What They Found In Bergen-Belsen

EO

Ze zeiden er volgens de Britse sergeant Bill Lawrie geen woord over tegen elkaar toen ze eenmaal in hun bed lagen. De medewerkers van de Army Film and Photographic Unit waren die dag in het concentratiekamp Bergen-Belsen geconfronteerd met het ergste wat de mens kan aanrichten en overkomen.

‘Het waren geen mensen meer, maar wat er nog over was van mensen’, vertelde Lawrie later over die dag in april 1945 aan filmconservator Kay Gladstone, die medewerkers van de eenheid interviewde voor het Imperial War Museum in Londen. ‘Lege hulzen’, zoekt hij naar de juiste woorden. ‘Helemaal dood. Er was complete hopeloosheid. Wanhoop. Alsof het einde was gekomen en niemand daar nog iets aan kon doen. En ik denk dat niemand van ons zich realiseerde wat er met ons gebeurde.’

‘Er waren wachttorens in het kamp’, herinnert Lawries collega Mike Lewis, die zelf van Joodse afkomst was, zich de volgende dag. ‘Ik klom erin, om beelden te maken. Het was een andere planeet, een andere aarde, een hel. Hoewel ik al verschrikkelijke dingen had gezien tijdens de oorlog, kon ik me niet voorstellen dat mensen elkaar zo konden behandelen.’ Intussen zijn de beelden te zien die Lawrie, Lewis en hun collega’s destijds maakten van What They Found In Bergen-Belsen (37 min.).

Als cameramensen moesten ze emotionele afstand proberen te bewaren, vertellen ze als die oorlog allang tot de geschiedenis behoort. Anders was het werk ondraaglijk. En het hielp dat ze zich achter een zoeker konden verbergen. Om vast te leggen wat er zich daar, in dat hellehol van nazi-Duitsland, had voltrokken. Bewijsmateriaal. Zwart-witte 35mm-beelden, zonder geluid. Met commentaar erbij van hen, de makers. Over dat ze elke dag, na de opnames, moesten worden ontluisd bijvoorbeeld.

En dan verstommen ook Lewis en Lawrie en mogen de gruwelijke beelden van Bergen-Belsen even voor zichzelf spreken. In doodse stilte. Hun boodschap, door samensteller Sam Mendes vervat in een sober document zonder enige franje, is tachtig jaar later nog altijd met geen mogelijkheid te negeren.

De Thuiskomst

Doxy

‘Toen God naar de hemel was verwezen’ constateert Jos de Putter halverwege zijn documentaire-essay De Thuiskomst (50 min.), ‘nam de mens zijn plek in op aarde. En die mens maakte vervolgens van God een wetenschapper. Waar hij zich dan weer aan kon spiegelen.’

Het is een logische stap in zijn betoog over hoe de mens stelselmatig heeft gestolen van de aarde. Hijzelf niet in het minst: De Putter rekende uit dat hij in de afgelopen dertig jaar als filmmaker zo’n 21 keer de aarde rond heeft gereisd. Is de kracht van die films – van z’n debuut Het Is Een Schone Dag Geweest (1992), over het boerenbedrijf van zijn ouders, tot pak ‘m beet A Way 2 B (2022), een vlammende hybride van docu en dans – voldoende om zijn eigen ecologische voetafdruk te verantwoorden?

Voor een film over dit onderwerp is in elk geval een andere benadering nodig. Indachtig de filosoof Walter Benjamin wil De Putter ditmaal niet als reiziger, die allerlei avonturen beleeft, zijn verhaal vertellen, maar als een boer die de wisselende seizoenen meemaakt. Hij neemt zich voor om nu niet te reizen en elders in de wereld verhalen op te halen, maar om gebruik te maken van de verhalen die hij eerder heeft verteld of de korte films van anderen, die hij heeft geproduceerd. Een recycle-docu, zogezegd.

Vanuit alle uithoeken van de wereld – van Brazilië en Nieuw-Zeeland tot Mexico en Nepal – tekent De Putter zo de verstoorde relatie tussen de mens en de aarde op. Én hij breekt de belofte aan zichzelf en reist toch, per trein, naar Londen. Voor een gesprek met de Britse auteur Karen Armstrong. In Sacred Nature onderzoekt zij de invloed van religie op onze houding tegenover de wereld. De moderne mens is z’n heilige ontzag voor de natuur kwijt en ziet de aarde simpelweg als een soort decor voor zijn eigen leven.

