Live Aid At 40: When Rock ‘N’ Roll Took On The World

BBC

Je kunt er de klok op gelijkzetten: deze zomer is het veertig jaar geleden dat Live Aid, het grootste benefietconcert aller tijden, plaatsvond. En dus volgt de verplichte publieksdocu, die natuurlijk gevoelens van nostalgie oproept, meer dan genoeg bekende koppen bevat en ook nog eens aandacht vraagt voor de goede zaak. Thomas Pollard serveert het verhaal uit in vier hapklare brokken van dik veertig minuten, die samen de complete geschiedenis omvatten van Live Aid At 40: When Rock ‘N’ Roll Took On The World (168 min.).

Die begint als Bob Geldof, zanger van de Britse band The Boomtown Rats, in oktober 1984 op televisie beelden van de ontzaglijke hongersnood in Ethiopië ziet. Hij benadert een aantal muzikale vrinden en neemt op 25 november een single met hen op, die niet alleen goed voor de wereld maar ook voor hun eigen carrières zal blijken te zijn: Do They Know It’s Christmas? van de gelegenheidsgroep Band Aid. Een geheide kersthit, realiseert ook George Michael zich al tijdens de opnames. Daar gáát de beoogde eerste nummer 1-notering voor zijn eigen groep Wham! met de single Last Christmas (die inderdaad nog veertig jaar zal moeten wachten op de eerste plek in de hitlijsten).

Geldof heeft ook de toppositie toebedeeld gekregen in deze miniserie. Hij wordt terzijde gestaan door popgrootheden zoals Bono (U2), Brian May en Roger Taylor (Queen), Pete Townshend (The Who), Sting, Midge Ure (Ultravox), Gary Kemp (Spandau Ballet), Nile Rodgers (Chic) en Patti Labelle. Zij blikken terug op hoe de Britse benefietsingle, in aflevering 2, een Amerikaans vervolg krijgt: We Are The World van USA For Africa, een hit die relatief weinig aandacht krijgt in deze serie en vooral met archiefbeelden en oude interviews wordt afgehandeld. Niet vreemd: een jaar geleden verscheen een aparte documentaire over de totstandkoming van deze hit: The Greatest Night In Pop (2024).

‘Saint Bob’ is intussen zelf naar Addis Abeba gevlogen om ter plaatse de schade op te nemen. Zijn boodschap is vervolgens even oprecht als eenvoudig: ‘Give us your fucking money!’ Daarna besteedt deze serie aandacht aan Live Aid zelf, ‘het Woodstock van deze generatie’ dat in slechts vijf weken uit elkaar wordt gestampt. Op zaterdag 13 juli 1985 treedt een sterrenparade aan in Londen en Philadelphia, met onder andere Status Quo, Queen, David Bowie, Madonna, Paul McCartney, Led Zeppelin en Phil Collins (die als enige, door een strak geplande vliegreis, zowel in Engeland als de VS optreedt). Zij zijn in totaal goed voor zestien uur live-televisie, uitgezonden in meer dan 150 landen.

Ieder heeft zo zijn eigen herinneringen aan die gedenkwaardige dag. Bono kan het befaamde U2-optreden bijvoorbeeld nog altijd niet aanzien vanwege zijn eigen ‘bad hair day’. In het bijzonder: z’n matje. De andere bandleden konden hem destijds overigens wel schieten: doordat Bono het publiek was ingegaan en zo het optreden had vertraagd, konden ze hun grootste hit Pride (In The Name Of Love) niet spelen. En The Who blijkt niet geheel spontaan weer bij elkaar te zijn gekomen voor Live Aid. Geldof kondigde hen gewoon aan in een persverklaring. Pure chantage, aldus gitarist Pete Townshend. Of zoals zanger Roger Daltrey ’t op z’n Godfathers verwoordt: ‘an offer we couldn’t refuse’.

Twintig jaar later moet overigens ook Geldof zelf gedwongen worden, om in acht afzonderlijke landen Live 8-concerten (2005) te organiseren, onderwerp van de slotaflevering van deze miniserie. Thomas Pollard vergeet intussen niet om ook de achtergronden van de benefietacties te schetsen. Hij spreekt Afrikaanse leiders, westerse politici én de Ethiopische boer Woldu Menameno. Zijn dochtertje Birhan, dat destijds een wisse hongerdood tegemoet leek te gaan, werd het gezicht van de ramp. Als door een wonder ontsnapte zij echter aan Magere Hein. Ze zit nu naast haar vader, een vrouw van in de veertig die ‘t nog altijd moeilijk vindt om beelden van zichzelf te bekijken.

