In The Name Of Gerry Conlon

Lorenzo Moscia / Nightswim / Journeyman

Twee maanden had Gerry Conlon nog te leven toen hij in 2014 zijn laatste interview gaf aan de Italiaanse fotograaf en documentairemaker Lorenzo Moscia. Conlon zou de zestig jaar ternauwernood volmaken. Daarvan had ie er, vanaf 1974, vijftien doorgebracht in een Britse cel. Onschuldig. Hij zou er nooit meer helemaal van loskomen – ook drank, drugs en therapie hielpen nauwelijks.

Gerry Conlon bleef altijd één van The Guildford Four. En zijn vader zou zijn leven lang tot The Maguire Seven behoren. Letterlijk. Guiseppe Conlon stierf in 1980 op slechts 56-jarige leeftijd in de gevangenis. Ook onschuldig. Net als Paddy Hill, van The Birmingham Six, zes andere Noord-Ieren die ten onrechte waren veroordeeld voor een terroristische aanslag van de IRA, die eiste dat het Noorden, Ulster, Groot-Brittannië verliet en weer deel werd van Ierland.

Deze tragische geschiedenis wordt nu weer opgerakeld in de indringende documentaire In The Name Of Gerry Conlon (83 min.). In 2022 rondde Moscia zijn film af over deze aardedonkere episode van ‘The Troubles’, de oorlog die decennia woedde in Ulster. Zowel de IRA als z’n loyalistische opponenten maakten daarbij talloze onschuldige slachtoffers, waaronder ook gewone Noord-Ieren die onschuldig voor hen moesten zitten.

In het geval van de Four, Seven en Six zat daaraan nog een bijzonder naar randje. Want enkele echte IRA-soldaten, de zogenaamde Balcombe Street Gang, hadden korte tijd later, na hun arrestatie voor een andere aanslag, al bekend dat ze ook deze bomaanslagen op hun geweten hadden. De Britse politie vond het alleen niet nodig om dat goed uit te rechercheren en te kijken of de andere verdachten misschien volstrekt onschuldig in de gevangenis zaten.

Aan zijn eigen keukentafel doet Gerry Conlon z’n verhaal aan Moscia. Boos en strijdbaar. Elk pijnlijk detail staat op z’n netvlies. Een man die tot in z’n kern is beschadigd en tot het uiterste getest. Hij wordt bijgestaan door zijn lotgenoten Paddy Armstrong (The Guildford Four), Patrick Maguire (die als onderdeel van The Maguire Seven al op zijn zevende werd gearresteerd) en Paddy Hill (The Birmingham Six) en hun advocaten Gareth Peirce en Alastair Logan.

De zaak zelf is hartverscheurend, maar ook de nasleep ervan grijpt naar de keel. Want ook toen die onterechte veroordeling eenmaal was vernietigd, werd Conlons leven nooit meer zoals ‘t was. Regisseur Jim Sheridan, die in 1993 de prijswinnende film In The Name Of The Father maakte aan de hand van het tragische verhaal van Gerry Conlon en z’n vader, had tijdens het opnameproces bijvoorbeeld heel wat te stellen met z’n getormenteerde hoofdpersoon.

Die film, een al dan niet geromantiseerde versie van de werkelijkheid, zette ooit ook Lorenzo Moscia op het spoor van Gerry Conlon, die hem direct verwelkomde in zijn huis en ruim de tijd voor hem nam. Alsof hij zelf ook al voorvoelde dat ’t misschien wel eens de laatste keer zou kunnen zijn dat ie zijn persoonlijke relaas zou kunnen doen. Voordat zijn tijd, waarvan hij uiteindelijk een kwart onterecht in de gevangenis had gezeten, er definitief op zat.

Deze film doet de man en al die andere onschuldige slachtoffers van The Troubles in elk geval recht. En hopelijk draagt In The Name Of Gerry Conlon ook bij aan bewustwording: juist als de roep om het vinden van de ‘schuldigen’ het hardst klinkt blijft nuchterheid vereist. Anders zijn nieuwe Gerry Conlons onvermijdelijk.

