Staal

Human

Beter een goede buur dan een verre vriend, zegt een medewerker van Tata Steel. De relatie met de bewoners van de buurgemeenten IJmuiden en Wijk aan Zee is essentieel voor het voortbestaan van de staalfabriek. Het voormalige Hoogovens zorgt al ruim honderd jaar voor werkgelegenheid in de IJmond-regio, maar ligt de laatste jaren steeds meer onder vuur vanwege de uitstoot van enorme hoeveelheden CO2 en stikstof.

Staal (200 min.), een vierdelige serie van Pelle Asselbergs en Maaik Krijgsman, belicht het protest tegen de grafietregens en zwarte sneeuw die Tata Steel in de omgeving achterlaat. Die zorgen voor gezondheidsproblemen bij zowel mens als dier. Tegelijkertijd is er aandacht voor het bedrijf zelf, dat onder leiding van de alomtegenwoordige directeur Hans van den Berg z’n deuren opent en permanent in dialoog is met z’n (kritische) buren en de onvrede daar probeert weg te nemen.

Tata Steel is tevens een bron van trots voor de talloze medewerkers van het bedrijf, zoals het ’lastige’ ondernemingsraadlid Mendes Stengs. Zijn zoon werkt inmiddels ook alweer twee jaar bij de fabriek en vertegenwoordigt daarmee de vierde generatie van de familie in het bedrijf, dat zich tegenwoordig sterk maakt om ‘groen staal in een gezonde omgeving’ te gaan produceren. Tot het zover is, moet de huidige productie op peil blijven. Stengs is kritisch en dat wordt niet door iedereen gewaardeerd.

Behalve enkele medewerkers portretteert Staal ook enkele omwonenden die zich verzetten tegen de emissie van Tata of zelfs een tijdje naar het buitenland vertrekken om gezondheidsklachten voor te zijn. Intussen blijft journalist Bart Vuijk van het Noordhollands Dagblad kritische artikelen publiceren over de staalfabriek onder vuur en lopen de spanningen steeds verder op. Ook intern begint ’t wat te rommelen en worden enkele medewerkers, soms tot hun eigen verbazing, op een zijspoor gezet.

De verhalen van al deze personages, waarbij hier en daar nog wel wat losse eindjes blijven liggen, spelen zich af tegen het bijzonder fotogenieke decor van de IJmond, dat door Asselbergs en Krijgsman ook zeer fraai in beeld wordt gebracht. Het industriële karakter van de omgeving wordt bovendien nog eens benadrukt met een rauwe, garage-achtige soundtrack die er erg vet onder – of beter: op – is gelegd. En in de leadermuziek lijkt hart & ziel-zanger Tom Waits zowaar de titel ‘Staal’ te grommen.

Staal wordt daarmee een heel aardig portret van een arbeidersgemeenschap in transitie, waarbij de mastodont uit het industriële tijdperk die nog altijd ieders leven bepaalt zich staande moet zien te houden in de 21e eeuw.

Lastpak: Noa Lang

Prime Video

In zekere zin komt deze docuserie als mosterd na de maaltijd. Want als er nu één ding is verbeterd bij Noa Lang sinds hij bij PSV speelt, dan is het zijn imago. Daar is deze serie niet voor nodig.

De aanvaller die bij zijn terugkeer naar de Nederlandse Eredivisie in de zomer van 2023 nog een ‘milde TBS-patiënt’ werd genoemd, is sindsdien al getypeerd als iemand met een ‘grote bek, klein hartje’, nadat hij uitgebreid de tijd nam voor enkele fans met een verstandelijke beperking, en door zijn huidige trainer Peter Bosz zelfs bestempeld als leider, een potentiële aanvoerder. En dan ligt alsnog Lastpak: Noa Lang (150 min.) op de digitale deurmat en rakelt allerlei oude controverses op. Bovendien is Lang al enige tijd geblesseerd en nog enkele maanden uit de roulatie.

De vierdelige serie van Bart van den Aardweg start aan het begin van het seizoen 2022-2023 als Noa Lang na twee succesvolle seizoenen bij de Belgische topclub Club Brugge ondanks een enkelblessure geselecteerd hoopt te worden voor het wereldkampioenschap in Qatar, een toernooi dat in deze productie wordt teruggebracht tot de kwartfinale van het Nederlands elftal tegen Argentinië. Vanuit Nederland zien zijn zwangere vriendin Blossom, moeder Manon en een groep fanatiek meelevende vrienden hoe hun held zijn allereerste speelminuten maakt en vervolgens wordt uitgeschakeld.

Eenmaal terug in Europa gaat het bij Club Brugge allengs slechter en slechter, komt de geboorte van zijn eerste kind steeds dichterbij en begint Lang zich af te vragen waar hij zijn carrière wil vervolgen. Tegelijkertijd blikt Van den Aardweg samen met de hoofdpersoon, diens ‘tough love’-vader Jeffrey en zijn voormalige trainers Leen Boer (Feyenoord), Erik ten Hag (Ajax) en Alfred Schreuder (Club Brugge) terug op Langs roerige loopbaan, die natuurlijk wordt geïllustreerd met fraaie voetbalbeelden van de buitengewoon getalenteerde blonde krullenbol die gaandeweg uitgroeit tot een lefgozer pur sang.

Daarbij passeren de bekende verhalen de revue: dat zijn vader in de gevangenis zat toen hij nog maar een jongetje was, dat hij als speler van de jeugdopleiding van Feyenoord geen geheim maakte van zijn liefde voor Ajax en dat hij als jong broekie bij Ajax, voor de camera, zijn trainer Erik ten Hag en aanvoerder Dusan Tadic brutaal weerwoord gaf. Mensen op straat in België herkennen hem als ‘dat vervelende mannetje van de tv’, stelt Noa Lang zelf, die een onbegrensd zelfvertrouwen lijkt te hebben en, zo geeft ie grif toe, inderdaad het bloed onder iemands nagels vandaan kan halen.

Die Noa Lang doet zich ook in deze miniserie gelden. Op de parkeerplaats van zijn auto ligt een lege kartonnen doos met piepschuim. Hij weigert hem op te ruimen en parkeert steeds gewoon zijn auto overheen. Totdat hij er toch aan moet geloven. Lang bekvecht ook ongegeneerd voor de camera met Blossom en rijdt terwijl hij wordt gefilmd bovendien nog even zijn auto in de kreukels, nadat hij eerder al een rijverbod heeft gekregen in België. ‘Dit is zo lomp!’ zegt hij dan, enigszins ongemakkelijk kijkend. En maakt er daarna maar het beste van: ‘Het staat wel op camera. Dat is altijd lachen.’

