Hollywood On Trial

Kanopy

Bent u nu lid, of bent u in het verleden ooit lid geweest, van de Communistische Partij? De vraag zelf is bedoeld als beschuldiging – of de ondervraagde er nu (bevestigend) op antwoordt of niet. Erg veel kans daartoe krijgt ie overigens ook niet. De vragensteller hamert de respons direct af als die hem niet bevalt.

De House Committee Of Un-American Activities (HUAC) is in 1947 communistische infiltratie van Hollywood op het spoor en roept in dat kader allerlei vertegenwoordigers van de Amerikaanse filmindustrie op als getuige en/of verdachte. Enkele principiële regisseurs, acteurs en scenarioschrijvers, die bekend zullen komen te staan als de Hollywood Ten, zijn er in het begin nog van overtuigd dat ze kunnen aantonen dat de uitgangspunten van deze congrescommissie niet stroken met de grondwet. Sterker: dat het on-Amerikaans is om zo iemands persoonlijke overtuigingen te attaqueren.

Zij zullen echter van een koude kermis thuiskomen. Terwijl de Verenigde Staten alsmaar meer in de ban raken van de Koude Oorlog wordt elke vorm van rede terzijde geschoven. Die linkse filmbusiness moet keihard aangepakt worden. Een heksenjacht is aanstaande. Alles wat naar communisme riekt wordt kaltgestellt. De jacht op het rode gevaar zal enkele jaren later zelfs nog een inktzwarte reprise krijgen onder leiding van een nietsontziende communistenjager, de Republikeinse senator Joe McCarthy. Terwijl de Hollywood Ten excessen zoals het McCarthyisme juist had willen voorkomen.

In de voor een Oscar genomineerde documentaire Hollywood On Trial (102 min.) uit 1976 kijkt David Helpern Jr. samen met enkele hoofdrolspelers terug op deze periode, die hun leven en loopbaan volledig heeft ontwricht. Voor menigeen wacht na HUAC de zwarte lijst en gevangenis. De scenaristen Jack Howard Lawson en Dalton Trumbo worden bijvoorbeeld veroordeeld voor minachting van het Amerikaanse congres. ‘Wat mij betreft was dat een volkomen terecht vonnis’, stelt Trumbo bijna dertig jaar later. ‘Ik had niets dan minachting voor het congres. En dat is sindsdien niet meer veranderd.’

De congrescommissie dwingt Hollywood op de knieën. Filmbonzen zoals Louis B. Mayer, Walt Disney en Jack Warner participeren deemoedig in de hoorzittingen. En de acteurs Gary Cooper, Robert Taylor en de latere president Ronald Reagan, destijds voorzitter van de Screen Actors Guild, schuiven eveneens aan bij HUAC, waar natuurlijk ook FBI-directeur J. Edgar Hoover, die achter elke boom een communist ziet, een duit in het zakje komt doen. En zij die in de beklaagdenbank belanden, worden voor een eenvoudige keuze gesteld: zwijgen en op de blaren zitten of spreken en anderen erbij lappen.

Hoewel de film, waarvoor Hollywood-regisseur John Huston als verteller fungeert, inmiddels een halve eeuw oud is en gebeurtenissen belicht die zich zelfs bijna tachtig jaar geleden hebben voorgedaan, is het niet moeilijk om parallellen met het heden te zien. Dit besmette verleden leert dat het publiekelijk aan de schandpaal nagelen van prominente andersdenkenden onvermijdelijk ook anderen monddood maakt – en dat het heel lang duurt voordat de maatschappelijke schade daarvan is gerepareerd. Los nog van de schade die de openbaar aangeklaagden individueel is toegebracht.

Sean Penn: The Outsider

Terranoa / VPRO

Meer dan een figurantenrol zat er niet in. Het zou een ‘match made in Hell’ zijn geweest: de geboren rebel Sean Penn, later ook wel ‘de nieuwe James Dean’ gedubd, als vast onderdeel van de entourage van de Ingalls-familie in de zoetsappige Amerikaanse televisieserie Little House On The Prairie. Penns bijdrage bleef echter beperkt tot een te vergeten rolletje in een aflevering die was geregisseerd door zijn vader Leo.

