Trump’s Comeback

Frontline / PBS

Elke keer als het boek Donald Trump definitief lijkt te worden gesloten – door huwelijkscrises, financiële problemen, Impeachment, een verkiezingsnederlaag, de bestorming van het Capitool, zijn veroordelingen of een moordaanslag, om maar enkele hoogte/dieptepunten te noemen – volgt er toch weer een nieuw hoofdstuk waarover we maar niet uitgepraat raken.

Letterlijk: nu Donald Trump opnieuw is gekozen tot president van de Verenigde Staten – en daarmee zonder enige twijfel tot de beeldbepalende figuren van de eerste 25 jaar van de 21e eeuw moet worden gerekend – kunnen ook alle Trump-kenners weer enkele zinnetjes toevoegen aan de eindeloze litanie van woorden die ze al hebben gewijd aan deze geboren winnaar die consequent weigert om te verliezen.

In de journalistiek docu Trump’s Comeback (52 min.), een nieuwe productie van Michael Kirk en het Frontline-team, draven ze dus weer trouw op: de Trumpografen Tony Schwartz, Gwenda Blair en Michael D’Antonio, kritische journalisten zoals Peter Baker, Megyn Kelly en Jane Mayer, en de oud-medewerkers Roger Stone, Steve Bannon, Kellyanne Conway, Brad Parscale en Anthony Scaramucci.

Met welbekende verhalen (en beelden) erbij over zijn bikkelharde vader Fred, oudere broer Freddy die onder diens druk bezweek (waarover zijn dochter Mary, die Donalds bloed wel kan drinken, dan weer vertelt), zijn meester-leerling verhouding met de diabolische advocaat Roy Cohn, z’n avonturen in onroerend goed, Trumps rol als superzakenman in de tv-show The Apprentice, grab ‘em by the pussy…

Trump’s Comeback is, kortom, oude wijn in nieuwe zakken. Voor wie er nooit genoeg van krijgt, nógmaals wil horen hoe ’t zover heeft kunnen komen of nog altijd niet kan geloven dat de komende vier jaar weer volledig in het teken van Donald J. Trump zullen staan.

Return Of The King: The Fall And Rise Of Elvis Presley

Netflix

Hij begint met een valse start. De ‘King of rock & roll’ oogt onzeker en nerveus en verknalt het eerste nummer. Dit optreden, de zogenaamde ’68 Comeback Special, moet de grote ommekeer in zijn carrière bewerkstelligen. Want Elvis Presley (1935-1977) is al enige tijd zichzelf niet meer. Hij heeft al vijf jaar geen serieuze hit meer gehad en bovendien in geen zeven jaar op een podium gestaan.

De documentaire Return Of The King: The Fall And Rise Of Elvis Presley (91 min.) – niet ‘the rise and fall’ dus, zoals te doen gebruiken in muziekdocu’s, waarna dan op de valreep nóg een rise volgt – reconstrueert hoe Presley in 1968 de weg terug naar zichzelf en zijn publiek vindt met een dampende concertspecial, die ruim een halve eeuw later nog altijd als een ijkpunt in de rock & roll-historie wordt beschouwd.

Deze patente film van Jason Hehir (Andre The GiantMurder In Boston en de epische Michael Jordan-serie The Last Dance) begint echter bij het begin: hoe een lefgozer uit het diepe en arme Zuiden van de Verenigde Staten zich halverwege de jaren vijftig, met veel succes, zwarte muziek toe-eigent. In al z’n oerdrift, seksuele geladenheid en monsterlijke swing. Hij wordt er één van ’s werelds allereerste tieneridolen mee.

Na enkele jaren aan de top, eenzaam maar welvoorzien, raakt Elvis langzaam maar zeker zijn mojo kwijt. Ook al blijft in eerste instantie het succes. Daar zorgt zijn manager Colonel Tom Parker, de onverbeterlijke ritselaar Dries van Kuijk uit Breda, wel voor. ‘De kolonel kun je in één zingen samenvatten’’ stelt Bruce Springsteen lachend. ‘Vorig jaar had m’n jongen een miljoen dollar aan talent. Nu heeft hij een miljoen dollar.’

Elvis’ diensttijd in Duitsland kost hem echter de kop. Als hij begin jaren zestig terugkeert naar eigen land, verwelkomt Frank Sinatra hem in een speciale tv-show. Daarmee wordt de schrik van elke Amerikaan met een dochter meteen ingekapseld. De rebel van weleer, die elk meisje weke knieën bezorgt, wordt ‘one of the guys’. En Parker regelt rollen in een stroom, steeds slechter wordende, romantische films voor hem.

