
‘Waarom sluit je je niet bij ons aan?’ zegt Samim tegen een jongen die hij tijdens zijn surveillance op een brug in de Afghaanse hoofdstad Kaboel heeft aangesproken op z’n gedrag. Die ziet daar weinig in. ‘Kijk nou naar jezelf, met die waardeloze M16.’ Dat laat Samim zich echter niet zeggen. ‘Dit is geen goed geweer?’, reageert hij uitdagend, terwijl ie het wapen doorlaadt en richt op de voet van de jongen. ‘Goed of niet goed?’ De jongen, duidelijk geschrokken, kiest eieren voor zijn geld. ‘Een zeer goed geweer.’
Samim wordt in deze observerende film van de Afghaans-Nederlandse documentairemaker Aboozar Amini, de opvolger van zijn debuutfilm Kabul, City In The Wind (2018) in wat uiteindelijk een trilogie moet worden, geïntroduceerd terwijl hij datzelfde wapen nog eens omzichtig controleert en vervolgens op het kleedje legt, dat hij aan de rand van de stad heeft uitgespreid. Samim begint aan een omstandig gebed. ‘Oh Allah, breng de sharia-wetten naar de rest van de wereld’, prevelt hij. ‘Zorg voor de families van onze martelaren en vernietig iedereen die u verraadt.’
Als Samim zich helemaal voorover buigt en met zijn hoofd het gebedskleed aanraakt, is ‘t alsof hij ook eer bewijst aan zijn wapen. En dat is niet eens zover bezijden de waarheid. De 23-jarige Afghaan, die zich zomaar kan verliezen in stoerdoenerij met z’n geweer, is tevens een voetsoldaat van de Taliban. Zijn veertienjarige broer Rafi kijkt echt tegen hem op en is zelf ook al vertrouwd geraakt met de bijbehorende retoriek. ‘Voor moslims is dit leven de hel en is het hiernamaals het paradijs’, dreunt hij op. ‘Voor ongelovigen is dit leven het paradijs, het hiernamaals wordt voor hen echter de hel.’
Tegelijk toont Amini, die de film vanuit Nederland regisseerde en op afstand zijn cinematograaf Ali Agha Oktay Khan moest aansturen, Rafi als een doodgewone jongen, die samen met de rest van het gezin op hun akker werkt, rond het huis speelt met z’n jongere broertje Ilyas en direct begint te blozen als hem wordt gevraagd of ie wel eens verliefd is geweest. Zoals zijn oudere broer ook gewoon maar een jonge vent is, die graag met zijn broeders op de motor de blits maakt in de stad. Een man ook, die ongelukkig is in zijn vooralsnog kinderloos gebleven huwelijk en een nieuwe liefde overweegt.
Kabul, Between Prayers (102 min.) vervat het leven van de broers in langgerekte scènes. Te midden van hun dagelijkse beslommeringen is er, heel vanzelfsprekend, die in westerse ogen fundamentalistische ideologie, waarbinnen ongelovigen moeten branden, een zelfmoordaanslag het na te streven doel is en zoiets als eer alleen toegankelijk is voor mannen. Niet voor vrouwen, in elk geval. Op de spaarzame momenten dat Khan zijn camera op hen fixeert in de openbare ruimte, ogen zij als konijnen die in de kolossale koplampen van een onverbiddelijke mannenmaatschappij moeten kijken.
Terwijl hij van binnenuit het Taliban-wereldbeeld schetst, toont Aboozar Amini ook de humaniteit van de mensen die dat aanhangen. In de scène waarin Samim zijn broertjes liefdevol inwijdt in de geheimen van een machinegeweer, zodat zij weten wat ze moeten doen als er zich ooit vreemdelingen melden, komen de twee elementen samen. Jongens, hun speelgoed en die levensgevaarlijke ideologie. Het lijkt een recept voor nog heel veel ellende.






