Aimée & Samir

Elbe Stevens Film / NTR

Aimée de Jongh wil laten zien wat onzichtbaar is geworden, zegt ze in de korte documentaire Aimée & Samir (29 min.). Zodat we niet meer kunnen wegkijken van wat er onder onze ogen gebeurt. De Nederlandse stripauteur en illustrator, die zelf Indonesische roots heeft, doelt dan vooral op de schaduwkanten van migratie, bijvoorbeeld voor de vluchtelingen aan de grenzen van Fort Europa.

Met een beperkt aantal, tamelijk droog ingesproken voice-overs stuurt ze deze sfeervolle film van Catherine van Campen zelf aan. Die laat De Jonghs succesvolle carrière veelal links liggen en concentreert zich op de totstandkoming van haar nieuwe graphic novel Samir. Over een fictieve Syrische jongen in een Grieks vluchtelingenkamp, die de reis op zee heeft overleefd door zich vast te klampen aan een jerrycan.

Om hiervoor research te doen is de stripkunstenares afgereisd naar Lesbos. Ze gaat in gesprek met vluchtelingen die daar in een tentenkamp zijn beland en bevraagt bewoners van het Griekse eiland. Terwijl ze hen tekent – een proces dat Van Campen tegelijkertijd met animaties in beeld brengt – geeft De Jongh hen alle ruimte om te vertellen. Als bedankje ontvangen ze naderhand hun eigen portret.

Of hij hier met familie is, wil ze bijvoorbeeld weten van een tienerjongen. Alleen met mijn oma en opa, antwoordt die. Hij heeft verder geen andere familie in het kamp. ‘Ik hoop dat zij ook hierheen kunnen komen’, reageert De Jongh, die ondertussen geconcentreerd blijft doortekenen. ‘Wie?’ vraagt de jongen. ‘Je familie’, antwoordt zij. ‘Nee, die heb ik niet’, zegt de jongen bijna achteloos. ‘Ze zijn dood.’

Een plaatselijke visser vertelt dat hij tijdelijk is gestopt met zijn werk. ‘Ik haalde mensen binnen in plaats van vis’, vertelt hij. Dat wordt zichtbaar op een begraafplaats voor onbekende vluchtelingen, waar De Jongh de Afghaanse vluchteling Sohrab ontmoet. Rondom hen liggen overal vluchtelingen begraven. Vooral moslimvrouwen, legt hij uit. Want die hebben vaak niet leren zwemmen.

Met haar fraaie en treffende illustraties, die Catherine van Campen integraal onderdeel heeft gemaakt van deze film, probeert Aimée de Jongh deze werkelijkheid zichtbaar te maken. Tegelijk zit er bij haar ook ongemak over hoe zij, als een willekeurige westerse toerist, zomaar uit de wereld van vluchtelingen en eilanders kan stappen, om gewoon even van de zon en de omgeving te genieten.

Die dubbelheid weerhoudt de Nederlandse kunstenares er niet van om met potlood en schetsboek letterlijk vorm te geven aan haar idealen en overtuigingen. Met haar nieuwe album, afgeleverd bij Uitgeverij Dargaud te Brussel, geeft ze iets terug aan de mensen die haar hebben gevoed.

5 Seasons Of Revolution

Docmakers

Ze wist altijd al dat haar land Syrië in wezen een politiestaat was. Toch wordt dat idee voor Lina, een jonge vrouw uit de betere buurten van hoofdstad Damascus en de maker en hoofdpersoon van 5 Seasons Of Revolution (95 min.), pas echt concreet als haar goede vriend Malaz bij een controlepost wordt aangehouden. Er is een grap over president Assad op zijn telefoon ontdekt. Samen met haar vrienden Bassel, Susu en Rima blijft Lina vervolgens de hele nacht op: ze veranderen Malaz’s wachtwoorden, verwijderen allerlei berichten van zijn apparaten en seinen z’n directe omgeving in.

