God Forbid: The Scandal That Brought Down A Dynasty

Disney+

Hoogmoed komt voor de val. Terwijl Jerry Falwell Jr., rector magnificus van de christelijke Liberty University, en zijn vrouw Becki zo’n beetje worden beschouwd als het koninklijke echtpaar van evangelisch Amerika, leiden ze in werkelijkheid een losbandig bestaan. In maart 2012 slaan ze in Miami een twintigjarige ‘pool boy’ aan de haak. Als Becki seks heeft met deze Giancarlo Granda kijkt haar echtgenoot Jerry verlekkerd toe. Ofwel: cuckolding. Een spel waarbij BDSM en voyeurisme elkaar ontmoeten. En deze pikante driehoeksverhouding, die door Jerry overigens wordt ontkend, houdt in totaal zo’n zeven jaar stand.

In eerste instantie richt God Forbid: The Scandal That Brought Down A Dynasty (109 min.) zich vooral op het persoonlijke relaas van Giancarlo Granda. Over hoe hij als bleue Cubaans-Amerikaanse jongeling langzaam maar zeker verstrikt raakt in het web van de christelijke drinkebroer en zijn onverzadigbare ‘cougar’. Hij was geil en naïef, concludeert Granda nu. En Jerry wilde vooral dat Becki gelukkig was, stelt Mark Ebner, de grofgebekte schrijver van het boek Off The Deep End: Jerry And Becki Falwell And The Collapse Of An Evangelical Dynasty. En dat was ze volgens hem met name ‘when Giancarlo Granda was balls deep inside of her’.

Die ferme oneliner – en Ebner schudt er nog veel meer uit zijn mouw – is exemplarisch voor de toonzetting van deze documentaire van Billy Corben, die is opgeleukt met slicke nagespeelde scènes met acteurs en volgestort met catchy deuntjes (waarbij ook orgelwonder Klaus Wunderlich soms een deuntje lijkt mee te spelen). Dit kan evenwel niet verhullen dat het ondeugende tabloidverhaaltje, dat gaandeweg ook nog uitmondt in een schimmige onroerend goeddeal, gaandeweg een veel groter maatschappelijk thema blootlegt: de toenemende invloed van evangelische Amerikanen op de koers van hun land en het grimmige geweld dat daardoor soms loskomt.

Want Falwell is de zoon van één van de bekendste en meest invloedrijke tv-predikanten die de Verenigde Staten ooit hadden. Moral Majority-leider Jerry Falwell Sr. maakte in de jaren zeventig van de strijd tegen abortus een cultuuroorlog, voerde tevens een kruistocht tegen porno en gaf later gays zowaar de schuld van de terroristische aanslagen van 11 september 2001. Als prominente vertegenwoordiger van christelijk nationalisme liet Jerry Sr. volgens historicus Matthew Sutton zien ‘dat je met politiek, demagogie en hysterie geld kon verdienen en meer invloed en macht kon krijgen. Jerry Jr. erkent dit en zet het werk van zijn vader voort.’

En daarmee maakt zowaar ook Donald Trump zijn entree in de film. Eerst als succesvolle zakenman, mediapersoonlijkheid en kennis van de Falwells, later ook als kandidaat-politicus. Als zijn ‘enforcer’ Michael Cohen stuit op ‘persoonlijke foto’s’ van het echtpaar en hun zwembadjongen, worden die rücksichtslos ingezet om christelijk rechts aan Trumps kant te krijgen. En Falwell Jr. zal zich tijdens Donald Trumps campagne en presidentschap inderdaad opwerpen als één van zijn loyaalste medestanders – ook als die zich steeds openlijker gedraagt als een despoot. Zolang hij maar trouw aan de bijbel blijft zweren – of Cohen stiekem aan die foto’s refereert.

De hypocrisie van de Falwells dient in deze smeuïge film uiteindelijk vooral als casus om de wisselwerking tussen conservatieve christenen en met name Republikeinse politici aan te kaarten. Uit principiële of puur praktische overwegingen sluiten zij de rijen. Falwell Sr. en Jr. kunnen daarbij allebei terugvallen op een speciale relatie met hun ‘eigen’ president, Ronald Reagan en Donald Trump. En daartussen zijn, zo laat Corben zien in een spannende parallelmontage, opvallende overeenkomsten. Als deze conservatieve christenen hun zin krijgen, zo toont deze documentaire eveneens, kunnen de VS wel eens uitgroeien tot een theocratie.

God verhoede ‘t, zal menigeen denken.

Journeys With George

HBO

‘Dit is waar de politiek in New Hampshire om draait’, zegt George W. Bush bij een persmomentje in de sneeuw, tijdens de Amerikaanse presidentscampagne van 2000. ‘En wij zijn enthousiast dat we hier zijn.’

‘Wat? Omdat je billen eraf vriezen?’ roept Alexandra Pelosi, te midden van de verzamelde journalisten en cameraploegen die het tafereel trouw vastleggen. De Republikeinse politicus komt onmiddellijk naar haar toegelopen. ‘Oké, opgelet’, zegt hij lachend tegen de andere cameramensen. ‘Film haar terwijl ze mij filmt.’ Zo dollen ze nog even verder. Als de kandidaat uiteindelijk grinnikend wegloopt om zich met gewichtigere zaken bezig te gaan houden, komt Newsweek-journalist Trent Gegax op Pelosi afgelopen. ‘Volgens mij heb jij er een nieuwe vriend bij!’

De chemie tussen de Texaanse gouverneur Bush, een ‘compassionate conservative’ die later inderdaad tot president zal worden gekozen, en de vrouw achter de camera, een lid van het perskorps dat in zijn kielzog opereert en die hem steeds lekker ongecompliceerd tegemoet treedt, is het absolute ‘unique selling point’ van Journeys With George (76 min.). En dat is op zichzelf ook weer opmerkelijk: Pelosi stamt immers uit een Democratisch geslacht en is de dochter van het vooraanstaande Californische congreslid Nancy Pelosi, een ideologische tegenstander van Bush.

In het persvliegtuig reist ze samen met andere journalisten een jaar lang achter het privétoestel van George W. Bush aan. ‘We volgen ze gewoon als kleine lemmingen’, constateert Wayne Slater van The Dallas Morning News, als Bush bij een ‘photo op’ de show probeert te stelen op een sneeuwscooter. ‘En doen precies wat zij zeggen.’ De kandidaat zelf krijgen ze doorgaans alleen te zien als die iets te verkopen heeft. Pas als diens rivaal in de Republikeinse voorverkiezingen, John McCain, een voorsprong pakt, wordt Bush regelmatig beschikbaar gemaakt voor zijn vrienden van de media.

Dan komt het komische duo Pelosi-Bush pas echt op gang. De Bush die zich aan Pelosi’s camera toont is eigenlijk best een toffe peer. Een getapte jongen, altijd in voor een gebbetje. En dat is in 2002, als deze verrukkelijke roadmovie wordt uitgebracht en ‘Dubya’ al enige tijd leider van de vrije wereld is, nogal een contrast met het beeld dat linkse Amerikanen en de meeste buitenlanders van hem hebben als de man die de verkiezingen van 2000 stal van de Democraat Al Gore en vervolgens, na de terroristische aanslagen van 11 september 2001, een onnodige oorlog is begonnen in Irak.

Terwijl Pelosi scherpstelt op een ‘andere’ Bush, die zijn charmeoffensief naar haar vrolijk voortzet, krijgt ze automatisch de achterkant van het Amerikaanse verkiezingscircus, en rol van de pers daarbinnen, in beeld: de kameraadschap, het fastfood, de verveling, het cynisme en de liederlijke feestjes. En als de verkiezingsuitslag eindelijk vaststaat, verlaat iedereen dat parallelle universum weer en vervolgt zijn normale bestaan. Alexandra Pelosi als camerajournalist/documentairemaker en George W. Bush als de 43e president van de Verenigde Staten.