‘Gênant’, zegt Priscilla Presley tegen een vriend van haar echtgenoot, Jerry Schilling, terwijl ze in deze docu samen naar een scène uit Double Trouble (1967) kijken. Achter op een pick-up truck zingt Elvis zogenaamd enthousiast Old MacDonald Had A Farm voor een inwisselbare ‘love interest’. ‘Het is een misdaad om hem dat liedje te laten zingen’, zegt Priscilla met het nodige drama. ‘Hij stond voor schut en hij wist het.’

Elvis zit als een rat in Parkers val en moet bovendien aanzien hoe Britse bands zoals The Beatles en The Stones zijn plek op de rock & roll-troon claimen. The King heeft een list nodig, maar moet daarvoor wel zijn eigen manager trotseren. Want die heeft weer een cheesy special in gedachten, bepaald geen wederopstanding van het gevaarlijke rock & roll-beest Elvis Presley dat Mick Jagger en consorten in hun kloten gaat bijten.

Hehir serveert de uiteindelijke ‘rise‘ van zijn held smakelijk uit met enkele audio-quotes van The King zelf, fraaie (backstage)beelden, enkele subtiele re-enactment-scènes, herinneringen van een aantal direct betrokkenen en smeuïge quotes van bekende fans, zoals regisseur Baz Luhrmann (van de speelfilm Elvis), Robbie Robertson (The Band), comedian/talkshowhost Conan O’Brien en Billy Corgan (Smashing Pumpkins).

In de ’68 Comeback Special toont Elvis, 33 jaar oud inmiddels, dat hij nog steeds een viriele jonge vent is – en dat hij zijn troon als koning van de rock & roll echt niet zomaar afstaat aan de nieuwste roedel jonge honden. Hij zal nochtans binnen tien jaar overlijden, als een schim van de man die talloze malen ieders hart veroverde.

The Comeback: 2004 Boston Red Sox

Netflix

Al 86 jaar zijn ze geen wereldkampioen meer geworden – in Amerikaanse honkbal gaat er nu eenmaal niets boven het landskampioenschap – en nu staan The Boston Red Sox in de halve finale van de world series met 3-0 achter in een ‘best of seven’-match tegen de grote vijand, The New York Yankees, die dus nog maar één overwinning nodig heeft om hen wéér af te drogen.

Die rivaliteit begint in 1918 als Bostons ster Babe Ruth, samen met zijn teammaten goed voor vijf nationale titels in de eerste vijftien jaar van de world series, wordt verkocht aan de Yankees, die dan nog geen enkele titel op hun palmares hebben staan. Zij winnen daarna maar liefst 26 kampioenschappen, terwijl The Red Sox al die jaren met lege handen achterblijven. Die periode is in Boston bekend komen te staan als ‘de vloek van Bambino’.

2004 dreigt dus weer zo’n jaar te worden. Een kwestie van uithuilen en dan weer helemaal opnieuw beginnen. Als het daadwerkelijk was gelopen, zou deze driedelige serie alleen nooit zijn gemaakt. Hij heet ook niet voor niets: The Comeback: 2004 Boston Red Sox (188 min.), geregisseerd door Red Sox-fan Colin Barnicle. Gemakkelijk wordt het natuurlijk niet. ‘In Boston moet je elke dag een brand blussen’, aldus coach Terry Francona.

Deze patente sportserie is een soort honkbalvariant op The Last Dance (basketbal) en The Dynasty: New England Patriots (American football), dramatisch getoonzette producties waarin een cruciaal moment uit de geschiedenis van de sport met de direct betrokkenen en fraai beeldmateriaal van wedstrijden en achter de schermen wordt gereconstrueerd. Alle pijnpunten worden benoemd, maar zijn wel in het teken van het overwinnen ervan geplaatst.

Voor de poorten van de hel gaan The Boston Red Sox dus toch die overwinning tegen The New York Yankees wegslepen. En daarna wachten – als een soort mosterd na de maaltijd, in elk geval in deze serie – de St. Louis Cardinals voor dat ‘wereldkampioenschap’. De apotheose van The Comeback is dus volledig voorspelbaar: een volksfeest in Boston, voor een honkbalteam dat zich op heroïsche wijze de geschiedenisboeken in heeft gestreden.

