Watertower TV / maandagavond 27 maart, om 21.20 uur, op Canvas
Als Sebastien Bellin in oktober 2022 aan de start van de Ironman-triatlon in Hawaï verschijnt, zijn er zo’n 2391 dagen verstreken. 2391 dagen sinds de terroristische aanslagen op het Brusselse vliegveld Zaventem van 22 maart 2016, waarbij hij ernstig gewond raakte aan zijn benen en heup. ‘It’s not about the setback’, houdt Ironmans speaker van dienst de voormalige topbasketballer nu voor. ‘It’s about the comeback.’ ‘That’s right’, reageert Bellin met een glimlach. ‘That’s right.’
De zwaarste ééndagswedstrijd van de wereld is jarenlang zijn richtpunt geweest. In Rebound (61 min.) reconstrueren Tim Vervoort, Vincent Stevens en Gilles Simonet dit proces, dat zowel lichamelijk als geestelijk het uiterste van de Braziliaanse Belg vraagt en hem onderweg steeds weer confronteert met zijn fysieke beperkingen: een lichaam dat niet langer alles doet en kan wat hij wil. En dat is een hard gelag voor de oud-topsporter die altijd heeft gedacht dat waar een wil is ook een weg moet zijn.
Van dit uitgangspunt, dat toch weer het leidmotief voor zijn weg naar Ironman zal worden, moest hij zelf in eerste instantie overigens ook overtuigd worden, blijkt tijdens een emotionele ontmoeting met de arts die hem na de terreuraanslagen heeft behandeld. Sta op en loop, zei Dimitrios Koulalis tegen Bellin toen hij verslagen in een ziekenhuisbed lag en geen enkel gevoel in zijn benen meer had. Dat ging hij uiteindelijk toch maar doen. En het zwemmen en fietsen volgden daarna vanzelf.
Behalve Bellin zelf laten Vervoort, Stevens en Simonet ook diens echtgenote Sara, schoonvader Richard Oldham, zijn basketbaltrainer Greg Kampe, inspanningsfysioloog Jan Bourgois en zijn huidige coach, tweevoudig Ironman-winnaar Luc van Lierde, aan het woord. Ze begeleiden de verrichtingen van hun held bovendien met tamelijk opdringerige muziek. Alsof de kijker moet worden overtuigd van de emotionele lading van Bellins remonte, een man met een broos lichaam en ijzeren wil.
Aan het eind van Ironman en deze gedegen weerslag van zijn setback en comeback komt er een herboren versie van Sebastien Bellin over de finish. Een man die zichzelf heeft overwonnen – en daarmee ook de tegenslag die hij op zijn weg heeft gevonden. ‘Ik heb nu alles in me’, constateert hij gelouterd, ‘om elke afzonderlijke dag te winnen.’
De lopende band van Monster Factory levert nog wel eens een exceptioneel exemplaar af: Cody ‘Pres10’ Vance, Nick Comoroto, Damian Priest, Steve Maclin en QT Marshall. Mocht u nu – net als Yours Truly, ondergetekende, ikke dus – nog nooit van hen hebben gehoord: dat zijn professionele worstelaars, uit het Amerikaanse showworstelcircuit. Stuk voor stuk opgeleid door Danny Cage, een voormalige ‘indie wrestler’ die zijn eigen school runt in Paulsboro, New Jersey: Monster Factory (200 min.). ‘An eclectic melting pot of misfits‘, aldus de man zelf, waar volgens Cage eerder theater dan vechtsport wordt beoefend.
En daar worden nu alweer nieuwe helden, of heldinnen, klaargestoomd voor de ring: Twitch bijvoorbeeld. Een ‘weirdo’ die is gediagnosticeerd met zowel Asperger als Gilles de la Tourette en last heeft van depressies en allerlei angsten. In vaktaal: hij bevecht, letterlijk en figuurlijk, de demonen in zijn hoofd. ‘Het pad naar het paradijs loopt via de hel’, gooit hij er zelf nog maar eens een slogan tegenaan. ‘En als je daar net doorheen gaat, houd dan vooral even vol.’ Of het rijkeluismeisje The Notorious Mimi, een adrenalinejunkie die zowaar een try-out mag doen bij de fameuze WWE (World Wrestling Entertainment).