We Want The Funk!: A History Of Funk Music And Black Liberation In The Seventies

PBS

‘Say it loud’, croonde James Brown. ‘I’m black and I’m proud.’ Het werd eind jaren zestig het lijflied van een nieuwe beweging. En hij, de vuige, bezwete en sexy zanger, werd de vaandeldrager van een nieuwe muziekstroming: funk. Die maakte korte metten met Motown, het platenlabel waarmee Berry Gordy zwarte muziek acceptabel had gemaakt voor een wit publiek. Zijn artiesten mochten niet al te wulps dansen en al helemaal geen politieke statements maken. In een tijd dat Half Amerika in brand stond door de strijd voor burgerrechten van Afro-Amerikanen.

Funk wilde allesbehalve braaf zijn. En de groove werd allesbepalend. Alles op de één. Zodat je wilt – nee, niet anders kúnt dan: – dansen. Browns muziek was een kwestie van ‘simplexity’, stelt één van de sprekers in We Want The Funk!: A History Of Funk Music And Black Liberation In The Seventies (82 min.). Het lijkt zo simpel, maar probeer alles maar eens helemaal kloppend te krijgen. Na Brown volgden Sly & The Family Stone, met de moddervet slappende bassist Larry Graham, en Parliament/Funkadelic. En toen was de funk wel helemaal volgroeid.

Regisseur Stanley Nelson heeft deze gedegen docu helemaal volgepropt met dampende muziekfragmenten. Hij plaatst het genre met George Clinton en Jeanette Washington-Perkins (Parliament/Funkadelic), Robert ‘Kool’ Bell (Kool & The Gang), Leo Noncentelli (The Meters), Nona Hendryx (Labelle), Questlove (The Roots), David Byrne (Talking Heads), Fred Wesley (The J.B.’s) en diverse kenners en historici nadrukkelijk binnen de zwarte historie, religie en cultuur en laat enkele muzikanten bovendien demonstreren hoe je iets gigantisch kunt laten funken.

Via het multitalent Prince, de afrobeat-pionier Fela Kuti én spierwitte acts zoals Elton John, David Bowie en Talking Heads werkt Nelson (Miles Davis: Birth Of The Cool, Attica en Crack: Cocaine, Corruption & Conspiracy) vervolgens toe naar hiphop, een muziekgenre dat bijna bestaat bij de gratie van vette funksamples. Het uitgangspunt is in wezen precies hetzelfde. ‘Free your mind’, verwoordt Dr. Todd Boyd, kenner van (Afro-)Amerikaanse cultuur, dit geheel in stijl. ‘And your ass will follow.’

The Treasure Hunter

Gex Film

De vindplaats is natuurlijk niet met een kruis aangegeven, stelt Jack nog maar eens ten overvloede. De jonge Brit zoekt nu al een jaar of zes, geheel verblind en met één arm op zijn rug gebonden, naar Yamashita’s goud.

Bij de invasie van de Filipijnen, in de beginjaren van de Tweede Wereldoorlog, beroofde de Japanse generaal Tomoyuki Yamashita het land van zijn schatten. En toen de Japanners na de capitulatie weer met de staart tussen de benen uit de Aziatische archipel moesten vertrekken, zou hij volgens plaatselijke legenden het verzamelde goud hebben verstopt in het labyrint van grotten, gangen en tunnels van zijn strijdkrachten.

Jack is ervan overtuigd dat hij die schat kan vinden – en zijn beste vriend Giacomo Gex, die eigenlijk beter zou moeten weten, legt zijn verwoede pogingen om schathemeltjerijk te worden van zeer nabij vast. Één blik op al dat gegraaf en gewroet in claustrofobische kuilen, gangetjes en grotten en een buitenstaander weet genoeg: Jack zal nooit iets vinden en zal desondanks altijd blijven doorgaan. Tot hij er helemaal aan kapot is gegaan.