Volgens Armstrong moet de mens God terugroepen uit de hemel en het Goddelijke in de wereld om hem heen weer te gaan zien. Dat gaat alleen bepaald niet vanzelf. Jos de Putter illustreert dit met oude afleveringen van het VPRO-programma Diogenes, videobrieven voor De Correspondent en fragmenten uit recente documentaires zoals I Am The River, The River Is Me en Schone Bergen. De microverhalen die daarin worden verteld krijgen daarmee een nieuwe plek in een groter, persoonlijk ingestoken narratief.

Over de ontheiliging van de aarde, die nodig zijn Goddelijke dimensie terug moet krijgen.

Fiore Mio

Vedette Film

Behalve schrijver van bestsellers zoals De Acht Bergen (Le Otto Montagne), in 2022 verfilmd door Felix van Groeningen en Charlotte Vandermeersch, is Paolo Cognetti ook filmmaker. In de documentaire Fiore Mio (Engelse titel: A Flower of Mine, 79 min.) zoekt hij opnieuw de bergen op. Cognetti fungeert bovendien zelf als hoofdpersoon in deze heilzame roadmovie, waarvoor hij rondtrekt op de Alpentop Monte Rosa.

Samen met zijn hond Laki belandt hij uiteindelijk bij Rifugio Mezzalama, een bergherberg die ruim drieduizend meter boven zeeniveau ligt, vanwaar hij met de jonge uitbaatster langs imposante rotspartijen, helblauwe meren en besneeuwde bergtoppen wandelt en mijmert over de verschillende afslagen die het leven kan nemen, de ontzagwekkende wereld voor hun ogen en hoe die wordt bedreigd door klimaatverandering.

Daar is Cognetti’s reis in zekere zin ook begonnen: bij de droogte waarmee hij ook in zijn eigen huis in Estoul kampt. Vandaar trekken hij en zijn trouwe viervoeter door het bergmassief en gaan in gesprek met de mensen die ze onderweg ontmoeten: een oude jeugdvriend, een voormalige sjerpa uit Tibet en een berggids op leeftijd bijvoorbeeld. Gesprekken over oud hout, de herfstblues en – natuurlijk – zorgen over de aarde.

Marta Squinobal, die met haar familie de veganistische Orestes Hütte uitbaat en tegelijkertijd yogatrainingen verzorgt, is bijvoorbeeld ontzet over hoe de mens met zijn leefomgeving omgaat, maar gelooft tegelijk dat de wereld ’t wel overleeft. ‘Als de natuur uiteindelijk zegt: ‘ik heb er genoeg van’, dan neemt ze gewoon afscheid van ons of laat slechts een klein deel van ons in leven’, zegt ze. ‘En daarna gaat ze vrolijk verder.’

Cameraman Ruben Impens, die ook verantwoordelijk was voor de cinematografie van Le Otto Montagne, tekent Cognetti’s gesprekken sfeervol op, maar gaat zich natuurlijk vooral te buiten aan de natuurpracht van Monte Rosa. Het kalme en sfeervolle Fiore Mio wordt zo, letterlijk en figuurlijk, een film van fraaie vergezichten. En een pleidooi om de wereld, zoals die er al lang voor de komst van de mens was, een beetje in ere te houden.

De Eeuw Van Simeon ten Holt

Cinema Delicatessen

‘De bunker’ beschikte begin jaren vijftig niet over gas, water of licht en zou oorspronkelijk ook alleen dienst doen als studio. Op een gegeven moment trok Simeon ter Holt (1923-2012) er toch maar gewoon in. De componist zou uiteindelijk een jaar of tien wonen in het basale huisje in zijn geboorteplaats Bergen. Met een olielamp, petroleumstel en een emmer water met soeplepel hield hij zichzelf in leven – en aan het werk. ‘Hij speelde natuurlijk heel veel piano, ook als ik er was’, vertelt Ten Holts dochter Marijn, die toentertijd doordeweeks bij haar moeder woonde, bij de bunker van haar grote held. Even later: ‘Hij heeft zich er altijd over verwonderd dat ie kinderen had.’

