Bully. Coward. Victim. The Story Of Roy Cohn

In de hoogtijdagen van de Koude Oorlog zouden ze Amerikaanse atoomgeheimen hebben doorgespeeld aan aartsvijand de Sovjet-Unie. Het echtpaar Julius en Ethel Rosenberg werd in 1953 ter dood gebracht. Ruim 65 jaar later portretteert hun kleindochter Ivy Meeropol de man die een sleutelrol speelde in hun veroordeling: Roy Cohn (1927-1986), een jonge advocaat die destijds aan de vooravond stond van een prachtige carrière als rechterhand van communistenjager Joe McCarthy, raadsman van de georganiseerde misdaad in New York én lichtend voorbeeld van een jonge, ambitieuze zakenman uit die stad, ene Donald Trump.

Die laatste rol, als mentor van de huidige Amerikaanse president, vormde onlangs al het uitgangspunt voor een andere film over de man die ook wel ‘de verpersoonlijking van slechtheid’ is genoemd: Where’s My Roy Cohn? (2018], een tamelijk traditionele en doeltreffende biografie van Matt Tyrnauer. De openingsscène van Bully. Coward. Victim. The Story Of Roy Cohn (98 min.) maakt direct duidelijk dat Meeropol een persoonlijkere aanpak voor ogen heeft: in oude zwart-wit beelden spreekt ze als klein meisje met haar vader Michael over de terechtstelling van diens ouders. Haar familie heeft aan den lijve ondervonden wat de gevolgen kunnen zijn van de rücksichtslose handelswijze van Cohn, die de verklaring van een belangrijke getuige tegen haar grootouders op een onoorbare manier zou hebben beïnvloed.

Tegelijkertijd probeert de documentairemaakster met bronnen als filmmaker John Waters (die Cohn, als homo die zijn hele leven in de kast bleef, regelmatig tegenkwam op een soort gayparadijs), collega-advocaat Alan Dershowitz (waarmee hij aan de geruchtmakende zaak tegen Claus von Bülow werkte), en roddelcolumniste Cindy Adams (die hij regelmatig van nieuwtjes voorzag over lieden die hij in verlegenheid wilde brengen) ook een tamelijk traditioneel portret van het ‘larger than life’-personage Roy Cohn te schetsen. Die twee verhaallijnen komen alleen niet altijd even soepel samen, waardoor de film soms een wat rommelige indruk maakt.

Via onlangs ontdekte audiocassettes van een interview dat journalist Peter Manso in 1980 met hem deed voor een Playboy-profiel komt de man met de spottende lach, boksersneus en bijzonder kille ogen zelf ook nog aan het woord, waarbij hij nooit om een scherpe oneliner verlegen lijkt te zitten. Behálve als het gaat over zijn eigen seksuele geaardheid en de dodelijke ziekte die hij uiteindelijk zou oplopen, een publiek geheim dat hem, ongewild, tot een belangrijk personage in de theatervoorstelling Angels In America zou maken. Dat verborgen leven krijgt veel aandacht in deze onevenwichtige film, die natuurlijk ook inzoomt op zijn rol als mentor van de jonge Trump, in Cohns ogen een genie met een gouden toekomst.

Van de executie van de Rosenbergs heeft Roy Cohn volgens eigen zeggen nooit ook maar een nacht wakker gelegen. Die kregen gewoon hun verdiende loon. Zelfs als hun zoon Michael Meeropol hem in een tv-programma confronteert met gerommel in de rechtszaak tegen zijn ouders geeft Cohn geen duimbreed toe en houdt vast aan zijn eigen werkelijkheid. Een modus operandi waarvan ook zijn protegé, op wie hij zonder enige twijfel trots zou zijn geweest, als president van de Verenigde Staten zijn handelsmerk heeft gemaakt. Zo leeft Roy Cohn voort: als de man die eerst het McCarthyisme en later Donald Trump (mede) mogelijk maakte.

Jeffrey Epstein: Filthy Rich

Netflix

Je weet het wel.