Blue ID

IDFA

Alsof een gewone transitie al niet ingrijpend genoeg is. Onur Rüzgar Erkoçlar wil door het leven als man, maar kan zijn verleden als vrouw maar niet afschudden. Al op jonge leeftijd kreeg de 26-jarige Turk bekendheid als actrice. En nu hebben de media er lucht van gekregen dat (voorheen) Nil Erkoçlar tegenwoordig als man door het leven gaat en wordt hij opgejaagd door (amateur)paparazzi.

Rüzgar realiseert zich dat hij daardoor ook concreet gevaar loopt. ‘De mensen hier kunnen gays niet eens accepteren’, zegt hij aan het begin van Blue ID (84 min.), winnaar van de publieksprijs op het IDFA, als hij een anoniem baantje bij een bakker heeft gevonden. ‘Kun je je voorstellen hoe ze reageren als ik mijn lichaam van vrouw naar man wil laten veranderen?’

Als Rüzgar, gedwongen door alle commotie, toch maar een interview aan een grote krant geeft, wordt dat door anderen weer tegen hem gebruikt. ‘Volgens mij haalt ze hier, zowel materieel als emotioneel, voordeel uit’, stelt Erol Köse, de zanger die hem eerder al ongevraagd heeft geout?, in het televisieprogramma Son Haber. Eerder wist hij ook al te melden dat Erkoçlars geslachtsbevestigende operatie nog niet had plaatsgevonden en dat hij dus nog altijd niet in aanmerking kwam voor het blauwe identiteitsbewijs dat is bestemd voor mannen.

Te midden van deze malicieuze haatcampagne probeert Onur Rüzgar Erkoçlar bij zichzelf te blijven in deze gedegen film van Vuslat Karan en Burcu Melekoglu, waarin het inmiddels welbekende – of, zo je wilt: universele – transverhaal, zich ditmaal tegen een wel erg intolerant decor afspeelt.

The Lincoln Project

Showtime

‘Donald Trump is een drol in de punchbowl’, zegt de Republikeinse strateeg Rick Wilson, nadat hij een bikkelharde campagnespot van zijn eigen anti-Trump organisatie The Lincoln Project (289 min.) heeft bekeken. ‘Als je eenmaal een drol in de punchbowl hebt gehad, is het geen punch meer, maar strontwater.’ Wilson maakt er in de openingsscène van deze vijfdelige documentaireserie geen geheim van dat er hem veel aan is gelegen om de Amerikaanse president uit zijn ambt te verdrijven. Hij is duidelijk ook trots op hoe ze Trump aanpakken, de leider van hun eigen politieke partij. Psychologische oorlogsvoering, noemt Wilson dit. ‘Niemand heeft ooit zo gekloot met een kandidaat als wij hebben gekloot met deze kandidaat.’

Is het oprechte bevlogenheid, een slinks verdienmodel, gestolde rancune of toch zoiets als oprechte spelvreugde? Feit is dat de politieke dieren van The Lincoln Project, die hun sporen verdienden bij traditionele Republikeinse politici zoals George W. Bush, John McCain en Mitt Romney en omstreden pressiegroepen van de Koch-broers, nu al hun politieke kennis, communicatieve vaardigheden én vuile trucs inzetten om de leider van het land – en van hún Republikeinse partij, die ze op geen enkele manier meer zeggen te herkennen – te onttronen. Twee maanden voor de presidentsverkiezingen van dinsdag 3 november 2020, waarbij Donald Trump het opneemt tegen de Democratische kandidaat Joe Biden, sluiten Fisher Stevens en Karim Amer aan bij deze ‘losgebroken speciale eenheid’, die alles in het werk gaat stellen om het verkiezingsresultaat te beïnvloeden.

De filmmakers zoomen tevens in op de individuele leden van deze politieke variant op The Magnificent Seven, waarbij prominente campagnetijgers zoals Steve SchmidtMike Madrid en Reed Galen worden gedwongen om te reflecteren op hun eigen verleden. Hebben zij zelf – bijvoorbeeld met de racistische Willie Horton-campagnespot, de keuze voor Sarah ‘Barracuda’ Palin als John McCains running mate in 2008 en dubieuze aanvallen op Barack Obama? – niet aan de basis gestaan van de verwording van de Republikeinse partij tot een racistische, ondemocratische organisatie? In dat opzicht kunnen hun activiteiten voor The Lincoln Project, waarmee ze hun eigen carrière wel eens definitief op slot zouden kunnen gooien, ook worden beschouwd als een persoonlijke boetedoening. ‘We played too much on the dark side’, erkent Stuart Stevens, die als politieke consultant betrokken is geweest bij zaken waarvoor hij zich nu geneert.

Tijdens hun strijd tegen de Trump-machine die hun voormalige partij is geworden, roepen ze de hulp in van de linkse acteur John Leguizamo (waarmee ze latino’s hopen te bereiken), Trumps eigen nicht Mary (met wie hij al lang geleden gebrouilleerd is geraakt), de populaire zangeres Demi Lovato (die met Commander In Chief een soort strijdlied heeft geschreven) en de Trump-criticaster George Conway (tevens de echtgenoot van Trumps bekende medewerker, Kellyanne Conway). Die blik achter de schermen, waarbij Fisher Stevens en Karim Amer vrijwel ongelimiteerd toegang lijken te hebben gekregen, levert fascinerende taferelen op van hoe ze bijvoorbeeld de presidentiële debatten volgen en er direct op reageren via social media en spots maken om Trump zelf via een soort middelvinger-tactiek te provoceren, zodat hij terug gaat slaan en hun boodschap daarmee naar een veel groter publiek brengt.

Terwijl verkiezingsdag en de officiële certificering van de uitslag op 6 januari 2021 naderbij komen, lopen de spanningen ook intern, waar talloze grote ego’s en politieke sluipmoordenaars van allerlei verschillende gezindten proberen samen te werken, flink op. Totdat, enkele weken na de bestorming van het Capitool in Washington en de officiële inauguratie van Joe Biden tot president, de bom definitief barst als oprichter John Weaver ernstig in opspraak raakt en Lincoln Project-medewerkers elkaar met ‘dirty tricks’ gaan bestoken… Deze miniserie heeft zich tegen die tijd allang bewezen als de verplichte campagnedocu van dit jaar. Spekkie voor het bekkie van politieke fijnproevers, would be-spindokters en BKB-alumni, voor wie politiek een spel om de macht is dat je nu eenmaal wilt winnen. En tegelijk een fascinerend verslag vanuit de frontlinie van de oorlog om de Amerikaanse democratie.

Amigo Secreto

Cinema Delicatessen

Toen hij in 2018 werd veroordeeld vanwege corruptie en witwassen, was één ding duidelijk: de linkse kandidaat Luiz Inácio Lula da Silva, die op kop ging in de peilingen, zou niet kunnen deelnemen aan de Braziliaanse presidentsverkiezingen van dat jaar. Lula, die van 2003 tot 2010 al president was, ging voor zeker tien jaar de gevangenis in. Intussen werd zijn grote opponent, de (ultra)rechtse kandidaat Jair Bolsonaro, tot president gekozen. En wie selecteerde hij vervolgens als zijn minister van justitie? Juist: Sergio Moro, de rechter die Lula had veroordeeld.

Journalisten van The Intercept Brasil constateren bovendien – het startpunt van de observerende documentaire Amigo Secreto (97 min.) – dat Moro tijdens het zogenaamde Car Wash-onderzoek naar Lula in het geheim contact heeft gehad met openbaar aanklager Deltan Dallagnol en zijn collega’s. Is Lula zo, via een slinks georkestreerde en politiek gedreven aanval, onschadelijk gemaakt? Regisseur Maria Augusta Ramos volgt de journalisten van The Intercept en El País terwijl ze zich, via gesprekken met juristen en het bekijken van bewijsmateriaal, een weg banen door het onderzoeksdossier, om zo de onderste steen boven te krijgen.

