Chaplin: Spirit Of The Tramp

Periscoop Film

Na de dood van hun moeder vindt Victoria Chaplin in een afgesloten lade van een kast in hun Zwitserse huis Manoir de Ban een brief die haar vader Charlie heeft ontvangen na het publiceren van zijn autobiografie in 1964. Ze geeft hem aan haar broer Michael, die er helemaal van ondersteboven is. De brief is afkomstig van ene Jack Hill. Hij noemt hun vader een leugenaar. ‘Hallo Charlie, je schrijft over je geboortehuis’, schrijft Hill. ‘Je liegt alleen dat je barst. Je kunt helemaal niet weten waar je bent geboren of wie je eigenlijk bent. Als je ‘t zo nodig wilt weten: je bent geboren in een caravan.’

De wereldberoemde Britse komiek en acteur Charlie Chaplin (1889-1979) – die vader dus – kwam ter wereld op de zogenaamde Black Patch in Smethwick, nabij de Britse industriestad Birmingham. In een Roma-caravan, naar verluidt zelfs van de Gypsy Queen van de gemeenschap, Jack Hills tante. Chaplin had dus ‘zigeunerbloed’ door zijn aderen vloeien en zou zijn jonge jaren in erbarmelijke omstandigheden en diepe armoede doorbrengen. In Chaplin: Spirit Of The Tramp (90 min.) onderzoeken twee kleindochters van Chaplin, de zussen Carmen (regie) en Dolores (productie), hoe die wortels zijn te traceren in ‘s mans leven en werk.

Chaplins oudste zoon, de schrijver Michael J. Chaplin, fungeert daarbij als verteller. Hij wordt terzijde gestaan door zijn broer Christopher (musicus) en zussen Geraldine (actrice), Victoria (circusartiest) en Jane (schrijfster) en gaat verder in gesprek met bekende vertegenwoordigers van de Roma-gemeenschap zoals regisseur Tony Gatlif, schrijver Damian Lebas, regisseur Emir Kusturica en muzikant Stochelo Rosenberg. Stuk voor stuk vinden zij talloze aanknopingspunten in Chaplins oeuvre. Te beginnen natuurlijk bij zijn voornaamste creatie, The Tramp. Een zwerver die zomaar voor een zigeuner kan worden versleten.

Het feit dat Charlie Chaplin in producties als de stomme film-klassieker The Gold Rush (1925) en de genadeloze Hitler-pastiche The Great Dictator (1940) gebruik maakte van composities van Johannes Brahms, die sterk was beïnvloed door Romani-muziek, is minder voor de hand liggend. Of dat de manier waarop hij, in de woorden van Emir Kusturica (de maker van de ultieme gypsy-komedie Black Cat, White Cat), vecht met de zwaartekracht (zoals naderhand treffend wordt geïllustreerd met een slapstick koorddansscène uit The Circus, waarvoor Chaplin in 1928 een Oscar won) ook kan worden verbonden met zijn Roma-roots.

Hoewel de verhaallijn in deze ‘familiefilm’ van The Chaplins, waarin ook Charlies biograaf David Robinson en acteur Johnny Depp nog even kort hun zegje mogen doen, soms wat scherper had gekund en de docu ook stilistisch een beetje een ratjetoe wordt (met interviews, ontmoetingen, archiefbeelden, filmfragmenten en uitzinnige Roma-sequenties) voegt Chaplin: Spirit Of The Tramp wel degelijk een waardevol perspectief toe aan The Real Charlie Chaplin (2021), de documentaire die enkele jaren geleden het definitieve portret leek van de baanbrekende entertainer.

La Singla

La Fábrica Naranja

Het mysterie is onweerstaanbaar: op het hoogtepunt van haar roem verdwijnt de Spaanse flamencodanseres Antonia Singla voorgoed van het toneel. Haar voeten, naar verluidt zo’n anderhalf miljoen peseta’s waard, zullen nooit meer die bezwerende cadans bereiken. Tracatraca… Als een voortsnellende trein. Tracatraca… Tracatraca… Tracatraca… Zelf kan Antonia dat onweerstaanbare ritme overigens alleen zien en voelen, want zij is kort na haar geboorte doof geworden.