Dat er mannen zijn die er een geheel eigen werkelijkheid op nahouden en denken dat ze overal mee wegkomen. Ook als het bewijsmateriaal tegen hen zich opstapelt en opstapelt en opstapelt, zoals de schrijnende vierdelige documentaireserie Jeffrey Epstein: Filthy Rich (224 min.) nog maar eens ten overvloede aantoont.

Die zich steevast omringen met gelijkgestemden, zoals Bill Clinton, Harvey Weinstein, de Britse prins Andrew en – natuurlijk – Donald Trump. Op plekken als het luxueuze Palm Beach in Florida, de sjieke New Yorkse Upper East Side en Epsteins eigen Maagdeneiland (!) Little St. James. Waar het grote geld regeert en werkelijk alles te koop is. Zelfs een kinderlichaam.

Die anderen rücksichtslos inzetten voor hun eigen gerief (‘een pyramidespel van misbruik’) en in één oogopslag juist die tienermeisjes eruit pikken die ze volledig naar hun hand kunnen zetten. ‘Ik was het ideale slachtoffer’, zegt één vrouw daar nu over. ‘Vóór Jeffrey Epstein was ik iemand anders’, stelt een ander over wat het misbruik met haar deed.

Die niet, nóóit, schromen om politieagenten, journalisten en advocaten die hen de voet dwars willen zetten rigoureus de mond te snoeren. Zoals menige spreker in deze serie van regisseur Lisa Bryant en de executive producers Joe Berlinger en James Patterson (medeauteur van het boek Filthy Rich: The Shocking True Story Of Jeffrey Epstein) aan den lijve heeft ervaren.

Die de daadkracht en charme hebben om andere mannen en vrouwen zover te krijgen dat ze hun eigen ethiek uitschakelen en het wangedrag, zowel actief als passief, blijven faciliteren. Zodat zij slachtoffers kunnen blijven maken. Vrijwel al die handlangers zwijgen overigens nog altijd, ook al hebben ze tegenwoordig niets anders te vrezen dan reputatieschade.

Die hun slachtoffers uiteindelijk, als ze al hun moed bij elkaar hebben geraapt, tóch niet het zwijgen kunnen opleggen. Filthy Rich, in 2022 gevolgd door een zusterfilm over Ghislaine Maxwell, is in essentie hun relaas. Hun afrekening met het verleden, ook met hun eigen, soms tamelijk dubieuze rol daarin. En een overtuigend exposé van een man en wereld met een totaal gebrek aan moraal.

Je wilt het alleen niet weten.

De #metoo-kwestie heeft in de afgelopen jaren echt zijn weg gevonden naar documentaires: na Untouchable, Leaving Neverland en Surviving R. Kelly is er nu bijvoorbeeld ook een filmische aanklacht tegen hiphop-producer Russell Simmons: On The Record.

Intent To Destroy: Death, Denial & Depiction

Het is ondenkbaar dat The Promise (2016), de speelfilm van de Noord-Ierse schrijver/regisseur Terry George (In The Name Of The Father, Hotel Rwanda en Reservation Road) met Christian Bale in de hoofdrol, kon worden opgenomen in Turkije, het land waar het verhaal zich eigenlijk afspeelt. De film behandelt namelijk de Armeense genocide in 1915, die honderd jaar na dato nog altijd erg gevoelig ligt in de Turkse gemeenschap. De officiële lezing is zelfs heel simpel: de volkerenmoord op zo’n anderhalf miljoen Armeense inwoners van het Ottomaanse rijk heeft nooit plaatsgevonden.

Duitsland zou bij die operatie hand- en spandiensten hebben verleend, leren officiële documenten. Als naargeestige vingeroefening voor de latere Endlösung. Vlak voor de invasie van Polen in 1939 benoemde Adolf Hitler de genocide, een woord dat overigens pas enkele jaren later zou worden gemunt door de Joods-Poolse jurist Raphael Lemkin, zelfs in zijn Obersalzberg-speech: ‘Wie heeft het tegenwoordig nog over de Armeense massamoord?’ Want daarmee kon je blijkbaar wegkomen.

