I’m Not A Monster: The Lois Riess Murders

HBO Max

‘Ik hoop dat dit het juiste is om te doen’, zegt de hoofdpersoon bij de start van I’m Not A Monster: The Lois Riess Murders (165 min.). 

‘Wat zeg je?’ reageert Erin Lee Carr, de maakster van die tweedelige documentaire, nogal bruusk.

Lois Riess herhaalt geëmotioneerd: ‘Ik hoop dat dit het juiste is om te doen.’

Riess, een ogenschijnlijk onopvallende Amerikaanse vrouw van middelbare leeftijd, is veroordeeld vanwege de moord op haar eigen echtgenoot Dave, een goedlachse kerel met één grote passie: vissen. Op 23 maart 2018 wordt hij aangetroffen in hun huis in Blooming Prairie, Minnesota, waar ze sinds 2005 samen een larvenkwekerij runnen. Het gemoedelijke koppel staat er eigenlijk goed bekend.

David Riess blijkt al een dag of tien dood in z’n eigen woning te liggen. En zijn echtgenote Lois is ervandoor gegaan. Snel daarna wordt er een ‘manhunt’ gestart. Op een vrouw van 56, dat wel. Geen jonge (en wilde) blom, maar volgens een kennis wel een ‘click-off’. Iemand waarbij je altijd al het gevoel had dat er iets mis was – en die nu in deze documentaire voor het eerst opening van zaken geeft.

Na de dood van haar echtgenoot heeft Lois Riess nog dagenlang gewoon haar leven geleid in hun gezamenlijke huis. Terwijl daar dus ook Dave lag, de man met wie ze al een half leven samen is en drie kinderen heeft. ‘Ik ben geen monster’, zegt ze desondanks tegen Carr. ‘Niemand weet wat ik heb meegemaakt.’ Want Dave had volgens haar een aanstekelijke lach, maar ook een heel kort lontje.

Feit is ook dat Lois Riess bepaald geen onbeschreven blad is. Ze is erfelijk belast, blijkt al snel. Lois stamt uit een gezin waar meerdere leden kampen met mentale problemen. Haar moeder werd bijvoorbeeld gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis en maakte van hun huis een typische hoarderswoning. En ook haar dochter heeft zo haar issues: depressies, gokproblemen en – logisch – een geldtekort.

Haar echtgenoot blijkt gaandeweg een kwelgeest voor Lois. De ondertitel van dit tweeluik luidt alleen niet voor niets The Lois Riess Murders. Met een ‘s’. Meervoud. Na Daves gewelddadige dood kruist Lois zo het pad van een man die een karikatuur op een Amerikaanse politieagent was geweest als ie niet daadwerkelijk zo’n ‘all-American cop’ zou zijn: sheriff Carmine Marceno van Lee County, Florida.

‘Het laatste wat ik wilde’, zegt hij nu ferm, ‘was een seriemoordenaar op de vlucht.’ Binnen de kortste keren gaat Lois Riess door het leven als de ‘killer grandma’. Haar verhaal, zoals ‘t wordt verteld door Erin Lee Carr en een hele zwik kleurrijke personages, begint dan steeds absurdere vormen aan te nemen. Volgens een joviale barman die ze onderweg tegenkomt, gedraagt Lois zich zelfs ‘kierewiet’.

Met de mensen die zij tijdens haar vlucht heeft ontmoet schildert Erin Lee Carr losjes de (mentale) tocht die haar hoofdpersoon heeft afgelegd, van allemansvriend naar meervoudige moordenares. Die reis lijkt net zo belangrijk als de uiteindelijke bestemming: het in de kraag grijpen van dat monster (of, afhankelijk van je zienswijze, de verwarde vrouw die blijkbaar aan het moorden is geslagen).

Carr zet Riess zo nu en dan ook de duimschroeven aan – dit was natuurlijk al min of meer aangekondigd in de openingsscène – als ze in haar getuigenis de schuld al te gemakkelijk bij Dave neerlegt of een loopje met de waarheid lijkt te nemen. I’m Not A Monster blijft desondanks meer een karakterschets van een getroebleerde vrouw en haar entourage dan een traditionele true crime-docu.

Samsara

Mooov

Halverwege deze spirituele film wordt iedereen geacht om z’n ogen te sluiten. Ze mogen pas weer open als de geluidssymfonie, die dan al stiekem z’n entree heeft gemaakt, helemaal is verstomd. Zo’n kwartier – en ondanks die gesloten ogen: talloze beelden en indrukken – later. De Spaanse visueel kunstenaar Lois Patiño neemt de kijker mee op de zintuiglijke reis die de ziel van een oude vrouw uit Laos maakt nadat zij is gestorven. Op naar een volgend leven.