Ergens in de jaren zestig komt La Singla (tv-versie: 52 min.) dus tot stilstand. Waarom? vraagt Helena Kaittani zich af in deze documentaire van Paloma Zapata. Wat is er met haar gebeurd? De jonge actrice, ingehuurd als protagonist voor deze film, begint aan een Searching For Sugar Man-achtige zoektocht. En net als in die Oscar-winnende documentaire over de plotsklaps verdwenen singer-songwriter Sixto Rodriguez vertelt ze onderweg het verhaal van haar enigmatische heldin.

Antonia Singla werd geboren in de sloppenwijk El Somorrostro, nabij het strand van Barcelona. Ze had een lastige jeugd. Als Roma-meisje leek ze sowieso al veroordeeld tot een leven vol armoede en geweld, maar zij verloor op heel jonge leeftijd ook nog eens haar gehoor. Ze weigerde daarna heel lang om te spreken. La Singla bleek desondanks geboren om te dansen. Het ritme zat bij haar van binnen en kwam tijdens de flamenco als vanzelf naar buiten. Alsof ze zo haar duivels kon uitdrijven.

Op zeventienjarige leeftijd brak ze internationaal door en stal menigeens hart. Het is niet moeilijk om te zien waarom: op de zwart-wit foto’s en beelden die bewaard zijn gebleven is een ongenaakbare schoonheid te zien die helemaal in haar element is. Daarachter gaat echter een stil en verlegen meisje schuil dat door haar overheersende vader, die zich na jaren afwezigheid weer heeft gemeld toen zijn dochter succesvol werd, volledig van de buitenwereld wordt afgeschermd.

En dan trekt Antonia Singla het gordijn definitief achter zich dicht. Ruim een halve eeuw later probeert een fictieve jonge vrouw, een enigszins gekunstelde ingreep van Paloma Zapata, nu dus te ontdekken wat er met haar is gebeurd en waar zij is gebleven. Met elke ravissante foto of danssequentie die Helena bekijkt, elke flamencoritme dat ze hoort en iedere persoon die ze en route ontmoet komt ze dichter bij haar ‘Sugar Woman’, de mysterieuze La Singla.

The Hungarian Playbook

Film Five

Een onafhankelijk opererende pers is alleen maar lastig als je als politicus of politieke partij de volledige macht wilt hebben. En dus hebben de Hongaarse premier Viktor Orbán en zijn Fidesz-partij, die alweer sinds 2010 aan de macht zijn in het Oost-Europese land, zich flink ingespannen om de journalistiek aan banden te leggen. Met een mediawet, het opzetten van faciliteren van een eigen mediaconglomeraat én het knechten van de publieke omroep.

Hoe The Hungarian Playbook (45 min.) er in de praktijk uitziet? Een concreet voorbeeld: ‘In 2015, toen er veel vluchtelingen en migranten naar Hongarije kwamen, kregen we de opdracht om geen kinderen te laten zien’, vertelt András, die destijds nog als journalist werkzaam was bij de Hongaarse publieke omroep. ‘Kinderen zouden voor empathie kunnen zorgen. En dat was duidelijk niet de bedoeling. Er kwamen alleen jonge mannen, die Europa wilden binnenvallen.’

‘Ik moest op zoek gaan naar migrantenverhalen’, vult zijn collega Krisztina aan. Zij behoort tot de Roma-minderheid in het land en heeft haar heil inmiddels buiten de journalistiek gezocht. ‘Ik moest beweren dat zij onbekende ziektes meebrachten en moest daarbij een dokter zoeken die dat voor me kon bevestigen. In Boedapest kon ik zo iemand niet vinden. Toen hebben collega’s van buiten de stad een arts gevonden die woord voor woord zei wat onze eindredacteur wilde horen.’

