klein toertje door de Verenigde Staten, dat zou ook wel wat zijn…

Leave No Trace

Disney+

‘Mam, meneer Barnes is geen goede man en hij doet slechte dingen met mij’, zei Stuart Lord als jongetje tegen zijn moeder. Hij had al zijn moed bijeen geraapt en zelfs van tevoren gerepeteerd wat hij zou gaan zeggen. ‘Mijn moeder werd die ochtend wakker’, vertelt Lord, ettelijke decennia later. ‘Ze struikelde en kreeg een beroerte. Mijn moeder stierf en daarmee ook de enige persoon bij wie ik de moed had gehad om het te vertellen. Ik verdween weer in diepe stilte en nam me voor om het aan niemand te vertellen.’

Stuart Lord en enkele andere van de in totaal 82.000 (!) Amerikaanse jongens en mannen die in de afgelopen decennia als padvinder werden misbruikt, doen hun verhaal in Leave No Trace (108 min.). Hun ervaringen staan haaks op het werkelijk onberispelijke imago dat de befaamde schilder Norman Rockwell de Boy Scouts ooit bezorgde in de Verenigde Staten. In zijn werken toonde hij een idyllische wereld, waarin een nieuwe generatie mannen werd klaargestoomd voor nobele taken. Amerika zou op hen kunnen bouwen. ‘Wees altijd vriendelijk en dapper’, luidde een typische scoutingslogan. ‘Een jongen die eerlijk en eervol is, is een eer voor zijn God en zijn land.

Diezelfde organisatie hield er, getuige deze geladen film van Irene Taylor, echter decennialang een doofpotcultuur op na, die alleen vergelijkbaar lijkt met de manier waarop de katholieke kerk wereldwijd seksueel misbruik door priesters probeerde te smoren in stilzwijgen. The cover-up is worse than the crime, zeggen ze dan – al kan daar in dit geval eigenlijk geen sprake van zijn. Het toedekken van het misbruik is eerder te vergelijken met een, ook al zo’n pijnlijke term, ‘second rape’. En de mannen die dat hebben moeten ondergaan worden nu consequent ‘survivor’ genoemd. Omdat ze categorisch weigeren om zich te laten reduceren tot een ‘victim’.

Daar, in die pijnlijke ervaringsverhalen, zit de essentie van Leave No Trace, dat tevens het fenomeen scouting zelf probeert te duiden en dan ook, enigszins onnodig, uitwaaiert naar nevenschade zoals de al jaren afnemende ledenaantallen, de hoge beloning van topfunctionarissen en de verslechterende financiële situatie van de landelijke organisatie. Dat laatste element wordt overigens wel weer relevant als alle OV-dossiers – de administratieve weerslag van de meldingen over stafleden die met een eufemistische term ‘Ongeschikte Vrijwilligers’ worden genoemd – boven tafel komen en er moet worden gesproken over compensatie van de veroorzaakte schade.

Dat wordt dan een zaak van epische proporties – hoewel de ellende die de Barneses, en de scoutingafdelingen die hen de hand boven het hoofd hielden, hebben veroorzaakt, met geld natuurlijk nooit teniet kan worden gedaan.

Netflix heeft met Scouts Honor: The Secret Files Of The Boy Scouts Of America overigens een documentaire over hetzelfde thema uitgebracht.

Wattstax

Stax Films

‘Ik ben iemand’, laat Jesse Jackson zijn gehoor scanderen, nadat hij alle aanwezigen heeft gevraagd om een gebalde vuist in de lucht te steken. ‘Ik mag dan arm zijn, maar ik ben iemand. Ik mag dan een uitkering hebben, maar ik ben iemand. Ik mag dan ongeschoold zijn, maar ik ben iemand. Ik ben zwart, mooi en trots en moet gerespecteerd worden.’

