Être Noir À L’Opéra

Arte

Met het Manifeste De La Question Raciale A L’Opéra National De Paris gooien vierhonderd medewerkers van de Opéra van Parijs in het najaar van 2020 de knuppel in het hoenderhok: het prestigieuze gezelschap moet nu eindelijk eens inclusiever worden. De ondertekenaars bepleiten het afschaffen van praktijken die voortkomen uit kolonialisme en/of slavernij. Geen ‘blackface’ of ‘yellowface’ dus meer. En een divers repertoire en materiaal, zoals make-up en maillots, dat is aangepast aan de huidskleur van de artiesten. Het moet, kortom, afgelopen zijn met ballet als een typisch witte kunstvorm.

Ook de 23-jarige danser Guillaume Diop zet zijn handtekening. Drie jaar later wordt hij gekozen tot étoile, de eerste zwarte sterdanser van L’Opéra. ‘Als je zwart en Aziatisch bent, heb je te maken met positieve discriminatie’, vertelt hij in Être Noir À L’Opéra (52 min.), de film die Virginie Plaut en Youcef Khemane maakten over het delicate proces dat in de afgelopen jaren binnen het door en door witte instituut is ingezet. ‘Elke keer als je iets bereikt, vraag je je af of het daardoor komt. Daarom heb ik me kapot gewerkt, want ik wilde niet dat mensen zeggen: je hebt dat alleen bereikt omdat je zwart bent.’

Sulivan Loiseau, die later in de documentaire wordt geïntroduceerd als hoofdpersoon, herkent dat gevoel. De contrabassiste uit Martinique is vooralsnog veroordeeld tot een volledig witte orkestbak, waarin ze samen met haar collega’s de voorstelling De Notenkraker instudeert. Ook op het conservatorium was ze al de eerste zwarte vrouw. Ze doet er laconiek over. Klassieke muziek is nu eenmaal de muziek van witte Europeanen, legt Sulivan uit aan een toetseniste van kleur, met wie ze thuis muziek opneemt. ‘Dus is het raar dat er meer witten zijn? Niet per se.’ Soms wil je echter onder mensen zijn die je niets hoeft uit te leggen over racisme of discriminatie.

Binnen de ‘adviescommissie diversiteit’ wordt intussen besproken wat er en wel niet kan binnen die inclusieve realiteit, waarin oude zekerheden ruimte moeten maken voor nieuwe uitgangspunten en niet alleen de dansers op hun tenen lopen. Deze film, die evenveel onwennige gesprekken en discussies als zorgvuldig gearrangeerde balletscènes bevat, doet in dat verband enigszins denken aan White Balls On Walls, de documentaire van Sarah Vos over de herijking van het Stedelijk Museum Amsterdam. Verandering komt nu eenmaal nooit zonder strijd. Tegelijkertijd blijft ook gewoon gelden: geen geluk zonder schoonheid.

What Jennifer Did

Netflix

Je hoeft geen geoefende true crime-kijker te zijn om te kunnen bedenken in welke richting de Canadese politie gaat zoeken als het huis van de familie Pan in Markham, Ontario, op 8 november 2010 wordt overvallen. De daders vermoorden moeder Bich en laten vader Hann met een ernstige hoofdwond in coma achter, terwijl de dochter des huizes ongedeerd is gebleven. Kijk gewoon naar de titel en promofoto van deze docu: zij moet op de één of andere manier betrokken zijn bij wat er zich heeft afgespeeld, maar hoe dan en waarom?

Deze film van Jenny Popplewell (American Murder: The Family Next Door) begint bij het eerste verhoor van Jennifer Pan, als de agent van dienst er nog simpelweg van uitgaat dat de jonge Aziatische vrouw het slachtoffer is geworden van een huiveringwekkende misdaad, waarbij in elk geval haar moeder om het leven is gekomen. Tegelijkertijd zijn er audio-opnamen te horen van hoe zij in blinde paniek de meldkamer van 911 belt om de gewelddadige overval te melden. Gaandeweg ontspint zich daarna Pans levensverhaal.

