De Taxioorlog

Powned

Als er op 1 januari 2000 een nieuwe taxiwet in werking treedt in Nederland, barst de bom in Amsterdam. Taxichauffeurs die bij de monopolist TCA (Taxicentrale Amsterdam) een verplichte, peperdure vergunning hebben aangeschaft, zijn woest dat concurrenten van de nieuwe centrale Taxi Direkt zonder zo’n vergunning aan de slag kunnen.

Broodroof, menen de verontwaardigde TCA-chauffeurs. Hun eigen taxivergunning, die te zijner tijd als oudedagsvoorziening had moeten dienen, is ineens geen dubbeltje meer waard. Dat gevoel van onrecht leidt tot ernstige ongeregeldheden op straat, de eerste schermutselingen van wat uitmondt in De Taxioorlog (125 min.). En die zal in de navolgende jaren nog danig escaleren.

Gaandeweg ontdekken de chauffeurs daarbij dat hun eigenlijke vijand zich misschien wel binnen de eigen gelederen bevindt: het driekoppige bestuur van de TCA, onder leiding van oud-politieman Dick Grijpink. Met een roestvrijstalen glimlach en snedige oneliners werpt die alle beschuldigingen steeds ver van zich en deelt intussen ferme sneren uit naar z’n concurrent en de politie, rechters en politiek.

Samen met zijn collega’s wordt Grijpink, een man met een hoofd en manier van doen die bepaald niet hadden misstaan in de misdaadserie Penoza, geassocieerd met allerlei dubieuze zaken: onrechtmatige verrijking, belastingontduiking, intimidatie, omkoping en witwassen. De Amerikaanse term ‘racketeering’ valt ook. Afpersing van z’n eigen mensen. Als de eerste de beste maffiabaas.

Wanneer de verhoudingen verharden en zijn chauffeurs niet meer zo gemakkelijk in het gareel zijn te krijgen, begint Grijpink, de onmiskenbare ‘schurk’ van deze straffe serie, zich zelfs te omringen met een eigen ‘controledienst’ van kooivechters. Misdaadjournalist Paul Vugts kwam ermee in aanraking. ‘Wat zal ik met hem doen?’ zou één van hen dreigend hebben gezegd. ‘Neusje of ruggetje?’

Joey Boink pelt deze gelaagde zaak in deze vierdelige serie, die is gebaseerd op het gelijknamige boek van onderzoeksjournalist Sander ’t Sas en zijn bekroonde podcast voor BNR, gestructureerd af. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de voormalige TCA-chauffeurs Cees Meester en Jan den Hartog. Zij hebben zich, met gevaar voor eigen leven, opgeworpen als klokkenluider.

Hun herinneringen aan de tijd waarin ze meer en meer onder vuur komen te liggen bij de TCA, worden verder ingekaderd door onder anderen ‘t Sas, voormalig minister Tineke Netelenbos, Taxi Direkt-directeur Peter Fonckert, politiecommissaris Ad Smit, TCA-advocaat Rob IJsendijk, misdaadjournalist John van den Heuvel en de zoon van Peter R. de Vries, advocaat Royce de Vries.

Zij schetsen een ontluisterend beeld van de hoofdstedelijke taxiwereld, die wordt gedomineerd door een uiterst dubieuze monopolist, met vermoedelijk directe banden met de penoze. Boink omkleedt de verklaringen van zijn bronnen – Grijpink en z’n medebestuurders wilden overigens niet meewerken – met treffend archiefmateriaal, spannende reconstructiebeelden en smakelijke (volks)muziek.

Zo ontstaat een even stemmige als enerverende vertelling over de verwevenheid van onder- en bovenwereld, die tijdens De Taxioorlog voor eenieder zichtbaar werd – niet voor het eerst en zeker ook niet voor het laatst.