Die onuitwisbare beelden en de navolgende ideële acties vormden tevens de start van het leven als popactivist van Bob Geldof en Bono. Samen en los van elkaar krijgen ze toegang tot de beslissers van deze wereld en worden ze ook zelf een kracht voor het goede om rekening mee te houden. Ze zijn daarbij meteen ontzettend goede vrienden geworden, vertelt Geldof. ‘Hij wil de wereld een enorme knuffel geven, terwijl ik er soms gewoon flink op los wil slaan.’ Als de ‘good cop’ en ‘bad cop’ van de popmuziek hebben ze zo de aanzet gegeven tot een hernieuwd activisme binnen de muziekwereld, met Live Aid als meesterzet.

Sly Lives! (Aka The Burden Of Black Genius)

Disney+

Sly Stone maakte van zelfsabotage z’n tweede natuur. Hij verloor zichzelf gaandeweg volledig in dope, kwam bij optredens steeds vaker veel te laat (of helemaal niet) opdagen en zette daarmee al z’n persoonlijke en professionele relaties onder druk. Zo doofde een muzikale carrière, die hem als zwarte artiest naar de absolute wereldtop had gebracht, in een tijd waarin dat nog vrijwel zonder precedent was, langzaam maar zeker helemaal uit. Totdat Stone niet meer dan een schim was van de baanbrekende muzikant die hij eind jaren zestig, begin jaren zeventig was geweest – en helemaal uit beeld verdween.

Inmiddels is Stone al een kleine halve eeuw vrijwel onzichtbaar. Hij schijnt te zijn afgekickt, maar ontbreekt in Sly Lives! (Aka The Burden Of Black Genius) (110 min.) van Ahmir ‘Questlove’ Thompson, de drummer van de Amerikaanse hiphopband The Roots die zich steeds nadrukkelijker begint te manifesteren als maker van muziekdocu’s, getuige Summer Of Soul (…Or, When The Revolution Could Not Be Televised) (2021) en Ladies & Gentlemen… 50 Years Of SNL Music (2025). Questlove was ook betrokken bij Stone’s autobiografie Thank You (Falettinme Be Mice Elf Agin), maar heeft hem blijkbaar niet weten te overtuigen (of aangespoord) om ook in deze film te verschijnen.

Die (non-)keuze zit de documentaire overigens helemaal niet weg. Juist door het ontbreken van de hoofdpersoon, die alom wordt beschouwd als een muzikaal genie, wint die aan mysterie. Een aandoenlijke opa, genoeglijk terugblikkend op zijn eigen roemruchte verleden, zou waarschijnlijk alleen maar afbreuk hebben gedaan aan de onmiskenbare brille van zijn vroegere zelf. Vanaf halverwege de jaren zestig zette Sylvester Stewart, alias Sly Stone, de muziekwereld namelijk helemaal op z’n kop met een multiraciale groep mannen en vrouwen, die erin slaagde om de voorheen gescheiden zwarte en witte muziekliefhebbers te verenigen: Sly & The Family Stone.

Van de oorspronkelijke groep participeren bassist Larry Graham, drummer Greg Errico en saxofonist Jerry Martini in deze swingende film. De andere leden, waaronder Sly zelf, leveren hun stukje van de puzzel via archiefinterviews. Zij worden terzijde gestaan door platenbaas Clive Davis en muzikale zielsverwanten en navolgers zoals George Clinton (Parliament/Funkadelic), Chaka Khan, Andre 3000 (Outkast), D’Angelo, Nile Rodgers, Jimmy Jam en Terry Lewis, Vernon Reid (Living Colour) en Q-Tip. En tegen het eind verschijnen ook Sly’s zoon zoon Sylvester Jr. en z’n dochters Novena en Phunne, het kind dat hij kreeg met Family Stone-trompettiste en zangeres Cynthia Robinson, ten tonele.