Want haar vader was een vakidioot, een einzelgänger én één van de grootste Nederlandse componisten van de twintigste eeuw. Een man die met zijn pièce de résistance Canto Ostinato tot menig muziekhart is doorgedrongen. Daar begint de documentaire De Eeuw Van Simeon ten Holt (79 min.) van Paul Hegeman dus ook. Bij hoe ‘t is om Ten Holts composities te spelen en te beleven. Met een serie quotes van zijn dochter, enkele (oud-)geliefden en de musici en gezelschappen die zijn werk (nog altijd) uitvoeren, aangevuld met registraties van de klassieker. Canto Ostinato bracht hem weliswaar naar een groot publiek, maar hing soms ook als een molensteen om z’n nek.

Hegeman valt in deze film met de deur in huis en kiest er niet voor om zijn protagonist eerst uitgebreid te introduceren en vervolgens (chrono)logisch zijn carrière door te lopen. Dit postume portret heeft daarmee een behoorlijk hoog instapniveau; wie nog niet bekend is met Simeon ten Holt heeft enige tijd – en doorzettingsvermogen – nodig om alsnog vat op de man en zijn oeuvre te krijgen. Ten Holts muziek fungeert daarbij als postiljon d’amour. Via zijn werk worden ook de mens en de vakman ontsloten. ‘Ik ben een procesbewaker’, zei hij daar zelf over. ‘Ik ben dus ook geen maker van muziek. Ik ben eigenlijk het werktuig dat dienstbaar is aan het ontstaan van het stuk zelf.’

De Eeuw Van Simeon is verder tamelijk anekdotisch en fragmentarisch. Afzonderlijke herinneringen van verschillende mensen uit Ten Holts leven, enkele quotes uit interviews met de componist zelf en hedendaagse uitvoeringen van zijn werk vormen samen een losvast geheel, waaruit zowel de man als zijn levens- en muzikale filosofie zijn te destilleren. Vanuit de gedachte dat Simeon ten Holt zelf dan misschien niet onsterfelijk is gebleken, maar de muziek die hij heeft nagelaten vooralsnog wel.

Agent Of Hapiness

Dogwoof

‘Hoe gelukkig bent u, naar uw mening, op een schaal van nul tot en met tien?’ vraagt Amber Kumar Gurung, in zijn hoedanigheid van Agent Of Hapiness (90 min.), namens de Bhutanese overheid aan een jonge man die in een dorp in het Himalaya-gebergte hout staat te hakken. ‘Ik ben op dit moment gelukkig omdat ik nu in mijn dorp ben’, antwoordt die. Hij is blij dat ie terug is van enkele jaren studeren in de stad. ‘Hier in mijn dorp heb ik het gevoel dat ik begrijp wat het ware geluk is.’

Op de geluksindex – waarop cijfers zijn ingevuld voor de topics woede, aantal ezels, vergevingsgezindheid, saamhorigheidsgevoel en tevredenheid – scoort de geënquêteerde uiteindelijk een geluksniveau van negen. ‘Dat was een gelukkig man’, constateren Amber en zijn collega Guna Raj Kuikel als ze wegrijden uit het dorp, op weg naar nieuwe inwoners om te bevragen. Samen met 73 andere ‘geluksagenten’ zijn de twee door de koning van Bhutan op pad gestuurd om het ‘Bruto Nationaal Geluk’ vast te stellen. Zodat dit daarna met gericht beleid kan worden verhoogd.

De enquêteurs hebben 148 vragen meegekregen, in negen verschillende categorieën. Vragen als hoe bang of jaloers bent u op een schaal van nul tot tien?. Maar ook: hebt u een trekker, grondfrees of geit? Trouw noteren Amber en Guna alle antwoorden. Of ze zo daadwerkelijk een beeld krijgen van hoe gelukkig hun landgenoten zijn, blijft de vraag. Ze krijgen in elk geval heel persoonlijke verhalen te horen. Van een man die 108 gebedsvlaggen heeft geplant voor zijn overleden vrouw bijvoorbeeld. Het zorgelijke meisje, met een moeder die te veel drinkt. Of de transvrouw die optreedt in een bar.

