Zie je,

Staccato Films / VPRO

Via het archiveren van haar kunstwerken, dagboeken en foto’s probeert de filmmaakster Kiki Ho haar oudere zus Siu vast te houden. Samen met hond Zula heeft ze zich verschanst in een klein huisje in de Schotse heuvels, om daar in totale afzondering de confrontatie aan te gaan met het verlies van haar zus, een getalenteerde kunstenares die met haar mentale gezondheid worstelde en die plotseling, net voordat ze zou afstuderen aan de Kunstacademie in Den Haag, uit het leven stapte.

Zie Je, (73 min.) is de indringende weerslag van een zeer persoonlijk proces, dat zowel de jonge maakster als haar ouders, met wie ze pijnlijk persoonlijke gesprekken heeft, doormaken na haar overlijden. Siu’s werk fungeert daarbij als spiegel van haar ziel: erin kijken betekent betoverd raken door haar talent en tegelijk bevangen worden door de angsten en bedreigingen die zij op haar pad vond. Toen Siu’s werk ooit werd geclassificeerd als ‘outsider art’, vroeg ze, enigszins beduusd: ‘Ben ik dan een outsider?’

We don’t see things as they are, citeert haar zus nu de schrijfster Anaïs Nin. We see them as we are. Het is één van de quotes waarmee ze deze zoektocht naar haar zus richting geeft en meteen het beeld over psychische problematiek probeert te kantelen. Dat deed Siu zelf ook. Haar psychose noemde ze ‘een buitenaardse ervaring’. En tijdens haar opname in een psychiatrische instelling, schreef ze: ‘Mijn hoofd overstroomt, ik word gek van de gedachte dat ik gek ben, wat ironisch is, omdat ik een gekkenhuis leef.’

De tekst wordt door Kiki geprojecteerd op foto’s die Siu tijdens haar opname maakte in de kliniek waar ze verbleef, analoge beelden van een wereld waarin eigenlijk geen mens kan aarden. Het is voor de filmmaakster een enorme verantwoordelijkheid om die ongrijpbare zus, via wat zij heeft nagelaten, te bewaren en onder de aandacht te brengen – en niet alleen omdat het persoonlijke verhaal erachter zo tragisch is. Kiki wil Siu niet stigmatiseren, reduceren tot patiënt. Haar kunst moet voor zichzelf kunnen spreken.

Behoedzaam ontsluit ze in deze delicate film de binnenwereld van haar zus, het gevecht dat Siu heeft moeten leveren met zichzelf en de hulpverlening en de sporen van schuld en verdriet die haar dood door de levens van de rest van het gezin heeft getrokken. Intiem, kwetsbaar en – niet in het minst door de dwingende muziek van Andre Heuvelman en Frans de Rond – bijzonder geladen. Op weg naar verzoening. Met die ongrijpbare zus, haar lot en hoe het leven ondanks alles toch doorgaat.

Ook, als je er gewillig naar kijkt, voor Siu – al is ‘t dan via haar nalatenschap. Zo opent ze zich alsnog voor de wereld, haar dierbaren in het bijzonder.

De A’dammer – De Man Achter De Kast

MAX/Michaël Ferron

Zijn ontwerp is om zeep geholpen, uitgemolken en daarna vervangen, schrijft Aldo van den Nieuwelaar in 2007 bitter aan Harm Scheltens, de directeur van het Nederlandse designmerk Pastoe. Begin jaren zeventig heeft hij De A’dammer ontworpen. De opbergkast voor grammofoonplaten, geïnspireerd door de bekende parkeerpaaltjes, wordt een enorm succes en zal zelfs een plek in de befaamde serie Star Trek verwerven. Het ontwerp dat zowel Pastoe als hemzelf status en fortuin heeft gebracht, is echter onderdeel geworden van een meningsverschil dat hen beiden te gronde dreigt te richten.

Het conflict loopt als een rode draad door De A’dammer – De Man Achter De Kast (55 min.), de verzorgde film die Harro Henkemans heeft gemaakt over de vermaarde ontwerper Aldo van den Nieuwelaar (1944-2010). Die wordt geboren in het Brabantse Haaren, waar zijn ouders een meubelzaak hebben. Zoon Aldo heeft oog voor design en bovendien een ingebakken verzet tegen burgerlijkheid. Volgens zijn zus Mia en broer Joop wil hij altijd in de belangstelling staan. Na de detailhandelschool in ’s-Hertogenbosch maakt de flamboyante jongeling de overstap naar de kunstacademie St. Joost in Breda.