Die test begint met het opnemen van een karikaturale promovideo, voor een net meisje uit een bevoorrecht milieu, zoals Amelia Herr, nog bepaald geen sinecure. Ze zal zich als een jonge, witte en vrouwelijke versie op de ultieme GOAT (Greatest Of All Time), Muhammad Ali, ongegeneerd op de borst moeten kloppen. Het is dan nog even de vraag of deze zesdelige docuserie van Galen Summer voorbij die karikatuur van de pro-wrestler kan én wil komen. Of voorbij het cliché van de Amerikaanse sportproductie waarin gewone huis-, tuin- en keuken-figuren in een aansprekende arena boven zichzelf proberen uit te stijgen.
Centrale figuur is Cage zelf, een man die ondanks persoonlijke besognes (een ernstig zieke moeder) onvermoeibaar zijn prijsvechters blijft uitdagen, om ze vervolgens bij een showcase in de markt te kunnen zetten. Maar ook personages zoals de ‘pretty boy douchebag’ met een sociale stoornis Goldy, de Afro-Amerikaanse zwaargewicht Bobby Buffet en de latina Gabby Ortiz, die ooit de droom had om als eerste Monster Factory-vrouw door te stromen naar de WWE en ergens onderweg averij heeft opgelopen, spreken best tot de verbeelding. De worstelring blijkt een aardig podium om hen samen en individueel beter te leren kennen.
Die showcase werkt als richtpunt voor alle betrokkenen. Heeft iedereen er wel écht alles aan gedaan? vraagt Danny Cage hen in de verplichte emotionele slotspeech. Zoals ’t hoort is het evenement dan al tot epische proporties opgeblazen. De hoofdrolspelers kunnen straks zomaar de geschiedenis ingaan als de nieuwe – en die kent Yours Truly, ondergetekende, ikke dus, overigens wél – The Rock, Hulk Hogan, of Andre The Giant. Eenmaal aanbeland bij de apotheose van deze gelikte, met catchy pop en (hard)rock afgewerkte serie zijn van Monster Factory’s karikaturen inderdaad mensen van vlees en bloed gemaakt.
Die serie zelf is alleen wel zo’n archetypische sportproductie gebleken, waarin gewone Amerikanen, liefst met een buts of deukje, op z’n Hollywoods boven zichzelf uitstijgen.
Elke zichzelf respecterende 21e eeuwse popster krijgt z’n eigen documentaire. Letterlijk. Een ‘onthullende’ film over de mens achter de artiest, vaak gemaakt in opdracht van de hoofdpersoon zelf en/of diens vertegenwoordigers. Waarover dan de schijn van openhartigheid hangt, terwijl de productie uiteindelijk toch vooral een promotioneel karakter heeft. Het is een dilemma voor elke zichzelf respecterende documentaireveelvraat: wil je afnemer zijn – of zelfs doorgeefluik – van een slim opererende marketingafdeling? Tegelijkertijd kan ook zo’n ‘product’, soms onbedoeld, een zekere oprechtheid bevatten – of, net zo interessant, zijn eigen onoprechtheid verraden.
Is Billie Eilish: The World’s A Little Blurry (140 min.) ook zo’n film? Het is in elk geval géén aalglad portret van Billie’s opmars naar de wereldtop geworden. Al kan dat natuurlijk ook ‘part of the plan’ zijn, dacht de zichzelf respecterende docufreak er direct achteraan. Billie Eilish is immers een alternatieve popster met een zwaarmoedige inborst, zo nu en dan opspelende Gilles de la Tourette-tics en echt een eigen artistieke visie. Daarbij past geen gladgestreken productie. Deze lijvige documentaire van R.J. Cutler toont hoe ze met haar broer en muzikale partner Finneas O’Connell, die bekent dat hij niet aan Billie mag vertellen dat het zijn taak is om hits te schrijven, thuis werkt aan songs die inderdaad wereldhits zullen worden. Met dank aan de GoPro-camera die moeder Maggie ophing in de slaapkamer. Dat levert fascinerend materiaal op: de wisselwerking tussen broer en zus werkt wonderwel en zal later nog resulteren in de Bond-song No Time To Die, die gewoon even in de tourbus in elkaar wordt gezet.