Ze ontmoeten ook een rijke boer met drie vrouwen. Hij schat z’n eigen geluk in op tien. ‘Hoe gelukkig is uw eerste vrouw?’ vraagt Amber het viertal. ‘Als ze niet volkomen gelukkig was, zouden we niet zo samenleven’, antwoordt hij direct. ’Ze is gelukkig, want zelfs al ben ik niet mooi en zij niet knap, ik zal altijd voor haar zorgen.’ De vrouwen doen er verder het zwijgen toe. Als hun echtgenoot uit de buurt is, komen ze echter los. ’Als we goed voor hem zijn, is hij geweldig. En anders is hij verschrikkelijk.’ Samen zijn ze ’t overigens wel goed eens. ‘Wij drieën hebben het geluk bij elkaar gevonden.’

Intussen heeft Amber Kumar Gurung zelf ook geluksissues in deze fijne kalme film van Arun Bhattarai en Dorottya Zurbó. Hij is inmiddels boven de veertig, maar woont nog altijd bij zijn oude, fragiele moeder. Hoog tijd om spijkers met koppen te slaan tijdens het daten. Amber heeft alleen één duidelijk minpunt: hij is z’n staatsburgerschap kwijt. Na een etnisch conflict in Bhutan is hem dat in de jaren negentig ontnomen, als kind van twee. Hij realiseert zich dat hij daardoor geen goed huwelijksmateriaal is. Als Amber een jonge vrouw ontmoet, hapt hij dan ook veel te gretig toe.

Via de aandoenlijke enquêteur en de gewone inwoners die hij in alle uithoeken van Bhutan ondervraagt, tekenen Bhattarai en Zurbó het leven op in het fraaie en uitgestrekte ‘Land van de Donderdraak’. De meeste Bhutanezen moeten met weinig genoegen nemen en proberen desondanks, ieder op z’n eigen manier, het geluk te vinden. En de Koning houdt in de gaten of dat een beetje wil lukken.

Trapped

DR Sales

‘What the fuck!’ roept duiker Nico van Heerden.

‘Wat is er?’ reageert zijn duikbegeleider. ‘Oh, je hebt er één gevonden, hè? In de doorgang of niet? Begrepen.’

Dan volgt echter een daverende verrassing. ‘Ik heb een levend iemand gevonden!’ meldt Nico verbouwereerd. ‘Fuck, dat is wel het laatste wat ik verwachtte’, antwoordt z’n begeleider. Even later komt die overlevende zowaar ook in beeld, via Nico’s camera. Het is een verbijsterend tafereel: Harrison Okene, de kok van de sleepboot Jascon 4, zit ontredderd voor de camera. In zijn onderbroek. Zijn boot is drie dagen eerder gekapseisd nabij Nigeria en ondersteboven in de Atlantische Oceaan terecht gekomen. De voltallige crew van twaalf bemanningsleden zou daarbij zijn verdronken. Dat was tenminste het uitgangspunt waarmee de duikerscrew aan het werk is gezet: berg de stoffelijke overschotten van de ramp op 26 mei 2013, zodat hun familieleden netjes afscheid van hen kunnen nemen.

Kijkers van de documentaire Trapped (79 min.), die dan zo’n 45 minuten onderweg is, hebben in de openingsscène direct kennisgemaakt met Harrison. Het is voor hen dus niet de vraag óf hij de scheepsramp heeft overleefd, maar hóe. Die vraag drijft deze enerverende film. Nadat hij de overlevende heeft geïntroduceerd stelt regisseur Lasse Spang Olsen het duikteam voor dat dik honderd kilometer verderop aan het werk was aan een pijplijn en van daaruit naar het wrak van de Jascon 4 is afgereisd voor wat een deprimerende missie leek te worden. Gezamenlijk reconstrueren zij nu de heroïsche reddingsactie. Die brengt een schier onmogelijke opdracht met zich mee: hoe krijgen ze de kok, die al 62 uur nabij de zeebodem bivakkeert en zich had opgemaakt voor een langzame en pijnlijke dood, weer heelhuids boven water?

Want in tegenstelling tot Nico en zijn collega-duikers heeft Harrison natuurlijk geen ‘umbilical, een soort navelstreng die zorgt voor warmte, licht en zuurstof en waarmee ook kan worden gecommuniceerd. Hij kan dus niet zomaar naar de oppervlakte worden gebracht. Dat zou hij niet overleven. Spang Olsen begeleidt de hachelijke onderneming om Harrison in veiligheid te brengen met een slimme combinatie van onderwaterreconstructies en authentieke beelden van de redding en de radiocommunicatie daarover. Trapped begeeft zich daarmee in hetzelfde water als Last Breath en The Rescue, films die met zowel de redders als de door hen geredden een heldenverhaal maken van een onwaarschijnlijke hulpactie op zee. Alsof het huzarenstukje voor het oog van de camera nogmaals wordt geleverd.

