Gone Girls: The Long Island Serial Killer

Netflix

Toen Liz Garbus in 2020 de thriller Lost Girls uitbracht, met een indrukwekkende rol van Amy Ryan als een moeder die zich vastbijt in de verdwijning van haar dochter, tastte de Amerikaanse politie nog volledig in het duister over wie er verantwoordelijk was voor een serie vrouwenmoorden in Long Island, New York. Vijf jaar later is daarover inmiddels klaarheid gekomen en waagt Garbus, die zich in de serie I’ll Be Gone In The Dark ook al over een vergelijkbare zaak rond The Golden State Killer boog, opnieuw een poging om de schokkende misdrijven te belichten.

De zaak wordt aan het rollen gebracht door Shannan Gilbert. Zij belt op 1 mei 2010 in doodsangst naar de alarmcentrale. ‘Ze willen me vermoorden’, weet de jonge vrouw, die zich via advertenties op Craigslist aanbiedt als prostituee, nog uit te brengen. En daarna verdwijnt ze van de aardbodem. Sekswerkers hebben echter geen enkele prioriteit voor de politie van Suffolk County. Tot frustratie van Shannans moeder Mari Gilbert. ‘Hoe zou jij je voelen als niemand je kwam zoeken?’ houdt ze de toegestroomde media later voor.

Eind 2010 worden de stoffelijke overschotten van vier jonge vrouwen aangetroffen op het nabijgelegen Gilgo Beach. Het blijkt eveneens te gaan om meisjes die actief waren als escort. Shannan Gilbert is er alleen niet bij. Ze zou gemakkelijk te herkennen zijn geweest aan het titanium plaatje in haar mond. Dat heeft ze overgehouden aan een gewelddadig vriendje. Precies een jaar na de vondst van de zogenaamde ‘Gilgo Four’, eind 2011, wordt alsnog duidelijk wat er is gebeurd met de jonge vrouw, die in blinde paniek een hulplijn belde.

Daarmee eindigde zowel het boek Lost Girls: An Unsolved American Mystery (2013) van de journalist Robert Kolker, die ook in deze serie participeert, als de speelfilm die Liz Garbus daarop baseerde. Diezelfde ontdekking vormt nu het startpunt voor de driedelige docuserie Gone Girls: The Long Island Serial Killer (158 min.), waarin Garbus het vervolg van de zaak toont en weer mensen van vlees en bloed probeert te maken van al die gezichtsloze sekswerkers. Kinderen, zussen en moeders. Van gewone Amerikanen die hen nog altijd missen.

Heel veel wijzer is de plaatselijke politie in de jaren sinds hun verdwijning overigens niet geworden. Door interne perikelen heeft het onderzoek naar de verdwenen vrouwen nauwelijks prioriteit gekregen. De conclusie van deze typische true-crime productie, met enigszins opgelegde reconstructies en een nét iets te vet aangezette soundtrack, is ontluisterend: essentiële aanwijzingen zijn gemist en belangrijke sporen nooit fatsoenlijk onderzocht, waardoor er waarschijnlijk méér slachtoffers zijn gevallen dan nodig was geweest.

In de afgelopen jaren is de zaak door een ander onderzoeksteam opnieuw opgepakt en vervolgens vrijwel direct in een stroomversnelling gekomen. In de slotaflevering belicht Garbus de afwikkeling ervan en de persoon die veel te lang z’n gang heeft kunnen gaan – wellicht zelfs véél langer dan iemand vermoedde. Hoe meer ze op deze man inzoomt, met mensen uit z’n directe omgeving en aangetroffen bewijsmateriaal, hoe unheimischer het beeld wordt. Intussen groeit het vermoeden dat de bodem van deze serie gruwelijke misdrijven nog altijd niet is bereikt.

Ook de onrustbarende miniserie Gone Girls zou dus nog wel eens een vervolg kunnen krijgen.

In de driedelige serie The Gilgo Beach Killer: House Of Secrets komen zowaar de vrouw en dochter van de verdachte uitgebreid aan het woord.

Stevie Van Zandt: Disciple

HBO Max

Hij is één van de weinige frontmannen die ook genoegen kan nemen met een rol als rechterhand van The Boss – of als consigliere van een lokale maffiabaas. Zelfs in dit verrukkelijke portret van Steven Van Zandt komt eerst Bruce Springsteen en pas daarna de hoofdpersoon zelf aan het woord. Tony Soprano, de licht ontvlambare Jersey-boss van Stevies personage Silvio Dante, meldt zich pas na ruim één uur en drie kwartier, als de carrière van de Amerikaanse zanger, gitarist en producer al over hoge toppen en door diepe dalen is gegaan en dan nog een nieuwe dimensie krijgt via een prominente rol in één van de beste televisieseries aller tijden, The Sopranos.

‘s Mans leven lijkt in Stevie Van Zandt: Disciple (140 min.) sowieso op een zorgvuldig gearrangeerde productie. Soms letterlijk. Als hij in het huwelijk treedt met Maureen Santoro, wordt dit ingezegend door één van zijn helden, Little Richard. Bruce is natuurlijk getuige, de band uit The Godfather verzorgt de muziek en soulzanger Percy Sledge komt nog even When A Man Loves A Woman zingen. En dan stapt Van Zandt begin jaren tachtig uit Springsteens E Street Band. ‘Toen hij z’n eerste plaat maakte, nam hij afstand van Bruce’, vertelt scenarioschrijver en recensent Jay Cocks. ‘Ze hielden van elkaar. Het was niet de grote broer van wie hij afstand nam. Hij wilde zich niet langer het kleine broertje voelen.’ De man die tot dan bekend heeft gestaan als ‘Miami Steve’ begint zich ‘Little Steven’ te noemen. Zijn band dubt hij ‘The Disciples Of Soul’.