In Lastpak doen ook de internationals Memphis Depay, Denzel Dumfries en Jurriën Timber hun zegje over hun collega met altijd, ook als het niet uitkomt, dat hart op de tong – al laat hij tegelijk zelden écht het achterste daarvan zien. Het blijft bij een enkele persoonlijke ontboezeming, bijvoorbeeld als hij net vader is geworden. ‘Ik denk dat ik oprecht pas echt gelukkig kan zijn als alles voorbij is en ik terugkijk op mijn carrière, echt trots kan zijn op wat ik heb bereikt en ik dan mijn rust heb’, zegt hij met z’n pasgeboren kind in zijn armen. ‘Maar tot die tijd heb ik geen reden om gelukkig te zijn.’

Ook hij, de ogenschijnlijk zo onverschillige handenbinder, worstelt soms met alle druk van die dekselse voetballerij. Dat wordt bijvoorbeeld zichtbaar tijdens zijn persoonlijke gesprekken met prestatiecoach Joost Leenders over de aanhoudende malheur bij Club Brugge. Of de ellenlange transferonderhandelingen tussen Club en PSV, waarvan hij volgens eigen zeggen ‘helemaal parra’ wordt. Dan laat Noa Lang even het schild zakken, dat hem in zijn loopbaan net zo vaak heeft gediend als dwarsgezeten, en wordt de man achter de voetballer zichtbaar, het joch achter de branieschopper.

Een typisch kind van een adorerende moeder en een vader die zijn gevoelens nauwelijks kan laten zien, zou je als buitenstaander op basis van deze aardige miniserie zeggen. Minder aaibaar dan de jongen die zoveel lof kreeg toegezwaaid omdat hij op de foto ging met fans met een beperking, maar ook minder onhandelbaar dan de al dan niet milde TBS-patiënt waarvoor hij regelmatig is versleten. Een lastpak, zoveel is zeker, die toevallig héél goed kan voetballen.

Broertje Is Verdwaald

Max

‘Ik wil niet dat de mensen met een goed gevoel uit de bioscoop of uit de klas lopen’, zegt Leni Wesly, een inmiddels in Israël wonende Nederlandse vrouw, in de openingsscène tegen Bart Hölscher, de regisseur van Broertje Is Verdwaald (66 min.). Dit is het tragische verhaal van haar familie, een Joods gezin uit Maastricht. In het bijzonder van ‘Broertje’, ofwel Léon Wesly (6 april 1939 – 11 februari 1944). Hij werd, net als een belangrijk deel van die familie, vermoord in Auschwitz.

‘Ik denk nog steeds dat ie terugkomt’, vertelt zijn jongere broer Benoît, die een jaar na Léons overlijden werd geboren. ‘Tegen beter weten in. Maar laat mij met die illusie leven. Bring. Him. Home. Hier.’ Zijn oudere broer is voor de overlevenden altijd Broertje gebleven. Voor altijd een kind van nog geen vijf. Dat is en blijft een indringend, nog altijd nauwelijks te bevatten verhaal, dat al wel véél vaker is verteld. Op een soortgelijke manier bovendien (met overlevenden die belangwekkende plekken bezoeken, zoals in dit geval de synagoge, het ouderlijk huis en de Joodse begraafplaats in Maastricht, een onderduikadres in Voerendaal en Kamp Westerbork). En ook wel eens puntiger.

Het zijn de details die ’t dan moeten doen: de gele Jodensterren in de ondersteunende, verder (vrijwel) volledig zwart-witte animaties van Mandy Geuskens waarmee de herinneringen van de Wesly’s worden ondersteund bijvoorbeeld. Of het idee dat Broertje op weg was naar een kindervoorstelling, De Gelaarsde Kat, toen hij werd opgepakt. En de herinnering aan hoe zijn ouders, die hem toen al een hele tijd niet hadden gezien, enkele dagen na de bevrijding een plaatselijke kapelaan troffen die het niet over zijn hart kon verkrijgen om hen de waarheid te vertellen. Hij nam zijn toevlucht tot de titel van deze documentaire: Broertje is verdwaald. ‘En Leni wacht op u.’

En die film eindigt, geheel naar Leni’s wens, inderdaad niet fijn, maar komt tot een climax met plotseling opkomende woede. Als ze de plek bezoeken waar hun ouders Broertje en haar, zonder dat ze het wisten of aan hun kinderen probeerden uit te leggen, overdroegen aan hun onderduikouders. Ze zouden de kleine Léon nooit meer zien. ‘Hoe kunnen ze dit mensen aandoen?’ vraagt Leni zich daar vertwijfeld af. ‘Hoe is ’t mogelijk?’ Waarna deze typische WOII-docu afstevent op een herdenkingsbijeenkomst op Westerbork en een stemmig slotlied.

Niemand Die Het Ziet

BNNVARA

Iedereen in beeld heeft daarbij een belang. Dat moet de conclusie zijn van de vierdelige docuserie Niemand Die Het Ziet (200 min.). Want waarom zou je anders, voor iedereen herkenbaar of juist geanonimiseerd met een masker en stemvervorming, een bijdrage leveren aan een geopolitieke thriller over hybride oorlogsvoering? Dat is tenslotte niet zonder gevaar. Al kan ‘t voor hetzelfde geld ook weer riskant zijn om jouw versie van de waarheid juist níet met de wereld te delen.

Het belang van Volkskrant-journalist Huib Modderkolk lijkt helder: de waarheid over Stuxnet boven tafel krijgen. Met dit computervirus zouden de inlichtingendiensten van Israël en de Verenigde Staten in 2007 Irans kernwapenprogramma in Natanz onschadelijk hebben gemaakt. En de Nederlandse geheime dienst AIVD lijkt daarbij zowaar een sleutelrol te hebben gespeeld: een monteur zou met malware een succesvolle cyberaanval in gang hebben gezet. Maar wat is er daarna dan met deze ‘Agent X’ gebeurd?