Maestro Ton Koopman: Gedreven Door Muziek

Max

Eerst naar Venetië, daarna door naar Den Haag en dan weer naar de Canarische Eilanden. In Ton Koopmans agenda voor 2024, het jaar waarin de Nederlandse dirigent en barokmusicus tachtig wordt, staan verder nog uitvoeringen gepland in Salzburg, Tokio, Utrecht, Berlijn, Palermo, Weimar, Lausanne, Rome, Madrid, Lyon, Stuttgart…. Zijn vrouw Tini Mathot maakt zich er soms wel eens zorgen over. Natuurlijk, de muziek houdt natuurlijk nooit op, maar al dat reizen… Zelf wil Ton in elk geval nog zeker tot zijn 85e door. 

De twee leerden elkaar kennen in 1970 tijdens een cursus in Zuid-Duitsland. Hij, de docent, was net getrouwd en zij, de enige leerling piano en klavecimbel, had al een vriend. Hun liefde liet zich echter niet beteugelen door regeltjes. ‘Het was meteen “ons”’, zegt zij – al probeerden ze het onvermijdelijke toch nog even te vermijden. ‘Jij deed examen bij mij en jij was zwanger van mij’, herinnert hij zich. ‘Ja, dat was ook zoiets wat ze nog nooit hadden meegemaakt’, valt zij hem weer bij. Toen zijn Ton en Tini toch maar ‘braaf gaan trouwen’.

Zo ontwikkelt Maestro Ton Koopman: Gedreven Door Muziek (60 min.) zich in zekere zin tot een dubbelportret, van een befaamde Nederlandse dirigent/musicus en de vrouw die altijd trouw aan zijn zijde bivakkeert. ‘Ton is één en ik ben twee’, zegt ze zelf, als ze allebei achter een vleugel hebben plaatsgenomen voor een uitvoering. ‘Maar ik kan ook wel eens één zijn. Dus ik grijp wel mijn kans.’ Tini vindt het in zulke gevallen ook best leuk om hem eens af te troeven, bekent ze. Lachend: ‘En dat hoort ie ook, maar dat is een leuk spelletje.’

En zo gaat het ook in deze film van Jeroen Tiemes. Ton bezoekt bijvoorbeeld het graf van zijn grote held Johann Sebastian Bach, gaat terug naar zijn geboortestad Zwolle, jureert bij een dirigentenconcours, woont de opening van de Ton Koopman-collectie in het Orpheus Instituut in het Belgische Gent bij en floreert met zijn eigen Amsterdam Baroque Orchestra & Choir op het Bachfest in Leipzig. En terwijl iedereen daarbij voortdurend de loftrompet over hem steekt, plaatst Tini zo nu en dan kanttekeningen en accenten.

Thuis in Bussum vinden de twee tussendoor tijd en gelegenheid om even uit te blazen – al is er ook daar natuurlijk muziek en wordt die er ook nog eens onderwezen. Want Ton, een toonaangevende dirigent/musicus die buiten de landsgrenzen nog altijd meer wordt gewaardeerd dan in eigen land, en Tiny, zijn vrouw die getuige dit aardige portret met liefde en plezier de tweede eh… vleugel, orgel of klavecimbel speelt, willen die liefde maar al te graag doorgeven.

Martin H.

Videoland

Hij geldt als de Nederlandse verpersoonlijking van de ‘dirty cop’. In opdracht van de zogenaamde Joego-maffia zou Martin H. (82 min.) op 27 juni 1991 Klaas Bruinsma, de drugsbaron die de vaderlandse onderwereld definitief professionaliseerde, voor de deur van het Amsterdamse Hilton Hotel hebben omgelegd. Enkele maanden na de liquidatie van ‘De Dominee’ zou Martin Hoogland bovendien zijn voormalige beste vriend Tonny Hijzelendoorn, die zich eveneens met allerlei schimmige zaakjes bezighield, koud hebben gemaakt. Zelf ontkende hij elke betrokkenheid.