Ramos opereert daarbij in klassieke direct cinema-traditie en presenteert het werk van haar protagonisten zonder enige opsmuk en slechts ondersteund door verbindende teksten in beeld. Een no nonsense-benadering die enigszins doet denken aan Alexander Nanau’s gelauwerde documentaire Collective, over gigantische misstanden in de Roemeense gezondheidszorg na een brand in een nachtclub en de manier waarop die door de overheid worden toegedekt. Die film is alleen wel een stuk enerverender. Amigo Secreto bevat erg veel pratende hoofden, die ook nog eens behoorlijk veel ruimte krijgen.

Daarmee slaagt Ramos er weliswaar in om een verrotte politieke cultuur, waarbij bedrijven met steekpenningen partijen van beide zijden gunstig proberen te stemmen, bloot te leggen en vervolgens accuraat de gevaren te schetsen van een volledig gepolitiseerde rechtspraak, maar enorm enerverende cinema levert het niet op. Het voornaamste vuurwerk komt van Lula zelf, als de oud-president zich vanuit de gevangenis zonder meel in de mond uitspreekt over zijn politieke tegenstanders die ervoor hebben gezorgd dat hij achter de tralies is beland en wat die periode hem intussen, zowel persoonlijk als politiek, heeft gekost.

Inmiddels is de populaire linkse leider weer op vrije voeten en doet hij, net als zijn aartsrivaal Bolsonaro, opnieuw een gooi naar het presidentschap. Deze film is in dat opzicht perfect getimed en roept dan ook de vraag op of de Braziliaanse democratie (ditmaal wel) robuust genoeg is voor een faire en eerlijke campagne.

Please Vote For Me

‘Wat betekent dat eigenlijk, democratie?’ vraagt Cheng Cheng. ‘Het betekent dat mensen de baas zijn over zichzelf’, antwoordt zijn stiefvader. Het achtjarige jongetje is één van de drie kinderen die zich kandidaat hebben gesteld om klassenvertegenwoordiger te worden. Hij zal het moeten opnemen tegen zijn klasgenootjes Luo Lei, het kind van twee politieagenten dat de functie nu twee jaar bekleedt, en Xu Xiaofei, de frêle dochter van een alleenstaande schoolmedewerkster.

Please Vote For Me (55 min.), dat wordt het motto voor de komende weken op de Evergreen-basisschool in de Chinese stad Wuhan. In een land waar nauwelijks ervaring is met democratie. De verkiezing is onderdeel van een experiment: hoe gedragen de kandidaten, hun vaders en moeders en de andere kinderen in de klas zich als ze het zelf voor het zeggen krijgen? Regisseur Weijun Chen legt de gebeurtenissen sec vast in deze authentieke campagnedocu uit 2007.

Geen enkele politieke truc blijft onbenut: van het zwartmaken van tegenstanders en beloven van gouden bergen tot het ronselen van stemmen en spelen van handjeklap. Ook de ouders laten zich bepaald niet onbetuigd en adviseren hun kroost om de concurrentie van onder uit de zak te geven. Als Luo Lei zijn opponent Cheng Cheng tijdens een debat bijvoorbeeld meermaals uitmaakt voor leugenaar, steekt zijn vader vanuit de coulissen goedkeurend zijn duim op.

Het is niet moeilijk om in de strijd tussen de kinderen, waarbij de emoties soms hoog oplopen, parallellen te ontdekken met het politieke discours in Nederland, waarbij slecht gedrag net zo vaak wordt beloond als afgestraft. In die zin is deze Lord Of The Flies-achtige film ook een ontluisterende ervaring: plaats willekeurige kinderen tegenover elkaar in een wedkamp en ze komen letterlijk tegenover elkaar te staan, met aan beide zijden devote medestanders.

Waarbij niemand nog een goed woord over heeft voor de ander – en elke vorm van sociale cohesie dreigt te verdwijnen.

Hitler En De Macht Van Het Beeld

Heinrich Hoffmann / NOS

Al lang voordat hij een machtige leider was, werd Adolf Hitler al als zodanig geportretteerd. Dat was een weloverwogen keuze: als het beeld maar krachtig genoeg is, volgt de werkelijkheid vanzelf. Centraal in die bepalende beeldvorming was Heinrich Hoffmann, de fotograaf van de NSDAP, betoogt Hitler En De Macht Van Het Beeld (135 min.).

Hoffmann zorgde er bijvoorbeeld voor dat Hitler op foto’s altijd centraal in beeld stond, dan streng in de camera tuurde en zo overkwam als een sterke leider. Een echte staatsman, die achter de schermen stiekem op grote gebaren oefende. Beelden waarop de aanstaande Führer als een gewoon kwetsbaar mens was te zien werden natuurlijk zorgvuldig weggehouden van gewone Duitsers. Tegelijkertijd moest hij als een echte man van het volk worden geportretteerd.

Die delicate balanceeract vormt de kern van de eerste aflevering van dit interessante journalistieke drieluik, waarin de beeldonderzoekers Erik Somers en René Kok van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), die onlangs het boek Adolf Hitler, De Beeldbiografie uitbrachten, worden gevolgd bij hun pogingen om Hitlers beeldvoering te reconstrueren. Daarbij komen ook diverse historici, direct betrokkenen en overlevenden aan het woord.

Deel 2 van de miniserie van Mélinde Kassens en Arjan Nieuwenhuizen belicht de periode dat Hitler, na de door propagandaminister Joseph Goebbels gedirigeerde verkiezingscampagne Hitler Über Deutschland, aan de macht komt: de slinkse campagnes om de jeugd aan deze vader des vaderlands te binden, Richard Wagners bombastische muziek, het massamedium radio, de duivels knappe propagandafilms van Leni Riefenstahl en het ultieme witwasevenement, de Olympische Spelen van Berlijn.

In het slot buigt Hitler En De Macht Van Het Beeld zich over de oorlogsjaren, als Adolf Hitler steeds meer een geïsoleerde leider wordt. Op de beelden van die tijd blijft hij echter het onbetwiste ‘Dreh- und Angelpunkt’ van de Duitse oorlogsmachine. Intussen is het onafwendbare verlies van nazi’s nooit te zien. Zulke beelden zijn pas achteraf, toen Hitlers nederlaag al was bezegeld, beschikbaar gekomen. En toen zou er nog veel meer bewijsmateriaal tegen de nazi’s boven tafel komen…

Als Der Führer zijn land, miljoenen mensen en zichzelf in de afgrond heeft gestort, krijgt zijn beeltenis ook zijn definitieve karakter: als verpersoonlijking van het kwaad. Deze miniserie drukt eenieder echter nog eens goed met de neus op de feiten: een leider die de media van zijn tijd beheerst, zowel letterlijk als figuurlijk, kan tot ongekende hoogten stijgen – of voorgaan in een afdaling richting de hel.

George Wallace: Settin’ The Woods On Fire

PBS

‘Segregation now, segregation tomorrow, segregation forever!’ Met die controversiële slogan, uitgesproken tijdens zijn inauguratiespeech in 1963, nestelde gouverneur George Wallace (1919-1998) zich in Amerikaanse geschiedenisboeken. Op een zwartgerande bladzijde, dat wel. Als de verpersoonlijking van giftige ‘southern pride’.