En toch werkt ‘t. Omdat dat klassieke ‘verliezers worden winnaars’-verhaal met ontzettend veel drama, overtuiging en liefde voor de sport wordt verteld.

Blur: To The End

Altitude / Piece Of Magic

Halverwege de jaren negentig, in de hoogtijdagen van Britpop, worden Engelse muziekliefhebbers voor een eenvoudige keuze gesteld: Blur of Oasis? Het is een even opzichtige als succesvolle poging om de rivaliteit tussen The Beatles en The Stones, die dertig jaar eerder ook al zo werd opgeklopt, te laten herleven. En net als in de sixties lijkt de tweestrijd een duidelijke winnaar te krijgen: in navolging van de ‘fab four’ beslist nu Oasis het pleit in z’n voordeel.

Net als The Rolling Stones blijkt Blur echter over een lange adem te beschikken. Damon Albarn (zang), Graham Coxon (gitaar), Alex James (bas) en Dave Rowntree (drums) zijn inmiddels toch echt op middelbare leeftijd aanbeland, maar maken zich opnieuw op voor een nieuw album, het eerste in acht jaar. The Ballad Of Darren wordt opgenomen bij de frontman thuis, op het Britse platteland waar ze inmiddels alle vier zijn neergestreken. Albarn woont tegenwoordig overigens alleen, bekent hij terloops. Een man zonder kader, op zoek naar een nieuwe missie, zo lijkt het.

En dus gaat de frontman, voor wie (zelf)spot een tweede natuur lijkt, ook weer touren met z’n ouwe maatjes. Met als climax een show in het Wembley-stadion, die tevens dienst doet als eindstation voor de documentaire Blur: To The End (104 min.). Want deze magische plek in Londen ontbrak nog op de Blur-erelijst. Eerder waren ze simpelweg niet populair genoeg, bekent drummer Dave Rowntree grinnikend. ‘Hoe minder we doen, hoe groter we worden.’ Net als enkele van zijn kameraden krijgt hij onderweg naar Londen met lichamelijke ongemakken te maken.

Documentairemaker Toby L. sluit aan als de jeugdvrienden de plaatsen en steden van hun beginperiode aandoen, onderweg oude vrienden ontmoeten en dan – natuurlijk – bekende hits zoals Popscene, Song 2 en Parklife spelen. Het resulteert in enkele aardige scènes, bijvoorbeeld als de uitgesproken zanger/songschrijver Damon Albarn en zijn vaste partner in crime, de nerdy gitarist Graham Coxon, de plek bezoeken waar het ooit begon voor hen: The Stanway School in Colchester. Tegenwoordig is daar een heus Albarn & Coxon-lokaal ingericht.

Intussen blikken de vier bandleden terug op hun carrière en zoomen ze in op de onderlinge verhoudingen en hoe die onder druk kwamen te staan door overmatig drank- en drugsgebruik. Want, zo weten ze inmiddels: ‘Succes bezorgt je veel meer problemen dan mislukking.’ In een band zitten en vrienden blijven is in elk geval bepaald geen sinecure – al lijkt hen dat tegenwoordig beter af te gaan dan vroeger. Dat verleden wordt verder niet uitgebreid behandeld, maar meldt zich zo nu en dan via vluchtige flashbacks, al dan niet opgeroepen door een gebeurtenis in het heden.

To The End, documentaire 4 over Blur, is daarmee geen definitief carrièreoverzicht geworden, maar een in het hier en nu gesitueerde trip nostalgia – soms intiem en grappig, dan weer tamelijk gratuit en landerig – voor zowel de band zelf als hun fanschare. Waarin de naam Oasis overigens geen enkele keer valt.

Inmiddels heeft de band van de ruziënde broers Gallagher trouwens ook een reünietournee aangekondigd.

Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird

Autlook

Als ze met hun band eindelijk lijken te bereiken waarvoor ze jaren hebben gewerkt, trekken Omar Rodriguez-López (gitaar) en Cedrix Bixler-Zavala (zang) in 2001 rigoureus de stekker eruit. In de Groningse rockclub Vera en voor de camera van het Nederlandse televisieprogramma Lola da Musica (dat de aflevering over de Texaanse emoband in de prullenbak kan gooien). Hun geesteskind At The Drive-in, nog geen jaar eerder op basis van het baanbrekende album Relationship Of Command onthaald als dé rockband van de nieuwe eeuw, houdt op te bestaan.