Steun van zijn ouders hoeft The Treasure Hunter (84 min.) niet te verwachten. Beter: echte steun. Geld is – herstel: wás – er in overvloed. Jacks vader, die ooit een flinke rederij bezat, heeft naar verluidt al miljoenen gepompt in de redeloze queeste van zijn zoon. Het water staat ook hem inmiddels aan de lippen. En Jacks moeder had ’t al niet zo breed. Ook zij legt echter haar laatste cent apart. Zodat ze met z’n allen naar de Gallemiezen gaan.

Het is een tragische geschiedenis. De jonge protagonist, een lastig invoelbaar personage, trekt zijn hele omgeving, inclusief zijn Filipijnse vrouw en kind, mee in zijn verslaving. Plaatselijke huurkrachten zijn er goed mee – al denken zij er vast het hunne van. Totdat Jack zichzelf tot de orde roept en z’n leven weer in het gareel probeert te krijgen. Hij kan natuurlijk ook een normale huisvader worden, die tegen betaling Engelse les geeft.

Dat lijkt eigenlijk wel zo gemakkelijk, maar hoeveel jaren er ook overheen gaan, de goudzucht laat hem nooit helemaal los. Die aap op Jacks rug blijft zich maar roeren, toont Giacomo Gex, in deze donkere en beklemmende film, waarvan het einde, dat geen einde kan zijn, bij het begin al vast lijkt te staan. En dat is ook voor de kijker een ontmoedigende gedachte.

Photophobia

Movies That Matter

Is het een documentaire die is verrijkt met een fictieve verhaallijn? Of toch een speelfilm, gemaakt in de echte wereld?

Als Rusland in het voorjaar van 2022 Oekraïne is binnengevallen zoekt een deel van de bevolking van de stad Charkiv z’n toevlucht tot het metrostation. Daar ontstaat een soort minimaatschappij van mensen die alles achter hebben moeten laten en geen idee hebben of ze ooit nog kunnen terugkeren naar hun vorige leven. Boven hun nieuwe geïmproviseerde thuis wordt de wereld die ze kennen grondig vernietigd.

In deze ondergrondse omgeving, waartoe de Russische bommen vooralsnog niet kunnen doordringen, laat het Slowaakse filmmakersduo Ivan Ostrochovsky en Pavol Pekarcik de twaalfjarige Niki (Nikita Tyshchenko) het dartele elfjarige meisje Vika (Viktoriia Mats) ontmoeten. Samen ontdekken de twee kinderen in Photophobia (71 min.) de magie van de metrotunnels, een wereld die veelal verstoken blijft van daglicht.

Daglicht, zo wordt metrokinderen ook te verstaan gegeven, staat gelijk aan gevaar. Daarbij moeten ze dus uit de buurt blijven. Terwijl Niki en Vika door het binnenste van het station zwerven, verlaten treinstellen ontdekken en zich laven aan de liederen van een bejaarde troubadour, verzamelen ze de moed om tóch de zon weer op te zoeken. Het is een treffende metafoor voor de hoop, die ook in bange dagen, doet leven.

Ostrochovsky en Pekarcik verbleven voor deze film enkele maanden in de ondergrondse metrostad, waar in het voorjaar van 2022 zo’n 1500 inwoners van Charkiv onderdak hadden gevonden. Daar ontmoetten ze, volgens dit interview, ook Nikita en z’n familie. Omdat vanwege de oorlog onduidelijk was hoeveel tijd ze hadden om te filmen, schreven ze een script rond hem en een meisje aldaar, Viktoriia.