De documentaire Intent To Destroy: Death, Denial & Depiction (114 min.) vertelt het complete verhaal van de eerste genocide van de twintigste eeuw, die dus nog gruwelijke reprises zou krijgen in het Derde Rijk, maar ook op desolate plekken als Cambodja, Rwanda en Bosnië. De bewogen filmopnames voor The Promise, die bij alle (Armeense) betrokkenen heel wat emotie losmaken, leveren daarbij het bewijsmateriaal, dat in werkelijkheid bijna niet kon worden gemaakt. Daar zagen de Turkse autoriteiten toentertijd wel op toe, in een poging om hun sporen zorgvuldig te wissen.

Documentairemaker Joe Berlinger richt zich in de tweede helft van zijn interessante film op de navolgende pogingen van het land om ‘de zogenaamde genocide‘ stil te zwijgen en iedereen die zich daar tóch over wil uitspreken rigoureus de mond te snoeren. Deskundigen noemen dat overigens de laatste fase van genocide: dat de schuld uiteindelijk wordt gelegd bij de slachtoffers. Intent To Destroy geeft hen het podium dat hen toekomt, maar laat ook enkele criticasters die vraagtekens zetten bij de kwalificatie genocide aan het woord. Berlingers boodschap is echter duidelijk: dit onrecht dient nog altijd te worden rechtgezet.

Where’s My Roy Cohn?

Altimeter Films

Where’s My Roy Cohn? (98 min.), schijnt Donald Trump nog wel eens te roepen als er een smerig klusje opgeknapt moet worden. Roy Cohn (1927-1986) was de spreekwoordelijke bullebak, die letterlijk over lijken ging om zijn cliënt te dienen. Een soort ‘Moszkowicz from hell’, met verdacht weinig respect voor de wet. En een man die intussen consequent aan ‘the wrong side of history’ belandde.

Bij het proces dat leidde tot de ter dood veroordeling van de Amerikaanse communisten Julius en Ethel Rosenberg, bijvoorbeeld. Of als rechterhand van senator Joe McCarthy, die een heksenjacht op vermeende communisten ontkende, het zogenaamde McCarthyisme. In een consigliererol voor de New Yorkse maffia ook. Én als een soort peetvader voor de jonge Donald Trump, die Cohns parool ‘als ze jou slaan, sla ze dan tien keer zo hard terug’ sindsdien volledig heeft verinnerlijkt.

Matt Tyrnauer portretteert het larger than life-personage Cohn met familieleden, geliefden, collega’s, journalisten en ‘dirty trickster’ Roger Stone, die de kneepjes van het vak kreeg bijgebracht door de diabolische Cohn en in de afgelopen jaren zelf als klusjesman voor Donald Trump fungeerde. Zij strooien met spraakmakende verhalen en smeuïge anekdotes, die door Tyrnauer met de nodige zwier aan fraai archiefmateriaal zijn geknoopt en met bombastische muziek worden opgediend.

Where’s My Roy Cohn? stevent uiteindelijk af op een tragische climax als de (niet al te) stiekeme homoseksueel ten prooi valt aan de meest gevreesde ziekte van zijn tijd. In dat kader zal hij na zijn dood nog worden vereeuwigd in het vermaarde theaterstuk Angels In America. Dit boeiende portret toont bovendien aan hoe invloedrijk de rücksichtslose Cohn is geweest. Ruim dertig jaar na zijn dood werpt hij nog altijd een schaduw over het hedendaagse Amerika, waar zijn voormalige protegé het zowaar tot president geschopt heeft.

In Bully. Coward. Victim. The Story Of Roy Cohn schetst documentairemaker Ivy Meeropol vanuit een persoonlijk uitgangspunt een portret van de gevreesde advocaat, die er mede voor zorgde dat haar grootouders ter dood werden veroordeeld vanwege landverraad.

Conversations With A Killer: The Ted Bundy Tapes

Netflix

Hij was het type man waarmee je je zus zou laten trouwen, zegt Marlin Lee Vortman, een politiek medewerker die Ted Bundy aan het begin van de jaren zeventig leerde kennen tijdens een campagne van de Republikeinse partij. Enige charme kon Bundy inderdaad niet worden ontzegd, maar of het goed zou aflopen met die zus valt te betwijfelen. De gesoigneerde jongeman met de vlotte babbel zou zich ontpoppen tot de loverboy onder de seriemoordenaars.