De drie andere bandleden blijven gefrustreerd achter en gaan verder als Sparta, een rechttoe rechtaan groep die gedoemd is om in de subtop te blijven steken. En Omar en Cedric geven hun Latijns-Amerikaanse wortels een prominente plek in een nieuwe progrock-outfit. Nog voordat de onnavolgbare freakband The Mars Volta z’n debuutalbum De-Loused In The Comatorrium (2003) kan uitbrengen, slaat het noodlot echter toe: soundwizard Jeremy Ward overlijdt aan een overdosis. En dat zet allerlei creatieve en destructieve ontwikkelingen in gang.

In het krachtige zelfportret Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird (121 min.) vertellen de twee boezemvrienden, los van elkaar en volledig buiten beeld, hun gezamenlijke verhaal. Daarin zullen ze ook recht tegenover elkaar komen te staan en de ander een aanzienlijke tijd volledig kwijtraken. Regisseur Nicolas Jack Davies kan de verhalen daarbij, over drugs, Scientology en financiële problemen (en de bijbehorende ‘therapeutische’ comebacks), stutten met een weldaad aan beelden, die gedurende de jaren zijn gemaakt door de notoire veelfilmer Omar.

Deze collageachtige film is de weerslag van de lotsverbondenheid tussen de twee eigenzinnige latino’s, die uiteindelijk zelfs de zwaarste storm blijkt te kunnen trotseren. Als dit ooit vreemd gaat voelen, zeiden Omar en Cedric ooit tegen elkaar over hun bandjes, beloof me dan dat we ermee stoppen. Want al die muzikale projecten zouden nooit zo belangrijk kunnen worden als zij waren en zijn voor elkaar. Deze straffe film is een eerbetoon aan hun creatieve broederschap en het geheel eigen muzikale universum dat ze op basis daarvan hebben gecreëerd.

Over At The Drive-in werd in 2019 overigens nog een archieffilm uitgebracht: At the Drive-in | Turn Slowly For Maximum Vend: A Brief History Of A Band From Texas. Die staat in z’n geheel op YouTube.

#Racegirl – Das Comeback Der Sophia Flörsch

RTL

Ze koesteren als kind allemaal dezelfde droom. Als jongetje fantaseren Lewis Hamilton, Max Verstappen en Sebastian Vettel ervan om achter het stuur van een Formule 1-wagen te kruipen. In hun midden bevindt zich ook een Duits meisje, Sophia Flörsch. Ze lijkt in niets onder te doen voor de jongens en valt dus ook de regerend wereldkampioen op, haar landgenoot Michael Schumacher. Toch zullen alle betrokkenen zich hebben gerealiseerd: dit is bepaald nog geen gelopen race.

Terwijl Hamilton, Verstappen en Vettel hun droom allang hebben kunnen waarmaken, hunkert Flörsch nog steeds naar een plek aan de start bij een F1-Grand Prix. In 2018 komen haar droom en leven zelfs ernstig in gevaar. Ten overstaan van de hele motorsportwereld lanceert ze zichzelf op het circuit van Macau in China met 270 kilometer per uur richting een gebouw. Het is een huiveringwekkend tafereel dat iedere sportliefhebber even de adem beneemt.

Die horrorcrash is tevens het startpunt van #Racegirl – Das Comeback Der Sophia Flörsch (94 min.). De carrière van de coureur uit München hangt aan een zijden draadje. Dit is echter geen comebackfilm, over een sporter die zich uit geslagen positie terug knokt. Althans: niet fysiek. Dik honderd dagen later zit Sophia alweer achter het stuur van een angstaanjagend snelle bolide. Ze laat de fysieke malheur snel en ogenschijnlijk ook tamelijk gemakkelijk achter zich.

Dan is er echter nog altijd een achterstand in te lopen, voor een vrouw die zich wil manifesteren in een mannenwereld. Hoewel Sophia uitgesproken knap en mediageniek is en zeer actief blijkt op social media, lukt het haar als vrouw maar heel moeilijk om voldoende geld binnen te brengen. En dat is bittere noodzaak in een sport waarin ettelijke miljoenen omgaan, ook als je hele snelle rondetijden klokt en wel eens de allereerste vrouw in de Formule 1 zou kunnen worden.