Modderkolk spreekt op allerlei plekken in de wereld af met goed ingevoerde bronnen. Zo ontmoet hij bijvoorbeeld het voormalige hoofd van Israëls militaire geheime dienst, de enige man ter wereld die drie nucleaire faciliteiten heeft vernietigd. Toch? Tweeënhalf, reageert de Israëliër direct. Want de cyberaanval die hij liet uitvoeren op Iran was toch niet helemaal geslaagd. Heeft hij nu zojuist toegegeven dat hij betrokken was bij Stuxnet? vraagt de Nederlandse journalist zich naderhand af tijdens het joggen.

Europarlementariër Bart Groothuis (VVD), één van de andere hoofdpersonen van deze enerverende miniserie van Mea Dols de Jong, Chris Westendorp, Reijer Zwaan en Ester Gould, maakt zich zorgen over de wereldorde, die continu wordt bedreigd door landen als Rusland, China en Iran. Van propaganda en desinformatie tot sabotage en hackaanvallen. ‘Er is geen onderscheid meer tussen oorlog en vrede’, zegt Groothuis. Met gevoel voor drama vergelijkt hij de situatie met Tolkiens The Lord Of The Rings. ‘Het oog van Sauron kijkt altijd mee.’

In Kyiv krijgt Sevgil Musaieva, hoofdredacteur van de krant Ukrainska Pravda, gedurig te maken met cyberaanvallen. De Russen proberen op alle mogelijke manieren de Oekraïense samenleving ontwrichten. ‘Onzichtbare aanvallen vormden de opmaat naar een maar al te zichtbare invasie’, stelt Renée Fokker, die als de mysterieuze verteller fungeert voor deze miniserie. ‘In de wereld van verborgenheden bestaat geen toeval’, beweert ze elders. En, al even cryptisch: ‘Sommige informatie is ook na jaren nog met raadsels omgeven.’

Soepel schakelt deze ambitieuze productie ook naar een Oekraïens flatgebouw, waar een jonge strijdster aan een geheime frontlinie al negen maanden digitaal flirt met een Russische soldaat. ‘Hij stuurt graag vieze sms’jes waarin hij omschrijft hoe we seks zouden hebben’, vertelt ze over haar ‘ork’ Pavel. ‘En daarna stuurt hij dan foto’s van dode Oekraïense soldaten.’ Haar collega begint te glimlachen. ‘Heb je op zo’n moment geen zin om terug te schrijven?’ vraagt hij. ‘Gast, je bent de lul. Dit is de Oekraïense geheime dienst.’

Digitale oorlogsvoering en oorlog ‘in real life’ raken voortdurend met elkaar vermengd, met de waarheid als vanzelfsprekende eerste slachtoffer. Wie zit er bijvoorbeeld achter de aanslagen op de Nordstream-gasleidingen? En is er ooit met zekerheid antwoord te krijgen op die vraag? Iedereen ontkent. Natuurlijk. Zoals China ’t ook nooit zal toegeven als/dat ze onderzeese kabels onklaar heeft gemaakt, waardoor het internet in Taiwan werd platgelegd. Mensenrechtenactivist Puma Shen vreest intussen een Chinese invasie.

Niemand Die Het Ziet springt steeds slim op en neer tussen de verschillende verhaallijnen, ondertussen voortdurend de dreiging, het belang en de urgentie daarvan accentuerend. Het is een schemerwereld, benadrukt Fokker nog maar eens, waarin geheimen vanzelfsprekend zijn – en waarin iedereen dus ook een verborgen agenda kan hebben. Medewerkers van inlichtingendiensten doen zich immers vaak voor als journalist, politicus of bron. Wie is kortom wie in deze serie met internationale allure? En, onlosmakelijk daarmee verbonden: waarom?

Intussen lijkt Huib Modderkolk brisant nieuws op het spoor…

Volendam, Een Dorp In De Eredivisie

AVROTROS

Op donderdag 9 maart 2023 gooit voorzitter Jan Smit, in een ander leven zanger en Bekende Nederlander, de knuppel in het hoenderhok bij FC Volendam. ‘Superlatieven komen tekort als wij spreken over ons eigen Gallië’, begint hij zijn speech op de informatieavond nog positief. ‘Wij zijn het dorp waar alles het mooiste is en vanzelfsprekend het beste. Dat gezegd hebbende zou ik daar ook nog iets aan toe willen voegen: ons dorp wordt vergiftigd door mensen vol jaloezie, onwetendheid en vooral pure domheid.’ Waarna Smit enkele dorpsgenoten ongenadig van onder uit de zak geeft.

Het is een ideaal startpunt voor de zesdelige docuserie Volendam, Een Dorp In De Eredivisie (270 min.), die vervolgens negen maanden terug in de tijd gaat, als de net gepromoveerde voetbalclub aan het seizoen 2023-2023 begint. Na dertien jaar is FC Volendam eindelijk terug in de eredivisie. Smit heeft grote ambities: er moet net buiten het dorp een nieuw stadion komen, in de vorm van een schip, en binnen vijf jaar moet Volendam Europees voetbal spelen. Trainer Wim Jonk, oud-topvoetballer en ook al zo’n icoon van de plaatselijke gemeenschap, is al blij als ze zich op het hoogste Nederlandse niveau kunnen handhaven.

Want Volendam is natuurlijk geen Manchester City, ook geen Feyenoord en zelfs geen FC Utrecht – clubs waarover eerder een voetbalsoap werd gemaakt. ‘Het Andere Oranje’ doet eerder denken aan Sunderland, de Britse vereniging waarbij gedurende twee voetbal- en serieseizoenen alles misging wat er mis kon gaan en ’t heerlijk meeleven was met de treurende en mopperende achterban. Dat sprak uiteindelijk ook meer tot de verbeelding dan het topsportklimaat en de juichcultuur bij de topploegen. FC Volendam, een dorpsclub die op het hoogste podium wil acteren, heeft diezelfde potentie. Het moet alleen nog even degraderen.

En dat is dus precies wat Smit en Jonk, die leiding geeft aan het omstreden Team Jonk, koste wat het kost willen voorkomen. Hun plannen met de club vallen alleen niet bij iedereen in goede aarde. Als de trots van het dorp uiterst matig aan het seizoen begint – ‘een gelijkspel zet geen zoden aan De Dijk’, grapt de gelikte voice-over Bart Arens daarover, na een bloedeloze remise tegen Vitesse – leidt dit tot stevige discussies bij de Volendamse vissers, vuilnismannen en kapper. Deze beste stuurlui aan wal zorgen voor allerlei aandoenlijke scènes, waarmee de sfeer in het dorp treffend wordt opgetekend. Dat spits Henk Veerman, een echte Volendammer, regelmatig op de bank zit, zit ze bijvoorbeeld niet lekker.