Questlove legt zijn hypothese rond zwarte genieën aan hen voor: hebben die ’t niet extra zwaar omdat ze de verantwoordelijkheid voor hun volledige gemeenschap met zich meetorsen? Zeker in een tijd waarin de verhoudingen tussen zwart en wit, als gevolg van de burgerrechtenstrijd, sowieso al onder druk staan, kan dit een nauwelijks te dragen last worden. De muziek van Sly & The Family Stone was zowel een uitdrukking van die turbulente tijd (There’s A Riot Going On) als een verzoenende reactie daarop (Everyday People). Daarmee wist de groep een mainstream-publiek voor zich te winnen, zoals bijvoorbeeld is te zien in een dampende performance in de Ed Sullivan Show.

De ommekeer wordt, in elk geval in deze typische popdocu, al ingezet tijdens het onbetwiste hoogtepunt uit de bandhistorie: het legendarische optreden tijdens het Woodstock-festival in 1969. Als Sly Stone niet alleen z’n gehoor ‘higher’ brengt en er vast geen idee van heeft dat zijn eigen tocht naar beneden al snel zal worden ingezet. Sly Lives! neemt de tijd om te laten zien hoe de ultieme wegbereider voor funk, de man die een blauwdruk leverde voor Prince en de essentiële inspiratiebron voor hiphop langzaam maar zeker verwerd tot een doorgesnoven karikatuur van zichzelf, die rücksichtslos werd voorbijgestreefd door al wat hij zelf in gang had gezet.

Questlove heeft tegen die tijd echter allang aangetoond hoe cruciaal Sly & The Family Stone waren als portaal naar een nieuwe inclusievere muziekwereld – en hoe geweldig hun performances, ruim een halve eeuw na dato, nog altijd klinken (en ogen).

George Michael – Portrait Of An Artist

Channel 4

Dit is hoe je een postuum portret van een tot de verbeelding sprekende artiest dus niet maakt.

George Michael (1963-2016), de Britse popzanger die in de jaren tachtig een tieneridool werd met Wham!, daarna een al even succesvolle solocarrière opbouwde en de allerlaatste sceptici voor zich won tijdens het Freddie Mercury Tribute Concert For AIDS Awareness in 1992, waar hij, zowat als enige, het stembereik van de Queen-zanger leek aan te kunnen. Zo’n man, een sekssymbool bovendien dat stiekem worstelde met zijn eigen seksualiteit, verdient een documentaire die zijn kunst recht doet en een oprechte poging onderneemt om achter het gordijn te komen.

Géén film die al dat fraaie beeld- en geluidsmateriaal – tv-interviews, videoclips, concerten, B-roll en media-optredens – helemaal kapotsnijdt, ten faveure van een hele stoet, al even vlot gemonteerde pratende hoofden; van lieden uit zijn periferie (tourmanagers, bandleden en geluidstechnici) en collega-artiesten (Stevie Wonder, Rufus Wainwright en Sananda Maitreya, alias Terence Trent D’Arby) tot de onvermijdelijke beroemdheden (Piers Morgan, Paul Gambaccini en Stephen Fry) en biografen, journalisten, homoactivisten, psychologen en andere ‘kenners’.

Met gezwinde spoed stiefelt Simon Napier-Bell, die zijn sporen ooit verdiende als bandmanager van groepen als The Yardbirds, T. Rex en Wham! (!), in George Michael – Portrait Of An Artist (94 min.) chronologisch door het leven en carrière van de zanger, die op slechts 53-jarige leeftijd overleed. Deze turbulente halve eeuw heeft meer dan voldoende euforie, drama en muziek opgeleverd voor ruim negentig minuten kijkvoer. Dat de film tot het tragische einde blijft boeien is evenwel volledig op het conto te schrijven van het vat vol tegenstrijdigheden genaamd Georgios Kyriacos Panayiotou.

Zijn creativiteit, ego, idealisme, ambitie, twijfel, drugsgebruik, provocaties, aandachtshonger en depressies máken deze documentaire. En dan moeten we Napier-Bell maar vergeven dat hij die dichtsmeert met ‘sfeermuziek’, de enige persoon die écht dichtbij Michael stond (zijn voormalige vriend Kenny Goss) wel héél weinig speeltijd geeft en citaten van vooraanstaande figuren zoals Jean-Paul Sartre, Jackson Pollock en Vladimir Nabokov gebruikt om elk hoofdstuk in te leiden. Want dat is dus niet hoe je een postuum portret van een tot de verbeelding sprekende artiest maakt.