Niet dat ze dat begrip al kenden in het Amerika van de seventies. De term ‘seriemoordenaar’ moest nog worden bedacht. Zoals er ook geen profilers waren. Al zouden die werk genoeg overhouden aan de woelige seventies, een decennium waarin de Verenigde Staten op alle mogelijke manieren in brand leken te staan en diverse illustere killers van zich deden spreken: The Son Of Sam, John Wayne Gacy, The Golden State Killer en de bloeddorstige van hen allemaal, Theodore Robert Bundy. Een psychopaat pur sang, een man waarvan het je, ook na zijn dood, nog altijd koud om het hart wordt.

Op 24 januari jongstleden was het precies dertig jaar geleden dat hij, de gewetenloze charmeur die op foto’s soms doet denken aan een jeugdige George W. Bush, ter dood werd gebracht. Vóór het zover was gaf Bundy vanuit de gevangenis zo’n honderd uur aan interviews aan de jonge journalist Stephen Michaud. Waarschijnlijk niet zozeer om openheid van zaken te geven als wel om zijn eigen ‘sterstatus’ te bevestigen. Als hij in de derde persoon mocht praten – zodat hij niet, per ongeluk, allerlei moorden kon bekennen – was Bundy bereid om in zijn inktzwarte ziel te laten kijken.

De audiocassettes van die gesprekken, geduid door Michaud en diens toenmalige mentor Hugh Aynesworth (Newsweek), vormen het hart van de vierdelige documentaireserie Conversations With A Killer: The Ted Bundy Tapes (235 min.) van regisseur Joe Berlinger, die al een indrukwekkend true crime-track record heeft opgebouwd met films als de Paradise Lost-trilogie, Whitey: United States Of America v. James J. Bulger en Cold Blooded: The Clutter Family Murders. De filmmaker sprak verder met kennissen van Bundy, zijn advocaten, rechercheurs, de openbaar aanklager, verslaggevers en een psycholoog die hem beroepsmatig onderzocht. Ook Carol DaRonch komt aan het woord; zij overleefde als bij wonder een attaque van de diabolische moordenaar.

De contouren van Bundys strooptocht door vrouwelijk Amerika zijn voor menigeen wellicht bekend terrein, de details daarvan blijven onverminderd choqueren. Hoe hij er bijvoorbeeld in slaagde om op één dag tweemaal een meisje te ontvoeren bij het drukbevolkte recreatiegebied Lake Sammamish, tart elke verbeelding. Dit is geen roofdier dat louter vanuit zijn instincten te werk gaat, maar een calculerende moordmachine. Berlinger maakt de angst weer voelbaar voor een gezichtsloze killer die op elk moment en elke plek kan toeslaan. Hij zet zijn onrustbarende narratief kracht bij met allerlei (logische) tijdsprongen, vervat Bundys belevingswereld en de tijdgeest in enkele spannende associatieve sequenties en alterneert steeds soepel tussen de gesprekken met de dwangmatige killer, diens persoonlijke historie en dat gru-we-lijke moordpatroon.

Met al deze elementen construeert de documentairemaker een complete en overtuigende narratief over de horrordaden van Ted Bundy, die model stond voor de archetypische hyperintelligente seriemoordenaar die inmiddels in talloze films en televisieseries is opgevoerd. Waarbij de archiefbeelden van hoe die vriendelijke Ted na zijn arrestatie uitnodigend lacht naar de camera, de verzamelde pers te woord staat of dolt met zijn bewakers, er nog steeds genadeloos inhakken en altijd weer dezelfde vraag oproepen: waarom? Was het een afrekening met zijn jeugd als onwettig kind, wraak op zijn ex-vriendin, frustratie over zijn gefnuikte studieloopbaan, het uitleven van gewelddadige seksuele fantasieën, een stem die hem opdroeg om te doden of…? We zullen het nooit helemaal (zeker) weten.