Volendam, Een Dorp In de Eredivisie registreert zo fijntjes hoe de druk toeneemt op de voorzitter, die nog even een pro-Zwarte Pieten-protest de kop indrukt en verder lekker ruziet met zijn eigen Raad van Commissarissen, en de trainer, die van zijn elftal maar geen eenheid weet te maken en zich genoodzaakt ziet om een speler op non-actief te zetten. ‘Dit betekent degraderen als je zo blijft voetballen’, fulmineert Jonk tegen zijn spelers, bij een erbarmelijke wedstrijd tegen mededegradatiekandidaat Fortuna Sittard. ‘Geen enkele wedstrijd ga je winnen.’ Dat is echter buiten de veerkracht van Volendammers gerekend – ook al staat er tegenwoordig nauwelijks een echte dorpeling in het elftal.

Deze miniserie weet de mensen, (klaag)cultuur en omgangsvormen van dat Nederlandse Asterix & Obelix-dorpje aan De Dijk – dat zich weinig aantrekt van de rest van het Nederlandsche rijk, maar waar een nieuw clublied zomaar tot bedreigingen kan leiden – intussen heel aardig te pakken te krijgen.

Deze bespreking is na elke aflevering bijgewerkt. De hele serie is hier te bekijken.

Bart En De Zoektocht Naar De Dubbelganger

VPRO

Nadat hij een zwerfkei met heimwee uit de ‘hunnebedhoofdstad’ Borger, door een gletsjer aan zijn moedersteen in Finland ontrukt tijdens de voorlaatste ijstijd, langs allerlei deskundigen en instanties terug naar zijn oorsprong heeft begeleid in Bart En De Steen Die Terug Naar Huis Ging (2020), staat kunstenaar Bart Eysink Smeets nu weer voor een andere, door hemzelf bedachte uitdaging: hij wil de mensheid, te beginnen met zichzelf, ontdoen van het idee dat ieder individu uniek is – of moet zijn.

‘Ons streven om uniek te zijn is het fundament van de gehaaste, individualistische samenleving waar we in vast zitten’, doceert hij bij de start van wat alweer een doldwaas avontuur lijkt te gaan worden. ‘De wens om uniek te zijn zet ons aan het consumeren, vervuilen en stressen. Het zou wel eens onze ondergang kunnen betekenen.’ Maar, stelt hij zijn publiek in Bart En De Zoektocht Naar De Dubbelganger (55 min.) meteen gerust. ‘Gelukkig voor de mensheid ben ik geboren.’

Als een gezette Nederlandse variant op Kuifje, met een ondeugende glimlach en krulhaar, zet Bart een zoektocht op touw naar, ja, zichzelf. Of, beter: naar mannen zoals hij. Die sprekend op hem lijken. Van buiten én van binnen. En dat blijkt een enorme uitdaging. ‘Je gaat hem niet vinden, hè, dat weet je?’ voegt een uniciteitsdeskundige hem al snel toe. Want wie lijkt er nu écht op hem en hoe vind je zo’n figuur? Via posters, een (social) mediacampagne of imagesearch op het web?

Intussen krijgt Bart, of het personage dat hij hier van zichzelf maakt, het nieuws dat er thuis een kleine dubbelganger op komst is. Die moet zijn tamelijk ongerichte zoektocht richting en lading geven. Het zorgt alleen ook voor elementaire twijfel. ‘Ieder kind wordt uniek geboren’, zegt de mevrouw van de kinderopvang overtuigd. ‘En wij vinden het gewoon belangrijk dat ieder kind ook uniek mag zijn.’ Geen kind is volgens haar hetzelfde. ‘En gelukkig mag dat in deze tijd. Uniek zijn.’

Het speurwerk naar Barts dubbelganger is net zo vermakelijk als eerder de tocht huiswaarts van zijn steen met heimwee, al krijgt het idee erachter nooit echt diepte. Zoals ook de ethische dilemma’s die de man op zijn missie tegenkomt – mag hij bijvoorbeeld met gezichtsherkenningssoftware Facebook hacken? – soms enigszins gezocht lijken. En hoe en waar moet deze Indiana Jones-achtige queeste eindigen? In een verdoemde tempel? Met de Arks des Verbonds? Of toch op een willekeurige knollenweide?

Al die keuzes hebben Bart – in alle consternatie zou je zijn achternaam bijna vergeten – Eysink Smeets ongetwijfeld het nodige kruim gekost. Tegelijkertijd: kom er maar eens om, een documentaire waar je regelmatig smakelijk om moet lachen. Deze serie (?) mag dus gerust een vervolg krijgen: Bart En De Ongenadige Valkuilen Van Het Vaderschap, wellicht. Bart En Het Werk Dat Weer Een Hobby Moet Worden. Of, als het echt niet anders kan: Bart En De Documentaire Die Maar Geen Subsidie Kreeg.

Bodem In Beweging

Human

‘Gas terug’, roepen boze Groningers tijdens een demonstratie tegen de ‘gasverslaafde’ overheid en haar ‘gewillige dealers’, de NAM en ExxonMobil. ‘Genoeg = genoeg’, staat er op spandoeken. Als minister van Economische Zaken Eric Wiebes in 2018 eindelijk de gaskraan dichtdraait, levert dat echter weer zijn eigen problemen op. Want tegelijkertijd wordt ook de zogenaamde versterkingsoperatie teruggeschroefd. Dit betekent opnieuw onzekerheid voor Groningers die als gevolg van de aardgaswinning al jaren lijden onder aardbevingen en moeten leven in onveilige woningen.

Sommige bewoners van Overschild, een dorp dat is gebouwd op veengrond en dat volledig gesloopt en herbouwd zal gaan worden, hoeven bijvoorbeeld voorlopig niet meer op nieuwbouw te rekenen. Tegelijkertijd zien zij hoe andere dorpsbewoners al wel een nieuw huis kunnen betrekken. In Bodem In Beweging (53 min.) tekenen Saskia Jeulink en Kees Vlaanderen op hoe deze gebeurtenissen opnieuw een wissel trekken op de kleine gemeenschap die al zo lang in onzekerheid leeft en de overheid, en de daaraan gelieerde bedrijven, als zéér onbetrouwbare partners heeft leren kennen.