Bij die man zat wat, betoogt France Swimberge in het tv-portret Sean Penn: The Outsider (52 min.). Leo Penn was een WOII-veteraan die later als filmmaker op de zwarte lijst van de communistenjager Joe McCarthy was beland. Dat maakte hem het werken – en leven – lang onmogelijk en ontstak in zijn zoon een links vuur, dat nog lang bleef smeulen in ‘Citizen Penn’ – óók op plekken waar hij zijn vingers eraan kon branden.

Ten tijde van dat Kleine Huis op de Prairie was Sean veertien, zomaar een ‘Dogtown-brat’. Zo’n Californische lefgozer, die zich onledig hield met surfen – een wereld die hij later nog eens zou bezoeken als verteller van de documentaire Dogtown And Z-Boys (2001). Nog lang niet ‘the handsome broken face of film’, zoals verteller David Gasman hem noemt, één van de vele benamingen waarmee hij de held van deze docu opzadelt.

‘Mr. Madonna’ is een andere. Toen Sean ’t in zijn hoofd had gehaald om de grootste popster van dat moment te trouwen. Aan de zijde van Madonna zou hij in de jaren tachtig al snel nóg een bijnaam verwerven: ‘bad boy’. Een kerel die zich kon verliezen in drank en losse handjes had. Dat explosieve imago vertaalde zich ook naar het filmscherm met prachtige rollen in kaskrakers als Carlito’s WayDead Man Walking en Mystic River.

Net nadat zijn broer Chris op veertigjarige leeftijd was overleden maakte Sean Penn als regisseur zijn beste film: Into The Wild (2007), een exploratie van hoe een jonge Amerikaan alles achter zich laat om de wildernis in te trekken – om nooit meer terug te keren. Penn zelf ging zich intussen meer en meer toeleggen op activistische activiteiten, waarvoor hij bij Fox News dan weer ‘enemy of the state’ werd genoemd.

Zo jaagt dit profiel, dat natuurlijk is opgeleukt met talloze filmfragmenten en (talkshow)interviews met ‘America’s trouble maker’, Penns leven en loopbaan erdoorheen, voortdurend laverend tussen zijn ontwikkeling als ongeleid links projectiel en ‘method actor’, die ook tussen de opnames door in zijn rol wil blijven. Een man die gaat voor risico en lol, een neiging heeft tot zelfdestructie en altijd en overal reuring veroorzaakt.

Trailer Sean Penn: The Outsider

This Film Is Not Yet Rated

IFC Uncut

Geweld is doorgaans geen enkel probleem, maar zodra het riekt naar seksualiteit – in het bijzonder de vrouwelijke beleving daarvan, of erger nog: homoseksualiteit – komt de Amerikaanse filmkeuringsorganisatie Motion Picture Association of America van Jack Valenti direct in actie. Dat mag alleen geen (zelf)censuur genoemd worden.

Valenti’s MPAA wil ook niet bekend maken wie er betrokken zijn bij de keuring van een bepaalde film. En de commissieleden zwijgen zelf doorgaans, onder druk van de organisatie, ook als het graf. Documentairemaker Kirby Dick huurt voor deze docu uit 2006 dus enkele privédetectives in om te ontdekken wie er betrokken zijn bij de ‘rating’ van films.

Zij brengen de censuur, die is vermomd als zelfregulering door de industrie zelf, in de praktijk. Bingham Ray van de filmproductiemaatschappij October Films maakt van zijn hart geen moordkuil in This Film Is Not Yet Rated (98 min.). ‘Volgens mij is het een fascistisch systeem’, zegt hij fel. Even later gevolgd door: ‘Wij hebben die lui maar te pleasen!’

Dick plaatst MPAA in de historie van Hollywood, dat gedurig te maken kreeg met politieke bemoeienis, op het hoogtepunt van de Koude Oorlog zelf zwarte lijsten aanlegde en sinds enige tijd in de ban is van een nieuwe preutsheid. Een film die de grenzen opzoekt krijgt daardoor al snel de beoordeling NC-17 en kan daarna alleen door achttienplussers worden bekeken.

Hij laat tevens filmmakers zoals Kimberly Peirce (Boys Don’t Cry), John Waters (A Dirty Shame), Mary Harron (American Psycho) en Atom Egoyan (Where The Truth Lies) aan het woord over hoe zij omgingen met de wensenlijst van Valenti’s club. Ze hadden in wezen geen keuze. Een film niet aanpassen betekent doorgaans het publiek ervoor serieus beperken.

