High School

Kanopy

Zó herkenbaar. Voor vrijwel iedereen, ook in Nederland. De lange gangen om eindeloos in te verdwalen, betweters met de gave des woords (althans, dat vinden ze zelf), de reprimandes van de conciërge of een andere ouwe ziel die het (weer) beter weet, gymles en manieren om daar onderuit te komen en dat enkele uurtje in de week, met die ene leraar of lerares die het wél begrijpt of wél weet wat er nu speelt, waarop al je vriend(inn)en, belangrijke bezigheden zoals rondhangen of keet trappen en die ene onbereikbare liefde heel even pas op de plaats maken.

In wezen is er in de dikke halve eeuw die is verstreken sinds Frederick Wiseman zijn tweede documentaire High School (74 min.), na ‘s mans schokkende debuutfilm Titicut Follies, heeft afgeleverd, relatief weinig veranderd. De gangen zijn nog steeds lang, sommige leraren oersaai en de liefde doorgaans even onbereikbaar. Hooguit was het onderwijs destijds, eind jaren zestig, nog vooral eenrichtingsverkeer, dat veelal in traditioneel klassikaal verband werd opgediend aan een vrijwel volledig wit publiek. Met tamelijk traditionele opvattingen over jongens en meisjes bovendien. Bij de typeles zit bijvoorbeeld nauwelijks een manspersoon.

Tegelijkertijd waart ook de geest van de sixties wel degelijk rond op de Northeast High School in Philadelphia. Een jeugdige lerares legt, met een elpeehoes van Simon & Garfunkel in de hand, uit wie van de twee zangers Paul Simon is en wie Art Garfunkel, waarna ze met zijn allen heel geconcentreerd naar het duo gaan luisteren. Een leraar vraagt zijn leerlingen wie van hen lid wil zijn van een gemengde club en of dat nog verandert als de helft van de leden, of meer, zwart is. En een oudere lerares leest geëmotioneerd een brief voor van een oud-leerling, een jongen zonder ouders die een thuis vond op school en inmiddels als soldaat dient in Vietnam. 

Wiseman heeft in het voorjaar van 1968 vijf weken gefilmd op de middelbare school in Pennsylvania. In zijn kenmerkende observerende stijl, in fraai zwart-wit, legt hij met dat materiaal de interne machinerie van de Amerikaanse leerfabriek vast. Zonder vaste hoofdpersonen, met scènes die de tijd krijgen. Én met betrokken/bemoeizuchtige ouders, ook toen al. ‘Het is mijn leven’, zegt een leerling, met een nogal dominante vader, tijdens een gesprek op school over haar toekomst. ‘Wat ik wil worden is belangrijker dan wat hij voor mij wil.’ Daarmee is de kous alleen niet af. Bij vertrek wil pa toch nog even kwijt dat hij zou willen dat ze ‘net zo slim als sterk’ was.

Ook dat is nog altijd zó herkenbaar: generatieconflicten waarbij ouders, leraren en kinderen stuk voor stuk het beste voor ogen hebben, maar daar totaal andere dingen onder verstaan.

High School is hier te bekijken.

Meltdown: Three Mile Island

Netflix

De speelfilm The China Syndrome, waarin Jane Fonda en Michael Douglas als respectievelijk verslaggever en cameraman misstanden op het spoor komen bij een Amerikaanse kerncentrale, is twaalf dagen eerder in première gegaan. En nu lijkt de werkelijkheid Hollywood zowaar in te halen: bij Three Mile Island ontstaat in maart 1979 een ernstig probleem. Tsjernobyl, de grootste nucleaire ramp uit de wereldgeschiedenis, ligt nog zeven jaar in de toekomst verscholen – en daarna zal het nog eens 25 jaar duren voordat de aarde wordt opgeschrikt door Fukushima.

Het ongeluk in Middletown, Pennsylvania, waardoor iedereen die niet ziende blind wilde zijn wel overtuigd moest raken van de risico’s aan kernenergie, is daardoor enigszins in de vergetelheid geraakt. In de vierdelige serie Meltdown: Three Mile Island (176 min.) reconstrueert Kief Davidson met direct betrokkenen, ooggetuigen, omwonenden, journalisten en deskundigen het ernstigste nucleaire ongeval op Amerikaans grondgebied. Als het allereerste gevaar lijkt te zijn afgewend, volgen de zorgen over de volksgezondheid en dreigt er zich nóg een ramp te voltrekken.

Davidson wil van die ontwikkelingen vooral een spannend heldenverhaal maken, niet zozeer een serieuze verhandeling over de gevaren van kernenergie. De gebruikelijke respons op een ongeval – paniek, ontkenning, zorg – maakt gaandeweg plaats voor thrillerachtige elementen: kwade opzet, intimidatie en samenzwering. Daarbij wordt ook al snel het verband gelegd met een andere Hollywood-hit: Silkwood, een waargebeurd verhaal waarin Meryl Streep een klokkenluider in een Amerikaanse plutoniumfabriek vertolkt, die uiteindelijk zal omkomen bij een mysterieus auto-ongeluk.

De Karen Silkwood van Meltdown luistert naar de naam Rick Parks. Als medewerker luidt hij de noodklok over de kerncentrale. ‘Alleen met een camera op hun beide mondhoeken’, zegt hij met gevoel voor drama over de bedrijfsleiding, ‘zou je kunnen ontdekken uit welke ze logen.’ Waarna hij, om zijn woorden nog eens kracht bij te zetten, even met priemende ogen richting de camera kijkt. Punt. Parks’ ‘tone of voice’ sluit naadloos aan bij de met acteurs nagespeelde scènes die Meltdown soms eerder het karakter van een Hollywoodthriller geven dan van een historische reconstructie.

De drang om een bingehit te scoren, waarbij de behoefte om te amuseren de noodzaak om te informeren regelmatig overvleugelt, ondermijnt zo nu en dan de authenticiteit van deze miniserie, die een nog altijd relevant maatschappelijk thema behandelt.

Keith Haring: Street Art Boy

AVROTROS

In de tijd dat New York echt een gevaarlijke stad was – met gevaarlijke drugs, muziek én kunst – vond Keith Haring er een nieuw thuis. Hij arriveerde er in 1978, als ambitieuze jongen uit het nietige Kutztown in Pennsylvania. Klaar om de kunstwereld een ferme schop onder zijn hol te geven. En om met mannen te slapen, dat ook.

Zijn cartooneske kunst zou een wereldwijd fenomeen van hem maken: Keith Haring: Street Art Boy (53 min.), een perfect uithangbord voor de florerende graffiti-scene van New York. Zijn kunst was niet voorbehouden aan bezoekers van musea of galeries, maar voor iedereen toegankelijk in metrostations. Zo boorde hij een nieuw publiek aan voor moderne kunst.

Dit levendige portret van Ben Anthony, waaraan Harings ouders en mensen uit zijn directe omgeving hun medewerking verlenen, weet de tijdgeest goed te raken en blijft ook lekker op tempo. De protagonist, die zelf aan het woord komt via een audio-interview dat vlak voor zijn dood in 1990 werd afgenomen, blijft wel enigszins een enigma. Een man die na zijn overlijden bovendien een wereldwijd icoon zou worden.

Want New York was ook een stad van gevaarlijke seks. En die zou Keith Haring op slechts 31-jarige leeftijd, via de meest gevreesde ziekte van zijn tijd, de kop kosten.