Zelfs daar, nog altijd in het katholieke Brabant immers, loopt hij echter uit de pas: wanneer hij wordt betrapt op een relatie met een man, wordt Aldo van den Nieuwelaar van school gestuurd. Hij trekt naar het westen. In Amsterdam kan hij dan eindelijk zichzelf zijn, als mens en als ontwerper. Hij heeft een gretige dronk, aanstekelijke schaterlach en volop ideeën en begint zich met gelijkgestemde geesten te omringen. Vrijwel alle vrienden die in dit portret aan het woord komen, hebben zich bewezen als ontwerper, schrijver, interieurarchitect of sieraadontwerper. Aldo gedijt in hun midden.

Halverwege de jaren tachtig lijkt hij niet kapot te kunnen. En dan meldt zich een geduchte vijand: AIDS. ‘Ja, daar ging de vrijheid!’ constateert Aldo’s studievriendin Marieke van der Zeijden. ‘Amsterdam werd een dodenstad’, vult Jan Brokken aan, die een boek wijdde aan hun vriendengroep. ‘Van mijn kennissenkring was ik zeker de helft kwijt.’ Hun gezamenlijke vriend, de Russische concertpianist Yoeri Egorov, behoort tot de eerste AIDS-slachtoffers. Aldo en zijn partner, architect David Griffith, vluchten dan naar Italië. Brokken: ‘Zij moeten allebei hebben gedacht: dit staat ons te wachten.’

Dit strak vormgegeven portret heeft dan zijn verplichte breekpunt bereikt. Want ook de verkoop van de A’dammer loopt terug. De royalties die ervoor zorgen dat Aldo van den Nieuwelaar zijn luxe leven kan leiden, drogen langzaam maar zeker op. Als Harm Scheltens van Pastoe een nieuw ontwerp – de A’dammer – Sideboard – op de markt wil brengen, leidt dit vervolgens tot een ernstig conflict met de compromisloze geestelijk eigenaar ervan, die gaandeweg de greep op zijn bestaan helemaal kwijtraakt en uiteindelijk nog maar één mogelijkheid ziet om zijn leven weer in eigen hand te krijgen.

Terwijl Aldo’s vrienden in de epiloog van deze documentaire ook na zijn dood het glas op hem heffen tijdens zijn verjaardag, krijgt zijn signatuurontwerp bij Pastoe weer een nieuw leven.

James Ensor. De Man Achter Het Masker

VRT

‘s Mans leven en werk roepen driekwart eeuw na zijn dood nog altijd meer vragen op dan er antwoorden voorhanden zijn. De verschillende sprekers in James Ensor. De Man Achter Het Masker (55 min.) krijgen er hun vinger maar niet achter. Hij is ‘the first Belgian modern artist’ (kunsthistorica Susan Canning), ‘die schilder vanuit de Vlaanderenstraat’ (een buurtgenote die als kind doodsbang voor hem was) en vooral ‘een blijvend intrigerend geval’ (curator Herwig Todts).

Al op de Koninklijke Academie Voor Schone Kunsten in Brussel wilde James Ensor (1860-1949) volgens archivaris Patrick Florizoone de uitzondering zijn – ook al was hij er helemaal geen hoogvlieger. Ensor was ervan overtuigd dat hij uitzonderlijk was. Kunstacademies waren in zijn optiek voor kortzichtigen, voor lieden die het gebaande pad namen. Hij daarentegen wilde raken met zijn werk. ‘Hij cultiveert hoe hij miskend werd’, aldus Florizoone. James Ensors wapen wordt het licht. Compromisloos blijft hij de grenzen opzoeken en laat anderen dan ontzet of bewonderend achter.

De Intrede Van Christus In Brussel, het pièce de résistance van de tegendraadse kunstenaar uit Oostende uit 1889, hangt sinds 1987 in het J. Paul Getty Museum te Los Angeles. Ensor schilderde ‘t op z’n achtentwintigste – als statement en reactie op Dimanche d’Été à La Grande Jatte,het meesterwerk van zijn op dat moment toonaangevende collega Georges Seurat – maar liet het daarna veertig jaar lang hangen in z’n eigen atelier. In LA weten ze er nog altijd niet goed raad mee. Het schilderij is extra hoog opgehangen en omgeven door sculpturen, zodat het de rest niet in de weg zit.