‘Wij hebben doelbewust materiaal laten zitten dat we helemaal niet nodig hadden voor de scène’, vertelt South Park-bedenker Matt Stone over hoe ze een uitzinnige seksscène in de animatiefilm Team America er toch doorheen probeerden te krijgen. ‘Zodat ze wat hadden om eruit te knippen en het gevoel kregen dat zij ook hun plasje erover hadden kunnen doen.’

Kirby Dick laat intussen met allerlei hitsige, enge en hilarische erotische scènes – zo nu en dan gematcht met expliciete(re) gewelds- en actiescènes – zien hoe de keuringscommissie met twee maten meet. Ook als het alleen om erotiek gaat is de MPAA helder: zolang een man ‘gewoon’ plezier heeft met een vrouw is er niets aan de hand, anders volgen er restricties.

Deze documentaire maakt dat onrecht letterlijk zichtbaar en kan, na de enigszins flauwe zoektocht naar individuele keurders, dan ook maar op één manier eindigen: bij de MPAA. Als de film die nog niet is ingeschaald dan toch zal worden beoordeeld. Problemen verzekerd.

Turning Point: The Bomb And The Cold War

Netflix

Zonder Koude Oorlog geen Vladimir Poetin, betoogt aflevering 1 van Turning Point: The Bomb And The Cold War (619 min.). Zo bezien is de Russische inval in Oekraïne een logisch gevolg van de geopolitieke ontwikkelingen sinds grofweg de Tweede Wereldoorlog. Dat punt hamert regisseur Brian Knappenberger, die in 2021 ook de ambitieuze vijfdelige serie Turning Point: 9/11 And The War On Terror afleverde, er steeds in. Elke aflevering van deze nieuwe serie begint in het hier en nu en daalt vervolgens af in het verleden.

Op die manier bestrijkt Knappenberger de gehele Koude Oorlog: van hoe de communistische ideeën van Marx en Engels aan het begin van de twintigste eeuw het fundament vormen onder de Sovjet-Unie tot het uiteenvallen daarvan begin jaren negentig, het vermeende eindpunt van de oorlog. Turning Point is dan zeven afleveringen onderweg en heeft alle bekende thema’s van de Koude Oorlog behandeld: Oppenheimers atoombom, het genadeloze Stalinisme, de angst voor een nucleaire oorlog, het IJzeren Gordijn, de Berlijnse muur, het McCarthyisme, stress rond de Cubacrisis, de wapenwedloop, Nixons détente en Reagans ‘evil empire’, Sovjet-dissidenten, ‘Star Wars’, de kernramp in Tsjernobyl, de Poolse vakbond Solidariność, glasnost en perestrojka, het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing en de val van de Muur.

Het zijn onderwerpen waarover al uit en te na is gepubliceerd, maar die nu nog eens netjes op een rij worden gezet, zijn verlevendigd met archiefbeelden en worden uitgediept door een uitgelezen verzameling historici, beslissers en direct betrokkenen. Het interessantst wordt de serie als de grote geschiedenis gewone mensen raakt. Overlevenden van Hiroshima en Nagasaki. De zoon van Julius en Ethel Rosenberg, het Amerikaanse echtpaar dat vanwege hoogverraad ter dood is gebracht. De achterkleindochter van de Russische leider Nikita Chroesjtsjov, Nina. Een Oscar-winnende actrice, Lee Grant, die vanwege communistische sympathieën in de ban wordt gedaan. Pentagon Papers-klokkenluider Daniel Ellsberg. En de dappere Litouwse man die tijdens de onafhankelijkheidsstrijd een Russische tank weerstaat.

Als Brian Knappenberger de Sovjet-Unie uiteindelijk heeft laten verschrompelen, blijven er nog twee afleveringen van Turning Point over om de opkomst te schetsen van een nieuwe leider die, gefrustreerd over het uiteenvallen van het grote Russische Rijk en vastbesloten om die historische fout met alle mogelijke middelen recht te zetten, de verhoudingen tussen Oost en West weer ouderwets op scherp zal zetten. Deze lijvige serie brengt daarmee niet zozeer nieuw terrein in kaart, maar probeert vooral verband aan te brengen tussen allerlei verschillende verhaallijnen die gezamenlijk de verhoudingen in de hedendaagse wereld hebben bepaald.