Met super 8-filmpjes, gemaakt in de omgeving van de Poolse stad Krakau, verbeelden de filmmakers bovendien hoe hun protagonist zich het leven buiten het metrostation voorstelt. Zo proberen ze de oorlog, die al talloze malen in beeld is gebracht, met kinderogen te bekijken. Het is wel een geconstrueerd perspectief, bedacht door volwassen filmmakers, dat hoop biedt en ontroert, maar de werkelijkheid soms ook verfraait.

Zo brengt Photophobia een grotere waarheid over het voetlicht, maar staat de film ook op gespannen voet met een onuitgesproken regel van de documentaire: dat wat er zich voltrekt voor de camera écht is en niet geacteerd. Dit past overigens binnen een trend waarbij makers steeds meer hybride vormen opzoeken rondom het genre. En daarbij lijken ze een voor docufreaks enigszins onnatuurlijk uitgangspunt te hebben:

Fiction is stranger than truth.

Crips: Strapped ‘N Strong

Pieter van Huystee

Het is een even onwerkelijke als geladen scène. De documentaire Crips: Strapped ‘N Strong (86 min.), een groepsportret van de Haagse Crips-gang uit 2009, is een half uur onderweg als Main C. aan Keylow, de oprichter en leider van zijn ‘set’, vertelt dat hij wil stoppen met ‘bangen’, het participeren in illegale bende-activiteiten. Main kan niet anders: de afgelopen tijd zat hij in de gevangenis, nu wil hij er zijn voor z’n opgroeiende kinderen. ‘Anders worden jullie net als papa’, heeft hij hen al gewaarschuwd. Keylow kan echter weinig met de mededeling: ‘Een kind mag nooit de reden zijn dat je zegt: ik stop.’ Zijn ‘brother’ ziet alleen geen andere mogelijkheid. ‘Het liefst ren ik een bank binnen‘, bezweert hij Keylow emotioneel. ‘En dwing ik iedereen om te liggen…’

‘s Mans poging om aan de goede kant van de wet te blijven vormt één van de centrale verhaallijnen van deze ruige documentaire, die is geïnspireerd op het boek Crips.nl van Saul van Stapele. Zes jaar later zou het Nederlands-Britse duo Joost van der Valk en Mags Gavan overigens een soortgelijke film maken over de beruchte Molukse motorbende Satudarah (Satudarah – One Blood, 2015). Ook dan sluiten ze aan bij de verschillende bendeleden, documenteren (al dan niet geanonimiseerd) hun illegale activiteiten en laten dat geheel voor zichzelf spreken, zonder dat ze daarover een moreel oordeel vellen. Sterker: met gelikte sequenties van het bendeleven, zoals van het prepareren van drugs en wapens, begeleid door agressieve muziek (hiphop, in dit geval) dragen ze in zekere zin bij aan het gangsterimago van de ‘homies’.

Keylow, die in 2022 is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf vanwege zijn rol als president van motorclub Caloh Wagoh en ‘moordmakelaar’ van Ridouan T., is daarvan de verpersoonlijking. Zijn woorden zeggen eigenlijk alles over wie hij is én wie hij wil zijn. ‘Wie het eerste trekt, wie het snelste is, die gaat weg met de buit’, zegt de ‘G’, gangster, bijvoorbeeld als hij door een flat loopt waar flinke plassen bloed op de vloer zijn blijven liggen. ‘Kill or be killed, man.’ Gewoon in een normale Nederlandse buitenwijk, laat hij buiten nog eens zien, waar juist op dat moment een man met hond voorbij loopt. ‘Hier in Holland noemen ze het een ripdeal’, stelt Keylow, die net als z’n ‘soldiers’ wordt voorgesteld met zijn strafblad. ‘Voor ons is het gewoon werk. Elke dag. Je moet zorgen dat je geen slachtoffer van een ripdeal wordt, je moet zorgen dat je altijd de winnaar in een ripdeal bent.’