Die malicieuze woorden waren echter niet zozeer de uiting van een diepgewortelde overtuiging als wel van een politieke keuze van de gouverneur van Alabama, één van de frontlinies in de strijd om burgerrechten voor zwarte Amerikanen. Wallace, die zijn publieke carrière was begonnen als een progressieve politicus, had een pact met de Duivel gesloten. Nadat hij ten onder was gegaan tijdens zijn eerste campagne om het gouverneurschap van de oerconservatieve zuidelijke staat, wist de rasopportunist één ding zeker: hij zou nooit meer ‘outniggered’ worden.

Alleen als spreekbuis van ‘Apartheid’ had Wallace politieke toekomst in Alabama. En daarmee zou hij in de jaren zestig zelfs een landelijke bekende politicus worden, een geduchte outsider bij presidentsverkiezingen. Totdat de loner Arthur Bremer tijdens een campagnebijeenkomst in 1972, voor het oog van de camera, vijf kogels in zijn lijf joeg. George Wallace raakte verlamd en was de rest van zijn leven veroordeeld tot een rolstoel. Hij zou er uiteindelijk een ander mens door worden. Een man die publiekelijk boete wilde doen voor zijn zonden.

Die persoonlijke ontwikkeling – van een positie als spreekbuis van de gewone werkeman via een langgerekte periode als Amerika’s opper-redneck tot een onverwachte remonte als bekeerling – wordt uitputtend, goed gedocumenteerd en afgewogen geboekstaafd in de biografie George Wallace: Settin’ The Woods On Fire (160 min.). Acteur Randy Quaid fungeert als de nuchtere verteller van Wallace’s tumultueuze levensverhaal. Zijn tweede vrouw, zoon George Jr., medewerkers en politieke mede- en tegenstanders zorgen voor de bijbehorende herinneringen. En Hank Williams levert het treffende titelnummer.

George Wallace oogt in deze gelauwerde postume biografie van Daniel McCabe en Paul Stekler uit 2000 toch eerst en vooral als een tragische figuur: een ontzettend begaafde politicus die ten prooi valt aan ongebreidelde machtshonger en daardoor zijn eigen idealen verkwanselt. Hij neemt zijn toevlucht tot de volksmennerspraktijken, die ook moeiteloos zijn te herkennen bij hedendaagse populisten. In wezen heeft elk volk, elk land, elk tijdsgewricht zijn eigen George Wallaces, mannen die feilloos herkennen waar het wringt en dat vervolgens, soms zelfs ondanks henzelf, zonder scrupules exploiteren.

Name Of The Game

IDFA

‘Hoe kan ik zo in godsnaam een verhaal vertellen?’ zegt filmmaker Havard Bustnes tegen zijn hoofdpersoon Trond Giske. Samen zijn ze in Giske’s auto, met daarachter de door hemzelf rood geverfde campagnecaravan (‘Stem Arbeiderpartiet’), onderweg naar enkele politieke bijeenkomsten in Trøndelag. Trond Giske heeft een half jaar eerder moeten aftreden vanwege een #metoo-schandaal, maar wil daar nog altijd niet over praten. Intussen probeert het kopstuk van de Noorse arbeiderspartij toch een comeback te maken.

Bustnes, die zelf als geluidstechnicus voor deze documentaire fungeert, is daarbij aangesloten met zijn cameraman. Het is een spannende uitgangspositie voor een film: de hoofdpersoon heeft een boodschap die de documentairemaker niet zo nodig hoeft te horen. En die probeert z’n protagonist op zijn beurt ontboezemingen te ontlokken die hij eigenlijk niet wil doen. In Name Of The Game (102 min.) gaan ze ‘samen’ op zoek naar een antwoord op de vraag of Giske zo’n typische cynische politicus is of slachtoffer van de omstandigheden (of zelfs van een lafhartige politieke aanval).

In ‘s mans natuurlijke achterland Trøndelag vindt Bustnes vooral medestanders van de politicus. Zij zijn van mening dat hij rücksichtslos is uitgeschakeld. Tussendoor laat de documentairemaker in deze fascinerende Noorse variant op Weiner, het scandaleuze portret van een Amerikaans congreslid dat wordt betrapt op sexting en daarna zijn comeback hoopt te maken als burgemeester van New York, daarom ook partijgenoten van Giske, medestanders en politieke duiders aan het woord. Zij schetsen de achtergronden van de affaire rond de beroepspoliticus en de vuile oorlog die zich daaromheen (in de media) heeft afgespeeld. Daarbij komt ook de hoofdpersoon niet zonder schade vrij.

Met een persoonlijke voice-over, waarin hij vragen stelt over de kwestie rond Trond Giske en zijn eigen verhouding daartoe, laveert Havard Bustnes door het politieke mijnenveld dat rond de beschuldigingen tegen de politicus – en #metoo in het algemeen – is ontstaan. Zo werkt hij in deze spannende en gelaagde politieke thriller toe naar het moment waarop, voorlopig althans, wordt bepaald of Giske’s politieke carrière ten einde is of een glorieuze doorstart maakt.

Boogie Man: The Lee Atwater Story

Zijn naam blijft voor altijd verbonden aan die van Willie Horton. De zwarte Amerikaan heette in werkelijkheid William Horton, maar Willie klonk nu eenmaal gevaarlijker. Zoals het beleid om weekendverlof te geven aan gedetineerden ook niet afkomstig was van de Democratische gouverneur van Massachusetts Michael Dukakis, maar van één van diens voorgangers, Francis Sargent, een Republikein nota bene.

Voor Lee Atwater (1951-1991), de spin doctor van de Republikein George H. Bush, was dat in 1988 echter helemaal geen beletsel: presidentskandidaat Dukakis werd persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor de roofoverval, gewelddaden en verkrachting die de archetypische boze zwarte man ‘Willie’ pleegde tijdens zijn verlof. ‘Tegen de tijd dat wij klaar zijn’, pochte Atwater toentertijd zonder enige vorm van schaamte, ‘denken mensen dat Willie Horton de running mate van Dukakis is.’

De beruchte racistische campagnespot zou een sleutelrol spelen in de verkiezing van zijn baas tot president van de Verenigde Staten. Hoewel Lee Atwater ook een rol(letje) zou spelen bij andere Republikeinse presidenten zoals Nixon, Reagan en Bush Jr., stellen vrienden, collega’s en opponenten in Boogie Man: The Lee Atwater Story (88 min.) dat hij eigenlijk helemaal geen zwaar doortimmerd conservatief gedachtengoed had. De politieke profi uit South Carolina had maar één ideaal: winnen. Ten koste van alles en iedereen, waaronder hijzelf.

In dat verband bevond de man met ‘the eyes of a killer’ zich voortdurend in goed gezelschap, kerels die nog altijd met liefde en plezier over Atwater vertellen: Ed Rollins (een belangrijke politieke adviseur van het Republikeinse icoon Reagan en tevens de leermeester van Atwater, die hem een mes in zijn rug zou steken), Karl Rove (Atwaters voormalige rechterhand en de mannetjesmaker van George W. Bush) en Roger Stone (Donald Trumps dirty trickster). Om de huidige Republikeinse partij te kunnen begrijpen, is kennis van de persoon, tacticus en straatvechter Lee Atwater eigenlijk onontbeerlijk.

Dit traditioneel opgebouwde portret van Stefan Forbes uit 2008 belicht weliswaar ’s mans getraumatiseerde jeugd, zijn affiliatie met de opper-segregationist Strom Thurmond en die opmerkelijke voorliefde voor de bluesgitaar, maar concentreert zich natuurlijk vooral op het centrale verhaal van Atwaters carrière: de presidentscampagne van ‘88. En daarbij komen zowaar ook Bush’ grote tegenstrever Michael Dukakis en zijn echtgenote Kitty aan het woord. Zij werden voor het leven getekend door de vuile trucs van ‘de Amerikaanse Machiavelli’.