Lina neemt zelf ook maatregelen. Ze begint haar leven op te delen in losse compartimenten. Als videojournalist opereert ze voortaan onder de naam ‘Maya’. Bij activisten gaat ze zichzelf ‘Maiss’ noemen. Collega-filmmakers leren haar kennen als ‘Layla’. En in de verwoeste stad Aleppo wordt ze later ook nog ‘Lama’. Het is pure noodzaak. ‘Zo kon Lina apolitiek blijven’, vertelt ze in een voice-over, waarmee deze persoonlijke film over de sleuteljaren van de Syrische burgeroorlog (2011-2015) wordt aangestuurd. ‘Het was alleen zaak om ze niet door elkaar te halen.’

Met een klein groepje getrouwen documenteert ‘Lina’ – haar achternaam blijft onbenoemd – de dramatische ontwikkelingen die haar land en hun jonge levens in de greep krijgen. De één begint zich in stilte bezig te houden met protest, een ander roept publiekelijk op tot ‘Stop het moorden’. Ook de vraag of ze zelf de wapens moeten gaan opnemen komt aan de orde. Want, zo constateert de filmmaakster somber: ‘good guys don’t win wars’. De individuele keuzes die ze maken stellen zo hun onderlinge loyaliteit op de proef. En ze lopen gevaar. Niet iedereen zal ‘t er levend vanaf brengen.

Hun persoonlijke levensverhalen, door Lina geïllustreerd met foto’s, verborgen camera-beelden en clandestiene interviews, (waarbij de participanten vaak onherkenbaar zijn gemaakt) zetten in 5 Seasons Of Revolution de oorlog, die door de ontwikkelingen in pak ‘m beet Oekraïne en Iran z’n momentum kwijt lijkt te zijn, weer vol in de aandacht. Niet zo ‘in your face’ als de klassieke Syrië-docu’s For Sama en The Cave, maar met wat meer oog voor de grotere maatschappelijke ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor een nieuwe generatie weldenkende Syriërs, waarvan een deel noodgedwongen zijn heil elders, soms ook in Nederland, is gaan zoeken.

Captains Of Zaatari

Trigon Films

Hebben wij echt kans om onze droom waar te maken en profvoetballer te worden? vraagt de Syrische tiener Mahmoud Dagher tijdens een ontmoeting van zijn jeugdvoetbalteam met niemand minder dan Xavi, de oud-speler en coach van FC Barcelona. ‘Jullie hebben alles in eigen hand’, antwoordt die in kenmerkende sporttaal. ‘Het hangt van jullie zelf af. Jullie zijn op het cruciale moment in je leven aanbeland, waarop je kunt zeggen: ik wil voetballer worden.’

Dat is nét iets gemakkelijker gezegd dan gedaan. Mahmoud en zijn teamgenoten zijn afkomstig uit een vluchtelingenkamp in Jordanië en nemen deel aan de AlKass International Cup in Qatar. Net als andere tieners dromen ze ervan om de nieuwe Messi of Cristiano Ronaldo te worden en een plek te veroveren bij een Europese topclub, zoals het Bayern München van Robert Lewandowski, Thomas Müller en Arjen Robben dat even verderop ontspannen traint.

Als de Syrische jongens zich in de kijker weten te spelen bij het onder 17-toernooi in Doha, hoeven ze niet terug naar Kamp Za’atari. Samen met zijn beste vriend Fawzi Qatleesh fantaseerde Mahmoud daar nog over een plek in het Syrische nationale elftal. Tot zijn grote verdriet werd Fawzi nét voor het toernooi echter te oud bevonden. In een ontroerende scène van Captains Of Zaatari (74 min.) droeg hij zijn aanvoerdersband vervolgens over aan Mahmoud.

Voor het oog van hun verwanten in Jordanië, die via een gammele televisie meekijken, krijgen de talenten nu de kans om zich te onderscheiden. De Egyptische documentairemaker Ali Elarabi registreert dit van beide kanten: hoe de jongens proberen te scoren en de achterblijvers in het kamp intens meeleven. Ook als Mahmoud het woord neemt. ‘Toen ik vluchteling werd, werd ik meteen van al mijn kansen beroofd. Maar ik zal nooit toelaten dat ook mijn dromen worden gestolen.’