En waarschijnlijk is dat precies de reden dat we nooit genoeg krijgen van de Bundy’s van deze wereld; zij laten een beest los, waarvan we niet wisten dat het in ons kon huizen.

Regisseur Joe Berlinger was na deze fascinerende documentaireserie ook nog niet klaar met Ted Bundy. Op het Amerikaanse Sundance-festival is zaterdag de speelfilm Extremely Wicked, Shockingly Evil And Vile in première gegaan. Zac Efron kruipt in de huid van de onverbeterlijke vrouwenvreter, diens horrorverhaal wordt verteld vanuit het perspectief van zijn voormalige vriendin Elizabeth Kloepfer.

Bros: After The Screaming Stops

‘Als ik een suggestie doe, wil ik ook dat we het uitproberen.’ Luke Goss probeert duidelijk een punt te maken vanachter zijn drumkit. ‘Als het shit is, kunnen we het altijd nog weggooien.’ Zijn tweelingbroer Matt, zanger en boegbeeld van Bros, kijkt hem moedeloos aan. Hij speelt al sinds jaar en dag de eerste viool. En dat zit Luke, die toch echt elf minuten ouder is, nog altijd niet lekker. Helemaal niet lekker zelfs.

De Britse gebroeders Goss lopen inmiddels tegen de vijftig en zijn verder gegaan met de rest van hun leven nadat hun tienerbandje in 1992 definitief implodeerde. Luke is tegenwoordig filmmaker in Los Angeles en draagt opvallend verantwoorde shirts van Green Day, CBGB en Soundgarden, Matt werkt als entertainer in Las Vegas. De broers hebben weinig contact met elkaar. Zodra ze hun groepje 25 jaar na dato reanimeren voor de verplichte reünietournee en samen met een groep sessiemuzikanten alvast oude magie proberen op te roepen in de repetitieruimte, speelt alle vroegere wedijver echter direct weer op. 

De filmmakers David Soutar en Joe Pearlman hebben zich vast stiekem staan te verkneukelen tijdens de opnames voor Bros: After The Screaming Stops (97 min.) over de lange tenen, het kinderachtige geruzie en de gekrenkte ego’s van de tweeling. Met terugwerkende kracht is het heel gemakkelijk voor te stellen dat Bros één van de meest gehate acts van het einde van de jaren tachtig was. Behalve bij The Brosettes natuurlijk, tienermeisjes die soms dagenlang bivakkeerden voor het ouderlijk huis van de Gossjes. Ook toen waren hoog oplopende emoties nooit ver weg.

Deze film markeert de tijdelijke terugkeer van de broers – Craig Logan, de oorspronkelijke bassist van Bros is in geen velden of wegen te bekennen – en oogt soms bijna als een mockumentary, waarbij ieder ogenblik David Brent voor de camera kan springen of Vanilla Ice zich (ongevraagd) meldt voor een cameo-rol. Terwijl het stadionconcert steeds dichterbij komt, lopen de spanningen tussen de tweelingbroers, die in de afgelopen jaren ook nog hun moeder hebben moeten afgeven, zienderogen op. Kunnen ze de ballast uit het verleden achter zich laten?

Iedereen die de regels van het spel kent, kan moeiteloos voorspellen of deze Spinal Tap voor boybands eindigt met een daverende ruzie of toch met een glorieuze verzoening. En daarna, dat staat ook op voorhand vast, is het tijd voor de onvermijdelijke climax, de wereldhit die zich al dertig jaar schuilhoudt in de voetnoten van de pophistorie: When Will I Be Famous?. Die klinkt als… – laten we zeggen – vanouds.

Paradise Lost-trilogie


Drie jongetjes, vermoord door drie jongens. De namen van de jongetjes zijn we – tragisch genoeg – allang vergeten. De jongensnamen staan inmiddels in het collectieve geheugen gegrift: Damien Echols, Jason Baldwin en Jessie Misskelley. Ook wel bekend als: The West Memphis Three. Metalliefhebbers. Satanisten. En drievoudige moordenaars. Toch?