Uiteindelijk zouden de malicieuze aantijgingen ook Lee Atwater zelf inhalen. Een typisch geval van boontje komt om zijn loontje. Toen de spin doctor par excellence als dertiger terminaal ziek werd en toch nog wroeging leek te krijgen, bleek hij zich niet meer los te kunnen maken van zijn eigen creatie: Willie Horton was een toonbeeld geworden van racisme in de Amerikaanse politiek en Atwater ging de herinnering in als de gewetenloze instigator daarvan.

President

Final Cut For real / Henrik Ibsen

Als president Robert Mugabe, die Zimbabwe bijna veertig jaar met ijzeren hand regeerde, in 2017 wordt gedwongen om af te treden, lijkt de weg vrij voor oppositieleider Morgan Tsvangirai. Een kleine vier maanden voor de verkiezingen van 2018 bezwijkt hij echter aan kanker. Zijn positie wordt ingenomen door de veertigjarige advocaat Nelson Chamisa. Hij moet het opnemen tegen vicepresident Emmerson Mnangagwa, een man die tientallen jaren Mugabe’s rechterhand was en met de hand op het hart heeft beloofd dat er eerlijke verkiezingen komen. Nu wel.

Maar of die belofte ook daadwerkelijk garandeert dat de nieuwe President (133 min.) van het Afrikaanse land op een faire manier wordt gekozen? De Deense regisseur Camilla Nielsson sluit aan bij Chamisa’s campagne en kijkt of de democratie in Zimbabwe, die ze eerder al gadesloeg in de boeiende documentaire Democrats (2014), standhoudt als de gemoederen steeds verder verhit raken. Daarbij stuit ze ook heel even op Paul Mangwana en Douglas Mwonzora, de twee juristen die in haar eerdere film namens regeringspartij ZANU-PF en oppositiepartij MDC samen een nieuwe grondwet probeerden te schrijven. Het land lijkt sindsdien niet veel te zijn opgeschoten.

Nielssons observerende documentaire is een Afrikaanse variant op klassieke campagnefilms zoals PrimaryThe War Room of Weiner. President speelt zich alleen niet af in een min of meer stabiele westerse democratie, maar in een land dat al decennia leeft onder het juk van een dictatoriale leider. Dat is voelbaar in elk shot: pogingen om de verkiezingen te manipuleren zijn veel minder subtiel en verhullen ook nauwelijks dat er zo nodig nog veel grovere middelen zullen worden ingezet om het beoogde resultaat te bereiken. De dreiging van geweld, die voortdurend boven de markt hangt, zal uiteindelijk ook daadwerkelijk uitmonden in rellen, waarbij politie en leger zich bepaald niet onbetuigd laten.

Zo toont deze indringende film van zeer dichtbij hoe geschiedenis zowel wordt gemaakt als herhaald en levert die tevens bewijsmateriaal van hoe democratische verkiezingen als dekmantel kunnen worden gebruikt om een autoritair regime te legitimeren.

The Choice 2020

PBS

Park Avenue, New York – Scranton, Pennsylvania

Lastpak – Stotteraar

Patser – Brave borst

Vastgoedman – Senator

Miljonair – Beroepspoliticus

Roy Cohn – John F. Kennedy

Art Of The Deal – Politieke deal(tje)s

Playboy – Familieman

Overspel – Auto-ongeluk

Central Park Five-laster – Plagiaatschandaal

Altijd ontkennen – Excuses aanbieden

Narcist – Mensenmens

Celebrity – Hoge heer

You’re fired – Folks, folks, folks

Provocateur – Mooiprater

Bullebak – Blunderaar

Trophy Wife – Dokter Jill

Grab ‘em by the pussy – Iets te intiem knuffelen

Lefgozer – Opa

Stem van het volk – lid van The Swamp

Richard Nixon  – Barack Obama

Roger Stone/Rudy Giuliani/Mary Trump – Val Biden/Valerie Jarrett/Jill Biden

COVID-ontkenner – Basement Biden

The Donald – Average Joe

Republikeinse president – Democratische vicepresident

Dat is The Choice 2020 (114 min.):

Trump versus Biden

Dinsdag 3 november 2020

Street Fight

PBS

Als Democratische presidentskandidaat lijkt Cory Booker het in de voorverkiezingen van 2020 te gaan afleggen tegen Joe Biden, Elizabeth Warren of Bernie Sanders. De documentaire Street Fight (81 min.) uit 2005 laat echter zien dat de Afro-Amerikaanse outsider nooit helemaal kan worden uitgevlakt.

In deze voor een Oscar genomineerde campagnedocu van Marshall Curry bindt gemeenteraadslid Booker de strijd om het burgemeesterschap van de Amerikaanse stad Newark in New Jersey aan met de gedoodverfde favoriet Sharpe James. Deze eveneens zwarte bulldog is al zestien jaar burgervader, heeft nog nooit een verkiezing verloren en haalt werkelijk alles uit de kast om bij zijn opponent een stok tussen de spaken te steken. Samen strijden ze om de zegen van de verpauperde stad.

De sympathie van de kijker, en maker Curry, ligt automatisch bij de uitdager Booker, die vanaf het begin van de campagne, als nauwelijks iemand in zijn kansen gelooft, wordt gevolgd met de camera. ‘Volgens een oude grap in Newark kan een ‘incumbent’ slechts op twee manieren zijn ambt verlaten: dood of veroordeeld’, stelt Curry die tevens als verteller van deze ‘fly on the wall’-documentaire fungeert. ‘Maar Cory denkt dat hij een andere manier heeft gevonden.’

De filmmaker wordt zelf al snel een personage in zijn eigen film. Team James beschouwt hem als onderdeel van ‘de vijand’ en begint hem ook als zodanig te behandelen. Hij is ‘de Cory Booker-man’. Als Curry niet stopt met filmen, dan nemen ze hem zijn camera af. Desnoods met geweld. Sharpe James’ eigen communicatieadviseur, stiekem gefilmd, kan er niet over uit. De man zal het nog druk krijgen: bij James liggen er nog de nodige lijken in de kast.

Street Fight wordt zo precies het gevecht waar liefhebbers van campagnefilms op hopen: een vuile tweekamp tussen een verfijnde jonge uitdager, op elitescholen klaargestoomd voor een publieke functie, en de gevreesde zwaargewicht, die eraan gewend is geraakt dat hij elke tegenstander kan slopen. Pas als de gong heeft geklonken wordt duidelijk wie de burgemeesterswoning mag betrekken. En wie er liggend op de grond, versuft en bloedend, achterblijft.

Het campagnegevecht tussen Booker en James uit 2002 kan tevens worden gezien als een microversie van de strijd om het hart van zwart Amerika (waarin ene Barack Obama zich dan nog moet gaan mengen). Of een doodgewoon, maar erg vermakelijk moddergevecht, waaruit ook de okselfrisse Cory Booker niet brandschoon lijkt te kunnen komen.

Knock Down The House

Netflix

We hebben een A, we hebben een O, we hebben een C… Ofwel: A.O.C.!

Als je als aanstormend Amerikaans politicus niet eens je achternaam of voornaam hoeft te gebruiken en alleen je initialen al volstaan, dan zou de wereld wel eens helemaal open kunnen liggen. Na FDR, JFK en LBJ is de linkerhelft van de Verenigde Staten op dit moment in elk geval flink in de ban van Alexandria Ocasio-Cortez, kortweg AOC.

Als geen ander vertegenwoordigt zij het Anti-Trumpdeel van de natie. Niet alleen door haar geslacht (vrouw, ik zou bijna zeggen: meisje), leeftijd (eind twintig) en achtergrond (Puerto Rico) overigens. Ook haar ‘GroenLinkse’ ideeën staan haaks op alles wat de huidige president vertegenwoordigt. Ze is wél net zo handig op de sociale media als haar Republikeinse Nemesis, die vooralsnog natuurlijk op geheel eigen wijze het land blijft domineren.