De film ruimt verder opvallend veel tijd in voor haar concerten, met bijzondere aandacht voor de hartstochtelijk meezingende jeugdige fans die elke beweging die zij maakt vastleggen met hun smartphone. Terwijl Billie zelf tussendoor gewoon de dingen blijft doen die een tiener nu eenmaal doet – rijbewijs halen, liefdesverdriet hebben en net te lang in bed blijven liggen, óók als de Grammy-nominaties bekend worden gemaakt – komt ze tevens in aanraking met de entertainmentwereld. Lekker gênant is in dat verband de kennismaking met Katy Perry en haar verloofde, waarvan Billie pas later in de gaten krijgt dat het de acteur Orlando Bloom is. Hij omhelst en kust haar alsof ze al jaren zielsverwanten zijn. Het voorval demonstreert hoezeer zij, de misfit, nog altijd een buitenstaander is in de wereld die haar op stel en sprong heeft omarmd. Maar voor hoe lang nog?
Zoals elk zichzelf respecterend pubermeisje koesterde Billie ooit een totaal onbereikbare liefde. Als twaalfjarige was ze smoor op Justin Bieber. Nu blijkt dat hij ook helemaal weg is van haar. Of ze misschien met hem wil samenwerken? ‘Ik zou mijn hond voor hem doodmaken’, flapt ze er direct uit in één van de vele ontwapenende scènes van deze observerende film. Maar dat is toch ook wel doodeng. Een remix van haar hit Bad Guy dan maar. Billie, die echt gewoon zichzelf lijkt voor de camera, maakt van haar hart geen moordkuil: ‘Ik zou al blij zijn als hij een keer ‘poep’ zou roepen tijdens het nummer.’ En dan, het is eigenlijk al geen verrassing meer, arriveert inderdaad Biebers versie van Bad Guy.
Op het Coachella-festival van 2019 komt het zowaar tot een ontmoeting. Billie durft haar held bijna niet aan te kijken en rent in eerste instantie zelfs van hem weg. En huilt tenslotte ongegeneerd in zijn armen. Het is de scène waarin de hele film samenkomt: hoe ze voor even met haar eigen idool en geestverwant versmelt. Terwijl de twee, natuurlijk, worden omringd door allerlei tieners die zich aan hen vergapen en het hele tafereel, natuurlijk, vastleggen. En dan moet Billie nog achttien worden en staat ook de uitreiking van die Grammy Awards nog op het programma, de apotheose van deze film, die direct en trefzeker het ongelooflijke zeventiende levensjaar van deze belangwekkende stem van Generatie Z vereeuwigt.
En dat is ongetwijfeld precies wat Billie – en haar complete entourage met haar – ook wil uitstralen. Zodat elke zichzelf respecterende documentairekenner zich na afloop achter zijn oren krabt. Tijdloos document over de opkomst van de Bob Dylan, Madonna of Radiohead van haar generatie? Of toch slim in de markt gezet product om Billies status als popster van het moment verder uit te bouwen? Ik – laat ik daar niet verder omheen draaien – ben weer geneigd te zeggen: allebei. Als Eilish erin slaagt om haar huidige succes te continueren, zou deze film niets minder dan de 21e eeuwse variant op Dont Look Back, Truth Or Dare of Meeting People Is Easy kunnen worden, waarin de formatieve jaren van een beeldbepalende act voor het nageslacht zijn vereeuwigd.
En anders is The World’s A Little Blurry op zijn minst een weldadige weerslag van hoe een getroebleerde tiener met haar diepste zielenroerselen zomaar ineens, voor even, de maat der dingen kon worden.
Zelden zal een popsong zo op zijn plek zijn gevallen in een documentaire als Friend Of Ours van Elbow in Anne Vliegt (21 min.). Het gedragen nummer van de Britse groep krijgt een compleet nieuwe lading: van de totale bevrijding van alle zorgen.
Terug naar het begin van deze bijzonder fijne jeugdfilm van Catherine van Campen uit 2010: we maken kennis met de elfjarige Anne, een op het eerste gezicht knap en weinig opvallend meisje. Toch lijkt ze soms helemaal niet lekker in haar vel te zitten.