De Amerikaanse filmmakers Joe Berlinger en Bruce Sinofsky besloten de kwestie te gaan onderzoeken. Dit resulteerde in 1996 in Paradise Lost: The Child Murders At Robin Hood Hills (150 min.), een inmiddels klassieke true crime-documentaire. Gaandeweg raakten Berlinger en Sinofsky ervan overtuigd dat de drie alternatieve jongeren onschuldig vastzaten. En dus gingen ze door met filmen.

Vier jaar later verscheen Paradise Lost 2: Revelations (130 min.), alweer een mokerslag van een film. Gevolgd door Paradise Lost 3: Purgatory (121 min.), het voor een Oscar genomineerde derde deel uit 2011. De ter dood veroordeelde Echols en zijn twee jeugdvrienden waren onschuldig, zoveel was duidelijk. Althans volgens de Amerikaanse filmers. Maar wie had die gruwelijke kindermoorden dan op zijn geweten?

Joe Berlinger en Bruce Sinofsky presenteren hun bevindingen als een superspannende whodunnit. Ze spitten al het beschikbare bewijsmateriaal en de verklaringen door en gaan ook zelf op zoek naar antwoorden. Tijdens dit jarenlange proces, dat heeft geresulteerd in drie films van bioscooplengte, stuiten ze op diverse verdachten, waaronder de stiefvader van één van de vermoorde kinderen.

Deze John Mark Byers, een onvervalste redneck met een Jezus-complex die steeds als een dolle hond de camera van Berlinger en Sinofsky opzoekt, is een personage waarvan filmmakers dromen: sinister, profaan en dolkomisch. En gecompliceerder dan je in eerste instantie denkt. Een man die je ’s nachts gedurig wakker houdt: zou hij zijn eigen stiefzoon en diens vriendjes…?

De filmmakers kiezen duidelijk positie in Paradise Lost: de West Memphis Three is onschuldig. Uitroepteken. Daarmee opereren ze in de traditie van Errol Morris, die in (een van) de eerste true crime-klassieker The Thin Blue Line (1988) aantoonde dat Randall Adams de moord op een politieagent niet kón hebben gepleegd, en de makers van de Netflix-hit Making A Murderer, die al jaren Steven Avery proberen vrij te pleiten.

Gaandeweg hebben Berlinger, Sinosfky en hun Paradise Lost-trilogie, die in zijn geheel op YouTube is te bekijken, steun gekregen van prominenten als acteur Johnny Depp, Pearl Jam-zanger Eddie Vedder en de metalband Metallica (die voor het eerst muziek beschikbaar stelde voor een film). Maar mondt wat een opzichtige rechterlijke dwaling lijkt ook daadwerkelijk uit in vrijspraak voor de drie jongens, die dan inmiddels tegen de veertig lopen?

De gestorven jongetjes heetten overigens Steve Branch, Michael Moore en Christopher Byers.

Na de Paradise Lost-trilogie leek de West Memphis-ruif helemaal leeg gegeten. Niets bleek minder waar. In 2012 verscheen West Of Memphis (147 min.) van Amy Berg, een film uit de koker van Lord Of The Rings-regisseur Peter Jackson die kan worden beschouwd als een waardevolle aanvulling op de Paradise Lost-trilogie.

Er is trouwens ook een speelfilm gewijd aan de geruchtmakende kindermoorden in West Memphis, Devil’s Knot met in de hoofdrollen Reese Witherspoon en Colin Firth. Daar ben ik zelf echter nooit aan begonnen.

Tot slot: het is zelfs niet uitgesloten dat er nog een vierde deel van Paradise Lost. In de documentaireserie Life And Death Row: The Mass Execution wordt ook nog even aandacht besteed aan de zaak van The West Memphis Tree. En wie staat er op achtergrond te filmen als eerst Damien Echols en daarna Johnny Depp het woord richt tot een groep anti-doodstrafactivisten? Juist: Joe Berlinger. Zijn vaste partner Bruce Sinofsky zal dat eventuele vierde deel overigens niet meer meemaken. Hij overleed in 2015.