Ensors werk is kleurrijk, agressief, filmisch, provocatief en luguber, toont deze krachtige film van Maarten Vandeursen en Pieter Verbiest, waarin ook Oostendenaar Sam Louwyck, schilder Fred Bervoets en kunstenaar Paul McCarthy hun licht laten schijnen over die enigmatische man met meer vijanden dan vrienden. Vreemd is dat overigens niet. Ook in zijn schilderijen trapt Ensor wild om zich heen. Naar notabelen – men neme bijvoorbeeld Doctrinaire Voeding waarin hij koning Leopold en co letterlijk in de bek van het gewone volk laat schijten – maar ook naar de kunstwereld zelf.

James Ensor wil de hypocrisie blootleggen. Ontmaskeren. Letterlijk: door het veelvuldig gebruik van maskers in zijn schilderijen. Zijn oeuvre heeft nog niets aan kracht ingeboet, betoogt deze documentaire, gezegend met een onheilszwangere soundtrack, die zijn kunst weer helemaal in het nu plaatst. Dat is knap: hoe een man en zijn werk, 75 jaar na zijn dood, weer tot leven worden gewekt. Zodat het mysterie Ensor wordt verlicht en toch blijft voortbestaan.

Geographies Of Solitude

Bantam Film

Is het een natuurdocumentaire? Ja, als de menselijke natuur daar ook toe wordt gerekend. Diens geestdrift, creativiteit en doorzettingsvermogen bijvoorbeeld. Beter: van Zoe Lucas. In 1971 kwam ze voor het eerst op Sable Island, een eiland in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan, 160 km van de kust van Nova Scotia. Dertig kilometer lang, twee breed. Als kunstacademiestudent kwam Lucas er in eerste instantie vooral voor de paarden. En toen werd ze verliefd op dat eiland.

Inmiddels heeft ze er volgens haar eigen berekeningen zo’n negenduizend dagen gespendeerd. Al het andere heeft ze uit het oog verloren. Ze kan nog altijd bevangen raken door de schoonheid ervan. De prachtige luchten, waterspiegelingen en sterrenhemels. De zeehonden, pissebedden, jan-van-gents, kevers en – natuurlijk! – wilde paarden. Toen Zoe Lucas voor het eerst op het eiland kwam waren dat er ruim honderdvijftig. Inmiddels zijn er al gauw vijfhonderd van de edele dieren.

Ze leven er in volledige vrijheid. Net als hun beschermvrouwe. Die koestert het ontbreken van andere exemplaren van de menselijke soort. Alhoewel, voor Geographies Of Solitude (104 min.) heeft ze gezelschap gekregen van documentairemaker Jacquelyn Mills. Die laaft zich aan de manier waarop Lucas leeft voor, door en met haar omgeving, die ze secuur bestudeert, verzamelt, documenteert in spreadsheets en vereeuwigt met beeld- en geluidsopnames.

Over het persoonlijke leven van Zoe Lucas, haar achtergrond en of ze er ook een sociaal bestaan op nahoudt komt de kijker uiteindelijk betrekkelijk weinig te weten. Over haar oneindige fascinatie voor al wat leeft en sterft – hoe dan, wat blijft er achter en hoe zorgt dit weer voor nieuw leven? – des te meer. En ze weidt tevens uit over het afval – kabels, ballonnen, flesjes, afkomstig uit de halve wereld – dat het strand en de duinen van Sable Island bereikt. Dit dreigt de harmonie te verstoren.

‘Hou je van dit eiland?’ vroeg Jacques Cousteau, de man die ooit de wereldzeeën toegankelijk maakte voor een tv-publiek, haar nu alweer zo’n veertig jaar geleden. ‘Jazeker’, antwoordde zij toen. ‘Het is mijn thuis, eigenlijk.’ Deze contemplatieve film, doorsneden met stukjes 16mm-film die Mills en Lucas met behulp van paardenmest, zeewier en planten hebben ontwikkeld en muziek gemaakt door insecten (!), maakt die weelderige wereld inzichtelijk, maar vraagt wel serieuze aandacht en geduld.

Master Of Light

One Story Up Productions

Oppervlakkig beschouwd is het verhaal van George Anthony Morton één groot succesverhaal. De Afro-Amerikaanse dertiger groeide op in een drugsmilieu te Kansas City, werd op zijn twintigste vanwege het bezit van crack cocaïne veroordeeld tot ruim elf gevangenisstraf en leerde achter de tralies Rembrandt en zichzelf als kunstenaar kennen. Eenmaal buiten ging hij studeren aan een prestigieuze kunstacademie in New York en werd een schilder om rekening mee te houden.