Ze zetten de ontwikkelingen in Overschild af tegen verklaringen van onder anderen de voormalige bewindslieden Wiebes en Henk Kamp, NAM-directeur Bart van de Leemput, Shell-topman Ben van Beurden en Albert Rodenboog, oud-burgemeester van Loppersum, tegenover de Parlementaire Enquêtecommissie Aardgaswinning Groningen. Daar kunnen ook gedupeerden hun zegje doen. ‘Als de overheid zo met ons omgaat, is er geen plek meer voor eerlijke mensen in Nederland’, zegt een man bijvoorbeeld tijdens een hoorzitting. Hij is al op zoek geweest naar een boom.

’s Mans wanhoop is tastbaar en niet te negeren, herkenbaar bovendien bij allerlei lot- en provinciegenoten en symboliseert de enorme afstand die is ontstaan tussen de Haagse werkelijkheid – waarin een term als leveringszekerheid toch vooral optimale aardgasexploitatie lijkt te moeten verhullen – en de Groningse realiteit – waarbij huizen, gezinnen en gemeenschappen letterlijk op hun grondvesten zijn gaan schudden. Daarmee is deze documentaire een aardige bijsluiter voor het ontluisterende rapport ‘Groningers Boven Gas’ dat de enquêtecommissie eind februari heeft gepresenteerd.

Een film die net als eerdere producties van Kees Vlaanderen (De Kleine Oorlog Van Boer Kok en Tegenwind – Het Verdriet Van De Veenkoloniën) de bijzondere moeizame relatie tussen overheid en burger weergeeft en het gebrek aan vertrouwen van gewone Nederlanders in behoorlijk bestuur dat daaruit is voortgevloeid.

Dying To Live

Tellavision

Patiënten werken voor elke arts als een spiegel, waarin ze kunnen zien hoe het leven kan lopen en welke rol ziekte daarin mogelijk speelt, maar ook hoe datzelfde leven ooit en ergens moet eindigen. Dit geldt zeker voor de Heerlense huisarts Mirjam Willemsen. Behalve steun en toeverlaat voor mensen die in de laatste levensfase zijn aanbeland, is ze zelf ook ongeneeslijk ziek. Zoals de echtgenote van meneer Stolk, een oudere man met uitgezaaide longkanker, het uitdrukt: ‘Onze huisarts heeft het ook.’

Meneer Stolk – die volgens eigen zeggen van ‘de afdeling pluk de dag’ is – illustreert in Dying To Live (88 min.) hoe grillig dat bewandelen van het pad naar het levenseinde kan zijn. Onderweg komt hij pieken en dalen, horten en stoten, berusting en onwil tegen. En Willemsen, die zelf al negen jaar met longkanker leeft, probeert dit samen met zijn vrouw enigszins in goede banen te leiden. Totdat de keuze hoe de aimabele man afscheid wil nemen echt niet langer kan worden uitgesteld.

Tussendoor moet Mirjam Willemsen, die zelf als verteller fungeert voor deze documentaire van Mariska en Bart Beckers en de enigszins stroeve voice-over verzorgt, met haar echtgenoot Jeoffrey regelmatig voor controles naar het ziekenhuis. Als arts herkent ze bij zichzelf de signalen of het goed of minder goed gaat natuurlijk als geen ander, maar ze voelt schroom om die altijd direct met haar gezin te delen. Zo nu en dan maakt Willemsen even pas op de plaats met haar coach Sylvia Janssen.

Via de bevlogen arts/patiënt brengt deze serene film – ondertitel: making the end of life, part of life – van zeer nabij de levenseindezorg in beeld. ‘Je mag verdrietig zijn samen met de patiënt’, houdt Mirjam Willemsen verpleegkundigen en verzorgenden voor tijdens een symposium over palliatieve zorg. ‘Je hoeft er niet boven te staan, ga ernaast zitten. En vraag naar het leven.’ Ze laat vervolgens een spreuk van Loesje zien: als het leven bewust gepland wordt, kan dat met de dood ook.

Dying To Live brengt dit proces zeer intiem in beeld en wordt daarmee een onverholen pleidooi voor het bespreekbaar en hanteerbaar maken van het levenseinde, waarbij Mirjam Willemsen, ook doordat ze zelf weet hoe het is om ziek te zijn, zich een trouwe, deskundige en eerlijke metgezel toont voor haar patiënten en hun verwanten. Via hen wordt zij – en wij – bovendien geconfronteerd met haar eigen leven en de keuzes die daarbij wellicht nog in het verschiet liggen.

JB Meijers: JB’s Paradise

De Coproducent

Geef hem een instrument en hij maakt het zich eigen. Al is hij op geen enkel terrein een echte meester geworden. Dat vindt Jan-Bart Meijers tenminste zelf. Met de nodige zelfspot noemt hij zichzelf in JB Meijers: JB’s Paradise (58 min.) ‘de Bob Ross van alle instrumenten’. Één ding is zeker: de loftrompet wordt in dit popportret beslist beter bespeeld door Huub van der Lubbe, Barry Hay, Ilse de Lange en Carice van Houten, met wie hij stuk voor stuk samenwerkte. Net als met de Duitse zanger Peter Maffay en de Amerikaanse alternatieve popband Mercury Rev trouwens.

Nu staat de ideale ‘sideman’ op het punt om te verkassen naar Bonaire, om de Nederlandse winters achter zich te laten en een nieuwe draai aan zijn carrière te geven. Regisseur Bram van Splunteren concentreert zich echter vooral op ‘s mans inmiddels ruim dertig jaar omspannende loopbaan, die hem bij ondermeer Charming Children, Shine, Eboman, De Dijk, The Common Linnets en The Analogues heeft gebracht. Van Splunteren, ooit de drijvende kracht achter allerlei muziekprogramma’s van VPRO-televisie, heeft bovendien zijn hele kaartenbak met Nederlandse musici nog eens doorgespit en daarin JB-kompanen als Richard Janssen, Bart van Poppel, Jeroen Hofs en Wouter Planteijdt gevonden.

Hun verhalen, gecombineerd met archiefbeelden van Meijers in allerlei verschillende hoedanigheden en acts, zijn beslist vermakelijk. De fraaiste scène komt misschien wel op het conto van Ilse de Lange die op haar telefoon de allereerste opname vindt van wat later de Common Linnets-hit Calm After The Storm zal worden. Al die leuke fragmenten willen alleen maar geen eenheid vormen en akkederen ook nauwelijks met het persoonlijk leven van JB Meijers, dat met behulp van zijn vrouw en moeder, tamelijk schetsmatig en fragmentarisch uit de doeken wordt gedaan.