De neergang van Hoogland is volgens vrienden en oud-collega’s te herleiden naar zijn stationering als agent bij het politiebureau aan de Warmoesstraat, gepopulariseerd door de De Cock-boeken van Baantjer, in de beruchte Rosse buurt van Amsterdam. Hij komt dan terecht in een ogenschijnlijk grenzeloze omgeving en is veel te jong en onervaren om de enorme verleidingen daarvan te weerstaan. Waar anderen wel eens een oogje dichtknijpen, stapt Martin gaandeweg steeds vaker over de grens tussen goed en kwaad. Totdat zijn collega’s hem een ultimatum geven.

Aan de zijde van Tonny Hijzelendoorn, en onder invloed van cocaïne, glijdt Martin steeds verder af. De kogels die hij op Bruinsma en zijn voormalige ‘bloedgabber’ zou hebben afgevuurd en de navolgende veroordeling vormen de logische (anti)climax van een op drift geraakt leven. Dat smeuïge verhaal wordt in deze driedelige true crime-serie van Nick Hoedeman, gebaseerd op het gelijknamige boek van misdaadauteur Vico Olling, uit de doeken gedaan door politieagenten, penozefiguren, z’n advocaat Jan Boone, Tonny Hijzelendoorns broer Peter, Hooglands ex-vriendin én zijn zoon Jeoffrey.

Met een smakelijke combinatie van krasse anekdotes en fraai archiefmateriaal, opgeleukt met een kekke seventies- en eighties-soundtrack, wordt zo een scharnierpunt in de ontwikkeling van de Nederlandse misdaad opgeroepen, waarbij verteller Ton Kas alle verwikkelingen lekker los aan elkaar mag praten. ‘Vergeleken met nu was het een bananenrepubliek‘, constateert hij in plat Amsterdams. Daarvan is geen woord gelogen. Al kijken ze in de scene zelf niet op een leugentje meer of minder. Als Hoogland in de cel zit meldt een Joegoslaaf zich bijvoorbeeld doodleuk als de échte killer van Bruinsma.

De persoon Martin Hoogland blijft ondertussen een enigma. Vereeuwigd in talloze sterke en schrijnende verhalen, op een handvol foto’s en met enkele bewegende beelden, door insider/misdaadjournalist Bas van Hout met een verborgen camera gemaakt tijdens de rechtszaak. Van hem komen ook de audiocassettes waarop de platte agent opnieuw zijn straatje schoon probeert te vegen rond de liquidatie van Klaas Bruinsma. In 2004 zal Hoogland zelf ook tegen een kogelregen aanlopen. Zoals vrijwel al zijn vakbroeders achter de tralies en/of onder de zoden zijn beland.

A World To Shape

Dave Hakkens bij Project Kamp / Newton Film

Een betere wereld. Voor minder doen ze het niet. Beter: een verbeterde wereld. Die de problemen van het heden achter zich heeft gelaten en klaar is voor een duurzame toekomst. Dat vraagt om designers die groot kunnen én durven te denken. A World To Shape (52 min.) is een dubbelportret van Nienke Hoogvliet en Dave Hakkens, twee jonge idealisten die samen een uitstekend uithangbord vormen voor die nieuwe generatie Nederlandse ontwerpers.

Toch lijkt hun benadering wezenlijk anders. Nienke Hoogvliet beijvert zich met haar vriend/werkpartner Tim Jongerius voor het verduurzamen van de ernstig vervuilende textielindustrie. Daarvoor probeert ze verschillende toepassingen van zeewier, zoals garen en verf, te ontwikkelen. Eerder maakte ze ook al schaaltjes van gebruikt wc-papier. Met haar eigen studio probeert Hoogvliet zo, via museumstukken en collector’s items, het systeem van binnenuit te veranderen en die duurzamere wereld dichterbij te brengen.