En daarmee heeft hij meteen de kern te pakken van deze zeer geslaagde coming of age-docu, waarin voetbal uiteindelijk niet meer dan een voertuig is naar de wereld van de boezemvrienden Fawzi en Mahmoud. Zoals voetbal voor hen juist het voertuig úit die wereld moet worden.

Sirens

Oscilloscope Laboratories

Ze móeten wel sletten zijn. Hoeren. Of simpelweg een gruwel Gods. Je zou kunnen zeggen: ze vragen er zelf om met hun geverfde haren, tattoos en Slayer- en Judas Priest-shirts. Wie begint er nu een trash metalband in Libanon? Met een gruntzanger(es), nota bene. En een, dat ook, volledig vrouwelijke bezetting.

Het hart van de groep wordt gevormd door twee gepassioneerde gitaristen: Shery Bchara (lead) en Lilas Mayassi (ritme). Zij kunnen doorgaan voor de Lennon en McCartney – herstel: de Hetfield en Ulrich – van Slave To Sirens. Met net zulke epische ruzies als het centrale duo van Metallica. Daar zit overigens een verhaal achter: een liefdesverhaal, om precies te zijn. Zonder dat de andere bandleden daarvan op de hoogte zijn krijgen de twee iets met elkaar.

Totdat Lilas in Sirens (79 min.) een steen in de vijver gooit en haar zinnen zet op een ander. Ze ontmoet de Syrische Alaa, die al snel overkomt naar Beiroet en daar moet worden voorgesteld aan haar ouders. ‘Als ze vragen hoe we elkaar hebben ontmoet, zeg dan dat we elkaar zijn tegengekomen bij mijn eerste bezoek aan Syrië en toen vrienden zijn geworden’, houdt Lilas haar voor. ‘Oké? Hou het kort.’ En, als ze bijna binnen zijn: ‘Let op dat je me geen schatje noemt.’

Intussen is de sfeer binnen Slave To Sirens, dat al eens mocht optreden tijdens het Britse Glastonbury-festival, te snijden. De band stevent onvermijdelijk af op een pijnlijke breuk, terwijl intussen op de achtergrond ook Libanon zelf richting een burgeroorlog lijkt te koersen. Documentairemaker Rita Baghdadi brengt die twee verhaallijnen – de ontwrichting van de band en de ontsporende protesten tegen de Libanese regering – soepel samen.

Zo ontstaat een levendig portret van een wereld die letterlijk ieder moment in vuur en vlam kan komen te staan en waarin je je als buitenbeentje – vrouwelijke metalhead en vrouw die valt op vrouwen – maar staande hebt te houden. Gelukkig leent de muziek van Slave To Sirens zich er prima voor om dat er soms eens ongegeneerd uit te gooien.

Selvportrett

VPRO

Waarschijnlijk is zij zelf een extreme uiting van waar ze met haar fotografie op mikt: het tegenhouden van de tijd en vasthouden van het moment. Sinds haar tiende heeft Lene Marie Fossen anorexia nervosa. Daardoor is ze nooit in de puberteit terechtgekomen. Fossen heeft nooit borsten gekregen en is ook nog nooit ongesteld geweest. ‘Als je niet eet, zet je je emoties uit’, vertelt ze. ‘Je drijft gewoon voort. Ik ben meerdere malen bijna dood geweest. Het is eigenlijk een soort langzame zelfdoding.’

De Noorse fotografe, eind twintig inmiddels, beschrijft de aandoening als ‘een Nazi-regime in mijn eigen lichaam’, een kwaadaardige manifestatie van de angst om op te groeien. Daarbij speelt ook schaamte voortdurend op. Volgens Lene wordt anorexia nu eenmaal beschouwd als een ziekte voor verwende mensen. Terwijl iemand met kanker doorgaans wordt omgeven door medeleven, krijgt een anorexiapatiënt vooral te horen dat ie moet doorbijten en nodig weer eens moet gaan eten.