Je zou kunnen betogen dat deze grabbelton van een film mooi aansluit bij de grillige loopbaan van de hoofdpersoon ervan, die zich als ultieme rechterhand ook steeds naar een andere frontman of band moet plooien. Uiteindelijk blijft echter vooral het beeld hangen dat JB Meijers zelf toch nét wat leuker en interessanter is dan deze aan hem gewijde tv-docu, die vooral een select publiek van popkenners op z’n wenken bedient.

Bart En De Steen Die Terug Naar Huis Ging

VPRO

Het lijkt een typische MacGuffin, een term die naar verluidt ooit werd geïntroduceerd door meesterregisseur Alfred Hitchcock: het object dat of de gebeurtenis die een film echt in gang zet. Het complot om de wereld te vernietigen dat James Bond moet zien te verijdelen. De Bijbelse Ark Des Verbonds waarvoor Indiana Jones zijn leven op het spel zet. Enne… , in dit geval, de Drentse steen, die na 200.000 jaar eindelijk wel eens terug naar huis wil, ergens in het hoge noorden. Een stukje Finland, om precies te zijn, waar ze toevallig vooral Zweeds spreken.

Een steen met heimwee, zogezegd. Door een gletsjer aan zijn moedersteen ontrukt tijdens de voorlaatste ijstijd. Althans volgens de held in kwestie, Bart Eysink Smeets. Hij is van plan om één van die zwerfkeien naar huis te begeleiden. Zo begint in Bart En De Steen Die Terug Naar Huis Ging (53 min.) een gevecht op leven en dood, bij wijze van spreken dan, met ambtenaren, commissies, douaniers en de ondernemers van de Drentse ‘hunebedhoofdstad’ Borger.

En dan zijn er nog natuurwezenopstellers. Een man belt op dat Eysink Smeets een grote fout maakt ‘als hij voor de steen beslist dat hij heimwee heeft’. Hij moet de steen zelf aan het woord laten, vindt Ferry van der Loos, die (natuurlijk) zelf wel even met de steen zou kunnen praten. ‘Vet!’ meent Tom Eysink Smeets, Barts broer die de hele onderneming filmt. ‘Dan gaan we met de steen praten.’ De held sputtert tegen: ‘Maar wat als de steen niet wil?’

Er is maar één manier om daar achter te komen. En dus besluit Bart Eysink Smeets – oh ja, hij is kunstenaar – om ook dit obstakel te gaan nemen tijdens zijn surrealistische queeste. Het gaat immers om de reis, niet om de bestemming. Daarbij lijkt overigens altijd een camera aanwezig. Is het niet die van Tom, dan van een plaatselijk medium (en dan bedoel ik, voor de duidelijkheid, dus geen paranormaal begaafde steengenezer).

Voor officiële gelegenheden, zoals een afscheid met plaatselijke notabelen, trekt de altijd montere Bart zelfs een blits pak aan, als het niet anders kan gewoon op het toilet van de trein. Het zijn de momenten waarop de besmuikte glimlach, waarmee buitenstaanders deze absurde tocht nu eenmaal onvermijdelijk begeleiden, zowaar plaatsmaakt voor een harde hinnik. Want deze heldhaftige reddingsactie van een verweesde zwerfkei behoudt te allen tijde zijn luchtige karakter.

En aan het eind van deze ontzettend leuke film heeft de Drentse evenknie van James Bond de wereld dan misschien niet gered en in navolging van de snoodaards in Indiana Jones ook geen wereldheerschappij verkregen, maar wel degelijk, vrij naar Bram Vermeulens toepasselijke evergreen De Steen, een steen verlegd op aarde. ‘Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten.’

Bart En De Steen Die Terug Naar Huis Ging is hier te bekijken.

De Zee Die Denkt

NTR

Ik snap er niets van. En Gert de Graaff is de eerste om toe te geven dat De Zee Die Denkt (99 min.) inderdaad géén documentaire is. Niet echt, tenminste. Toch won zijn film in 2000 de Joris Ivens Award op het documentairefestival IDFA. Dat is op zichzelf een mindfuck, die perfect past bij de film. Want nee, in deze ‘documentaire’ wordt geen gruwelijke misstand in de één andere uithoek van de wereld aan de kaak gesteld, is er geen protagonist die allerlei ontberingen doorstaat om zichzelf vervolgens helemaal opnieuw uit te vinden (alhoewel?) en probeert ook niemand met nieuw bewijsmateriaal een veroordeelde vrij te pleiten. Om maar eens wat clichés op te hoesten over/van het genre, waaraan ik een groot deel van mijn leven spendeer.

Dit is een filosofische queeste naar wat het ik is, doet en kan. Denk ik. Ik dus. En of dat ik wel bestaat. Mijn ik. En hoe dan? Via onze weerspiegeling op het scherm? En wanneer? Ik? Het heeft allemaal te maken met perspectief. En daarmee speelt De Graaff, die al jaren in heel het land lessen beeldtaal geeft en op die manier voortleeft in talloze televisieprogramma’s, films en documentaires van anderen, alsof zijn leven ervan afhangt. En misschien is dat ook wel zo. Rick de Leeuw, zanger en toenmalig frontman van een band waarop ikzelf toevallig totaal verliefd was, Tröckener Kecks, zorgt voor dat perspectief. Althans, zo lijkt ‘t. De Leeuws ‘rol’ was volgens De Graaff oorspronkelijk overigens bedoeld voor Sean Connery.

Scenarioschrijver Bart, een rol van Bart Klever, heeft echter ook een hoofdrol voor zichzelf bedacht. Dat gaat ongeveer zo: ‘Ik introduceer mijzelf als hoofdpersoon en speel mijzelf’, typt Bart op het beeldscherm. ‘Bart dus. Wat hij doet dat typ ik en wat hij typt dat doe ik.’ Terwijl Bart aan het typen is, horen we een fluitketel langzaam op stoom komen. Bart typt: ’18. INT – KAMER BART – DAG. We horen de ketel in de k…’ Intussen zwerft de camera van de kamer naar de keuken, waar diezelfde Bart thee gaat inschenken. Hij fluit er een beetje bij. Tegelijkertijd zijn er nog altijd typegeluiden te horen. In beeld is nu een deel van het beeldscherm te zien, waarop de keukenscène is uitgetikt. Bart typt door: ‘Hij fluit een deuntje.’

