Enigma

HBO Max

‘Wat wil je dat mensen van je weten?’, vraagt de interviewster van de Duitse televisie in 1976 aan ‘de Europese discokoningin’ Amanda Lear. ‘Waar ben je trots op?’ Lear steekt direct van wal: ‘Nou, ten eerste is het belangrijk om te zeggen dat vrijwel alles wat je in mijn biografie hebt gelezen niet waar is.’ Ze specificeert: ‘Iedereen die gelooft dat ik een man ben, is duidelijk een idioot.’

‘Surgeon built me so well nobody could tell’, zingt ze nochtans cryptisch in haar hitje Fabulous Lover, Love Me (1980). ‘That I once was somebody else.’ Lear is een Enigma (94 min.) en wil dat duidelijk ook blijven. ‘Voor iemand die zo krachtig ontkent dat ze trans is’, zegt schrijfster en historica Morgan M. Page (Eldorado: Alles, Was Die Nazi’s Hassen) in deze film van Zackary Drucker (The Stroll), ‘heeft ze toch een hele carrière opgebouwd met trans zijn en dat gewoon nooit bekennen.’

De andere hoofdpersoon van dit dubbelportret van twee transvrouwen uit vervlogen tijden heeft helemaal geen keuze. Het veelgevraagde Britse model April Ashley behoort tot de eerste transvrouwen die een geslachtsbevestigende operatie ondergaat en wordt vervolgens in 1961 ongevraagd ge-out en gecanceld. Geen merk wil immers geassocieerd worden met transseksualiteit. De rest van haar leven zal Ashley blijven strijden voor haar recht om vrouw te zijn en als zodanig erkend te worden.

Ashley en Lear hebben elkaar leren kennen bij de Parijse nachtclub Le Carrousel, waar ze allebei travestieoptredens verzorgen. Alle performers lijken er op elkaar, vindt April. Of ze misschien familie zijn? vraagt ze. Een collega barst in lachen uit. ‘Gekkie! Doe niet zo stom. Ze zijn allemaal bij dezelfde chirurg geweest.’ In I Am A Woman Now (2011) portretteerde Michiel van Erp al eens enkele klanten van deze dokter Georges Burou in Casablanca, waaronder ook April Ashley en haar Carrousel-collega Bambi.

Amanda treedt daar op onder de nom de plume Peki d’Oslo en ondergaat in die tijd ook, zoals ze dat zelf blijkbaar noemde, ‘Operation Pussycat’. Al zal ze dat vermoedelijk tot haar dood blijven ontkennen. Via het Londen van de ‘swinging sixties’, waar ze zowel The Beatles als The Stones leert kennen, komt de vrouw die zich inmiddels Amanda Lear noemt in de entourage van beeldbepalende kunstenaars als Salvador Dali, Bryan Ferry en David Bowie terecht en verwerft een status als sekssymbool en popicoon.

De carrière van April Ashley, die (noodgedwongen) wél open is over haar transitie, komt intussen nooit meer op gang. Zij moet zich bovendien nog de nodige vernederingen laten welgevallen. Drucker, zelf transvrouw, zet die twee levens tegenover elkaar en creëert daarmee een schrijnende tegenstelling. Ze legt de kwestie ook voor aan Lear zelf: zij zou waarschijnlijk nooit zo succesvol zijn geworden als ze zich bekend had gemaakt, maar zou ze nu niet veel meer waardering krijgen als ze dat alsnog deed?

De vrouw tegenover haar, een product van haar tijd, blijft dralen en draaien. Ze kan niet anders, denkt ze vermoedelijk. Niet meer. Of toch wel? Het blijft een enigma wat er precies in Amanda Lear omgaat, maar het is in elk geval zeer treffend voor de benarde situatie waarin zij heeft moeten leven: het laveren tussen spel en realiteit, met haar eigen identiteit als onvermijdelijke inzet. Zo bezien heeft April Ashley, haar tegenpool in dit aangrijpende dubbelportret, ’t bijna eenvoudiger gehad. Zij kon zijn wie ze wilde.

Tegelijkertijd lijkt ook dit weer een simplificatie van de levens die deze twee transvrouwen moesten leiden in een zeer onveilige wereld. Hoe zij zich staande hielden – dát ze zich überhaupt staande hielden – tekent hun veerkracht, creativiteit en ausdauer. En het is waardevol dat die juist nu, op een moment dat transrechten hier en daar weer onder druk staan, nog eens zijn opgetekend. In een film die een krachtig tijdsbeeld schetst – en vermoedelijk tóch van alle tijden is.