Een ‘187’, ofwel moord, is duur, stelt soldaat Santos even later, terwijl hij in de keuken vlees staat te bakken. Als je iemand voorgoed wilt laten verdwijnen, beweert hij met de nodige bravoure, helpt het als je een varkensboer als vriend hebt. Want varkens vreten, als ze maar genoeg honger hebben, werkelijk alles. Geef ze even de tijd en er blijft niks meer over. Santos denkt erover om terug te gaan naar Suriname. Hier zal hij toch nooit meer dan een ‘nikker’ worden. Bovendien wordt de grond hem in Nederland regelmatig te heet onder de voeten. Over wat hij precies heeft misdaan, doet Santos tamelijk schimmig, maar het is duidelijk dat er een prijs op zijn hoofd staat. Die ellende wil hij weghouden bij zijn vijfjarige dochtertje, zo’n beetje het enige waarvoor hij leeft. Het liefst zou de Crip een gemakkelijk leven gaan leiden in Suriname. ‘Going legit’, zegt hij lachend, al lijkt hij ’t niet werkelijk te menen.

Wanneer Keylow en enkele andere leden hun licht opsteken bij Crips-broeders in de VS, krijgen ze daar een ferme waarschuwing. ‘Deze levensstijl is een doodsstijl’, houdt een Amerikaans bendelid hen voor. Het is alleen de vraag of Keylow, Main C. en Santos niet al véél te ver onderweg zijn om nog rechtsomkeer te maken en een regulier burgermansbestaan te gaan leiden. Deze film laat hen zien als mens, met achter al die dubieuze daden en stoere praat ook een persoonlijk verhaal en invoelbare motieven, maar biedt ook weinig perspectief op een ander leven. Wandelend met de hond in een normale buitenwijk, om maar eens wat te noemen.

69: The Saga Of Danny Hernandez

Toen hij groot ‘69’ op zijn voorhoofd liet tatoeëren, was er geen weg meer terug voor Daniel Hernandez, een latino-tiener uit Bushwick, Brooklyn. Hij zou het moeten gaan maken als Tekashi69 (ofwel: 6ix9ine). Als rapper met regenbooghaar, diverse gezichtstatoeages en tanden in allerlei verschillende kleuren. Ophef werd z’n handelsmerk. Zijn videoclips hadden zogezegd een enorme ‘shock value’: seks, coke en geweld. En op Instagram schopte hij wild om zich heen. Succes verzekerd: een bepaalde categorie jongeren identificeert zich maar wat graag met een straatwijze gangster.

In 69: The Saga Of Danny Hernandez (102 min.) wil regisseur Vikram Gandhi, bekend van zijn hoofdrol als nep-goeroe in de documentaire Kumaré, vat krijgen op de omstreden rapper, die zich uiteindelijk helemaal vastdraait in zijn eigen shit. Dat wordt de filmmaker niet door iedereen in dank afgenomen. Een buurtbewoner die hem te woord wil staan wordt ter plaatse luidkeels ter verantwoording geroepen. In dat opzicht doet Gandhi’s queeste denken aan Nick Broomfields pogingen om klaarheid te krijgen in de moorden op Tupac en Biggie, helden van een eerdere hiphopgeneratie. 

Ook Gandhi krijgt vooral belangrijke bijfiguren te spreken: Danny Hernandez zelf wil hem niet te woord staan. En dus meldt de filmmaker zich bij diens tatoeëerder, geluidstechnicus, chauffeur, haarstylist en collega’s (waarmee hij tegenwoordig soms op gespannen voet staat). Sara Molina, Hernandez’s ex-vriendin en moeder van zijn dochter, probeert de jongen achter het personage te schetsen. Al heeft ook zij nooit echt aan de binnenkant mogen kijken bij dit typische product van een New Yorkse achterbuurt, dat heeft geleerd dat hij moet vechten om te overleven.