Ik kan me voorstellen dat je, jij dus, of ook gewoon ik, nu het spoor bijster bent. Dat kan aan mij liggen. Of aan Rick. Bart. Of Gert. Niet aan Sean. Aan een ik, dat wel. Mensen lopen ermee weg of lopen erbij weg, stelt De Graaff zelf over deze film, waaraan hij dertien jaar werkte en naar verluidt anderhalf miljoen gulden besteedde. Aan een kamer waarin niets helemaal is zoals het lijkt, opstellingen die op de meest ingenieuze manieren spelen met het waarnemingsvermogen en 40.000 liter water, om maar eens wat te noemen. De optelsom is een zoektocht naar geluk (toch?), die is vergeven van de zinsbegoochelingen, valkuilen en kleine openbaringen. Een spiegelpaleis, waarin je gegarandeerd de weg kwijtraakt – en terugvindt. Op een gegeven moment dacht ik zelfs: waar kijk ik naar? Naar mezelf misschien?

Alles is illusie! constateert de scenarioschrijver op een gegeven moment wanhopig. Ik moest intussen denken aan Churchill: ‘It is a riddle wrapped in a mystery inside an enigma.’ Of beter: aan hoe David Ferrie, een personage uit de film JFK, gebaseerd op een man die betrokken zou zijn geweest bij de moord op Kennedy, een complot dus, waarvan ook ik niet weet of het er ooit is geweest, die quote verbasterde tot: ‘It’s a mystery wrapped in a riddle inside an enigma!’ Ik had het zelf echt niet beter kunnen zeggen.

Robert Jan Stips – De Tovenaar Van De Nederpop

Bart Chabot leidt de hoofdpersoon van deze documentaire op geheel eigen wijze in: nee, hij is niet zo bekend als Barry Hay of Herman Brood, maar hij is de beste muzikant van de Nederlandse popscene, iedereen wil met hem werken en toch wordt-ie niet herkend op straat. Heeft u al door over welke Onbekende Nederlander de inmiddels dolenthousiaste Chabot het heeft? Gelukkig worden nu de usual suspects voorgesteld die de man in kwestie verder zullen duiden: Cesar Zuiderwijk, Henk Hofstede, Anton Corbijn, Rinus Gerritsen en Freek de Jonge. Stuk voor stuk hebben ze gewerkt met – tromgeroffel, doodse stilte, trompetgeschal! – Robert Jan Stips – De Tovenaar Van De Nederpop (59 min.).

In strandpaviljoen De Fuut in zijn thuisstad Den Haag tovert Stips aan een nieuwe plaat, waarmee hij wil voortborduren op het magische werk van zijn eerste bandje Supersister. Hij laat zich daarbij tevens ondersteunen door vroegere vrienden uit die vermaarde progrockgroep uit de sixties. Ook de ‘simpele rock & roll-muzikanten’ van enkele vooraanstaande vaderlandse bands melden zich voor de opnamesessies. Terwijl de oude kameraden elkaar begroeten en onder leiding van Stips samen gaan musiceren, loopt regisseur Marcel Goedhart de carrière van de multi-instrumentalist door: van Supersister via Golden Earring, Gruppo Sportivo, Sweet D’ Buster en The Nits naar Freek de Jonge.

Het bevalt Robert Jan Stips wel, die rol in ‘de subtop’. Op die manier heb je als muzikant een langer leven, meent hij. Misschien is het ook een manier om enigszins op afstand te blijven, ga je als kijker denken. Zeker als je vervolgens zijn dramatische familieverhaal krijgt te horen (dat Goedhart ondersteunt met enkele fraaie geanimeerde scènes). Met name de relatie met zijn vader, die in zijn hart misschien ook kunstenaar had willen zijn, maar zijn dagen sleet als ambtenaar, speelt Stips nog altijd parten. ‘Het vaderschap heb ik zelf moeten uitvinden. En daar ben ik ook niet altijd even goed in’, zegt hij. ‘Ik vind het lastig om heel warm te zijn naar het gezin toe. Dat zou wel warmer kunnen.’ Zelfs in de muziek is dat zo, constateert hij. ‘Misschien maak ik daarom ook wel andersoortige muziek dan blues of liefdesliedjes.’

Met die muziek heeft hij niettemin vrienden voor het leven gemaakt, in de Nederlandse muzikantenscene, maar ook ver daarbuiten. Met de internationaal vermaarde fotograaf en filmregisseur Anton Corbijn bijvoorbeeld, die zich nog goed kan herinneren hoe hij in 1973 als middelbare scholier een fotoshoot mocht doen met de band waarvan hij al enkele jaren fan was. Als tegenprestatie, vertelt hij met hartverwarmend enthousiasme, stelde Corbijn alles in het werk om vele jaren later de Supersister-evergreen She Was Naked een plek te geven in zijn debuutfilm Control. En dat viel weer in goede aarde binnen de internationale progrockscene, waarbinnen de eerste band van Stips – Arjay voor zijn Amerikaanse fans – nog altijd een cultstatus heeft.

Zo ontvouwt zich een liefdevol portret van een gewaardeerde muzikant, die op een gracieuze manier ouder en grijzer is geworden (al zijn die strakblauwe kijkers gebleven). En daarbij neem je de wat gekunstelde barscène met Bart Chabot, die natuurlijk ook op gedragen toon een punt mag zetten achter de film, over waarom die nederpoptovenaar nooit een Bekende Nederlander is geworden maar voor lief. Zou het misschien kunnen – in de oren van Hay- en Brood-adepten klinkt dat wellicht ongeloofwaardig – dat Robert Jan Stips ‘gewoon’ prettig bescheiden is (gebleven) en ervoor kiest om vooral via zijn instrumentarium te spreken?

Kap Nâh!! – Het Verhaal Van Marnix Rueb

NTR

Zijn eerste Haagse Harry-tekening publiceerde Marnix Rueb in 1991 in het tijdschrift Doen, bij een artikel van zijn jongere broer Robert-Jan over Haagse dichters. Ruebs volkse ‘poëet-proleet’ Harry staat achter de microfoon op een podium en draagt voor uit eigen werk: ‘Uit me laaste bundel ut plèn bè nach: ut erotiese ve’haal “Kânkâhoeâ!”.’