Dave Hakkens, die eerder van zich deed spreken met baanbrekende open source-projecten zoals Phonebloks en Precious Plastic, lijkt zich juist van de bestaande structuren af te wenden. Zoals het een echte wegbereider betaamt zorgde dat tijdens zijn studie voor de nodige weerstand, die door zijn succes overigens allang is weggenomen. Nu wil Hakkens een eigen parallelle wereld creëren. In Portugal heeft hij een stuk land opgekocht, waarop hij met medestanders het prototype voor een nieuwe, duurzame leefgemeenschap ontwikkelt: Project Kamp.

Regisseur Ton van Zantvoort plaatst de twee ontwerpers naast elkaar, als twee varianten op hetzelfde thema, in een film die zich volledig concentreert op hun werk en de idealen die daarin tot uiting worden gebracht. Hun persoonlijke beslommeringen of de professionele hobbels die ze onderweg moeten nemen blijven grotendeels achterwege in het fraai gefilmde en verzorgd gemonteerde A World To Shape, dat daardoor wel eerder aan het hoofd dan aan het hart appelleert.

Het Nieuwe Soestdijk

Talent United

Waar koningin Juliana en prins Bernhard hun hele leven vertoefden, hun kinderen Beatrix, Irene, Margriet en Christina opgroeiden en kleinkinderen als Willem-Alexander, Friso en Bernard Jr. vast graag op bezoek kwamen, worden nu een flink hotel neergezet, een kleine honderd woningen gebouwd en allerlei grootschalige evenementen georganiseerd. Tenminste, als de plannen van de MeyerBergman Erfgoed Groep voor Paleis Soestdijk in Baarn worden goedgekeurd. En dat staat, gezien de kritische houding van zowel gemeenteraad als provincie, op voorhand bepaald niet vast.

Gelukkig is Frans Bromet ter plaatse om het jarenlange gesteggel rond Het Nieuwe Soestdijk (90 min.) op te tekenen. Volgens de ervaren projectontwikkelaars, het echtpaar Ton Meijer en Maya Meijer-Bergmans, en directeur Floris de Gelder is er in het paleis sprake van extreem achterstallig onderhoud en moet er dus heel veel geld ingepompt worden om het landgoed exploitabel te krijgen. Tegelijkertijd maken allerlei mensen uit de directe omgeving zich zorgen over de schaal van de plannen, de exorbitante kosten ervan, de gevolgen voor de natuur en de mogelijke geluidsoverlast door allerlei activiteiten.

En dus worden er, zoals dat gaat in dit polderland, raadsvoorstellen niet rijp geacht voor beoordeling, adviesbureaus ingeschakeld, klankbordgroepen opgestart, projectmanagers aangesteld, advocaten ingehuurd, plannen getoetst aan de wet- en regelgeving, opties uitgediept, natuuronderzoeken gedaan, bestemmingsplannen geschreven die anderhalf jaar op zich laten wachten… ‘Ik ben verbijsterd’, stamelt Frans Bromet als het ook hem begint te duizelen. ‘Ja, zo gaan de ruimtelijke ordeningsprocedures in Nederland’, antwoordt de Baarnse wethouder Erwin Jansma glimlachend.

Terwijl er jarenlang plannen worden gemaakt, bijgestuurd, afgeschoten en weer gemaakt vuurt Bromet onbekommerd zijn directe vragen af op de verschillende betrokkenen. Tussendoor spreekt hij tevens met de huismeester van Soestdijk (‘vanaf 1 april ‘77’), de beoogde restaurator en een conservator en laat beelden uit de hoogtijdagen van het paleis zien. Of de toekomst van Soestdijk net zo bloemrijk wordt als dat verleden, is anno 2022 nog altijd niet vast te stellen. Al ligt er aan het eind van deze typische Bromet-film over Nederland op z’n smalst inmiddels wel een beoogd startjaar: 2025 (!).