Zo gaat dat in een autoritair geleide staat. En uit deze journalistieke docu van Bence Máté en Áron Szenpéteri zijn nog wel meer regels te destilleren voor hoe media zich in zo’n omgeving dienen te gedragen. Aan de oppositie besteed je bijvoorbeeld geen of alleen negatieve aandacht. Kritisch berichten over de regering en bondgenoten (zoals de Russische leider Vladimir Poetin) is natuurlijk niet de bedoeling. En zulke regels schenden betekent automatisch de toorn van de staat over jezelf afroepen.

Inmiddels is zo’n tachtig procent van de Hongaarse media of min of meer in handen van Orbán, die zijn verhaal zo dus goed kwijt kan aan het land, tamelijk eenvoudig verkiezingen naar z’n hand zet en weinig last heeft van waakhonden die beginnen te blaffen bij belangenverstrengeling of corruptie. Dus slecht voor de portemonnee is het uiteindelijk ook niet, zo’n gedienstige pers. Alleen de lieden die waarde hechten aan democratie krabben zich misschien even achter de oren.

In dat opzicht zou deze degelijke docu toch ook als waarschuwing kunnen dienen voor bezorgde Nederlanders – ook al lijkt ons land zo op het eerste oog totaal anders dan Hongarije.

The Rossellinis

In zekere zin leven ze, ruim veertig jaar na ‘s mans overlijden, nog altijd in zijn schaduw. Daar, bij de uitvaart van Roberto Rossellini, begint ook deze documentaire van zijn oudste kleinzoon Alessandro. Al zijn nazaten begeleiden de grote regisseur, die sinds de film Roma Città Aperta (1945) werd beschouwd als een genie, in 1977 naar zijn laatste rustplaats. Volgens Alessandro lijden ze stuk voor stuk aan dezelfde aandoening: Rossellinitis.

‘Mensen zeiden tegen me: jij bent een Rossellini. Met jouw achternaam kun je geen ober worden’, vertelt Alessandro’s oom Robertino, ooit één van de meest begeerde mannen ter wereld, bijvoorbeeld treffend. ‘Ik mocht eigenlijk alleen maar een genie zijn.’ Tegenwoordig heeft hij zich teruggetrokken op een idyllische plek aan de Zweedse kust, in een huis dat ooit toebehoorde aan zijn moeder Ingrid Bergman, de befaamde actrice en tweede vrouw van zijn vader.

‘Wij waren bij onze geboorte al losers’, zegt Alessandro’s tante Ingrid, die het liefst buiten beeld blijft. ‘Hopeloos!’ Haar tweelingzus Isabella lijdt ogenschijnlijk nog het minst aan de familieziekte. Zij heeft een geslaagde carrière opgebouwd als fotomodel en actrice en voelt zich ook wat ongemakkelijk bij de vragen die haar neef in The Rossellinis (98 min.) op haar afvuurt en de onaantastbare status die hij haar, als rechtgeaarde opvolger van zijn grootvader, toedicht.

Tijdens zijn boeiende rondgang langs verschillende familieleden, doorsneden met filmfragmenten van de patriarch, komt Alessandro gaandeweg tot de conclusie dat hij, de zoon van Roberto Rossellini’s gedroomde opvolger Renzo en een zwarte vrouw, de kleinzoon die opzichtig worstelde met een drugsverslaving, de man ook van twaalf ambachten en dertien ongelukken, misschien wel het meest gebukt is gegaan onder die vermaledijde familienaam en de verpersoonlijking daarvan: zijn grootvader.

Dat familiesysteem heeft hen elk op hun eigen manier gevormd. Daarom kan deze boeiende film eigenlijk ook slechts op één manier tot een (bevredigend) einde worden gebracht: met een gestileerde groepsfoto waarop elk afzonderlijk familielid zijn eigen plek binnen de Rossellinis probeert in te nemen. Zodat in één beeld zichtbaar wordt wat hen bindt én wat hen van elkaar onderscheidt. Alsof stamvader Roberto ze van gene zijde nog eenmaal netjes op hun plek heeft gezet.