Een Kano Naar Zee

Amstelfilm

‘Weinig mensen beseffen dat zij die in Rotterdam, het Rijnmondgebied of in het Westland wonen voortdurend de kans lopen om, ondanks alle veiligheidsmaatregelen, in één klap uitgerookt, vergiftigd of opgeblazen te worden’, stelt een stem op gezaghebbende toon bij beelden van zware industrie en een uitslaande brand in het Rotterdamse havengebied. ‘Men leeft hier in feite op een vulkaan die elk moment kan ontploffen, maar de bewoners en de overheid blijven toekijken hoe het waterweggebied zich ontwikkelt tot een gouden delta, terwijl ‘t in feite niet meer is dan een industrieel getto, waar iedereen die erin woont z’n leven ter beschikking stelt als offer aan wat wij welvaart noemen.’ De man laat een dramatische stilte vallen. ‘We stinken erin..!’

Het alarmistische filmpje – gericht tegen Shell in het bijzonder, waarbij de S consequent wordt weggelaten en de tweede l soms ook – markeert de ommekeer in het denken over de haven van Rotterdam. Van grote aanjager van werkgelegenheid en welvaart in de jaren na de Tweede Wereldoorlog naar steen des aanstoots voor eenieder die het milieu liefheeft. Die imagoverandering begint zich te voltrekken vanaf de jaren zeventig, vermoedelijk ook de periode dat het antifilmpje werd gemaakt, en is door regisseur André van der Hout zo’n beetje halverwege zijn erg lijvige documentaire Een Kano Naar Zee (135 min.) geplaatst. Als scharnierpunt in een groter verhaal over de ontwikkeling van het Rotterdamse havengebied in de afgelopen honderd jaar.

Met archiefquotes en nieuwsbeelden en -reportages, ingekaderd door interviews met allerlei deskundigen en direct betrokkenen, schetst hij eerst de ‘Polderconsensus’ die ervoor zorgt dat het havenbedrijf heel lang min of meer vrij spel krijgt. Daardoor moeten woon- en natuurgebieden bijna per definitie wijken voor de economische vooruitgang die de haven heeft te bieden. Daarna belicht Van der Hout de periode waarin, aangejaagd door de Club van Rome, de schaduwzijden van fossiele brandstoffen zoals kolen en olie steeds nadrukkelijker aan de orde worden gesteld. En dit zorgt voor een fundamentele discussie over de toekomst van ‘de meest gehavende stad van de wereld’. Kan die met enige aanpassingen op de oude voet verder?

Biedt technologie wellicht de oplossing? Of is toch een totaal andere manier van denken noodzakelijk? Daarover verschillen de meningen in deze helikopterview op de Rotterdamse haven, die te midden van alle uiteenlopende visies over hoe de levensader wel of niet de toekomst in moet wel wat sjeu en kleine individuele verhalen had kunnen gebruiken. De menselijke maat komt nu in de vorm van enkele fraaie muzikale intermezzo’s van Ferry Heine & De Kift, die lucht geven aan een documentaire die verder volledig op de inhoud zit.

Stuffed

VPRO

Taxidermisten doen het niet omdat ze iets doods zien, maar omdat ze leven zien, zegt één van de hoofdpersonen in de openingsscène van Stuffed (81 min.). En in dat kader zetten deze gedreven ambachtslieden dus gestorven dieren op. Een baan met een ronduit macaber imago. ‘Als je een meisje wilt versieren en je zegt dat je taxidermist bent dan krijg je wel rare reacties’, vertelt Jordan Hackle, een vrolijk ogende jongeman, over hoe mensen reageren op zijn beroep. ‘Ben je taxichauffeur? Wat griezelig. Of ze liegen en zeggen dat ze het niet eng vinden. Ondertussen denken ze dat ik een seriemoordenaar ben.’

Regisseur Erin Derham portretteert in deze verzorgde documentaire enkele taxidermisten, die binnen hun stiel zowel kunstenaar als naturalist proberen te zijn. Hun werk wordt geëxposeerd in een (natuurkundig) museum, ligt in de winkel of wordt beoordeeld tijdens een wedstrijd. De werkwijze van de vakidioten loopt uiteen van zuiver wetenschappelijk, een zo natuurgetrouwe replica maken van een bestaand dier, tot uitgesproken kunstzinnig. Zo spelen de Nederlanders Ferry van Tongeren en Jaap Sinke, afkomstig uit de reclamewereld, bijvoorbeeld rustig voor God en helpen, in het kader van storytelling, de natuur een handje, bijvoorbeeld door de vervaarlijke tanden van een tijger een heel klein beetje te vergroten.