Een jaar geleden heette AOC nog gewoon Sandy. Een eenvoudige serveerster uit The Bronx, zo wil het verhaal, die tegen elke logica in besloot om in 2018 Joe Crowley, de onverslaanbare kandidaat voor het 14e district van New York, uit te dagen in de Democratische voorverkiezingen voor het Amerikaanse congres. Filmmaakster Rachel Lears volgde Ocasio-Cortez tijdens die campagne op de voet. Waarschijnlijk om haar dappere, maar onvermijdelijke nederlaag vast te leggen.

In Knock Down The House (87 min.) wordt AOC vergezeld door drie andere Democratische politica’s: Paula Jean Swearengin, een strijdbare mijnwerkersdochter uit West-Virginia, maakt zich sterk voor goeie banen en tegen milieuvervuiling. De Afro-Amerikaanse verpleegster, dominee en huismoeder Cori Bush werpt zich in de nasleep van de dood van Mike Brown, die in Ferguson door een politiekogel stierf, in Missouri op als een onvervalste Black Lives Matter-kandidaat. En Amy Vilela uit Nevada, een voormalige alleenstaande moeder met bijstandsuitkering, voelt zich door een persoonlijk drama geroepen om te vechten voor betere gezondheidszorg.

Gezamenlijk vormen ze in deze krachtige campagnefilm, naar verluidt de duurst verkochte docu aller tijden, de voorhoede van een anti-establishment beweging. Die meldt zich en masse bij de verkiezingen van 2018, als reactie op zowel Trumps beleid als het opportunisme van de eigen partij-elite. Helemaal spontaan gebeurt dat overigens niet. Achter de schermen werven ‘grass roots’-organisaties zoals Justice Democrats en Brand New Congress actief ‘gewone mensen’ voor een politiek ambt. Die zouden moeten zorgen voor een betere vertegenwoordiging van het veelkleurige Amerika dat zij kennen en waarderen.

De andere drie kandidaten hebben met AOC gemeen dat zij eveneens buitenstaanders zijn (of lijken), een echte uitdagerscampagne voeren en opvallend progressieve politiek voorstaan. Duidelijk is ook dat ze het ‘je ne sais quoi’ missen van Ocasio-Cortez, die eerder al actief was als medewerker van een belangengroepering en politiek activist en door Lears slim als ster van deze film wordt ingezet. Niet zomaar een serveerstertje zogezegd. In publieke optredens laat ze haar hooghartige tegenstander, een vleesgeworden bureaucraat die zich nauwelijks verwaardigt om campagne te voeren in zijn eigen district, bovendien alle hoeken van de kamer zien.

Behalve een tijdsdocument waarin de opkomst van een enorm politiek talent wordt opgetekend – bedenk daarbij dat ook Kennedys carrière ooit begon met een campagnedocu – zit er in Knock Down The House tevens een klein en menselijk verhaal verscholen. Van een jonge vrouw, die ook de donkere kanten van het leven heeft leren kennen en nu simpelweg wil dat haar vader trots op haar is. Dit persoonlijke portret van A!-O!-C!, die zelf ook regelmatig verbaasd lijkt over haar eigen succes, is op natuurlijke wijze ingebed in een enerverend ooggetuigenverslag van de zoveelste poging om de Amerikaanse democratie te revitaliseren.

The War Room


Het is een klassiek geworden scène: de hevig geëmotioneerde campagneleider James Carville spreekt op verkiezingsdag zijn troepen toe. Of Bill Clinton daadwerkelijk president wordt, weet hij dan nog niet. ‘Ik was 33 toen ik voor het eerst naar Washington en New York ging’, stamelt Carville. ‘42 toen ik mijn eerste campagne won. En ik ben dankbaar voor jullie allemaal. Jullie hebben deel uitgemaakt van iets bijzonders in mijn leven.’ Zijn mond trekt, tranen dringen zich op. Niet alleen bij hem. ‘En ik zal nooit vergeten wat jullie hebben gedaan. Bedankt!’

De ‘ragin’ cajun’ Carville en zijn rechterhand, glamourboy George Stephanopoulos, zijn de absolute helden van deze ultieme politieke campagnefilm van de direct cinema-pionier D.A. Pennebaker en zijn partner Chris Hegedus. Hun baas Bill Clinton, die ze slim The Comeback Kid dubden, is hooguit een interessant bijpersonage. Als twee politieke generaals zetten Carville en Stephanopoulos de lijnen uit in The War Room (96 min.), zodat hun kandidaat in 1992 de Republikeinse president George Bush kan verslaan en straks zelf leider van de westerse wereld wordt.

Je zou deze presidentscampagne kunnen zien als het startpunt van de (verdere) verruwing van de Amerikaanse politiek, die uiteindelijk in het reality-tv presidentschap van Donald Trump heeft geresulteerd. Gebruikte gouverneur Clinton een condoom?, wil een journalist bijvoorbeeld weten tijdens de persconferentie van Gennifer Flowers, die claimt jarenlang een affaire te hebben gehad met de presidentskandidaat. Zo ongeveer tegelijkertijd lekt uit dat Bill Clinton in de Vietnam-jaren de dienstplicht zou hebben ontdoken.

Die verhalen zijn volgens James Carville, de vuilgebekte southerner die van zijn hart nooit een moordkuil maakt, allemaal ingestoken door de Republikeinse spin doctor Roger Ailes (die later Fox News zal oprichten en daarmee een jarenlange hetze gaat voeren tegen alles wat links of Democratisch is). Intussen onderhoudt de ‘straight talking’ Carville een relatie met Mary Matalin, de stekelige woordvoerdster van de door hem zo gehate Bush-campagne. Over twee geloven op één kussen gesproken.

Carville en Matalin zijn 25 jaar later nog altijd een koppel. Hun huwelijk heeft de presidentschappen van Clinton, Bush jr. en Obama overleefd. Deze klassieke campagnefilm, die met zijn ongeëvenaarde blik in de machinekamer van een presidentscampagne de standaard heeft gezet voor politieke documentaires, maakte van hen celebrities. Hetzelfde geldt voor de mediagenieke George Stephanopoulos. Hij is al jaren anchor van This Week, het zondagochtendprogramma van de Amerikaanse televisiezender ABC.

In 2008 maakten Hegedus en Pennebaker nog een soort terugblikdocumentaire, The Return Of The War Room, waarin alle hoofdpersonen worden bevraagd over de campagne van ‘92 en hun eigen rol daarin. Dat is geen heel bijzondere exercitie geworden. Op het web is er ook nauwelijks meer iets over te vinden.

Bobby Kennedy For President

Netflix

Een dramatischer gegeven is, zeker achteraf bezien, nauwelijks voorstelbaar. 4 April 1968. De Democratische presidentskandidaat Robert Kennedy moet zijn gehoor tijdens een campagnebijeenkomst in Indianapolis vertellen dat enkele uren eerder de burgerrechtenleider Martin Luther King is vermoord. Het wordt zijn beste speech. Al improviserend weet Bobby enkele troostende woorden van de Griekse dichter Aeschylus te vinden, die een halve eeuw nog altijd nazinderen. Ook omdat de gedoodverfde Amerikaanse president zelf slechts twee maanden later, op de fatale woensdag 5 juni, eveneens ten prooi zal vallen aan een eenzame schutter. En als klap op de vuurpijl wordt de omstreden Republikein Richard Nixon, een aartsvijand van de Kennedys, president van de Verenigde Staten.