Het is ronduit wrang om te zien dat ’t haar vriend en teamgenoot Ferdi Habsburg – volledige naam: Ferdinand Zvonimir Maria Balthus Keith Michael Otto Antal Bahnam Leonhard von Habsburg-Lothringen – wél lukt om het benodigde kapitaal te verwerven. Hij stamt dan ook uit een eminent Europees adellijk geslacht. In de strijd om het geld zit dus het echte drama van deze gedegen racefilm van Sonia Otto, die gestaag toewerkt naar de 24 uur van Le Mans-race in 2022.

Daar wil Sophia Flörsch koste wat het kost presteren. Voor zichzelf, haar zeer betrokken familie en de buitenwereld, maar vooral om geldschieters te interesseren. Want net als Lewis, Max en Sebastian heeft ze haar zinnen nog altijd gezet op de Formule 1.

Real Madrid: Until The End

Apple TV+

De topspelers Cristiano Ronaldo, Sergio Ramos en Raphaël Varane zijn vertrokken. Coach Zinedine Zidane heeft de handdoek in de ring gehooid. En het befaamde stadion Santiago Benabéu staat in de steigers. Nee, slechter kan het niet gaan met Real Madrid, een voetbalclub die alleen het allerhoogste nastreeft en die na een vrijwel ongeëvenaarde succesperiode halverwege 2021 op een dood spoor lijkt te zijn aanbeland.

Een ideaal moment dus voor een ervaren coach, de kiene prijzenpakker Carlo Ancelotti, om in te stappen en het oude Madrid dood te verklaren, zodat een nieuw Real kan opstaan. Een ideale uitgangspositie ook voor een meeslepende docuserie over het seizoen 2021-2022 van de Spaanse topclub. Een beetje voetballiefhebber weet natuurlijk hoe dat gaat aflopen. Waarbij het meteen de vraag is of Real Madrid: Until The End (166 min.) er ook zou zijn gekomen als ‘De Koninklijke’ in eigen land was afgetroefd door FC Barcelona, met de staart tussen de benen vroegtijdig de Champions League had moeten verlaten en Ancelotti tijdens een hete herfst de zak zou hebben gekregen? Op z’n Sunderland ‘Til I Die’s, zogezegd.

Maar nee, na enkele smadelijke nederlagen, zowel in eigen land als in Europees verband, hervindt El Real zich natuurlijk en wordt deze driedelige serie van Jésus Marcos en Pablo Pasada een ‘himmelhoch jaugzend’ verslag van een on-ge-lo-fe-lijk succesverhaal. Waarbij de ‘comeback kids’ van Carlo Ancelotti menigmaal door het oog van de naald kruipen, zich steeds uit geslagen positie terugvechten en aan het eind dus die ‘Cup met de Grote Oren’ in de lucht mogen houden. En dat willen de topcoach, zijn spelers en voorzitter Florentino Pérez, onlangs nog in een heel andere rol te zien in de ontluisterende miniserie Super League: The War For Football, maar al te graag weten.

Deze serie staat natuurlijk bol van de enerverende wedstrijdbeelden, wordt (met een eindeloze stroom platitudes) ingekaderd door clubcoryfeeën zoals Raúl, Roberto Carlos en Mijatovic en de (blijkbaar) onvermijdelijke voetbalkenners en laat een erg uitleggerige verteller vervolgens alle nog rondslingerende verhaallijntjes aan elkaar verbinden. En dan is er ook nog gelegenheid om in te zoomen op individuele spelersverhalen: van aanvoerder Karim Benzema (die eindelijk niet meer in Ronaldo’s schaduw hoeft te staan), ‘Dreh & Angelpunkt’ Luka Modric (met prachtige beelden van hoe hij in de kleedkamer een grote overwinning viert) en de Braziliaanse vleugelspeler Vinicius Jr. (die eindelijk zijn belofte inlost).

Elke aflevering wordt ingeleid door alweer zo’n Koninklijk icoon (David Beckham), is gecentreerd rond een heroïsch Champions League-duel en lijkt uiteindelijk toch vooral bedoeld ter meerdere eer en glorie van de club, die natuurlijk – geen mens die daaraan twijfelt – véél groter is dan alle verzamelde individuen. De goede verstaander weet inmiddels meer dan genoeg: Real Madrid: Until The End is spekkie voor het bekkie, of toch écht een beetje te veel – laten we het zo maar formuleren – ‘Super League’ voor de gewone huis, tuin & keuken-supporter.