Requiem For Auschwitz

Pink Moon

Ruim twintig jaar heeft componist Roger Moreno-Rathgeb gewerkt aan zijn Requiem For Auschwitz (64 min.). Binnen drie weken had hij de eerste zes delen, bijna drie kwartier muziek, min of meer klaar. En toen stokte zijn dadendrang, vertelt hij in Bob Entrops documentaire Een Stukje Blauw In De Lucht uit 2008. Hij voelde zich helemaal leeg en besloot om zelf een kijkje te gaan nemen bij het vernietigingskamp, waar meer dan een half miljoen leden van zijn gemeenschap, de Sinti en Roma, werden vermoord. ‘En toen was het helemaal voorbij met de inspiratie.’

Uiteindelijk heeft Moreno-Rathgeb de draad toch weer opgepakt, zo blijkt uit deze vervolgfilm van Bob Entrop, de Bredase filmmaker die zich in de afgelopen jaren heeft opgeworpen als chroniqueur van de Nederlandse zigeunergemeenschap. Entrop heeft op die manier een belangrijke rol gespeeld bij zowel de emancipatie van de Nederlandse Sinti en Roma als de erkenning dat ook zij tot de belangrijkste slachtoffers van het verderfelijke naziregime behoren. Ook al wilden – of konden – ze daar in eerste instantie vaak nauwelijks over praten.

In deze documentaire mag natuurlijk ook dat ene hartverscheurende beeld van Settela Steinbach, het meisje dat na de oorlog was uitgegroeid tot hét symbool van de vervolging van Nederlandse Joden, niet ontbreken. Vanuit een treinwagon op Kamp Westerbork kijkt de tiener, die op weg moet naar Auschwitz, desolaat de wereld in. Pas in 1994, vijftig jaar na dato, ontdekte de journalist Aad Wagenaar dat het in werkelijkheid om een Limburgs Sinti-meisje ging. Settela werd opnieuw een symbool: voor de afgevoerde Nederlandse zigeuners en hoe weinig aandacht daarvoor tot dan toe was geweest.

Die tragedie – het verwoesten van een complete gemeenschap en het zwijgen daarover – komt in deze film indringend tot uiting in scènes waarin jonge Sinti en Roma worden geconfronteerd met de herinneringen van vertegenwoordigers van een eerdere generatie zigeuners die de vernietigingskampen overleefden. Intussen is het muziekstuk van Roger Moreno-Rathgeb dan toch klaar om uitgevoerd te worden. Ter voorbereiding daarop brengt de componist met leden van het Nederlands Begeleidingsorkest een bezoek aan Auschwitz-Birkenau. Zodat ze weten en voelen wat ze gaan musiceren.

De beelden van overlevenden die afdalen in het diepste van hun zwartgeblakerde ziel en anderen die zich bij de plekken des onheils en bijbehorende monumenten proberen in te leven hoe het geweest moet zijn om volledig overgeleverd te raken aan een moorddadig regime, mogen dan inmiddels overbekend zijn, echt wennen doen ze nooit. Deze documentaire benadrukt nog maar eens het belang van dat herinneren en herdenken en voegt daar de helende kracht die muziek, hopelijk, kan hebben aan toe. Als balsem voor de gebutste ziel.

Nuit Et Brouillard

Het is onmogelijk voor ons, kinderen van de 21e eeuw, om mentaal terug te keren naar de jaren van direct na de Tweede Wereldoorlog. Toen de volle omvang duidelijk begon te worden van wat Nazi-Duitsland had aangericht. Nuit Et Brouillard (32 min.) dateert uit die periode. 1955, om precies te zijn. Tien jaar na de capitulatie van de Duitsers is het bloed in Auschwitz opgedroogd, groeit er onkruid en is het bedrieglijk stil. Toch ademt de plek waar ooit de dood regeerde volgens verteller Michel Bouquet nog altijd onheil.