Eenmaal solo (her)ontdekt Van Zandt zijn maatschappelijke betrokkenheid. Hij begint de rock & lol die hij sinds jaar en dag aan de mens bracht met Springsteen en die andere band uit New Jersey, Southside Johnny & The Asbury Jukes, te injecteren met een fikse dosis politiek activisme. Stevie neemt bijvoorbeeld het voortouw in de strijd tegen Apartheid in Zuid-Afrika. Voor de hitsingle Sun City (1985), zijn eigen militante variant op de benefietsongs Do They Know It’s Christmas? en We Are The World, verzamelt hij een opvallend diverse en inclusieve groep artiesten, die publiekelijk uitspreken dat ze nooit zullen gaan spelen in het Las Vegas van Zuid-Afrika. Met zijn activisme schildert hij zichzelf alleen in een hoek, waar uiteindelijk verdacht weinig geld valt te verdienen. Een lange loopbaan lijkt begin jaren negentig tot een halt te komen.

Volgens eigen zeggen houdt Steven Van Zandt zich dan een jaar of zeven vooral onledig met ‘het uitlaten van de hond’. Totdat Southside Johnny hem vraagt voor een productieklus, Bruce zijn inmiddels ontmantelde band weer opstart en showrunner David Chase de non-acteur cast in The Sopranos. Het is een mooi rond verhaal over onmetelijke liefde voor muziek, hechte vriendschap en het vinden, verliezen en weer heruitvinden van jezelf. Dat wordt verteld door de man zelf, prominente vakbroeders (Paul McCartney, Bill Wyman, Jackson Browne, Bono en Eddie Vedder) en Sopranos (David Chase, Vincent ‘Pussy Bonpensiero’ Pastore en Maureen Van Zandt, alias Silvio’s echtgenote Gabriella Dante). De documentaire concentreert zich volledig op Van Zandts artistieke carrière. Zijn persoonlijke leven blijft vrijwel volledig buiten beeld.

In bijna tweeëneenhalf uur, volgepropt met een eindeloze serie (bijna) hits, moet regisseur Bill Teck nochtans alle zeilen bijzetten om alle aspecten van zijn kleurrijke protagonist te belichten. Want behalve artiest, acteur, producer en onmisbare schakel (inmiddels opnieuw 25 jaar!) binnen Springsteens gereanimeerde E Street Band heeft Steven Van Zandt zich met de radioshows Little Steven’s Underground Garage en Outlaw Country ook ontwikkeld tot een soort Leo Blockhouse, een rock & soul-professor die Amerika’s jeugd de juiste weg wil wijzen: richting muziek. Valse of kritische noten ontbreken verder vrijwel volledig in deze film, die daarom, met enige kwade wil, een hagiografie kan worden genoemd. Een mensch moet alleen wel een hart van steen hebben om géén discipel van Stevie te worden.

The Velvet Underground

Apple TV+

Het zou ongepast zijn geweest als Todd Haynes van The Velvet Underground (120 min.) zo’n typische joyeuze popdocu, waarin nostalgie de boventoon voert, had gemaakt. Hoewel de documentaire in wezen het vaste stramien van zulke films volgt – ontstaan, opkomst, bloei, implosie en herwaardering – is de toonzetting aanmerkelijk donkerder en wekt ook het veelvuldige gebruik van splitscreen licht vervreemdend. De film lijkt daarmee in eerste instantie al net zo weinig aaibaar als de experimentele rockband rond zanger/songschrijver Lou Reed en multi-instrumentalist John Cale.

Zij creëerden samen met gitarist Sterling Morrison en drummer Maureen Tucker, en onder de hoede van popartheld Andy Warhol, in de tweede helft van de jaren zestig een geheel eigen universum. Met als voornaamste wapenfeit dat klassieke debuutalbum uit 1967, met tijdloze Reed-songs over drugsgebruik en sadomasochisme zoals Venus In Furs, Heroin en I’m Waiting For The Man, vocale bijdragen van de Duitse actrice/zangeres Nico (Femme Fatale, All Tomorrow’s Parties en I’ll Be Your Mirror) en natuurlijk Warhols klassieke bananenhoes.

Haynes neemt de tijd om toe te werken naar het ontstaan van The Velvet Underground. Eerst schetst hij de achtergrond van de twee belangrijkste groepsleden, de getormenteerde Reed en zijn Welshe tegenpool Cale, en hoe zij elkaar vonden in de avant-garde scene van New York. Daarna zoomt hij in op de illustere band zelf en z’n natuurlijke omgeving, Warhols Factory. Hij spreekt met de twee nog levende bandleden, John Cale en Maureen Tucker, laat Lou Reeds zus Merrill en vertegenwoordigers van de toenmalige scene aan het woord en vult dat aan met archiefinterviews met Reed, Morrison en Nico.

Met een arty montage van concertbeelden, foto’s, kunstwerken, posters, performances en tijdsbeelden weet Todd Haynes vervolgens de geest van de band goed te pakken te krijgen. The Velvet Underground is daardoor precies de bandfilm – conventioneel met een rafelrandje – geworden die de goegemeente verwacht. En dat is in dit geval niet eens een diskwalificatie.