Vijftig jaar na dato belicht de documentaireserie Bobby Kennedy For President (246 min.) de derde zoon van de politieke dynastie die vader Joe Kennedy probeerde te stichten. De eerste, Joe Junior, had president moeten worden, maar sneuvelde in de Tweede Wereldoorlog. Nummer twee, John, werd daadwerkelijk president, maar stierf op 22 november 1963 bij een aanslag door de ultieme ‘lone gunman’ Lee Harvey Oswald (of was ook hij niet meer dan een zondebok voor een uitgebreide samenzwering, de verdenking die boven zo’n beetje alle politieke moorden van de sixties hangt?). Zoon vier tenslotte, Edward, vergooide zijn kansen op dat presidentschap met een geruchtmakend ongeluk, waarbij een onbekende vrouw de dood vond, en moest zich tevreden stellen met een heldenrol als linkse leeuw in de Amerikaanse senaat.

En Robert F. Kennedy, kortweg RFK, zou dus ook geen president worden. Regisseur Dawn Porter concentreert zich in deze serie volledig op diens politieke carrière en brengt zijn transformatie van rijkeluiszoontje, dat als jong strebertje begon bij de foute communistenjager Joe McCarthy en later minister van justitie werd onder zijn broer John, naar sociaal bewogen icoon van Links Amerika overtuigend in kaart. Bobby was vóór de armen en tégen Vietnam, zogezegd. Porter laat vooral het overvloedige archiefmateriaal spreken en lardeert dat met quotes van bronnen als burgerrechtenactivist John Lewis, zanger Harry Belafonte, vakbondsvrouw Dolores Huerta en een handvol persoonlijke medewerkers van Kennedy. Stuk voor stuk zijn ze de hoofdpersoon nog altijd goedgezind, waardoor dit portret soms de contouren van een hagiografie krijgt.

Intussen blijft de gewone Bobby (telg van een hyperambitieuze familie, broer van een vermoorde president en vader van maar liefst elf kinderen) grotendeels buiten beeld. Ook omdat er geen directe familieleden participeren in deze serie. In deel 1, dat eindigt met de uitvaart van JFK, schetst Porter de aanloop naar Kennedys loopbaan als zelfstandige politieke kandidaat, die in de navolgende twee afleveringen wordt uitgediept. Culminerend in zijn overwinningsspeech bij de voorverkiezingen in Californië, waarna hij onder vuur wordt genomen door een eenzaat met een geweer en op 42-jarige leeftijd al Bobbys dromen definitief vervliegen. De afsluitende episode richt zich tenslotte op het proces tegen RFK’s eenzame schutter Sirhan Sirhan, waarbij ook diens broer Munir aan het woord komt, en maakt de balans op van Kennedys veelbewogen leven, dat getuige deze doortimmerde serie nog altijd veel emoties losmaakt.

Een veel persoonlijker perspectief op Robert Kennedy en vooral zijn echtgenote is te zien in het aangrijpende Ethel uit 2012, een film van de jongste dochter van Bobby en Ethel, Rory Kennedy, die bijna een half jaar na zijn dood werd geboren.

De documentaire RFK Must Die: The Assassination Of Robert Kennedy uit 2007 richt zich op moordenaar Sirhan Sirhan en het mogelijke complot waarbij hij betrokken zou zijn geweest.

OnsBelang

AVROTROS

In de aanloop naar gemeenteraadsverkiezingen weerklinkt steevast kritiek op de nationale media en politici, die lokale verkiezingen altijd weer laten overschaduwen door landelijke thema’s. Dit jaar is het niet anders. Het blijft ook verduiveld lastig: hoe maak je plaatselijke onderwerpen toegankelijk én interessant voor mensen uit andere delen van het land? De driedelige documentaireserie OnsBelang (105 min.) van Simone Timmer en Sander ‘t Sas, die afgelopen donderdag is gestart op NPO2, waagt een serieuze poging en slaagt wonderwel.

Dat heeft alles te maken met de insteek en vorm die de filmmakers kiezen. Ze richten zich volledig op vertegenwoordigers van lokale partijen, mensen die met hun poten in de politieke modder staan, en leggen daarbij voortdurend de verbinding tussen hun persoonlijke leven en de politieke thema’s waarmee zij zich bezighouden. Zo maakt boer Wim van der Zanden van BALANS Boxtel, die voor zijn inwonende dementerende vader moet zorgen, zich bijvoorbeeld druk om het geld dat zijn gemeente besteedt aan mantelzorg. Je voelt zijn persoonlijke motivatie en betrokkenheid bij het onderwerp.

Kees Dijkstra, de no-nonsense conciërge van een middelbare school, is voor het eerst kandidaat voor de gemeenteraad en hoopt dat hij als vertegenwoordiger van de plaatselijke partij LEF! de raadsvergaderingen in Emmen wat minder saai en ambtelijk kan maken. Voor oudgediende Martin Stoelinga, het prototype man met snor, zou het wel eens de laatste keer kunnen zijn dat hij campagne gaat voeren. De lijsttrekker van Onafhankelijk Delft heeft kanker. Kunnen die verkiezingsposters over dat het met hen wel snor zit dan nog wel? Toch blijven Stoelinga en zijn mederaadslid Jolanda Gaal onvermoeibaar opkomen voor de belangen van hun achterban. ‘Ze noemen ons ook wel eens gekscherend de Tegenpartij’, zeggen ze in het platte Haags waarvan ook menig Van Kooten en de Bie-typetje zich bediende. ‘Want wij zijn vaak tegen.’

Ook landelijke thema’s sijpelen natuurlijk door naar de uithoeken van Nederland. In Naaldwijk bestaat bijvoorbeeld nog een lokale afdeling van de Lijst Pim Fortuyn en die maakt zich druk om asielzoekers. Statushouders, in vaktaal. Dat klinkt misschien rechts, maar is volgens Dave van der Meer, lijsttrekker van LPF Westland, gewoon realistisch. ‘Je mag ook best eens voor je eigen mensen kiezen.’ Trots ontvangt de bloemenhandelaar Forum Voor Democratie-kopstuk Theo Hiddema. Bij de LPR in Roermond hebben ze hun eigen landelijk bekende celebrity: voormalig VVD-wethouder Jos van Rey. Hoewel die werd veroordeeld vanwege corruptie. blijft fractievoorzitter Dré Peters, volgens eigen zeggen een echte straatvechter, echter vierkant achter hem staan. Intussen verzuren en verharden de verhoudingen in het Roermondse gemeentehuis zienderogen.

Via lokale situaties en onderwerpen maakt OnsBelang zo de balans op in Politiek Nederland, een land waar anno 2018 betrokkenheid, goede bedoelingen en idealen nog altijd voortdurend de strijd aangaan met cliëntelisme, bureaucratie en opportunisme. En hoewel de serie zich vooral richt op politici van oppositiepartijen, die soms een behoorlijk hoog beste-stuurlui-aan-wal gehalte hebben, blijven Timmer en ’t Sas weg van ironie en effectbejag. Het chic ogende drieluik doet soms zelfs een beetje denken aan Schuldig, een documentaireserie die er eveneens in slaagde om belangrijke maatschappelijke thema’s terug te brengen tot menselijke proporties.

Onze Manier Van Leven

onzemanier

 

Had de documentaire Onze Manier Van Leven (90 min.), over de verkiezingscampagne van de omstreden politieke beweging DENK, niet wat kritische vragen kunnen gebruiken? vroeg ik me af tijdens het bekijken van de film, waarin maker Jack Janssen zich veelal beperkt tot de rol van vlieg op de muur. Had hij het onafscheidelijke DENK-duo Tunahan Kuzu en Selcuk Öztürk niet gewoon moeten belagen met vlijmscherpe vragen over de Armeense genocide, hun verhouding tot de Turkse president Erdogan en de manier waarop ze andere Turks-Nederlandse politici aan de schandpaal te nagelen?