Zij is naar de dood begeleid door een plaatselijke jongen, Amid. Vanuit een tempel voor Boeddhistische monniken, ondoorgrondelijke jongens in klassieke oranje gewaden, steekt hij dagelijks met een bootje de rivier over om haar een leidraad voor het hiernamaals te kunnen voorlezen uit een Tibetaans dodenboek. De twee hebben elkaar gevonden in een idyllische omgeving, door Patiño vervat in grootse, kleurrijke 16MM-beelden. Vooral de epische watervallen zijn van een bijna onaardse schoonheid.

En dan voltrekt zich de transitie. De film, waarvan niet direct duidelijk wordt wat nu fictie of non-fictie is, heet niet voor niets Samsara (113 min.), het Sanskrietwoord dat staat voor de cyclus van geboorte, leven, dood en reïncarnatie. De oude vrouw begint aan een nieuw leven, op een andere plek in de wereld: in Zanzibar in Tanzania, nabij het strand en de zee. Waar vrouwen met kleurrijke hoofddoeken zeewier verzamelen, een geitje het levenslicht ziet en de Islam ieders ideeën over leven en dood bepaalt.

Het moge duidelijk zijn: Lois Patiño had bij Samsara beslist geen reguliere documentaire voor ogen. Zijn film is een meditatieve ervaring geworden. En dan niet alleen de virtuele reis door ‘de Bardo, de Intermediaire Realiteit’. Ook de levens daaromheen, de kalme aanloop met de jonge monniken in Laos en het iets levendigere vervolg met de vrouwen en het geitje aan de Afrikaanse kust, vereisen innerlijke rust en betalen die dan, aan eenieder die er zich voor openstelt, vast ook terug.

Great Photo, Lovely Life

HBO Max

Als Amanda Mustards oma overlijdt, besluit de jonge fotojournaliste, die al een tijd in het buitenland woont, om terug te keren naar Harrisburg, Pennsylvania en eindelijk eens dat familieverhaal te gaan onderzoeken waarover al decennia zorgvuldig wordt gezwegen. Amanda’s grootvader, de chiropractor William Flickinger, zou zich in de jaren zeventig aan minderjarige meisjes hebben vergrepen.

‘Het was zo vreemd…’ begint deze opa Bill aan het begin van Great Photo, Lovely Life (107 min.), terwijl hij omzichtig zoekt naar de juiste woorden. ‘Maar het leek alsof sommige van die kleine meisjes zich gewoon aanboden. Dat klinkt misschien stom, maar ze wilden dingen leren, ze waren experimenteel… Voor mij was die verleiding te groot. En ik viel ervoor.’

En natuurlijk kon de pater familias ook bij zijn eigen vlees en bloed z’n handen niet thuishouden, blijkt al snel in deze pijnlijk persoonlijke film die Amanda maakte met Rachel Beth Anderson. Hoe kun je je verzoenen met zo’n man? Lukt dat überhaupt? En zijn vrouw Salesta, Amanda’s oma, moet er al die tijd van hebben geweten. Zij is haar echtgenoot echter tot aan het graf blijven verdedigen.

Ook hun dochter en Amanda’s moeder Debi, die op haar achttiende al in een slecht huwelijk was gevlucht, wist waartoe haar vader in staat was. En tóch vertrouwde ze haar eigen dochter, Amanda’s zus Angie, toe aan de zorgen van opa en oma toen haar relatie was stuk gelopen en ze met de handen in het haar zat. Van ellende begon Angie op een gegeven moment letterlijk haar haren uit te trekken.

Nee, het is geen fraai beeld dat Amanda Mustard van haar eigen verwanten schetst. Een christelijke familie, dat wel. Dus vergiffenis van alle zonden – nou ja, bijna dan – is het uitgangspunt. Terwijl ze haar grootvader rekenschap probeert te laten afleggen, blijft ze hem dus liefdevol benaderen. Of hij wel eens zijn excuses heeft aangeboden? wil Amanda weten. Hij: ‘Dat is er niet van gekomen.’

Dat wordt dus haar eigen missie: ze besluit brieven rond te sturen naar mogelijke slachtoffers van haar opa. Om excuses te maken en namens hem boete te doen. Zo stuit ze op Bonnie Dillard. Zij was vier jaar oud toen ze de chiropractor Bill Flickinger leerde kennen… Enfin, de rest laat zich raden. Uiteindelijk besluit Amanda haar grootvader een door Bonnie ingesproken boodschap te bezorgen.

Zodat ze allebei kunnen helen. Tenminste, daarmee rechtvaardigt Amanda het tafereel tegenover opa Bill en zichzelf. De camera legt het meedogenloos vast: een broze oude man wordt geconfronteerd met hoe hij het leven van een ander – en velen met haar – heeft verwoest. Naderhand wil Amanda hem desondanks een knuffel geven. Bill verbaast zich er enigszins over: ‘Als je dat nog wil…’

In deze film wordt het tragische leven van de man, die nog altijd moeiteloos godsvruchtige woorden uit zijn mond laat rollen, verder gedocumenteerd met familiefilmpjes, die op de muren worden geprojecteerd en foto’s van kinderen, waarop de vermoedelijke slachtoffertjes met een stip over hun hoofd onherkenbaar zijn gemaakt. Want een man die op kinderen jaagt, vindt ze werkelijk overal.