George Michael had zelf overigens ook uitgesproken ideeën over hoe een film over zijn leven en carrière eruit zou moeten zien. Die werd in 2017, eveneens postuum, wereldwijd uitgebracht: George Michael: Freedom

The Slow Hustle

HBO Max

‘Oh, Sean, nee!’ schreeuwt politieagent David Bomenka met overslaande stem. Samen met zijn collega Sean Suiter van de Baltimore Police Department is hij op 15 november 2017 op een melding afgegaan in de ongure omgeving van Harlem Park, in het westen van de beruchte Amerikaanse stad Baltimore. Daarbij is het in een steeg, in een onoverzichtelijke situatie, gekomen tot een schietpartij. Met dramatische gevolgen: Suiter ligt levenloos op de grond. ‘Officer down!’ roept zijn collega.

Sean Suiters tragische dood leidde onlangs al tot één van de aangrijpendste scènes van We Own This City, de sterke miniserie waarmee showrunner David Simon een vervolg gaf aan zijn klassieke serie The Wire. Het dramatische tafereel vormt tevens het startschot van deze krachtige documentaire van Sonja Sohn. Als actrice was zij vijf seizoenen lang te zien in The Wire, Simons verpletterende ontleding van de Amerikaanse ‘war on drugs’, als de gedreven politieagent Kima Greggs.

Al snel worden er in The Slow Hustle (85 min.) vragen opgeworpen over Suiters dood: was het wel doodslag? Of kon het ook moord zijn? Of zelfs zelfdoding? Sean Suiter was betrokken geraakt bij duistere zaakjes van een speciaal politieteam en zou een dag na zijn dood tegen collega’s getuigen in een corruptiezaak. Het leek te veel op zelfmoord om zelfmoord te kunnen zijn, stelt Justin Fenton, misdaadverslaggever van The Baltimore Sun en schrijver van het boek We Own This City, cryptisch.

Met Suiters vrouw en kinderen, collega’s en plaatselijke journalisten loopt Sohn, die in haar debuut Baltimore Rising al de gespannen situatie in haar thuisstad en de Black Lives Matters-rellen na de dood van Freddie Gray in beeld bracht, de hele affaire door. Ze komt daarbij automatisch terecht bij de hoofdrolspelers van We Own This City: het wapenopsporingsteam van Wayne Jenkins, de verpersoonlijking van de ‘bad cop’. Dat heeft Baltimore jarenlang als een roversbende geplunderd.

Sonja Sohn plaatst intussen serieuze vraagtekens bij de officiële lezing van wat er op 15 november in die desolate steeg in West-Baltimore is gebeurd. Hoewel hij zelf politieagent was, zou Sean Suiter zomaar één van de vele zwarte Amerikanen kunnen zijn die een gewelddadige confrontatie met de politie moet bekopen met de dood. ‘Give us the shooter’, roepen boze Black Lives Matter-demonstranten niet voor niets boos als het officiële onderzoek naar de ware toedracht is afgerond. ‘Give us the shooter of Sean Suiter.’

In de documentaire I Got A Monster wordt het losgeslagen Gun Trace Task Force van Wayne Jenkins nog eens doorgelicht, met journalisten, agenten en inwoners van Baltimore die er door hem in werden geluisd.

Freddie Mercury: The Final Act

NTR

‘Er gaat het gerucht dat we uit elkaar gaan’, roept Freddie Mercury tijdens een concert van Queen in het Wembley-stadion in 1986. ‘Wat denken jullie?’ Hij wijst demonstratief naar zijn achterste. ‘Ze praten vanuit híer!’ Mercury neemt nog even de tijd om zijn punt te maken: ‘Vergeet al die geruchten: wij blijven bij elkaar tot onze dood!’ Het zullen, helaas, profetische woorden blijken te zijn.

Op dat moment had de Britse zanger al aangegeven bij zijn medebandleden dat hij niet meer wilde toeren. Het HIV-virus zat hem op de hielen. Zonder dat zij het wisten overigens. Officieel dan. Mercury was een ‘dead man walking’, maar over dat onderwerp werd niet gesproken. Hij wilde dat ook niet. De zanger zou uiteindelijk op 24 november 1991 overlijden, op slechts 45-jarige leeftijd.