Schapenheld

Er zijn dagen waarop de gemiddelde Nederlander niet mijmert over de toestand van de vaderlandse heide. Totdat je dat typische landschap krijgt te zien zoals schaapsherder Stijn Hilgers het dagelijks ziet – of beter: zoals filmmaker Ton van Zantvoort de hei laat zien in zijn meeslepende documentaire Schapenheld (80 min.). Een uitgestrekt landschap, waar de kou nog van de grond opstijgt, de opkomende ochtendzon de lucht blauw-oranje kleurt en een man met een hoed en zijn trouwe metgezel Hekske, een ‘flapdrol’ van een hond, hun kudde naar graasplekken leiden. ‘Dat is mijn werk’, stelt Hilgers in karakteristieke krachttaal met Brabantse tongval. ‘Zorgen dat die schapen hun pens volvreten op de goeie plekkies.’

Zo ongeveer zou een Nederlandse versie van het Wilde Westen eruit zien, met Hilgers als de onverschrokken held die sneller (verwensingen) schiet dan zijn eigen schaduw. Verweerde kop, twee oorringen in en het haar samengebonden in een staartje. Stuurs in de verte starend, zo nu en dan trekkend aan het shaggie in zijn hand. Onversaagd trekt hij ten strijde voor het behoud van de vaderlandse heide en zijn eigen bedreigde stiel. Ondertussen onophoudelijk foeterend op de Nederlandse regeltjeszucht en de, ja, neoliberalisering van het natuurbehoud. Want zelfs een authentieke schaapsherder, een beroep dat toch op de lijst van immaterieel cultureel erfgoed staat, moet concurreren. Totdat-ie er kapot aan gaat.

‘Openheid, rust, ruimte’, zocht de schaapsherder ooit in het vak, dat hem soms acht tot tien uur per dag alleen op de hei brengt. ‘Vrijheid. Dingen die ik zelf heb gekozen, die me niet opgelegd zijn. Dát. Simpel leven.’ Hilgers – of beter: filmmaker Van Zantvoort – laat een korte pauze vallen. ‘Dacht ik.’ En dan is het weer even stil, totdat Hilgers op zijn bouwradio stevige dansmuziek aanzet en zijn schapen begint te scheren. In die beginquote van de documentaire zit het complete drama van de film verscholen. Want de solitaire herder krijgt nauwelijks meer ruimte om zich te bewegen. Als de schapenheld, met zwarte hoed overigens, zijn kudde van de ene naar de andere wei dient te verplaatsen, moet hij bijvoorbeeld uit de minste van twee kwaden kiezen: door het bos kan een boete van de boswachter opleveren, door het dorp betekent andere mogelijke ellende.

Hilgers kiest overtuigd voor het laatste. Het ziet er ook majestueus uit, zo’n stoet schapen die door het dorp heen trekt. Een beeld uit lang vervlogen tijden. ‘Hadden ze bijna dat gloednieuwe gazon te grazen genomen’, roept de herder grappend naar enkele kijkende bewoners. Niet veel later krijgt hij de politie op zijn dak: de beesten hebben keutels achtergelaten nabij een ijssalon. ‘Het is afgelopen met dit vak, hier in Nederland’, foetert de man in kwestie machteloos. Het is één van de sleutelscènes van deze knarsetandende film, die past in een traditie van vaderlandse documentaires over plattelanders die langzaam maar zeker helemaal vastlopen in het moderne Nederland, zoals De Kleine Oorlog Van Boer Kok of Het Mysterie Van De Melkrobots.

Altijd weer is er het gevecht met de ‘teringlijers’ en de noodzaak om samen met zijn vrouw Anna op de één of andere manier, vraag niet hoe, de eindjes aan elkaar te knopen. De geboren rebel Hilgers – laten we hem een wolf in schaapskleren noemen – moet de tering naar de nering zetten en ziet zich bijvoorbeeld gedwongen om allerlei commerciële activiteiten te ontplooien. Van Zantvoort legt ‘s mans strijd tegen de bierkaai met compassie vast en brengt intussen het verdwijnende, of op zijn minst veranderende, beroep van schapenherder prachtig in beeld. De onontkoombare keuze waar Stijn Hilgers uiteindelijk voor komt te staan wordt ondertussen uitstekend invoelbaar.