A Lion In The House

Ze worden kaal, blazen langzaam helemaal op of verliezen plotseling één of meerdere lichaamsfuncties. Al op zeer jonge leeftijd moeten de hoofdpersonen van A Lion In The House (230 min.) dealen met de meest gevreesde ziekte van onze tijd.

Toen Steven Bognar en Julia Reichert, de makers van deze tweedelige documentaire uit 2006, door het kinderenziekenhuis in Cincinnati werden gevraagd om te komen filmen, had hun eigen dochter net een behandeling tegen kanker achter de rug. Toch stemden ze toe, om het verhaal van enkele zieke kinderen en hun families te vertellen. Daarbij nemen ze afwisselend de voice-over voor hun rekening.

Over Alex bijvoorbeeld, een schattig meisje van nauwelijks zeven. Ze heeft op die leeftijd al diverse terugvallen en remissies achter de rug. Haar prognose blijft zorgwekkend. Alex’s moeder Judy vraagt zich af hoever ze nog moeten gaan met behandelingen. Haar echtgenoot Scott wil echter van geen wijken weten. En dus wordt de kleine Alex steeds weer met nieuwe tegenslagen en ontberingen geconfronteerd. ‘Papa had beloofd: geen auwtjes meer’, kermt ze op een gegeven moment wanhopig.

Door de jeugdige leeftijd van de meeste patiëntjes zijn het eigenlijk hun ouders die als hoofdpersonen voor deze indringende film fungeren. Hun twijfel over wat het beste is voor hun kind staat centraal. Hun verdriet. Hun onmacht. En ook: hun onenigheid. Want het pad naar een gezonde toekomst – of de dood – dient zich niet vanzelfsprekend aan, maar moet steeds, elke keer weer, onderweg ontdekt worden. Artsen en verpleegkundigen staan hen daarbij terzijde.

Dat kan ook een heel eenzaam proces worden. De afro-Amerikaanse puber Tim heeft bijvoorbeeld al een veelbewogen leven achter de rug als hij wordt gediagnosticeerd met een nektumor. Zijn vader werd vermoord toen hij nog maar een kind was. Sindsdien staat zijn moeder Marietha er helemaal alleen voor. Ze kan zijn ellende en verdriet er eigenlijk niet bij hebben. De jongen heeft intussen een leerachterstand opgelopen en ook zijn complete sociale leven is naar de gallemiezen. En dan blijft ook die K-ziekte steeds terugkomen.

In tegenstelling tot bijvoorbeeld een tv-programma zoals Over Mijn Lijk ontbreekt in deze film de Bucketlist: de insteek van vrijwel alle betrokkenen is niet gericht op het verzamelen van zoveel mogelijk piekervaringen voordat Magere Hein dan toch langskomt, maar volledig op het leven redden, verlengen of op zijn minst menswaardig laten eindigen. En dat blijkt al moeilijk genoeg.

9to5: The Story Of A Movement

In één van de eerste 9to5-blaadjes was hun positie in een woord of tien treffend samengevat: ‘We are referred to as “girls” until the day we retire without pension.’ In de jaren zeventig werkten talloze Amerikaanse vrouwen als secretaresse, klerk of typiste. Ze voelden zich echter niet gehoord door de burgerrechtenbeweging, de eerste feministische golf en de bedrijfswereld waarvan ze onderdeel uitmaakten.

De vrouwen zaten vast in een Groundhog Day-achtige aflevering van Mad Men: ze maakten hele lange dagen op kantoor, werden daarop behandeld als veredelde koffiejufrouw en kregen een schamel loon dat paste bij die status. Totdat enkele activistische vrouwen, bevangen door de tijdgeest, besloten om hun recht te gaan opeisen. En elke seksistische ‘boss’ kon zijn borst natmaken.

‘Sommige chefs beschouwen hun secretaresse als een soort kantoorvrouw, die ze zowel een memo kunnen dicteren als koffie kunnen laten zetten’, constateerde de legendarische tv-journalist Walter Cronkite in zijn aankondiging van een reportage over één van de stakingsacties, de zogenaamde Coffee Rebellion. ‘Maar in Chicago vroegen sommige van die vrouwen vandaag echtscheiding aan.’

In 9to5: The Story Of A Movement (86 min.), de tamelijk conventionele nieuwe documentaire van Julia Reichert en Steven Bognar (die dit jaar een Oscar wonnen voor American Factory), blikken kernfiguren van de emancipatiebeweging terug op hun strijd met ‘male chauvinist pigs’ en scepsis in de eigen gelederen. Die vormde ook de inspiratie voor de Hollywood-comedy Nine To Five, met de activiste actrice Jane Fonda in de hoofdrol.