Cold Blooded: The Clutter Family Murders

Sundance

Als er al zoiets als een startpunt kan worden vastgesteld voor het true crime-genre, dan ligt dat in 1966 bij het legendarische non-fictieboek In Cold Blood, waarin Truman Capote de huiveringwekkende moord op de Clutter-familie in 1959 minutieus reconstrueert en de moordenaars Dick Hickock en Perry Smith volgt totdat ze enkel jaren later ter dood worden gebracht. Intussen probeert hij, de flamboyante intellectueel uit het mondaine New York, hén, een diabolisch tweetal uit het Amerikaanse heartland, te doorgronden.

Hoewel het boek een internationale bestseller werd, ging Capote er helemaal aan kapot – aan zijn haat/liefde voor Smith in het bijzonder. Hij zou nooit meer een fatsoenlijk boek publiceren. Dat gegeven, van de gevierde schrijver die volledig ten onder gaat aan zijn (gruwelijke) werk, vormde de basis voor twee speelfilms binnen een jaar: Capote (een topzware film, met een Oscar-winnende Philip Seymour Hoffman) en Infamous (de betere speelfilm van de twee, waarin Daniel Craig een ijzingwekkende Perry Smith vertolkt).

In Cold Blood zelf werd natuurlijk ook meermaals verfilmd. Dan is het de vraag of het Clutter-terrein inmiddels niet zo grondig is afgegraasd dat ook nog een uitputtende documentaire een beetje te veel van het goede wordt. Cold Blooded: The Clutter Family Murders (168 min.), waarvan Canvas vanavond het eerste deel uitzendt, slaagt er evenwel in om onontgonnen terrein aan te boren met nieuwe getuigen, een overdaad aan bewijsmateriaal én interviews met familieleden van de Clutters, die nooit eerder voor de camera verschenen.

Regisseur Joe Berlinger leverde met de grandioze Paradise Lost-trilogie, waarin hij samen met Bruce Sinofsky gedurende vijftien jaar de satanische (?) moord op drie jongetjes onderzocht, al een onvervalste true crime-evergreen af en pluist nu nauwgezet de ‘klassieke moorden’ in Kansas uit. Dat levert geen verrassende nieuwe inzichten op – wie die daders zijn, is immers al een halve eeuw bekend – maar zorgt wel degelijk voor duiding. Van de moorden zelf en het gebrek aan een logische verklaring daarvoor, maar ook van de emotionele impact ervan. Die werd niet eerder zo indringend in kaart gebracht.

Metallica: Some Kind Of Monster


Samen met zijn inmiddels overleden samenwerkingspartner Bruce Sinofsky heeft Joe Berlinger op zijn minst drie onvervalste documentaireklassiekers op zijn naam staan: het tragische relaas van enkele wereldvreemde broers in Brother’s Keeper, de hartverscheurende true crime-trilogie Paradise Lost en deze nietsontziende blik in het zwarte hart van ’s werelds grootste metalband.

Metallica: Some Kind Of Monster (141 min.) werd door Berlinger en Sinofsky gefilmd in de jaren 2001-2003 en was oorspronkelijk gewoon bedoeld als een verslag van de opnames van album nummer zoveel, St. Anger. Niemand kon voorzien dat de pleuris zou uitbreken bij de Amerikaanse methalheads.

Eerst ruimt bassist Jason Newsted het veld, daarna raakt zanger James Hetfield helemaal verstrikt in zichzelf en laat hij zich opnemen in een ontwenningskliniek. Na zijn terugkeer barst de echte crisis los: de frontman komt lijnrecht tegenover drummer en voormalige boezemvriend Lars Ulrich te staan. Er moet zelfs een therapeut aan te pas komen, die de boel, ondanks talloze groepssessies, maar niet gelijmd krijgt.

Terwijl de twee haantjes elkaar naar de keel vliegen blijft de camera genadeloos draaien. Intussen is er ook nog altijd geen nieuwe bassist gevonden. Het voortbestaan van de band Metallica, die eigenlijk te groot is geworden voor z’n individuele leden, hangt in deze zinnenprikkelende documentaire voortdurend aan een zijden draadje.