Als kind van Vietnamese immigranten is Jennifer bijzonder streng opgevoed. Haar ouders moesten bijvoorbeeld niets hebben van het vriendje dat ze mee naar huis wilde nemen. Danny Wong was in verband gebracht met drugshandel en sowieso niet goed genoeg voor hun dochter. Zij hadden een serieuze academische carrière in gedachten voor Jennifer. Het was echter nog maar de vraag of hun dochter, tevens een zeer getalenteerde pianiste, zulke ambities kon en wilde waarmaken.

Stukje bij beetje onthult Popplewell met de betrokken rechercheurs, enkele bronnen uit Jennifers directe omgeving en de verhoren van Pan en ex-vriend Danny, opgeleverd met de verplichte verhaalwendingen en spannende geluidjes en muziekjes, het verhaal achter het verhaal van de gewelddadige overval op de Pans. Als alle lijken eenmaal uit de kast zijn gekomen – wees gerust: niet letterlijk – komt de hele zaak inderdaad neer op What Jennifer Did (87 min.).

Jenny Popplewells documentaire is overigens enigszins in opspraak geraakt vanwege foto’s van Jennifer die zouden zijn gemaakt/gemanipuleerd met Artificial Intelligence. Zónder dat dit erbij wordt vermeld.

De Afhaalchinees

Omroep Zwart

In Sluis, het kleine dorp in Zeeuws-Vlaanderen waar ze is opgegroeid, noemden ze Kelly van Binsbergen soms De Afhaalchinees (186 min.), een bijnaam die nog altijd pijn doet. Haar adoptieouders runden één van de vele seksshops in de grensgemeente. Of dat nu een veilige omgeving was voor een kind om op te groeien? Zeker als je bedenkt dat er thuis ook de nodige problematiek was. Hoe dan ook, John en Angelina van Binsbergen kwamen door de screening. Ze waren ook al heel lang bezig met het krijgen van een kindje, eerst via IVF.

Het moment van Kelly’s overdracht, op 17 december 1993 in Guiyang, is vereeuwigd: een Nederlandse vrouw, die zeventien jaar op een kindje heeft gewacht, krijgt voor de camera een klein Aziatisch meisje overhandigd. Ze straalt van oor tot oor. ‘Mijn moeder werd mama’, vertelt Kelly. ‘Ze heeft er nét geen zeventien jaar van kunnen genieten, want op 17 december 2010 overleed ze. Mijn adoptiedag werd de sterfdag van mijn moeder.’ In diezelfde tijd vluchtte het adoptiekind naar Groningen, om zich los te maken van haar jeugd in Zeeland en te gaan studeren.

Kelly van Binsbergen was al eens eerder de hoofdpersoon van een documentaire. In Hallo Met Kyoko (2018) van Remco Geursen geeft ze een expliciet en tamelijk ontluisterend inkijkje bij haar werk als sekstelefoniste en in haar weinig gepassioneerde relatie. Ze vertelt en passant ook over haar adoptie, thuissituatie en het feit dat ze in Sluis werd gepest. Nu Van Binsbergen de dertig is gepasseerd, wil ze haar eigen geschiedenis echter veel grondiger onderzoeken – en daarmee ook een kritische blik werpen op de adoptie van buitenlandse kinderen in het algemeen.

Ze spreekt in dat kader uitvoerig – en in dialect – met haar adoptievader John, maar duikt ook diep in de (internationale) regelgeving en laat voorgangers (‘de Koreaantjes’), deskundigen, adoptieouders en lotgenoten aan het woord. Die gesprekken zijn open en empathisch, maar ook scherp en kritisch. Geen onderwerp blijft onbesproken: de adoptieprocedure, screening, verzonnen geboortedagen, hechtingsproblematiek, eenzaamheid, uithuisplaatsing, onvolledige of gemanipuleerde adoptiedossiers, kinderhandel en de zoektocht naar biologische ouders.