Het is voor ons – kijkers die zich vast al eens hebben ondergedompeld in pak ‘m Holocaust, Shoah, Schindler’s List, Night Will Fall en/of Son Of Saul – natuurlijk onmogelijk om weer níet te zien. Om deze korte, essayistische documentaire van de vermaarde Franse cineast Alain Resnais (Hiroshima Mon Amour, L’Année Dernière A Marienbad en Mon Oncle D’Amérique) te bekijken zoals hij destijds is gezien. Door mensen die de oorlog zelf hadden meegemaakt, dagelijks worstelden met de gevolgen ervan of hem maar al te graag probeerden te vergeten.

De militaire parades, de spoorlijnen, de barakken, natuurlijk. Het prikkeldraad, het afbeulen, het gas, niet (nooit!) te vergeten. Iconische beelden ook van Tsvi Chaim Nussbaum, dat hartverscheurende jongetje in het getto van Warschau, en van Settela, het Nederlandse zigeunermeisje in de trein naar het vernietigingskamp dat toen, in de jaren vijftig, nog onterecht voor een Joodse tiener werd aangezien. En het ogenschijnlijk onbekommerde leventje van de kampbewakers afgezet tegen het ronduit onbeschrijflijke leed van de door hen bewaakten.

Scriptschrijver Jean Cayrol, zelf een overlevende van de kampen, brengt die tragedie tóch onder woorden. Hij heeft verteller Bouquet voorzien van een messcherpe tekst. ‘De mensen die links staan worden aan het werk gezet’, laat hij hem bijvoorbeeld droog constateren, bij beelden van rijen gevangenen in het kamp. ‘En de mensen rechts hebben nog een paar minuten voordat ze worden vernietigd.’ En dat lot, het onmenselijke einde en de al even inhumane afhandeling daarvan, wordt door Resnais zéér expliciet in beeld gebracht.

Nuit Et Brouillard wordt daardoor niets minder dan een hellegang door het vernietigingskamp, die ook een kleine zeventig jaar later nog altijd nauwelijks om aan te zien is. Terwijl kijken, onder ogen blijven zien, erkennen, eigenlijk niets minder dan onze collectieve plicht is.

Lezecher: De Lange Strijd Voor Een Holocaustmonument

Max

Een monument met de namen van de 102.000 Joden en 220 Roma en Sinti die in de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord. Dat wordt in Amsterdam vast met open armen ontvangen, zou je denken. Toch krijgt het initiatief van Jacques Grishaver, de voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité, vanaf het allereerste begin met tegenwerking te maken. 

In 2010, aan het begin van de documentaire Lezecher: De Lange Strijd Voor Een Holocaustmonument (55 min.), lijkt het Westermanplantsoen, in het hart van de oude Amsterdamse Jodenbuurt, de gedroomde locatie. Na aanhoudende protesten moet het Holocaust Namenmonument echter verkassen naar het Wertheimpark, maar ook daar loopt het project, waarvoor inmiddels de gerenommeerde architect Daniel Libeskind is aangetrokken, vast in het drijfzand van eindeloze bezwaarprocedures: tegen aantasting van het aangezicht, bomenkap of de hoge bouw…

Op al te veel begrip kan dat niet rekenen bij de gedreven Grishaver – of bij documentairemaker Deborah van der Starre, die duidelijk met hem en zijn ideaal sympathiseert. ‘Misschien denkt men dat wij na dertien jaar opgeven’, zegt de man, die een groot deel van zijn familie verloor in de vernietigingskampen, strijdbaar als hij weer een tegenslag heeft moeten incasseren. ‘Dat gebeurt dus niet. We gaan rustig verder.’ Dan laat hij toch even in zijn kaarten kijken. ‘Alleen zullen vele mensen, die het mee hadden willen maken, er niet meer zijn. Die zijn dood. Maar ja, dat gaat om Joden. Dat maakt verder dus niks uit.’