Via het tragische einde van de Queen-frontman belicht documentairemaker James Rogan in Freddie Mercury: The Final Act (90 min.) de AIDS-epidemie, die de sfeer van onverdraagzaamheid die er in het Groot-Brittannië van Margaret Thatcher sowieso al was ten opzichte van homoseksuelen nog eens versterkte. Was dit misschien de straf die zij kregen – van God natuurlijk – voor hun tegennatuurlijke gedrag?

Do I look like i’m dying of AIDS? fumes Freddie, kopte de Britse tabloid The Sun in die jaren bijvoorbeeld uiterst speculatief. ‘Dat zorgde destijds voor een enorme haat bij mij voor de journalistieke benadering van de Murdoch-kranten’, vertelt Queen-drummer Roger Taylor, die samen met gitarist Brian May uitgebreid terugblikt op dit dramatische hoofdstuk uit de bandhistorie.

Verder komen in deze boeiende documentaire ook Mercury’s zus Kashmira Bulsara, vriendin Anita Dobson en z’n personal assistant Peter Freestone, die zijn ziekteproces van dichtbij meemaakte, aan het woord. Hun herinneringen worden gepaard aan de getuigenissen van enkele homoseksuele mannen die tijdens de AIDS-crisis opgroeiden en zagen wat die aanrichtte.

Intussen is er altijd de muziek van Queen, die binnen deze context helemaal tot zijn recht komt en extra diepte krijgt. Alsof ineens duidelijk wordt wat Freddie Mercury eigenlijk probeerde te zeggen. En in die muziek ligt natuurlijk ook de sleutel naar de verwerking van het verdriet na zijn overlijden en de afronding van deze film: het befaamde Freddie Mercury Tribute Concert For AIDS Awareness.

Op 20 april 1992 verzamelden zich talloze popgrootheden, in Wembley natuurlijk, om eer te bewijzen aan de man en zijn songs. Dan dreigt deze film even een standaard-popdocu te worden, waarin collega’s als Roger Daltrey, Lisa Stansfield en Paul Young ruimte krijgen om uit te spreken hoe bijzonder Freddie Mercury wel niet was. Ook de derde akte levert echter bijzondere verhalen op.

Over het duet bijvoorbeeld dat Elton John, zelf homoseksueel en bovendien een intieme vriend van de Queen-zanger, moest zingen met Guns N’ Roses-zanger Axl Rose, die destijds werd beschuldigd van homofobie. Uiteindelijk reikten ze elkaar tijdens Bohemian Rhapsody letterlijk de hand. En dan is er nog het drama rond George Michael die niet voor niets boven zichzelf uitsteeg in Somebody To Love.

Zulke indringende episodes tillen deze film uit boven het individuele verhaal van Freddie Mercury. Hoewel dat op zichzelf natuurlijk ook al meer dan genoeg tot de verbeelding spreekt.

Life Of Crime 1984-2020

HBO

Voor de documentaireserie Foute Vrienden volgt Roy Dames al ruim 25 jaar enkele figuren uit de Amsterdamse penoze. Hoewel ze heel wat uitvreten – diefstal, oplichting en (huiselijk) geweld bijvoorbeeld – houdt het leven van deze mediagenieke bloedgabbers heel lang een soort romantiek. Totdat in de laatste toevoeging, 25 Jaar Foute Vrienden, ook bij hen blijkt dat misdaad toch echt niet loont.

De Amerikaanse tegenhanger van Foute Vrienden, Life Of Crime 1984-2020 (121 min.) is nog een stuk grimmiger van karakter. De Verbrande Herman, Rooie Jos en Jantje van Amsterdam van Newark, New Jersey heten Rob Steffey, Freddie Rodriguez en Deliris Vasquez. Voor de camera van Jon Alpert, die met One Year In A Life Of Crime (1989) en Life Of Crime 2 (1998) al twee documentaires over hen maakte, lijken ze elk moment te kunnen verzuipen in de eindeloze draaikolk van misdaad, drugsgebruik en gevangenisstraf waarin ze ooit terecht zijn gekomen.

Het is een ronduit ontmoedigende geschiedenis. Gedurende een periode van 36 jaar maken de drie de ene na de andere herstart, maar slagen ze er maar niet in om hun leven op de rails te krijgen. Alpert blijft al die tijd aan hun zijde. Gaandeweg spoort hij hen ook steeds nadrukkelijker aan om hun leven te beteren – al is het alleen voor de kinderen die ze op de wereld hebben gezet. Tegelijkertijd legt hij het ook rücksichtslos vast als ze toch weer een spuit zetten, zich prostitueren of de verleiding van het snelle geld niet kunnen weerstaan. Elk sprankje hoop kan op die manier plotseling teniet worden gedaan.