To End All War: Oppenheimer & The Atomic Bomb

MSNBC

De tragiek van de man en zijn grootste verdienste is al vaak benadrukt. J. Robert Oppenheimer wilde de westerse beschaving redden en ontwierp vervolgens een wapen waarmee elke vorm van beschaving kon worden vernietigd. En de Amerikaanse wetenschapper, over wie regisseur Christopher Nolan onlangs de groots opgezette speelfilm Oppenheimer maakte, besefte dat zelf als geen ander. To End All War: Oppenheimer & The Atomic Bomb (87 min.) vormt het tastbare bewijs. ‘Nu ben ik de Dood geworden’, zegt hij daarin mistroostig. ‘De vernietiger van werelden.’

Door zijn reputatie als outsider en relatie met een overtuigde communiste, ex-vriendin Jean Tatlock, leek de natuurkundige Oppenheimer niet de meest voor de hand liggende kandidaat  om het nucleaire programma van de Verenigde Staten, The Manhattan Project, te gaan leiden en zo het gevaar van nazi-Duitsland te bezweren. ‘Hij had geen grote verdiensten op zijn naam staan’, stelt Gregg Herken, auteur van het boek Brotherhood Of The Bomb. ‘Een wetenschapper die Oppenheimer kende zei zelfs: hij kan niet eens een hotdogkraam runnen.’

En die man moest er dus voor zorgen dat de race tegen het Duitse bomproject, geleid door zijn concullega Werner Heisenberg, werd gewonnen. Vanuit Los Alamos, in de woestijn van New Mexico, zette Oppenheimer met zijn team alles op alles om Hitler voor te blijven. En toen de Duitsers begin 1945 geen bedreiging meer vormden voor de VS – zo betogen enkele historici in deze breed ingestoken, goed gedocumenteerde en subtiel met animaties aangeklede film van Christopher Cassel – werd er een andere vijand gezocht. Want De Bom moest uitgeprobeerd worden!

‘Hoe kon de wereld anders de kracht ervan ontdekken?’ stelt historicus Richard Rhodes (The Making Of The Atomic Bomb). Met dit afschrikwekkende nieuwe wapen hoopten ze bovendien het aantal Amerikaanse slachtoffers in de rest van de oorlog te kunnen beperken. ‘Mijn vader en moeder zijn veteranen uit de Tweede Wereldoorlog’, zegt tv-wetenschapper Bill Nye daarover. ‘Na vier jaar oorlog was er volgens mijn moeder echt niemand die zich afvroeg of het wel ethisch verantwoord was om een nucleair wapen te gebruiken.’ Alles was geoorloofd om de oorlog te verkorten.

‘We hebben meer dan twee miljard dollar geïnvesteerd in de grootste wetenschappelijke gok in de geschiedenis’, declameerde de Amerikaanse president Harry Truman triomfantelijk, nadat een Amerikaans vliegtuig op 6 augustus 1945 een atoombom had gedropt op de Japanse havenstad Hiroshima. ‘En we hebben gewonnen!’ ’t Was een gotspe! ‘Ik herinner me elke seconde,’ vertelt overlevende Hideko Tamura, die zelf de bom overleefde, maar haar halve familie verloor. ‘Ik heb me nog nooit zo hulpeloos gevoeld.’ Drie dagen later zou ook Nagasaki nog worden geslachtofferd.

Robert Oppenheimer werd het gezicht bij die beruchte paddenstoelenwolk. Een wereldwijde bekendheid, die werd gekweld door schuldgevoelens. ‘Hij had geen spijt van zijn rol en werk tijdens de oorlog’, vertelt zijn kleinzoon Charles Oppenheimer. ‘Maar vrijwel direct daarna begon hij al zijn aandacht te richten op het beheersen van de gevolgen ervan.’ En daarmee werd ‘de vader van de atoombom’, in de hoogtijdagen van het McCarthisme, zowaar het slachtoffer van een heksenjacht. De briljante wetenschapper eindigde zijn carrière als een tragische figuur.

Sidney

Apple TV+

Het zou de nodige jaren duren voordat acteur Sidney Poitier (1927-2022) als kind het concept ras, en de daarmee verbonden implicaties, zou begrijpen. In zijn jongste jaren, op Cat Island op de Bahama’s, was hij simpelweg nooit in aanraking gekomen met witte mensen – en de vooroordelen die zij hadden over mensen zoals hij. Eenmaal in de Verenigde Staten zou hij echter al snel leren wat het betekende om zwart te zijn.