In Selvportrett (58 min.), een bijzonder indringende film van Margreth Olin, Katja Høgseth en Espen Wallin, gaat ze de conformatie aan en legt zichzelf genadeloos vast, onder andere in een verlaten Grieks leprahospitaal waar ze halfnaakt poseert. Het resulteert in zeer confronterende foto’s, beelden die gewoon pijn doen. Tegelijkertijd zoekt ze met haar camera ook bij anderen, Syrische vluchtelingen bijvoorbeeld, naar wat het bestaan maakt, doet of aanricht in een willekeurig mensengezicht.

Als Fossen haar werk voorlegt aan de befaamde Noorse fotograaf Morten Krogvold, reageert die bijzonder enthousiast. Hij maakt zich sterk voor een expositie tijdens het Nordic Light Festival Of Photography in Kristiansund. Niet omdat ze ziek is, zegt hij er bij herhaling bij, maar omdat haar foto’s zo geweldig zijn. Lene Marie reageert beduusd op ‘s mans superlatieven. ‘Schaam je je?’ vraagt ze zelfs aan haar moeder als de tentoonstelling wordt geopend. ‘Nee, ik ben trots’, antwoordt die. ‘Je bent dapper.’

Toch wringt dat voortdurend in dit schrijnende (zelf)portret: Lene Marie wil gezien worden als fotografe, terwijl anderen via haar, inderdaad, bijzonder krachtige foto’s toch vooral een beschadigd mens zien. Bijna ongewild agendeert ze op zeer pregnante wijze de problematiek van eetstoornissen. De filmmakers vangen die dubbelheid in gestileerde beelden, begeleid door een sacrale soundtrack. Zo wordt de bijna Bijbelse dramatiek van haar werk en leven nog eens benadrukt.

Dit Selvportrett ligt daardoor echt zwaar op de maag – zo’n kijkervaring die bepaald niet alleen fijn is en die tóch verrijkend werkt – en zindert ook nog een hele tijd na.

Jano & Shiro, A Brother’s Journey

Prospektor

De voettocht begon in Syrië. Daarna volgden Turkije, Griekenland, Albanië, Montenegro, Bosnië en Kroatië. De broers Jano (18) en Shiro (15) leerden intussen op elkaar te vertrouwen. Ze moesten wel. ‘Ik kan mijn jeugd niet opnieuw beleven’, verzuchtte Jano onderweg, in de Kroatische sneeuw en veel te verstandig voor zijn leeftijd. Over zijn broer: ‘Hij heeft nog twee of drie jaar. Ik hoop dat hij nog zoiets als een kindertijd heeft voordat hij volwassen wordt.’

En toen ineens, bij de Sloveense grens, raakten ze elkaar kwijt. Geconfronteerd met de politie sloegen de broers op de vlucht. Allebei een andere kant op. Kwijt. Verloren ook. Jano moest op zoek naar zijn jongere broertje en probeerde intussen zijn vader, die nog gewoon ‘thuis’ verbleef, te kalmeren. ‘Nog steeds geen nieuws over Shiro?’, vroeg die ongerust. ‘Maak je niet druk’, antwoordde zijn oudste zoon, ook tegen zichzelf. ‘Die belt morgen wel.’

In Jano & Shiro, A Brother’s Journey (34 min.), de voorbode van een groter project over de reis van minderjarige vluchtelingen door Europa genaamd Shadow Game, volgen Eefje Blankevoort en Els van Driel de twee Syrische broers tijdens hun jarenlange tocht naar een nieuw en veilig thuis. Ze zullen in het kielzog van Jano en Shiro nog diverse plekken moeten aandoen. En eenmaal op de plaats van bestemming, Nederland, wacht de Syrische broers opnieuw een scheiding.

Shiro kan als minderjarige direct een start maken met zijn nieuwe leven, de (net) meerderjarige Jano is veroordeeld tot een ellenlange asielprocedure, in een andere uithoek van het land bovendien. Het is een treffend slotakkoord voor deze barre en louterende trip door een wereld die eigenlijk niet op jongens zoals zij zit te wachten. Blankevoort en Van Driel brengen hun coming of age-reis, met effectief gebruik van splitscreen en prikkelende muziek, krachtig in beeld.

Waarbij na afloop de vraag blijft hangen of de ervaringen onderweg Jano en Shiro nog parten gaan spelen in hun nieuwe bestaan.