De vlammende voordracht van het gedicht I Am Somebody door de Amerikaanse burgerrechtenleider illustreert dat Wattstax (99 min.), het benefietconcert dat op 20 augustus 1972 plaatsvindt in het Los Angeles Memorial Coliseum, meer is dan zomaar een popfestival. Zeven jaar na de rellen in de zwarte wijk Watts in 1965 wordt het festival een ongegeneerde viering van de Afro-Amerikaanse cultuur, waarbij ook voortdurend oog is voor de emancipatiestrijd van de gemeenschap en de tol die deze inmiddels op alle mogelijke manier heeft geëist.

In dat opzicht doet deze film denken aan een andere documentaire over een festival dat met het predicaat Black Woodstock is opgezadeld: Summer Of Soul (2021), Questlove’s film over het Harlem Cultural Festival in 1969 die een kleine halve eeuw later een Oscar zal winnen. Regisseur Mel Stuart alterneert tussen performances van artiesten uit de stal van het vermaarde soullabel Stax Records uit Memphis, waaraan al de documentaires Respect Yourself: The Stax Records Story en Stax: Soulsville U.S.A. werden gewijd, en gesprekken met gewone Afro-Amerikanen uit Watts over hun/het leven. 

Tussen alle onbekende Amerikanen die hun hart luchten of gewoon lekker babbelen, waarbij het de vraag is of die gesprekjes geënsceneerd zijn, is ook Ted Lange. De acteur zal later furore maken als barman Isaac in de suikerzoete tv-serie Love Boat. Hij vertelt bijvoorbeeld over zijn broer die een lichtere huid heeft. ‘Hij zei tegen me dat ik een nikker was’, vertelt Ted. ‘Ik wist helemaal niet wat dat was.’ Toen ging Lange’s broer naar hun moeder en zei dat hij een witte jongen was en Ted een zwarte nikker. ‘Waarop mijn moeder zei: dan kan ik niet je moeder zijn. Want al mijn kinderen zijn nikkers.’

De comedian Richard Pryor houdt Wattstax bij elkaar met een verzameling scherpe en grappige monologen. Het hart van de film wordt evenwel gevormd door zinderende performances van Stax-acts als Kim Weston, The Staple Singers, Carla Thomas, Albert King, The Bar-Kays, Luther Ingram en Rufus Thomas, die er een ongekend swingfestijn van maakt met zijn Do The Funky Chicken. Het slotakkoord is voor de übercoole Isaac Hayes, nadrukkelijk gepromoot als ‘Black Moses’, die lekker de blits kan maken met zijn titelsong voor de blaxploitation-hitfilm Shaft.

Gezamenlijk zetten deze soul brothers en -sisters ‘The Black Experience’ van begin jaren zeventig nog eens goed in de verf. In een film waarin naar hedendaagse maatstaven misschien tamelijk weinig (verhaal)lijn is te ontdekken, maar die wel een geweldig tijdsbeeld schetst.

The Lincoln Project

Showtime

‘Donald Trump is een drol in de punchbowl’, zegt de Republikeinse strateeg Rick Wilson, nadat hij een bikkelharde campagnespot van zijn eigen anti-Trump organisatie The Lincoln Project (289 min.) heeft bekeken. ‘Als je eenmaal een drol in de punchbowl hebt gehad, is het geen punch meer, maar strontwater.’ Wilson maakt er in de openingsscène van deze vijfdelige documentaireserie geen geheim van dat er hem veel aan is gelegen om de Amerikaanse president uit zijn ambt te verdrijven. Hij is duidelijk ook trots op hoe ze Trump aanpakken, de leider van hun eigen politieke partij. Psychologische oorlogsvoering, noemt Wilson dit. ‘Niemand heeft ooit zo gekloot met een kandidaat als wij hebben gekloot met deze kandidaat.’

Is het oprechte bevlogenheid, een slinks verdienmodel, gestolde rancune of toch zoiets als oprechte spelvreugde? Feit is dat de politieke dieren van The Lincoln Project, die hun sporen verdienden bij traditionele Republikeinse politici zoals George W. Bush, John McCain en Mitt Romney en omstreden pressiegroepen van de Koch-broers, nu al hun politieke kennis, communicatieve vaardigheden én vuile trucs inzetten om de leider van het land – en van hún Republikeinse partij, die ze op geen enkele manier meer zeggen te herkennen – te onttronen. Twee maanden voor de presidentsverkiezingen van dinsdag 3 november 2020, waarbij Donald Trump het opneemt tegen de Democratische kandidaat Joe Biden, sluiten Fisher Stevens en Karim Amer aan bij deze ‘losgebroken speciale eenheid’, die alles in het werk gaat stellen om het verkiezingsresultaat te beïnvloeden.