Met zijn bronnen, geïllustreerd met clips en social media-uitingen van zijn hoofdpersonage, probeert Vikram Gandhi de opmars van Hernandez te vangen. Eerst begon hij zijn eigen kledinglijn, met teksten als Nigger, HIV of Pussy Eater erop. Daarna was er de rel rond een filmpje van groepsseks met een dertienjarig meisje, dat hij ongegeneerd deelde via social media. En toen volgde ook nog de ‘beef’ met rapper Trippie Redd, waarbij hij zich ter zijde liet staan door de beruchte Nine Trey Bloods Gang. Waar Tekashi69 kwam, zo was toen wel duidelijk, kwam gedonder.

Daarbij was het altijd weer de vraag of Danny Hernandez echt kwaad in de zin had of vooral uit was op goedkope publiciteit. Wat zijn motivatie ook mocht zijn, al die commotie legde hem bepaald geen windeieren: met hits als GummoTrollz en Gooba werd Tekashi69 een mondiaal fenomeen. Totdat hij dus werd ingehaald door zijn eigen Bad Boy-imago en zich serieus in de nesten werkte. Daar zit ook de aantrekkingskracht van deze scandaleuze documentaire, die een toxische wereld blootlegt waarin zo’n beetje alles wat fout is zowel de weg naar roem en geld als de levende hel kan plaveien.

Imperdonable

IDFA

Als je goed kijkt, zie je een ontwapenend joch. Dan moet je wel goed kijken. Tussen de tralies en tatoeages door, ook in het aangezicht. Halfnaakt zit Geovanny in een soort kooi. Sommige gedetineerden om hem heen hangen lusteloos in een hangmat. Half ontkleed. Uitgestald bijna. In het zicht van de gehele populatie van San Francesco Gotera, een gevangenis in El Salvador die louter wordt bevolkt door leden van de rivaliserende bendes Barrio 18 en La Mara Salvatrucha (kortweg: MS-13).

‘Onze enige taak was om te doden’, herinnert Geovanny, die tot Barrio 18 behoorde, zich in Imperdonable (36 min.). ‘Ik begon dit te beschouwen als een soort hobby, als een sport.’ In de trant van: wie kan er het meeste mensen vermoorden? Hij haatte MS-13, al een jaar of dertig de aartsvijand van zijn eigen gang, met alles wat hij had. Zonder al te veel moeite roept de jongen herinneringen op aan die ene keer dat ze een lid van de andere bende langzaam openhaalden en vervolgens zijn organen eruit trokken. Het is een gruwelijk verhaal, waarin hijzelf een naargeestige hoofdrol vertolkt.’

Sinds 2017 hebben de gedetineerden van San Francesco Gotero zich collectief tot de Heer bekeerd. Alleen een klein groepje gevangenen, onder wie Geovanny, is buitengesloten. Omdat ze hun ware aard hebben laten zien. Hun seksuele geaardheid. Volgens God zijn mensen zoals zij niet meer dan honden. Tenminste, dat stelt één van de religieuze leiders zonder omhaal van woorden. Geovanny en de zijnen bevinden zich nu in een afgezonderde cellenvleugel en zijn hun leven niet meer zeker binnen de gevangenismuren. Van de ene onverdraagzame wereld zijn ze in de andere beland.

In hun cel doden ze de tijd en kunnen ze ook even zichzelf zijn. En samen, niet te vergeten. Het is een intrigerende uitgangspositie voor deze bijzonder indringende film van Marlén Vinayo, die niet voor niets al op diverse festivals is uitgeroepen tot beste korte documentaire. Imperdonable (Engelse titel: Unforgivable) portretteert met verve een grimmige wereld waarvan slechts een enkeling waarschijnlijk het bestaan vermoedde – en die menigeen zonder enige twijfel liever helemaal niet had leren kennen.

Waarin vliegen zich verzamelen rond een stapeltje slippers. Een kwetsbare muis met een paars draadje aan een kat wordt verbonden. En Geovanny inmiddels een transfer naar een andere plek heeft aangevraagd. Daar zal hij dan wel alleen naartoe moeten.