Met veel oog voor detail, een expressieve soundtrack en aandacht voor de historische context belicht Derham alle facetten van een bijzonder beroep, waarbij de schoonheid en het belang van taxidermie, volgens de beoefenaars de beste manier om natuurhistorie te bewaren, voorrang krijgen op de onsmakelijke beelden die menigeen wellicht met het vak associeert. Stuffed opent zo een prachtige wereld, waarin de tijd even stilstaat en uiteindelijk, voor een film van bijna anderhalf uur, ook relatief weinig gebeurt. Dit diorama, een zorgvuldig geconstrueerd stilleven van taxidermisten in hun biotoop, dwingt z’n kijkers om even halt te houden en de pure schoonheid van (gecreëerde) natuur op zich in te laten werken.

De Kift: Water Wieg Me – Een Muzikale Ode Aan De Droefenis

NTR

Schrijven begint met luisteren. Het opzuigen van verhalen, er vervolgens even op kauwen en ze dan weer op geheel eigen wijze uitspugen. In teksten, in muziek. Ferry Heijne, zanger van de ‘poëtische fanfarepunkband’ De Kift, vaart letterlijk uit om persoonlijke getuigenissen van buitengewone gewone Nederlanders op te tekenen.

Met zijn boot belandt hij in De Kift: Water Wieg Me – Een Muzikale Ode Aan De Droefenis (53 min.) bijvoorbeeld bij Bas. De man rouwt om het verlies van zijn twintigjarige dochter Belle, die enkele jaren geleden tijdens een wandeling in het park werd getroffen door een blikseminslag. Heijne verwerkt diens ervaringen in een verklanking van het gedicht Melopee van Paul van Ostaijen. Over de vergankelijkheid van het bestaan.

‘Langs het hoogriet / Langs de laagwei / Schuift de kano naar zee / Schuift met de schuivende maan de kano naar zee’

In deze fraaie, gestileerde film van Sanne Rovers ontmoet Ferry Heijne verder een Iraakse schrijver die dreigde te verpieteren in een asielzoekerscentrum, een vrouw met liefdesverdriet én een woonboot en een oudere man die voelt dat zijn lichaam stilaan begint te haperen. En onvermijdelijk komt Heijne onderweg ook zichzelf tegen – en zijn vader, die bijkans bij toeval ook jarenlang deel uitmaakte van De Kift.

En als de hoofdpersonen uiteindelijk te horen krijgen wat Ferry en zijn muzikale kompanen, die her en der, als vanzelfsprekend, in het oer-Hollandse decor opduiken om hun muziek ten gehore te brengen, van hun getuigenissen hebben gemaakt, vloeien beeld en muziek helemaal samen tot een lekker melancholische lofzang op het leven.

0,03 Seconde


‘Iedereen kent de Olympisch kampioen’, stelt gouden medaille-winnaar Ferry Weertman in 0,03 Seconde (90 min.). ‘Maar hoeveel ken je er die tweede zijn geworden?’ Toch is het een ‘verliezer’ die je hart wint in deze documentaire over vijf zwemmers die vorig jaar deelnamen aan de Olympische Spelen in Rio de Janeiro.

Regisseur Suzanne Raes zet haar geld op de even kwets- als aaibare Femke Heemskerk. De andere helden van deze meeslepende film (titelfavoriet Ranomi Kromowidjojo en haar vriend Ferry, de ambitieuze Sebastiaan Verschuren en Heemskerks lange afstandsmaatje Sharon van Rouwendaal) zijn allemaal gepositioneerd rond de lotgevallen van de met haar vorm en gemoed worstelende Femke.

Heemskerks omgang met haar voormalige coach Marcel Wouda wordt geportretteerd als een liefdesaffaire die door omstandigheden niet kan worden geconsumeerd. Intussen zit ze opgescheept met de barse macho Philippe Lucas als trainer, een Franse variant op schaatscoach Peter Müller (die ooit z’n pupil Marianne Timmer verschalkte).

In een verlaten zwembad in het Franse Narbonne bezwijkt Femke bijna onder Lucas’ gestaalde regime, terwijl haar maatje Sharon er juist sterker en sterker van wordt. De beelden van topsporters die in afzondering gedwongen worden het uiterste uit zichzelf te halen behoren tot de grootste troeven van 0,03 Seconde.

Waarschijnlijk werd de sport zwemmen ook nooit eerder van zo dichtbij vastgelegd. Door het sublieme camerawerk, afgetopt met een weelderig geluidsdecor, is het bijna alsof je als kijker zelf onderdeel wordt van die voortdurende race tegen de klok, coach en concurrentie, die slechts een enkeling kan winnen.

De afloop van alle inspanningen (of wie welke medaille wint) mag dan bekend zijn, maar het hoe en waarom van de weg ernaartoe blijft fascinerend. Zeker omdat Suzanne Raes de opofferingen die de zwemmers en hun directe omgeving zich moeten getroosten voor Rio zo groots en tegelijk intiem in beeld brengt; kleine levens, in dienst van grote prestaties.

En Femke? Die schijnt weer terug te zijn bij Marcel.