De filmmakers zoomen tevens in op de individuele leden van deze politieke variant op The Magnificent Seven, waarbij prominente campagnetijgers zoals Steve SchmidtMike Madrid en Reed Galen worden gedwongen om te reflecteren op hun eigen verleden. Hebben zij zelf – bijvoorbeeld met de racistische Willie Horton-campagnespot, de keuze voor Sarah ‘Barracuda’ Palin als John McCains running mate in 2008 en dubieuze aanvallen op Barack Obama? – niet aan de basis gestaan van de verwording van de Republikeinse partij tot een racistische, ondemocratische organisatie? In dat opzicht kunnen hun activiteiten voor The Lincoln Project, waarmee ze hun eigen carrière wel eens definitief op slot zouden kunnen gooien, ook worden beschouwd als een persoonlijke boetedoening. ‘We played too much on the dark side’, erkent Stuart Stevens, die als politieke consultant betrokken is geweest bij zaken waarvoor hij zich nu geneert.

Tijdens hun strijd tegen de Trump-machine die hun voormalige partij is geworden, roepen ze de hulp in van de linkse acteur John Leguizamo (waarmee ze latino’s hopen te bereiken), Trumps eigen nicht Mary (met wie hij al lang geleden gebrouilleerd is geraakt), de populaire zangeres Demi Lovato (die met Commander In Chief een soort strijdlied heeft geschreven) en de Trump-criticaster George Conway (tevens de echtgenoot van Trumps bekende medewerker, Kellyanne Conway). Die blik achter de schermen, waarbij Fisher Stevens en Karim Amer vrijwel ongelimiteerd toegang lijken te hebben gekregen, levert fascinerende taferelen op van hoe ze bijvoorbeeld de presidentiële debatten volgen en er direct op reageren via social media en spots maken om Trump zelf via een soort middelvinger-tactiek te provoceren, zodat hij terug gaat slaan en hun boodschap daarmee naar een veel groter publiek brengt.

Terwijl verkiezingsdag en de officiële certificering van de uitslag op 6 januari 2021 naderbij komen, lopen de spanningen ook intern, waar talloze grote ego’s en politieke sluipmoordenaars van allerlei verschillende gezindten proberen samen te werken, flink op. Totdat, enkele weken na de bestorming van het Capitool in Washington en de officiële inauguratie van Joe Biden tot president, de bom definitief barst als oprichter John Weaver ernstig in opspraak raakt en Lincoln Project-medewerkers elkaar met ‘dirty tricks’ gaan bestoken… Deze miniserie heeft zich tegen die tijd allang bewezen als de verplichte campagnedocu van dit jaar. Spekkie voor het bekkie van politieke fijnproevers, would be-spindokters en BKB-alumni, voor wie politiek een spel om de macht is dat je nu eenmaal wilt winnen. En tegelijk een fascinerend verslag vanuit de frontlinie van de oorlog om de Amerikaanse democratie.

Who Is Ghislaine Maxwell?

Starz

Van de ene ploert naar de andere. Dat is oppervlakkig beschouwd de portee van Ghislaine Maxwells turbulente levensverhaal. Eerst diende ze zich te verhouden tot haar vader Robert Maxwell, eigenaar van diverse Britse kranten en een onvervalste potentaat die regelmatig een loopje nam met de wet. Daarna volgde Jeffrey Epstein, een man die nooit genoeg kreeg van (te) jonge meisjes, minimaal drie orgasmes per dag wilde hebben en ook haar ondergang, eind 2021 vervat in een gevangenisstraf van twintig jaar, zou inluiden.