Haar bevindingen worden luchtig uitgeserveerd met losse voice-overs, kekke vormgeving en een jolige soundtrack, waarin bijvoorbeeld songs van Goldband (Kinderwens), David Bowie (het onvermijdelijke China Girl) en Tom Jones (Sex Bomb) een plek hebben gevonden. Dat kan evenwel niet verhullen hoe pijnlijk en confronterend deze publieke zoektocht naar wie Kelly-Qian van Binsbergen is, wie ze was en wie ze wil zijn soms wordt – en hoeveel pijn, verdriet en misstanden ze onderweg tegenkomt bij de adoptie van buitenlandse kinderen.

In het voorjaar van 2025 verscheen er een vervolg, De Afhaalchinees: Thuisbezorgd.

Try Harder!

PBS

Een goede opleiding wordt door veel ouders beschouwd als hét entreebewijs tot een beter leven. En dus begint de ratrace voor hun kinderen al op een middelbare school zoals Lowell High in San Francisco. Waar de andere leerlingen in wezen concurrenten zijn, die afgetroefd moeten worden. Want dan komt jouw kind in aanmerking voor een plek op Berkeley, Harvard of Stanton. En daar wil iedereen naartoe, al wordt het steeds moeilijker om er ook daadwerkelijk binnen te komen.

Lowell heeft een grotendeels Aziatisch-Amerikaanse leerlingenpopulatie. Het is een erg competitieve omgeving. Goed is eigenlijk niet goed genoeg. Ofwel: Try Harder! (84 min.). Documentairemaker Debbie Lum volgt in deze film enkele leerlingen die hun zinnen hebben gezet op een prestigieuze school. Of, in sommige gevallen: leerlingen die van hun ouders hun zinnen hebben moeten zetten op een prestigieuze school. Want voor sommige kinderen is alleen het beste goed genoeg.

En dus is de schoolloopbaan van sommige leerlingen bezaaid met tegenslag en decepties. Teleurstellende testscores, tegenvallende adviezen en een stroom aan afwijzingen – of de milde variant daarvan: een plek op de wachtlijst. Je went eraan om je middelmatig te voelen, zegt een jongen die inmiddels weet hoe ’t is om bot te vangen tamelijk mismoedig. Voor de zekerheid schieten veel leerlingen daarom maar met hagel en melden zich bij allerlei plekken tegelijk.

Onder druk van zijn pusherige moeder heeft Alvan Cai zich bijvoorbeeld voor maar liefst 26 scholen ingeschreven. En dan loopt de ambitieuze jongen nog steeds het risico dat elke afzonderlijke universiteit hem afwijst of op de wachtlijst zet en dat hij aan het einde van een zeer intensief proces met lege handen achterblijft. Want dat is nu eenmaal de keerzijde van de Amerikaanse droom: in principe kan iedereen een topper worden, maar in werkelijkheid wordt vrijwel niemand dat.

Try Harder! graaft misschien niet zo diep in de Amerikaanse onderwijscultuur als bijvoorbeeld de serie America To Me, maar brengt wel treffend in beeld hoe dominant de prestatiedruk is. Elke schoolprestatie wordt gekwantificeerd en afgezet tegen de verrichtingen van anderen. Voor middelmaat is daarbinnen geen ruimte. Al loopt er op Lowell gelukkig ook nog gewoon een ouderwets goeie leraar rond, Richard Shapiro. Zo’n man die raakt en inspireert. En ziek wordt, dat ook.

Rondom hem wordt iedereen klaargestoomd voor een absolute winnaarsmaatschappij, die in werkelijkheid vooral uit verliezers bestaat – of op zijn minst uit mensen die zich afvragen of ‘gewoon’ eigenlijk wel goed genoeg is.

Midwives

Dogwoof

Waar verloskundige Hla simpelweg moeders en kinderen ziet, zien anderen in het overwegend boeddhistische land Myanmar slechts moslims. De verfoeide Rohingya, om precies te zijn. Een volk om te verdrijven of vertrappen. Zeker geen mensen die moeten worden geholpen bij het op de wereld zetten van nakomelingen.