Als Afro-Amerikaanse acteur nam hij later belangrijke barrières. Vóór hem werden zwarte acteurs vooral geacht om een grappig stereotype te spelen, vertelt hij in de ietwat brave biografie Sidney (112 min.). Zodat het veelal witte publiek eens goed kon lachen. Poitier tapte echter uit een ander vaatje: in zijn eerste belangrijke rol in No Way Out (1950) speelde hij een zwarte arts die tijdens zijn werk uiterst racistisch werd benaderd. En in de donkerste dagen van het McCarthyisme weigerde hij om een loyaliteitsverklaring te ondertekenen voor zijn rol in Blackboard Jungle (1955).

Gaandeweg groeide Sidney Poitier uit tot een icoon van de Afro-Amerikaanse cultuur. Voor The Defiant Ones (1958) kreeg hij als eerste ‘negro’ een Oscar-nominatie. Vijf jaar later volgde daadwerkelijk een Academy Award voor de hoofdrol in Lilies Of The Field. En weer vijf jaar later, in 1968, won In The Heat Of The Night, waarin hij met Rod Steiger de hoofdrol speelde, de Oscar voor beste film. Intussen onderscheidde Poitier zich, net als zijn vriend Harry Belafonte, ook binnen de Amerikaanse burgerrechtenbeweging.

Sidney Poitiers status als zwart icoon wordt misschien nog wel het beste geïllustreerd door de uitbundige gastenlijst van deze door Oprah Winfrey geproduceerde documentaire, met beeldbepalende Afro-Amerikanen als Morgan Freeman, Quincy Jones, Andrew Young, Spike Lee, Denzel Washington, Hale Berry, Louis Gossett Jr., Lenny Kravitz en Winfrey zelf (die zomaar emotioneel wordt bij de gedachte aan haar grote held). Verder draven witte collega’s als Barbra Streisand, Robert Redford en Lulu op om ‘s mans werk te duiden en schetsen Poitiers tweede echtgenote en zijn dochters de mens achter de superlatieven.

Regisseur Reginald Hudlin geeft de man zelf ruim baan om zijn leven en loopbaan via treffende anekdotes uit te serveren, stipt en passant ook de rafelrandjes van zijn bestaan aan en stut dat geheel weer met een fikse collectie filmfragmenten, smakelijke muziek en nieuwsbeelden van de grote maatschappelijke ontwikkelingen van zijn tijd. Behalve een lofzang op de man en het symbool Sidney Poitier wordt deze film zo ook een viering van de zwarte cultuur.

Point Of Order!

‘Have you no sense of decency, sir?’ Die vraag van Joseph Welch aan senator Joe McCarthy zou de geschiedenisboeken ingaan. Vrij vertaald: hebt u dan geen enkel fatsoen, meneer? De klassiek geworden zinsnede van de professorale advocaat van het Amerikaanse leger aan het adres van de populistische politicus die overal communisten meende te zien, vormt ook de apotheose van deze gortdroge en toch fascinerende documentaire van Emile de Antonio uit 1964.

Point Of Order! (97 min.) volgt chronologisch – in zwart-wit, zonder interviews of toegevoegde muziek – de hoorzittingen van een senaatscommissie in de lente van 1954 rond beschuldigingen tegen McCarthy en zijn meedogenloze rechterhand Roy Cohn, een ploert die later te boek zou komen te staan als één van de gevaarlijkste advocaten van de twintigste eeuw. Zij worden ervan beticht dat ze de Amerikaanse minister van Defensie ernstig onder druk hebben gezet ten faveure van een willekeurige dienstplichtige soldaat. Deze G. David Schine zou Cohns stiekeme geliefde zijn geweest – een suggestie die tijdens het juridische steekspel overigens nooit direct onder woorden wordt gebracht.