Daarmee wordt zij, het Britse elitemeisje dat Epsteins partner in crime was geworden, echter schromelijk tekort gedaan, getuige de driedelige docuserie Who Is Ghislaine Maxwell? (140 min.) van Erica Gornall. Ghislaine was een essentieel instrument in hun verwrongen stiel. Zij fungeerde als vaardige ronselaar die de stroom ontheemde tieners op gang hield en die hen, als een verknipte moederfiguur, een soort schijnzekerheid bood binnen het ‘seksueel piramidespel’ dat ze, zonder dat zij het doorhadden, speelden. Zodat Jeffrey, z’n (bekende) vrinden én zijzelf hun gang konden gaan.

‘Hij had een aandachtsspanne van drie seconden’, vertelde Epsteins voormalige vriend Stuart Pivar eens aan de Amerikaanse journalist Leland Nally, die het netwerk van Jeffrey Epstein en Ghislaine Maxwell in kaart probeerde te brengen en minutieus alle namen in hun beruchte zwarte boekje nabelde. Volgens Pivar leed Epstein aan satyriasis, de mannelijke tegenhanger van nymfomanie. ‘Hij onderbrak gesprekken en veranderde van onderwerp’, illustreert hij ’s mans onophoudelijke geslachtsdrift. ‘Dan zei hij: Wat heeft dat met kutjes te maken?’

Op hun eigen – echt waar! – Maagdeneilanden ontvingen Epstein en Mawell behalve tienermeisjes ook de machtigen der aarde, weet het eikenhouten beheerdersechtpaar Miles en Cathy Alexander, dat in deze miniserie voor het eerst z’n verhaal doet. Ghislaine was bijvoorbeeld ‘heel hecht’ met de in opspraak geraakte Britse prins Andrew. Met alle gevolgen van dien. Verder komen studiegenoten, medewerkers, kennissen, collega’s, een lid van Maxwells voormalige schoonfamilie en natuurlijk de slachtoffers en hun advocaten aan het woord.

Tezamen ontsluiten zij het inmiddels welbekende verhaal van de charmante, wereldse en berekenende vrouw, die jarenlang een handel in minderjarige meisjes bestierde en die zich ondertussen doodleuk het imago van milieuactivist aanmat. Een verhaal ook over hoe de mondiale elite steeds met alles lijkt weg te komen. De serie toont tevens hoe Maxwell als het doek is gevallen uiterlijk onbewogen haar publieke ontmaskering en de navolgende juridische stappen ondergaat. Alsof ze zich eigenlijk niet kan voorstellen dat dit haar, en mensen zoals zij, kan overkomen.

‘Ze moeten zich schamen’, zegt Gretchen Rhodes, één van de ‘overlevers’, heel treffend over het collectieve verdriet van de slachtoffers van Maxwell en Epstein. ‘Zíj moeten zich schamen.’ Ze heeft even een ogenblik nodig om haar emotie weg te slikken. ‘En niet ik.’

Zoals dat tegenwoordig gaat met tot de verbeelding sprekende schandalen zijn aan Jeffrey Epstein en Ghislaine Maxwell inmiddels meerdere documentaireseries gewijd. Van Jeffrey Epstein: Filthy Rich en Surviving Jeffrey Epstein over hem tot Epstein’s Shadow: Ghislaine Maxwell, Ghislaine Maxwell: Filthy Rich en Ghislaine: Partner In Crime over haar.

Maddy The Model

Als achttienjarige maakte ze in 2015 haar debuut op de New York Fashion Week. Madeline Stuart was het allereerste model met het Syndroom van Down op de catwalk. Twee jaar later overheerst bij moeder en manager Rosanne nochtans teleurstelling: haar dochter wordt nog altijd niet behandeld én betaald als een topmodel.

Die carrière was enkele jaren daarvoor zonder al te veel illusies begonnen. Nadat Maddy The Model (92 min.) voor het eerst een modeshow had gezien, kreeg ze van haar moeder een professionele fotoshoot cadeau. Het resultaat daarvan was zo verbazingwekkend dat Rosanne Stuart, inmiddels ook Madelines belangenbehartiger, de foto’s online plaatste. Ze verzon er meteen een prikkelende slogan bij: Getting Down To Modelling. Niet veel later hing New York aan de lijn.