Life Of Crime 1984-2020 wordt daardoor een deprimerende bedoening, over mensen die klem zijn komen te zitten in de draaideur en die, al hun goede bedoelingen ten spijt, geen kant meer op kunnen.

The Show Must Go On: The Queen + Adam Lambert Story

Queen Productions LTD / NTR

Hoe kun je als wereldberoemde band verder zonder je zanger, frontman en blikvanger? Kan dat überhaupt? En: mág het eigenlijk wel?

Na het overlijden van Freddie Mercury in 1991 beet menige topvocalist zich stuk op Queens breed uitwaaierende repertoire en het imposante stembereik van die geboren frontman. Zijn band leek dood en begraven. Of veroordeeld tot een stille dood in het golden oldies-circuit. Deze zanger, voor wie elk superlatief (blijkbaar) tekort schiet, was écht niet te vervangen.

‘Er zijn veel Freddie-na-apers, met een plaksnor en geel jackje aan’, zegt drummer Roger Taylor in deze gelikte tv-docu van Christopher Bird en Simon Lupton. ‘Nou, veel succes ermee. Op het cruiseschip.’ Het bleef echter kriebelen bij de overgebleven Queen-leden. Zou er dan tóch een opvolger zijn, iemand die Freddies vocale spierballenvertoon kon interpreteren in plaats van kopiëren? Het antwoord laat zich raden: jawel, American Idol-runner up Adam Lambert.

The Show Must Go On: The Queen + Adam Lambert Story (86 min.) toont de lange weg die gitarist Brian May en drummer Roger Taylor moesten afleggen om, na de nodige bokkensprongen en zijstappen, met Lambert een volwaardige nieuwe incarnatie van hun band uit de grond te stampen. Queen 8.0, of zoiets. Die ontwikkeling wordt van commentaar voorzien door bekendheden als het wereldberoemde jurylid Simon Cowell, Foo Fighters-drummer Taylor Hawkins en Rami Malek, de acteur die Freddie Mercury speelde in de gelijknamige biopic uit 2018.

Vanzelfsprekend valt er geen onvertogen woord in deze lofzang op alles wat met Queen te maken heeft – niemand wil zich tenslotte bezondigen aan heiligschennis – die helemaal is dicht gesmeerd met uitbundige live-versies van de hits van de superband. En van bovenaf zag Freddie – dat is tenminste de stellige overtuiging van zijn oude bandmakkers – dat het goed was…

Copwatch

‘Wat is je naam?’ De vraag wordt steeds herhaald. Net als het antwoord: ‘9311.’ En: ‘Jij hebt hier niks mee te maken.’ Ramsey Orta stelt de vraag nog maar eens: ‘Wat is je naam?’ Intussen filmt hij stug door met zijn smart phone. 9311 en zijn collega gaan door met de aanhouding van een haveloos uitziend stelletje. De agent die alleen zijn badgenummer besluit bovendien om back-up te vragen.

Het is een surrealistische tafereel: een willekeurige arrestatie die wordt vastgelegd door een willekeurige buitenstaander (die op zijn beurt weer wordt gefilmd voor een documentaire). Het is ook een logisch gevolg van de Black Lives Matter-beweging: gewone bewoners wapenen zich met moderne middelen tegen (vermeend) ongeoorloofd geweld door de politie tegen zwarte Amerikanen.

Wat begon als een logische reactie op schokkende filmpjes van de volledig uit de hand gelopen aanhoudingen van Freddie Gray, Eric Garner (‘I can’t breath’) en Mike Brown, heeft geresulteerd in een heuse tegenbeweging: Copwatch (99 min.). Gewapend met een camera – en Copwatch-petten, -shirts en -jacks – gaan de makers van diezelfde filmpjes de straat op.

Deze boeiende documentaire van Camilla Hall tekent de directe gevolgen daarvan op: in een gemiddelde Amerikaanse stad, waar regulier politiewerk zomaar ineens een mediahype kan worden. Én in het leven van deze bevlogen Copwatchers zelf, die ook niet altijd van onbesproken gedrag blijken en daardoor duchtig onder vuur komen te liggen.