Intussen is er echter nog altijd dat gewone leven: vrienden en familieleden die niet bij machte waren om uit die wereld te stappen. Zelfs zijn eigen moeder Tela, die hij jarenlang niet zag omdat ook zij gedetineerd was, beweegt zich permanent op of over de grenzen van de wet. Als ze weer eens buiten beeld is geraakt, belt Morton simpelweg alle gevangenissen in de directe omgeving. ‘Wat heb ik gedaan dat zo erg is dat je me niet kunt vergeven?’ vraagt ze als hij haar toch weer heeft opgespoord.

Zulke vragen probeert deze moderne Master Of Light (84 min.) met een therapeut te beantwoorden in deze stemmige en geladen film van de Nederlandse maakster Rosa Ruth Boesten, die op het South By Southwest Festival in Austin, Texas, werd uitgeroepen tot beste documentaire. Via het schilderen van de gezichten uit zijn leven – moeder Tela, zijn broer en zus en z’n elfjarig neefje Treshon, waarin hij zijn jongere zelf herkent – portretteert hij ook zichzelf, een man die gevangen zit tussen twee werelden.

De man die bij een spel met gemerkte kaarten, waarbij elke deelnemer op voorhand weet wat hij gaat trekken, per ongeluk een troefkaart in handen heeft gekregen: een buitengewoon talent waardoor hij boven zichzelf kon uitstijgen. Tegelijkertijd is hij als man van Afrikaanse afkomst ook klaar met de ‘eurocentrische gelaatstrekken’ die hij tot in den treure heeft moeten reproduceren tijdens zijn opleiding,. ‘Ik draag een traditie mee de toekomst in, waarvan mensen als ik nooit deel hebben uitgemaakt.’

Hij is, nu in de woorden van rapper Tupac, een roos die uit beton groeit. Boesten vervat ‘s mans strijd in veelal donkere, onheilszwangere beelden, begeleid door een broeierige soundtrack, en neemt echt de tijd om haar protagonist reliëf te geven en in te kleuren. Een moderne meester, laverend langs zowel Rembrandt als de Amerikaanse ‘war on drugs’ en Black Lives Matters, dóór opgekropte woede, ‘survivor’s guilt’ en het onvermogen om te vertrouwen, vluchtend in zijn kunst en al wat hem lief is, op zoek naar het licht.

Henk

Studio Ruba / VPRO

Henk (23 min.) vindt het wel prima dat de meeste docenten en studenten van de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam weinig van hem weten. Hij is simpelweg de conciërge van de prestigieuze kunstopleiding. ‘Omdat ik hier altijd onderschat wil worden’, zegt hij daarover. ‘Dan heb ik altijd een stapje voor.’

Vol bravoure skeelert hij soms door het schoolgebouw, in deze film zelfs langs kolossale, uitgelichte letters die samen zijn voornaam vormen: H E N K. Dat hij ooit kampioen op de rollerskates was? Al die kunstenaars hebben geen idee. Dat hij in een succesvol bandje speelde? Iemand? Dat hij danste? Theater maakte?

Henk Shakison voelt in elk geval geen behoefte om zich op de borst te kloppen. Hij lijkt tevreden met zijn faciliterende rol op de kunstacademie. Goedlachs staat hij bellers te woord, speelt ontspannen een potje pingpong of grijpt in – vriendelijk maar kordaat – als er in het schoolgebouw spontaan een feestje is ontstaan.

Tegelijkertijd laat hij zich door Sarah Blok en Lisa Konno ook zonder al te veel problemen verleiden om kekke kleding aan te trekken, om zo te worden vereeuwigd. Het is alsof hij dan van persoonlijkheid verandert. De aimabele goedzak ontpopt zich tot iemand die aandacht opeist, een bink, een player zelfs.

De ingreep van de filmmakers verraadt flair en werkt wonderwel. Henk krijgt letterlijk kleur en onthult de persoon achter de vlotte lach. Een man die eerst zijn geboorteland Suriname moest verlaten en die zich op latere leeftijd, omdat het leven nu eenmaal verantwoordelijkheden met zich meebrengt en klappen uitdeelt, in een andere rol moest schikken. 

Een man ook die een klein en fleurig portret waard is en best kan dragen.