Anne Frank: Parallel Stories

Netflix

‘Hoe kunnen mensen zo onmenselijk worden?’ vraagt @KaterinaKat zich in een Instagram-post af bij een foto van Anne Frank en haar oudere zus Margot. ‘Ik kan me de wreedheid niet voorstellen.’ De coole tiener, die per trein heel Europa doorreist en de rouwplekken van de Holocaust bezoekt, plaatst er de hashtags #courage en #endurance bij.

Het fictieve personage Katerina, een rol van de Italiaanse actrice Martina Gatti, heeft duidelijk een educatieve functie. Ze wordt in Anne Frank: Parallel Stories (94 min.) op een nogal opzichtige manier ingezet om hedendaagse jongeren bij de tragedie van Anne te betrekken. Waarbij het de vraag is of dat werkelijk nodig is bij zo’n iconisch verhaal, dat onverminderd tot de verbeelding spreekt.

Ook omdat de filmmakers Sabina Fideli en Anna Migotto nóg een belangrijke ingreep doen: ze introduceren de Britse actrice Helen Mirren als alomtegenwoordige verteller. Vanuit een replica van Het Achterhuis vertelt zij Anne Franks levensverhaal, leest met het nodige drama voor uit haar dagboek en schetst de maatschappelijke ontwikkelingen die zich ondertussen voordoen.

Mirren introduceert tevens vijf overlevenden, die net zoals Anne als kind in de vernietigingskampen zijn beland en nu vanuit hun eigen ervaring iets kunnen vertellen over wat het Joodse meisje moet hebben gedacht en ervaren. Hun persoonlijke getuigenissen – en de gedachten daarbij van hun (klein)kinderen – worden van context voorzien door historici en WOII-deskundigen.

Het geheel maakt uiteindelijk een tamelijk onevenwichtige en enigszins gekunstelde indruk. De tragische verwikkelingen rond Anne Frank en haar lotgenoten, tot leven gewekt met foto’s en beelden die zich in je ziel blijven etsen, raken weliswaar nooit sleets en zijn als zodanig dan ook nauwelijks te ‘verpesten’, maar dreigen hier soms te verzuipen in de erg geconstrueerde vertelling.

‘Lieve Anne, ik was ontdaan van je hoopvolle dagboek’, schrijft @KaterinaKat voordat ze met haar telefoon een foto neemt van Eduardo Kobra’s gigantische Anne Frank-graffiti op de NDSM-werf in Amsterdam. ‘Maar het herinnert me eraan om nooit op te geven.’ Om te benadrukken dat dit een actuele boodschap blijft, zet ze er de hashtags #donotlookaway en #noprejudices bij.

The Mountain Path

One Mind Productions

Ze vormen een perfecte stip aan de horizon voor alles en iedereen die aan de hectiek van de westerse wereld wil ontsnappen. In het Chinese Zhongnan-gebergte leeft een handvol boeddhistische monniken. Deze eenzaten leiden een zeer eenvoudig kluizenaarsbestaan, zonder enige vorm van luxe en (vrijwel) alleen. Ze proberen volledig zen te worden – of lijken het simpelweg al te zijn.

De overtuigde asceten oefenen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op de Amerikaanse filmmaker Edward A. Burger. Een kleine twintig jaar geleden trok hij op z’n 23e naar China om de taal te leren, zo’n oude kluizenaar in de bergen te vinden en zen van hem te leren. Toen stuitte hij op zijn eigen leermeester Shifu, die hem heeft geholpen om zichzelf te vinden.

The Mountain Path (91 min.) is de weerslag van Burgers spirituele zoektocht. Hij bezoekt diverse boeddhistische kluizenaars, voor wie innerlijke rust en afstand nemen van het wereldse het summum van leven lijkt te zijn. ‘Een kloosterling leeft van de bedelnap’, zegt één van de beoefenaars bijvoorbeeld. ‘Ze zien de dingen anders. Ze zijn deze wereld vol obsessies ontstegen. Dus verlaten ze het wereldse leven.’