‘De moslims in de provincie Rakhine zijn geen inwoners van Myanmar’, stelt generaal Min Aung-Hlaing, de leider van het leger dat het Aziatische land dan in z’n greep probeert te krijgen, tijdens een officiële speech. ‘Het zijn illegale immigranten. Er bestaat helemaal niet zoiets als een Rohingya-volk.’ Aung-Hlaing wil maar al te graag korte metten maken met deze uitvreters.

Hla’s jonge collega Nyo Nyo behoort zelf tot de vervolgde religieuze Rohingya-minderheid. Waarom zijn wij als moslims geboren in Rakhine? vraagt zij zich vertwijfeld af. Mensen zoals Nyo Nyo kunnen eigenlijk geen kant op. Toch probeert ze aan de zijde van de strenge Hla het vak van verloskundige te leren, zodat ze misschien ooit een eigen kraamkliniek kan openen.

Dat idee zorgt tevens voor spanningen in Midwives (91 min.), de observerende film waarin Hnin Ei Hlaing geduldig gadeslaat hoe Hla en Nyo Nyo aanstaande moeders bijstaan terwijl om hen heen de strijd steeds nadrukkelijker losbarst. Het is een treffend tafereel: terwijl de mannen dood en verderf zaaien, eren de vrouwen onverminderd het leven.

Daarmee vertegenwoordigen zij de hoop in Myanmar, dat inmiddels opnieuw is verworden tot een uiterst repressieve militaire dictatuur. Een land waar wanhoop weer de overhand heeft gekregen en Rohingya-kinderen, net geboren of niet, hun leven in elk geval niet zeker zijn.

Naomi Osaka

Netflix

Als je toevallig aardig tegen een bal kunt slaan, een jonge vrouw bent en van Aziatische afkomst, dan word je geacht om je te gedragen als rolmodel, ligt er gigantische druk op elke wedstrijd die je speelt en maken ze je ook nog eens wijs dat je een stijlicoon bent. De tennisser Naomi Osaka moet zich, kortom, ontwikkelen tot het merk Naomi Osaka (111 min.). En tussendoor gewoon aardig tegen een bal blijven slaan.

Dat is lastig genoeg. Osaka’s eerste successen worden gevolgd door smadelijke nederlagen en elementaire twijfel. Na een kansloos verlies tijdens de Australian Open van 2020 tegen de vijftienjarige Coco Gauff, die ze eerder nog van de baan had geveegd en daarna publiekelijk getroost, loopt Osaka bijvoorbeeld met haar ziel onder haar arm door het holst van de nacht. ‘Ik wandel maar, want slapen kan ik niet’, vertelt ze in deze driedelige serie van Garrett Bradley (Time) aan haar eigen smartphone. ‘En dan word ik gek. Want slapen zit er echt niet in.’

Als vlak daarna haar mentor, oud-topbasketballer Kobe Bryant, omkomt bij een helikoptercrash, stevent Naomi Osaka in dit serene portret af op een soort catharsis. Wie is zij eigenlijk, als dochter van een Japanse vrouw en een zwarte Haïtiaanse vader? Japans of Amerikaans? Aziatisch of zwart? En: een ster die netjes binnen de lijnen kleurt of toch een jonge vrouw die zich uit durft te spreken over de wereld om haar heen? ‘Wat ben ik als ik geen goede tennisser ben?’, heeft de jonge topsporter, die zich kwetsbaar durft op te stellen voor Bradleys camera, zich eerder al afgevraagd.

De dood van George Floyd fungeert uiteindelijk als vliegwiel in deze gestileerde productie: Osaka zegt een belangrijke wedstrijd af om te kunnen deelnemen aan een Black Lives Matters-demonstratie en begint bij de US Open van 2020 bovendien mondkapjes met de namen van zwarte slachtoffers te dragen: Breonna Taylor, Elijah McClain, Ahmaud Arbery, Trayvon Martin… Ze heeft er zeven: genoeg voor elke ronde, inclusief de finale. Waarna Naomi Osaka in de laatste akte van de vertelling – zoals dat gaat in dit soort moderne heldenfilms – natuurlijk ook weer aardig tegen een bal begint te slaan.