De speelfilm, en de titelsong die Dolly Parton daarvoor schreef, zou hun ideeën naar de mainstream brengen, waar gelijke rechten voor vrouwen op de maatschappelijke agenda kwamen te staan en ook de term ‘seksuele intimidatie’ gemeengoed zou worden. Die historie wordt in deze documentaire, met veel aansprekend archiefmateriaal en vlotte muziekjes, hartstikke netjes opgetekend.

American Factory

Netflix

In de donkere dagen van de economische crisis van 2008 besluit General Motors zijn fabriek in Dayton te sluiten. Zo’n 10.000 mensen in Ohio raken hun baan kwijt. Twee jaar later beginnen Chinese bedrijven te investeren in de regio. In de oude GM-fabriek wordt een Amerikaanse vestiging van Fuyao Glass geopend, waar een combinatie van oud-autowerkers en ingevlogen Chinezen aan de slag gaat. De cultuurshock, die in American Factory (110 min.) door Steven Bognar en Julia Reichert (in opdracht van het productiebedrijf van Barack en Michelle Obama) treffend en genuanceerd is gedocumenteerd, laat zich voorspellen.

De nieuwe kansen voor Amerikaanse arbeiders, die enkele jaren eerder keihard zijn geraakt door de crisis, gaan bijvoorbeeld ook gepaard met aanmerkelijk lagere lonen. En op medewerkers die daar iets tegen willen doen en zich aansluiten bij een vakbond zit het nieuwe management bepaald niet te wachten. ‘Een vakbond beïnvloedt efficiëntie en schaadt ons bedrijf’, aldus Fuyaos gestaalde CEO Cao Dewang. ‘Dan lijden we verliezen. Als er een vakbond komt, dan sluit ik de fabriek.’ Amerikaanse werknemers zijn voor zijn begrip sowieso al niet productief. En dan hebben ze ook nog veel te veel zelfvertrouwen, constateert Dewangs Chinese directeur van de Amerikaanse vestiging. Je moet ze paaien. ‘Ezels worden graag geaaid met de haarrichting mee’, zegt hij. ‘Anders schoppen ze.’

Tijdens een werkbezoek in China zien de Amerikanen met eigen ogen hoe hun dociele Chinese collega’s op welhaast militaire wijze worden gedrild. Vrije dagen en vakantie hebben ze vrijwel niet. En van Arbo-wetgeving heeft nog nooit iemand gehoord. Het helpt dat de Fuyao-vakbond ook niet echt een gevaar vormt. De voorzitter is tevens secretaris van de Communistische Partij en, oh ja, een zwager van de directeur van de fabriek. De Amerikanen kijken hun ogen uit, zeker tijdens de speciale Fuyao-show op oudejaarsavond, waarin bedrijf en management zowat heilig worden verklaard. Het is een prachtige scène, waarbij de Amerikaanse werkemannen zich eerst verbazen, daarna enthousiast worden en uiteindelijk ontroerd raken. En aan het eind mogen ze zelf het podium op voor een kolderieke versie van de Village People-hit YMCA.

Bognar en Reichert hebben jaren de tijd genomen om alle verwikkelingen bij Fuyao te registreren. Die ausdauer betaalt zich uit: het proces van aantrekken en afstoten is minutieus vastgelegd, met oog voor het menselijke verhaal en gevoel voor humor. Ook de toegang tot zowel de nieuwe directie als Chinese en (ontevreden) Amerikaanse medewerkers, is opmerkelijk. De filmmakers hebben blijkbaar behoorlijk vrij hun gang kunnen gaan. Zo hebben ze mooi wederzijdse vooroordelen, ook op managementniveau, kunnen vangen. Want hoeveel goede wil alle betrokkenen ook ten toon spreiden, samenwerken blijft geven en nemen – of, zoals sommige betrokkenen dat ervaren: je eigen idealen prijsgeven.

Het is onvermijdelijk dat het bedrijf en een deel van de arbeiders uiteindelijk tegenover elkaar komen te staan. Die confrontatie wordt in het boeiende American Factory van binnenuit weergegeven, zonder dat de makers al te duidelijk een kant of standpunt kiezen. Ontwikkelingen binnen de wereldeconomie worden zo teruggebracht naar de werkvloer, waar gewone mensen in hun inkomen proberen te voorzien.