‘Als je maar meegaat in de chaos en nooit eens wat beter kijkt, dan zit je erin gevangen’, stelt een ander. ‘Dan helpt het niet om te lijden en ook niet om te genieten. Je moet de illusie doorzien. Alleen als je loslaat, bereik je bevrijding.’ Het is een levensfilosofie – weg van alles en iedereen, terug naar jezelf – die door Burger, en de meeste andere makers van spirituele films, verder niet kritisch wordt bevraagd.

Hij kiest eerder de rol van gewillige leerling, die zich steeds laaft aan een nieuwe Meester en alle opgediepte kennis – ergens tussen diepere wijsheden, eikenhouten spreekwoorden en complete wartaal – gretig in zich opzuigt. Zo wordt de leefwijze van de kluizenaars, die natuurlijk wel z’n eigen uitdagingen met zich meebrengt en dus niet voor alles en iedereen is weggelegd, stiekem behoorlijk geïdealiseerd.

The Mountain Path fungeert daardoor eerder als spiegel voor ons, de westerlingen die zich hebben overgeleverd aan alle grillen van de moderne tijd, dan voor hen die zich van diezelfde wereld hebben afgezonderd en liever naar zichzelf dan naar een ander zoeken.

Schone Bergen

Human

Jangmu Sherpa ziet het met lede ogen aan. Nog niet zo lang geleden was haar broer Mingma een soort held in eigen land. Met een Nepalees team beklom de berggids de K2, de op één na hoogste berg van de wereld. Die was nog nooit in de winter bedwongen. ‘Zelfs niet door Nepalezen’, zegt Jangmu, die als verteller voor deze korte docu fungeert. En toen meldde het Coronavirus zich ook in hun leven…

Nu is hun voornaamste levensader, het bergtoerisme, vooralsnog helemaal doorgesneden. Zouden de Goden misschien boos zijn omdat de toeristen hun land zo hebben bezoedeld? vraagt de jonge vrouw zich af. Samen met dorpsgenoten begint ze het afval op te ruimen, in de hoop de boven hen gestelden weer een beetje gunstig te stemmen. Schone Bergen (18 min.), juist.

Als Mingma wordt gevraagd voor een Chinese expeditie naar de top van de Mount Everest, willen Jangmu en de haren eveneens mee. Om de rotzooi weg te werken, die klimmers ook daar hebben achtergelaten. Deze productie van Geertjan Lassche, die in 2014 zelf een bergtop in de Himalaya probeerde te beklimmen voor de documentaire Hemelbestormers, wordt daarmee een soort antiklimheldenfilm.

De barre tocht naar en het bereiken van de top zijn niet meer dan een aanloop naar de afdaling, waar broer en zus Sherpa letterlijk worden geconfronteerd met de restanten van glorieuze dan wel dramatische beklimmingen, die vaak voor de gehele wereld zijn vastgelegd in heroïsche films en waarvoor mensen zoals zij, doorgaans buiten beeld, het vuile werk hebben opgeknapt. Net als nu, trouwens.

De besneeuwde bergtoppen, geselende wind en klimmers die tot het uiterste moeten gaan, vastgelegd met de helmcamera’s van Mingma Sherpa en Shishir Maharjan, worden er overigens niet minder indrukwekkend door. Het is een wereld die zich uiteindelijk helemaal niet door de mens laat bedwingen. Hoe vaak die ook, in de rug gedekt door nijvere sherpa’s, zijn vlag op een top probeert te planten.

Adriaan van Dis, Een Wanhopig Optimist

c: Carel Schutte

Een journaalitem over zijn ruzie met Willem Oltmans. Of, met een beetje geluk, over zijn gebakkelei met W.F. Hermans. Daar kon het wel eens bij blijven als hij het tijdelijke voor het eeuwige verwisselt, denkt Adriaan van Dis. Hij zou overigens liever hebben dat ze dan melden dat hij mooie boeken heeft geschreven.

De schrijver, televisiemaker en journalist Van Dis is inmiddels 75 en heeft zich een paar dingen voorgenomen, vertelt hij aan Coen Verbraak in Adriaan van Dis, Een Wanhopig Optimist (53 min.): Gij zult niet verbitteren. Gij zult niet klagen noch zeuren. En zorg dat je in ieder geval een mate van onafhankelijkheid bewaart. Zo niet, daar maakt hij ook geen geheim van, dan is er een uitweg.