Anne heeft Gilles de la Tourette, een neurologische aandoening die wordt gekenmerkt door onbedwingbare motorische en vocale tics. ‘Ik heb een stoornis in mijn hersenen’, vertelt ze zelf. ‘En daardoor heb ik dwangen en tics. En dat houd ik mijn hele leven.’
Zo móet Anne bijvoorbeeld rondjes draaien. Altijd naar dezelfde kant. Naar rechts. En daar blijft het niet bij: knipperen met de ogen. Draaien met de ogen. En, sinds kort, een liktic. ‘Mama had laatst geteld en toen had ik in tien minuten 23 keer ergens aan gelikt.’
Met bijzondere empathie observeert Van Campen het getroebleerde meisje op school, bij haar vriendinnen en tijdens therapie. Anne maakt daarbij soms een eenzame indruk. Alsof ze er toch niet helemaal bij hoort. Niet bij dúrft te horen. Bang dat ze wordt buitengesloten of gepest.
Daarom wil Anne vliegen, zegt ze. Zodat anderen haar tics niet kunnen zien. Eenmaal in de lucht, klauterend in palen of op containers, kan ze haar dwangmatige rituelen loslaten. Zichzelf loslaten. Vrijlaten.
En dan valt Elbows majestueuze Friend Of Ours, nadat het diverse keren op subtiele wijze is aangekondigd, met nietsontziende kracht definitief in tijdens een sowieso wonderschone glijbaanscène met Anne en haar vriendje Delano.
Het tafereel fungeert als vliegwiel naar een nieuwe Anne, die de schaamte even achter zich lijkt te hebben gelaten en vrede sluit met zichzelf. Hetgeen, als weldadig slotakkoord, wordt bezegeld met nóg een heel fijn liedje: Kite Strings van Kele Goodwin.
Als in het najaar van 1984 de vierjarige Grégory dood wordt aangetroffen in de Volonge-rivier weet iedereen in het Franse dorp Lépanges wie de moordenaar is: de kraai. De man of vrouw achter dit angstaanjagende pseudoniem valt de familie van Grégory Villemin, zijn ouders Jean-Marie en Christine in het bijzonder, immers al jaren lastig met venijnige, lasterlijke en bedreigende brieven en telefoontjes. Maar wie binnen of nét buiten de familie is deze kraai? vraagt de enerverende eerste episode van deze vijfdelige true crime-serie zich af. Hij/zij zal in elk geval een dramatische keten van gebeurtenissen in gang zetten.
In Who Killed Little Grégory? (297 min.) wordt de onopgeloste moordzaak 35 jaar na dato nog eens kritisch tegen het licht gehouden. Het is een bizar relaas, dat zo nu en dan doet denken aan de geruchtmakende zaak rond de verdwenen peuter Maddy McCann (die onlangs werd behandeld in de docureeks The Disappearance Of Madeleine McCann) en dat hier vooral uit de doeken wordt gedaan door omstanders: politieagenten, advocaten en journalisten. De echte hoofdrolspelers, de Villemins en aanverwanten, blijven zwijgen.
Bijzondere aandacht besteedt regisseur Gilles Marchand aan de kwalijke rol van de Franse schandaalpers. Die heeft, geholpen door publiciteitsgeile overheidsfunctionarissen, allerlei roddels en insinuaties de wereld ingestuurd, waarmee de verhoudingen nog verder op scherp zijn gezet. Een familietragedie in de Vogezen werd zo een landelijk mediaspektakel van jewelste. Zelfs oprechte zoekers naar de waarheid zagen door de bomen het bos niet meer.
Deze miniserie ontleedt die hype vakkundig, maar heeft (logischerwijs) meer moeite om klaarheid in de zaak zelf te brengen en krijgt dat verhaal dan ook niet rond. De zoektocht naar de identiteit van ‘de kraai’, en de nefaste rol die deze heeft gespeeld in de familie Villemin, raakt in de latere afleveringen zelfs helemaal op de achtergrond, ten faveure van allerlei complicaties bij het onderzoek naar de moord op de kleine Grégory. Waardoor ook deze true crime-productie de belofte van zijn spannende start uiteindelijk niet volledig waarmaakt.