Maar is de Australische tiener sindsdien meer geworden dan een curiosum op de catwalk, een voorbeeld van de inclusiviteit die de internationale modellenwereld nastreeft of zegt na te streven? Rosanne legt zich er in elk geval niet zomaar bij neer dat haar dochter, die door haar verstandelijke beperking van jongs af aan een zorgenkindje is geweest, te midden van al die mooie mensen automatisch aan het kortste eind trekt.

Daarbij speelt onvermijdelijk de vraag op wie van de twee nu eigenlijk droomt van een modellencarrière – en in hoeverre een rol speelt of/dat Rosanne moeite heeft om Madelines beperking te accepteren. ‘Ik doe dit niet voor mezelf, oké’, zegt ze snibbig tegen haar dochter als die geen zin heeft in weer een show. Even daarvoor heeft ze Maddy al proberen te verleiden om nog één laatste interviewer te woord te staan: ‘Een interview en dan een ijsje.’

Thuis, bij haar lieve vriendje Robbie in Brisbane, lijkt Madeline meestal net zo gelukkig als in pak ‘m beet Parijs, Dubai, Londen, Kampala of Palm Beach, waar de schone schijn regeert en zij een plek moet zien te verwerven. Moeder blijft in deze observerende film van Jane Magnusson intussen onverminderd pushen en mopperen. Het is bewonderenswaardig dat ze zo onvoorwaardelijk in haar kind gelooft – of onuitstaanbaar dat ze die haar eigen dromen blijft opdringen.

Afhankelijk van de bril waarmee je deze documentaire bekijkt, is Maddy The Model dus een fraai portret van twee diversiteitsstrijders die door het glazen plafond proberen te breken. Of een onvervalste kromme tenen-film over een behoorlijk ongezonde moeder-dochter verhouding. Óf – dat kan ook nog – een lekker schurende combinatie van die twee.

The Miami Showband Massacre

Ze waren zomaar een Iers bandje. Heel populair, dat wel. Ook bij de meisjes. De Ierse Beatles, zeggen ze nu zelf. Maar dat is natuurlijk zwaar overdreven. Ruim veertig jaar na dato zou er waarschijnlijk geen haan meer kraaien naar The Miami Showband als de groep in 1975 niet betrokken zou zijn geraakt bij het bijzonder gewelddadige conflict over Noord-Ierland.

In ruim drie decennia raakten zo’n 40.000 gewone burgers gewond tijdens ’The Troubles’. 3700 Ieren, vaak op geen enkele manier betrokken bij de strijd om Ulster, stierven een gewelddadige dood. Waaronder drie muzikanten die nu anders waarschijnlijk in het golden oldies-circuit zouden hebben gespeeld: zanger Fran O’Toole, gitarist Tony Geraghty en trompettist Brian McCoy. Ze kwamen op 31 juli 1975 om bij een bloedige bomaanslagThe Miami Showband Massacre (71 min.).

Twee bandleden, bassist Stephen Travers en saxofonist Des McAlea, zaten ook in het Volkswagenbusje dat de band naar huis moest brengen na een optreden in de Castle Ballroom in Banbridge, maar overleefden de tragedie. Een derde, drummer Ray Miller, was in zijn eigen auto op weg naar huis en ontsprong de dans eveneens. Zes Ieren. Vier katholieken, twee protestanten. Al was dat volgens de overlevende bandleden nooit een thema binnen de groep.

In een burgeroorlog is echter niemand veilig en worden er bovendien regelmatig vieze spelletjes gespeeld. In deze boeiende tv-docu belicht Stuart Sender de pogingen van Stephen Travers om de ware toedracht te ontdekken achter de tragedie die drie van zijn muzikale vrienden het leven kostte. Was het een volledig uit klauw gelopen blokkade van de loyalistische Ulster Volunteer Force? Of ging het zelfs om een clandestiene actie van de Britse geheime dienst MI5, die Noord-Ierland koste wat het kost bij Groot-Brittannië wilde houden?