Samen met Verbraak bezoekt Van Dis de plekken die ertoe doen in zijn leven: Bergen aan Zee, het decor voor een tamelijk ongelukkige jeugd. De Noord-Franse stad Arras, waar zijn moeder voor het eerst vertelde over haar kampervaringen. En zijn voormalige domicilie Parijs, waar hij enkele boeken schreef. Daar dist de geboren verteller, met plezier en bravoure, de verhalen van zijn leven op.

Dat is ook wel een beetje de beperking van deze tv-film: Adriaan is een zeer onderhoudende causeur en heeft smeuïge verhalen in overvloed – over het jongetje dat te dom was om te studeren, zijn eerste seksuele ervaring bij een prostituee en die vader waarvan het zo moeilijk houden was – maar of hij ook het achterste van zijn tong laat zien of zichzelf verrast tijdens de gesprekken met Verbraak?

‘s Mans ontmoetingen met zijn redacteur Tilly Hermans, de Zuid-Afrikaanse schrijver en anti-Apartheidsactivist Breyten Breytenbach en regisseur Ellen Jens (van zijn bekende televisieprogramma Van Dis In De IJsbreker), ogen verder wat opgeprikt en leveren vooral anekdotisch materiaal op, waarmee in het oog springende elementen uit die driekwart eeuw Adriaan van Dis kleur krijgen.

Met tamelijk feitelijke voice-overs brengt Coen Verbraak vervolgens ordening aan in dit nette portret waaraan geen mensch zich een buil zal vallen, maar dat ook niet echt nieuw licht werpt op Adriaan van Dis of echt onder de oppervlakte lijkt te komen bij hem.

Night Will Fall

Zelfs de cameralens, die doorgaans van het gruwelijkste tafereel simpelweg een shot met personages, kleurstelling en een kader maakt, kon ditmaal geen bescherming bieden. De cameramannen die de geallieerde troepen vergezelden toen deze in 1945 de Duitse concentratiekampen ontdekten, zouden hun eigen beelden nooit meer kwijt kunnen spelen. Die stonden voor altijd op hun netvlies gebrand.

Dat had ook te maken met de specifieke opdracht die ze van hun meerderen hadden gekregen: verzamel concreet bewijsmateriaal. Leg de ellende van dichtbij en zo plastisch mogelijk vast, zodat niemand ooit kan ontkennen dat dit ooit is gebeurd (en wie ervan op de hoogte waren). Waar de dodelijkste details in oorlogsverslagen vaak on(der)belicht blijven, werd er nu juist op ingezoomd. Met alle gevolgen van dien. Het resultaat is 75 jaar later, zelfs met oorlogsmoeie ogen, nog altijd niet om aan te zien.

De Britse filmmaker Sidney Bernstein probeerde het schokkende beeldmateriaal direct na afloop van de Tweede Wereldoorlog te verwerken in de documentaire German Concentration Camps, waaraan ook topregisseur Alfred Hitchcock zijn medewerking verleende. De film, nooit helemaal afgerond, zou echter achter slot en grendel verdwijnen. Als huiveringwekkend bewijsstuk van waartoe de mens in staat is, dat alleen even niet te pas kwam in een wereld die zich alweer opmaakte voor een volgende oorlog, een koude ditmaal.

In de bijzonder indringende reconstructie Night Will Fall (73 min.) uit 2014 ontleedt regisseur André Singer met direct betrokkenen de totstandkoming van deze documentaire die in eerste instantie, tot de geruchtmakende Neurenberg-processen, vrijwel niemand te zien zou krijgen. Hij laat de ontluisterende beelden daarnaast voor zichzelf spreken en komt zo akelig dicht bij de ervaring van de gewone soldaten die destijds nietsvermoedend, en met draaiende camera, de hel van Bergen-Belsen of Auschwitz betraden en daar werden geconfronteerd met het werk van een duivelse machine die in een mum van tijd menselijk afval had gemaakt van gewone stervelingen.

Wat zij toen tot in de goorste details vastlegden, heeft vele oorlogen later nog niets aan kracht ingeboet en laat zich ook op een 21e eeuws beeldscherm slechts met afgewend hoofd, dichtgeknepen neus en het nodige doorzettingsvermogen aanschouwen. Al is het zonder enige twijfel belangrijk om dat bij tijd en wijle tóch te doen.