Behalve dat hij zich ook heeft vergrepen aan zijn gezinsleden, heeft hij hen tevens medeplichtig gemaakt. Zij hielden hun mond, keken de andere kant op of raakten verwijderd van elkaar en krijgen de brokstukken nu nauwelijks meer aan elkaar gelijmd. Door hem, zo toont deze krachtige film, zijn ze een disfunctionele familie geworden, die ook zonder hem nog heel wat heeft uit te vechten.

Tot De Laatste Snik!?

NTR

Eindigt het straks in een zielloze kantoortuin? Achter de geraniums? Of toch in café Vergane Glorie te Nergenshuizen? Voor artiesten die in de herfst van hun carrière zijn aanbeland liggen er nogal wat bananenschillen om te ontwijken. Ze kunnen zomaar een ouwe lul worden, een schim van zichzelf of een tragische karikatuur. Óf, nog erger: een oud wijf.

Volgens Angela Groothuizen, één van de hoofdpersonen van Tot De Laatste Snik!? (55 min.), had je als vrouwelijke artiest tot voor kort niets meer op een podium te zoeken na je veertigste. Althans volgens anderen. Hoewel ze zelf de zestig inmiddels is gepasseerd, treedt Groothuizen nog altijd op met de meidengroep The Dolly Dots. Binnenkort houdt ze er echter mee op. ‘Ik moet steeds harder werken om die stem een beetje op gang te krijgen’, zegt ze. ‘Ik ben gewoon versleten, man!’

De andere hoofdpersonen van deze boeiende documentaire van Marcel Goedhart moeten daar (nog) niet aan denken. Golden Earring-bassist Rinus Gerritsen heeft na het einde van zijn eigen band, als gevolg van de ziekte van gitarist George Kooymans, bijvoorbeeld een nieuwe uitdaging gevonden bij Supersister, de progrockgroep rond voormalig Earring-toetsenist Robert Jan Stips. Als het aan Gerritsen ligt, stopt hij pas als het fysiek écht niet meer gaat.

Ook Michel van Dijk, zanger van de Delftse progrockband Alquin, gaat maar door – al twijfelt hij daar soms ook wel over. Het bloed kruipt alleen waar het niet gaan kan. Terwijl hij de gevaren ervan toch zo goed heeft leren kennen. Tijdens zijn carrière raakte Van Dijk ernstig verslaafd aan heroïne. Nu hij daarvan is losgekomen, treurt hij om een geestverwant als Herman Brood: wat jammer dat die ons niet wat meer jaren van zijn talent heeft gegund.

Monique en Suzanne Klemann van Loïs Lane weten eveneens van geen ophouden. Zolang ze er straks maar niet ‘als een oud wijf‘ bijstaan. Daarbij vertrouwen de zussen ook op enkele mensen uit hun directe omgeving: die moeten ‘t beslist zeggen als het tijd wordt om te stoppen. Vooralsnog worden de dames naar eigen overtuiging echter alleen maar beter in hun vak, opteren ze vol overtuiging voor sterven in het harnas en zingen intussen alsof hun leven ervan afhangt.

Dat geldt op een wrange manier ook voor Jan Rot, die volgens zijn vrouw Daan gewoon een minder leuk mens is als hij niet optreedt. De zanger/hertaler is ongeneeslijk ziek en floreert tegelijkertijd als nooit tevoren. Hij weet dat het feest waarvan hij al sinds jaar en dag het middelpunt is nu toch echt naar zijn einde loopt, maar wil door totdat het licht definitief wordt uitgedaan. Hopelijk kan hij het nog tot de zomer rekken, zegt hij nuchter. ‘En daarna zal het wel afgelopen zijn.’

Met oprechte interesse en compassie observeert Goedhart deze oude rotten voor, tijdens en na een optreden, de voornaamste reden dat ze ooit op aarde zijn gezet en daar ook nog altijd ronddolen. Hoe houd je dat geloofwaardig, zorg je ervoor dat het niet gênant wordt en tegelijkertijd ook nog een beetje leuk blijft? Het zijn dilemma’s waarvoor ze allemaal, ieder op z’n eigen manier, worden gesteld. En wat nu als zíj nog wel willen maar het publiek afhaakt? 

Het slotakkoord van deze weemoedige film is voor – hoe kan het ook anders? – Jan Rot. Met een (laatste) snik in zijn stem zingt Rot zijn eigen hertaling van de klassieker My Way. ‘I did it my way’ wordt in die uitvoering: ‘Dit was wat ik was’. Waarvan acte. Tijdens de climax van het aangrijpende lied draait hij, perfect getimed, zijn gezicht naar de camera en tovert zijn meest ontwapenende glimlach tevoorschijn. Inderdaad: artiest, tot de aller-allerlaatste snik.

Tot De Laatste Snik?! is hier te bekijken.