Harry was het duiveltje in Marnix, zegt Jean-Marc van Tol, tekenaar van de Fokke en Sukke-strip in de documentaire Kap Nâh!! – Het Verhaal Van Marnix Rueb (60 min.) van Bart Grimbergen en Roel Wijngaards-de Meij. De Hagenees met die mat in zijn nek en zijn eeuwige campingsmoking past perfect in de prachtige Haagse traditie van Jacobse en Van EsHarrie ‘O, O, Den Haag’ Klorkestein enne… Henk Bres (al is dat geen typetje; niet bewust, tenminste).

De man achter Haagse Harry was echter bepaald geen Hagenees, maar een echte Hagenaar. Als zoon van een kinderrechter groeide hij op in een bevoorrecht milieu. Zonder moeder, dat wel. Zij overleed toen hij nog een kind was. En dan was er nog die persoonlijke tragiek die hem als persoon heeft gevormd. Misvormd, aldus zijn vriend Sjaak Bral (een typetje overigens van Marcel van der Heijden). Marnix Rueb, een echte binnenvetter, sprak er nooit over. Beter: bijna nooit.

Via gesprekken met Ruebs broers, weduwe, beste vriend en dochter vertelt dit vlotte portret het levensverhaal van de in 2014 overleden striptekenaar. Dat is ook meteen het nadeel van de film: veel pratende hoofden en erg anekdotisch. Filmisch blijft deze biografie een beetje achter, al werken de archiefbeelden van gewone mensen, Hagenezen en Hagenaars, die hardop voorlezen uit de strips erg aanstekelijk en is de scène waarin Rueb kort voor zijn dood meezingt bij een concert van zijn idool Bruce Springsteen zeer ontroerend.

Kap Nâh!! wordt nooit meer dan een typisch televisieportret, maar is daarom niet minder vermakelijk. ‘Vestaat u mèn?!’, zou Harry zelluf zeggen. Met opgestoken middelvinger, natuurlijk.

Unknown Brood


Provocerend gesteld: Herman Brood is de ideale rock & roller voor mensen die eigenlijk niet van rock & roll houden. Of beter: voor mensen die de rock & roll-levensstijl verkiezen boven de muziek. Zoals je hem ook de ideale kunstenaar kunt noemen voor mensen die eigenlijk niet van kunst houden. Of: de troeteljunk van mensen die drugsverslaafden het liefst uit hun eigen straat verjagen. Ik draaf door…

Regisseur Dennis Alink probeert in deze krachtige film de Unknown Brood (85 min.) te vinden, de man achter het fenomeen. Volgens eigen zeggen was die mensenschuw, sociaal onhandig en ‘allergisch voor gezelligheid’. Speed hielp hem over de drempel om ‘Herman Brood’ te worden. Zonder drugs zou hij niet oud zijn geworden, denkt zijn jongere zus Beppie zelfs. Achteraf bezien was er in zijn leven en werk altijd al een doodswens aanwezig, die in 2001 culmineerde in die fatale sprong van het Hilton.

Alink voert in zijn documentaire de gebruikelijke Brood-mythevormers op: de onvermijdelijke manager Koos van Dijk, de onvermijdelijke oud-bandleden en de onvermijdelijke biograaf Bart Chabot. Stuk voor stuk lijken ze hun bestaansrecht te ontlenen aan de jaren in het kielzog van de rock & roll junkie. Behalve zulke usual suspects komen ook intimi als Hennie Vrienten, Willem Venema en Anton Corbijn aan het woord. De echte meerwaarde zit echter bij Broods openhartige vrouw Xandra en kinderen, zijn ex-vriendin Dorien (die hem inspireerde tot Doreen) en zijn nuchtere zus. Zij openen de deur naar de Herman die Brood liever verborgen hield.

‘Herman en ik zeiden wel eens tegen elkaar dat we last hadden van een gelukkige jeugd’, beweert Beppie Brood stellig. Hij speelde in het openbaar echter liever de getormenteerde artiest, die een beroerde jeugd had gehad als loensend, gepest jongetje. Het was slechts één van de elementen van het trucje ‘Herman Brood’, dat gretig aftrek vond bij gulzige journalisten en televisiemakers, die zich hier in allerlei archieffragmenten van hun meest schaamteloze kant laten zien. Brood documenteerde daarnaast met een filmcamera zijn eigen leven. In rafelige homevideo’s tekent hij opmerkelijk afstandelijk zijn eigen aftakeling op.

Naarmate de documentaire vordert wordt het verval steeds zichtbaarder. Hij had dat zelf ook maar al te goed door. Herman wilde, in de woorden van die andere speedkikker Jules Deelder, niet eindigen als ‘een halfje Brood’. Tegelijkertijd zag hij er ook wel de (donkere) romantiek van in, getuige de vergelijking die hij in een interview trekt met de aan een overdosis bezweken stand up-comedian Lenny Bruce (van wie hij volgens de overlevering de kreet Shpritsz leende). Waarna Neerlands bekendste rock & roller uiteindelijk die al meermaals in bijzinnen, grapjes en songs aangekondigde stap in het diepe waagde en met het beëindigen van zijn leven nog eenmaal zijn imago bestendigde.

Van buitenaf bezien en met de wetenschap van nu lijkt Broods hele bestaan een soort uiting van het onvermogen om gewoon te leven. En juist dat maakt hem, en deze film die het beeld van een wankelend rock & roll-cliché behoorlijk kantelt, zo aangrijpend. Mens onder de mensen. Zelfs als je Herman Brood bent – of speelt.

Een fenomeen als Herman Brood vormt dankbaar documentairemateriaal. Rock ‘N Roll Junkie is bijvoorbeeld een klassieke docu uit 1994 over Neerlands bekendste rock & roller, gemaakt door vier overtuigde Brood-liefhebbers. Daarin zien we Brood zoals we hem kennen: cool, geil en high.

In Buying The Band, dat begin dit jaar een bescheiden hype werd in popland Nederland, is te zien hoe enkele leden van Herman Broods voormalige begeleidingsband, The Wild Romance, helemaal zijn blijven hangen in de rock & roll-lifestyle van weleer. De uiterst vermakelijke film van Teus van Sintmaartensdijk laat zien hoe ondernemer en would be-drummer Jan ’t Hoen zich inkoopt in de band en met hen onder de noemer Romanza Brava on the road gaat. De ontwikkelingen die hij zo in gang zet, zijn even voorspelbaar als komisch.