’s Mans emotie doet misschien niet helemaal recht aan de positie van de bezwaarmakers, maar is gezien de teleurstellingen die hij tijdens de realisering van het Namenmonument krijgt te verwerken wel begrijpelijk. In deze gedegen documentaire registreert Van der Starre het complete moedeloos makende proces, waarbij ze Jeroen Krabbé als verteller alle gebeurtenissen met elkaar laat verbinden en toewerkt naar het moment waarop dan eindelijk de eerste schop in de grond mag. Voor een monument dat er volgens Jacques Grishaver allang had moeten zijn.

Settela, Gezicht Van Het Verleden

Hij noemde haar Esther. Een nette Joodse naam. Journalist Aad Wagenaar wist in 1994 natuurlijk niet hoe ze echt heette, dat desolate meisje met de witte hoofddoek. In het voorjaar van 1944 stond ze in de deuropening van een treinwagon, die elk ogenblik kon vertrekken naar het vernietigingskamp Auschwitz. Datzelfde meisje werd na de Tweede Wereldoorlog het gezicht van de (Nederlandse) Jodenvervolging. De vermoorde onschuld, letterlijk. En Wagenaar wilde een halve eeuw na dato beslist weten hoe ze écht heette.

De beelden werden onlangs ingekleurd, voor de Nederlandse speelfilm Gemmeker van regisseur Robert Schinkel. Ze zijn afkomstig uit een Westerbork-film die de Joodse fotograaf Rudolf Breslauer in opdracht van de Duitse kampcommandant Gemmeker maakte. Te midden van beelden van het dagelijks leven in het Drentse Durchgangslager is er ineens die ‘documentaire van zeven seconden’ waarin de Endlösung heel tastbaar wordt. Via een kwetsbaar meisje in een treinbarak, waarop pontificaal ‘74 pers’ staat geschreven. Zoveel mensen pasten er blijkbaar in de veewagen. De meesten van hen zouden nooit meer terugkeren naar huis.

In de documentaire Settela, Gezicht Van Het Verleden (55 min.) uit 1994 gaat filmmaker Cherry Duyns op zoek naar het verhaal achter de iconische beelden. Hij bevraagt de editor van de Westerbork-film, laat historici de precieze datum van het transport vaststellen (19 mei 1944) en spreekt overlevenden van de helletocht naar het vernietigingskamp. Zij bevestigen de opzienbarende conclusie die de speurder Wagenaar even daarvoor al had getrokken: het ‘gezicht van de Nederlandse Jodenvervolging’, de gestorven kinderen in het bijzonder, blijkt helemaal geen Joods meisje. Het is een Zigeunerin.

Ze heet Settela Steinbach, is een jaar of tien oud en komt uit het Limburgse Susteren, vertellen inmiddels bejaarde ooggetuigen als Crasa Wagner en het echtpaar Kercha en Leitji Rosenberg. Stukje bij beetje dringt Duyns met hen steeds dieper door in Steinbachs familieverhaal in deze serene, voor hedendaagse begrippen wat trage film. Via Settela, die bij de burgerlijke stand overigens stond geregistreerd onder haar Nederlandse naam Anna Maria, vertelt hij zo ook het verhaal van de Nazi-vervolging van de Nederlandse Sinti en Roma, een menselijke tragedie die tot dat moment onderbelicht was gebleven.

Is de scène met Settela inderdaad stiekem in de Duitse promotiefilm gefrommeld door Rudolf Breslauer, zoals Wagenaar veronderstelt? Als daad van verzet tegen de Shoah, die hij zelf ook niet zou overleven? Of is de wens hier toch de vader van de gedachte? Feit is dat Breslauer in zeven luttele seconden de onverdraaglijke waarheid van de transporten naar de vernietigingskampen op een indrukwekkende manier wist te vereeuwigen.