Pas als Sylvana Simons, volgens Kuzu als ‘een dief in de nacht’, is vertrokken, meldt Janssen zich met zijn eerste en weinig kritische vragen en krijgt de DENK-leider vervolgens ook nog de kans om zijn eigen verhaal te doen en haar van ‘backstabbing’ te beschuldigen. Ook in het navolgende gesprek met diens kompaan Öztürk bijt de interviewer niet door, zodat DENKs frame dat Simons en haar campagneleider uit puur opportunisme zijn vertrokken de overhand blijft houden.

Het plotselinge vertrek van Simons zie je als kijker helemaal niet aankomen, alle interne strubbelingen zijn netjes buiten beeld gehouden. Net als in die andere Nederlandse campagnedocu Jessekrijgen de hoofdpersonen van Onze Manier Van Leven daarnaast wel erg veel ruimte voor window dressing en toneelstukjes voor de camera. Het is alsof ook Jack Janssen zelf dat tijdens het maken van de film door begon te krijgen. Gaandeweg, als de Tweede Kamer-verkiezingen in zicht komen, grijpt hij steeds vaker en scherper in en wint de film aan spanning.

Dat ook kritisch doorvragen (en door en door en door) niet zaligmakend hoeft te zijn, bewijst overigens één van de eerste scènes van deze onderhoudende documentaire als een net iets te scoringsbeluste Powned-journaliste Kuzu blijft achtervolgen met steeds weer dezelfde vraag. ‘Bent u het eens met de uitspraken van Erdogan dat Nederlanders fascisten en nazi’s zijn? Ja of nee?’ Waarna de DENK-leider zich comfortabel kan terugtrekken in zijn positie van onheus bejegende politicus, die hem en zijn partij later bij de verkiezingen geen windeieren zal leggen.

Toch zijn het juist zulke confrontaties waaraan deze film zijn meerwaarde ontleent. Janssen brengt het speelveld waarop DENK zich beweegt, van stekelige twistgesprekken met collega-politici en journalisten tot de verplichte bezoeken aan lokale afdelingen en buurthuizen, van heel dichtbij in kaart en dringt zo bezien wel degelijk door tot de kern van een nieuwe en omstreden politieke beweging en de multiculturele gemeenschap die daarachter schuilgaat.

Weiner


Zou Anthony Weiner zich nog schuldig hebben gevoeld na de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten? Het waren immers e-mails die werden aangetroffen op zijn laptop, die ervoor zorgden dat het FBI-onderzoek naar Trumps Democratische tegenstander Hillary Clinton vlak voor de verkiezingen werd heropend. Weiner (spreek uit: wiener, oftewel: pik) zou Trump dus wel eens het presidentschap kunnen hebben bezorgd.

Er is overigens wel meer waarover het voormalige congreslid zich schuldig zou kunnen voelen. De documentaire Weiner (96 min.) uit 2016 volgt hem tijdens zijn tot mislukken gedoemde campagne voor het burgemeesterschap van New York. Dan heeft hij al een geruchtmakend sextingschandaal en vertrek met de – laten we zeggen – staart tussen de benen uit het Amerikaanse congres achter de rug.

Weiner, een linkse stokebrand die zijn keel regelmatig stuk heeft geschreeuwd naar Republikeinse opponenten, bleek foto’s van zijn – sorry, ik kan het niet laten – wiener te hebben doorgestuurd naar andere vrouwen. Terwijl hij toch echt netjes was getrouwd met Huma Abedin, de bevallige rechterhand van Hillary Clinton en alleen daarom al een van de machtigste vrouwen van Amerika.

Welnu, die Weiner (als in: lul) bezint zich na een korte bezinningsperiode op een politieke comeback. Zijn campagne voor het burgemeesterschap begint met het soort publieke boetedoening dat je van Amerikaanse politici verwacht, waarna hij weer vol goede moed ten strijde strekt voor een betere Big Apple. Met Huma, zoals mag worden verwacht van de vrouw van een Amerikaanse politicus, als representatieve steun en toeverlaat aan zijn zijde.

En dan – je voelt ’m vast al aankomen – duurt het natuurlijk niet lang voordat er weer stront aan de knikker is. Josh Kriegman en Elyse Steinberg tekenen de afwisselend kolderieke, gênante en pijnlijke taferelen als een vlieg op de muur op. In een politieke documentaire in de allerbeste War Room-traditie, de legendarische film uit 1993 over de eerste presidentscampagne van Bill Clinton, wordt de politieke opportunist Weiner genadeloos afgeschminkt.

Kriegman werkte overigens een tijdje voor Anthony Weiner voordat hij aan deze cinema verité-documentaire over hem begon. Als die film niet zo vernietigend was uitgevallen, was daarover wellicht een Jesse-achtige discussie losgebarsten. Nu konden potentiële critici gewoon tevreden met de armen over elkaar toekijken hoe Weiner zich en plein publique in de politieke afgrond stortte – en Huma, en vervolgens ook Hillary, achter zich aan trok.

Jesse


Het is bon ton om nu te roepen dat Jesse (53 min.) tegenvalt, alle commotie niet waard was. Nadat eerst Jan en alleman een mening had over het wel of niet uitzenden van de documentaire, die is gemaakt door een filmmaker die enkele maanden werkte voor de campagne van GroenLinks (waarvan ikzelf ooit overigens – disclaimer! – een tijdje actief lid was) .

Die kritiek komt niet onverwacht. Na zoveel ophef kan de film alleen maar tegenvallen. Zoals Jesse zelf ook alleen maar van zijn voetstuk kan donderen als je je hem voorstelt als de Jessias. Nee, Joey Boink gaat er natuurlijk niet met gestrekt been in. Hij volgt en spreekt ‘zijn’ politieke leider gewoon tijdens een verkiezingscampagne die grotendeels crescendo verliep.

Jesse ontbeert dan ook de dramatische plotpoints en cliffhangers die grootse campagnefilms als The War Room, A Perfect Candidate en Weiner tot zo’n meeslepend kijkspel maken. Er is natuurlijk wel groot menselijk drama: het plotselinge overlijden van Klavers moeder, dat de politiek leider van GroenLinks verweesd achterlaat in zijn ouderlijk huis.

Joey Boinks film opent daarnaast wel degelijk de groenrode deur van de volledig rond Jesse gecentreerde campagne, waarbij politiek is verworden tot een spel om de macht en aandacht. Bij GroenLinks, maar ook bij andere partijen én de media, zoals bijvoorbeeld wordt geïllustreerd met een typisch ‘hit piece’ over Klaver in De Telegraaf, nét voor de verkiezingen.

‘Wat een kutvak heb ik toch eigenlijk’, verzucht Jesse in de kleedkamer voor het veelbesproken RTL-debat. Je weet dat hij ’t niet meent. In die zin zijn de boksjes die hij uitwisselt met zijn medewerkers na een geslaagd debat of televisie-optreden treffender; weer een overwinning behaald, zeggen ze daarmee tegen elkaar. Op naar de volgende.

Ook het contrast tussen Klavers privé- en publieke reactie op de uitslag van die verkiezingen is treffend. Zodra hij in eigen kring de eerste prognose van 16 zetels hoort, valt hem die zichtbaar tegen. Even later, als daar nog eens twee zetels vanaf zijn gegaan, opereert hij op de officiële verkiezingsbijeenkomst niettemin als voorzitter van de feestcommissie.

Politiek als zorgvuldig georkestreerd schouwspel, waarin iedereen ontzettend rolvast blijkt (al zou CDA-lijsttrekker Sybrand Buma tijdens debatten vast net zo grappig willen zijn als backstage) en waarbij het gordijn slechts zelden helemaal wordt geopend. Toch laat GroenLinks’ politieke apparaat in deze alleraardigste campagnedocumentaire, voor een deel onbedoeld, wel degelijk in zijn machinekamer kijken.