De Kwestie Schine lijkt vooral te dienen om de raspopulist McCarthy, die in de voorgaande jaren een heksenjacht op Amerikaanse communisten heeft ontketend, kalt te stellen. De wilde beschuldigingen waarmee de Republikeinse senator uit Wisconsin complete levens ruïneert, moeten koste wat het kost worden gestopt. En dat titanengevecht mondt uit in een wirwar van verbale schermutselingen, juridische haarkloverij en talloze puntjes van orde, die uiteindelijk op maar liefst 187 uur film wordt vastgelegd. De afgewogen selectie die De Antonio daaruit heeft gemaakt werkt soepeltjes toe naar het moment waarop McCarthy, die tijdens de zittingen flink onder vuur heeft gelegen, besluit om terug te slaan.

Hij haalt een jonge kantoorgenoot van Joseph Welch, die communistische sympathieën zou hebben, door het slijk. En leidt daarmee zijn eigen ondergang in. Als Welch klaar is, rest er van de haatzaaier pur sang nog slechts een boer met kiespijn, die zijn ‘beste’ dagen inmiddels achter zich heeft liggen. Joe McCarthy zal drie jaar later op slechts 48-jarige leeftijd overlijden. Een gebroken man, die het collectieve geheugen ingaat als zijn eigen politieke vernietigingsstrategie: het McCarthyisme.

Ethel

HBO Max

Robert Kennedy is een symbool geworden: de rechterhand van president John F. Kennedy, hoop van een nieuwe generatie én slachtoffer in een golf moordaanslagen die de jaren zestig danig zouden verpesten en ook Martin Luther King, Malcolm X en zijn oudere broer John het leven hebben gekost. Voor filmmaakster Rory Kennedy was hij echter gewoon haar vader.

En voor Ethel (93 min.) was hij Bobby, de echtgenoot met wie ze maar liefst elf kinderen op de wereld zou zetten. De man die ze op 6 juni 1968 moest afgeven. Sirhan Sirhan maakte na een campagnebijeenkomst in Californië en plein public een einde aan zijn leven – al is er bij menigeen, zoals dat gaat bij dit soort ontwrichtende gebeurtenissen, ook twijfel of hij wel de (enige) dader was.

Deze persoonlijke film uit 2012 richt zich op Robert F. Kennedy (1925-1968), de vader, het voorbeeld, de familieman. Herstel: deze persoonlijke film richt zich op Ethel Skakel Kennedy (1928-), de moeder, het voorbeeld, de familievrouw. De mater familias, die in haar eentje al die Kennedy-kinderen richting volwassenheid moest begeleiden. Ze leeft nu al meer dan een halve eeuw zónder Bobby.

Rory, die nog niet geboren was toen haar vader stierf, realiseert zich overigens direct waar de belangrijkste wegversperring naar het wezen van haar moeder zit: recht tegenover haar, vriendelijk glimlachend. Al haar broers en zussen zijn maar al te bereid om haar te woord te staan. Maar de hoofdpersoon zelf… ‘Al deze introspectie,’ verzucht haar moeder op een gegeven moment. ‘Ik haat het!’

Uiteindelijk wordt de soep niet zo heet gegeten als ie is opgediend en blijft geen onderwerp onbesproken: Bobby’s omstreden klus voor senator Joe McCarthy die een kwaadaardige heksenjacht op communisten ontketende, het vliegtuigongeluk dat Ethels ouders het leven kostte, haar aanvaringen met de wet, de rouw na de moorden op John en haar echtgenoot en het (lange) leven ná Bobby.

Samen met haar moeder, broers en zussen – en in de rug gedekt door werkelijk prachtige familiefilmpjes en treffende nieuwsreportages – boetseert Rory Kennedy een hartveroverende vertelling uit dat veelbewogen leven in de kantlijn van grote gebeurtenissen. Daarvan was Ethel overigens zo’n 99 maanden zwanger, misschien wel haar grootste prestatie en in elk geval haar meest tastbare erfenis.

Ethel wordt daarmee zowel een modern sprookje als een messcherp portret van de Verenigde Staten in de tweede helft van de twintigste eeuw, via de familie die als geen ander de Amerikaanse Droom – en de ontmanteling daarvan – belichaamde. En natuurlijk gaat deze egodocu net zoveel over de vader die Rory Kennedy nooit heeft gekend als over de moeder naar wie ze de film heeft vernoemd.

Bully. Coward. Victim. The Story Of Roy Cohn

In de hoogtijdagen van de Koude Oorlog zouden ze Amerikaanse atoomgeheimen hebben doorgespeeld aan aartsvijand de Sovjet-Unie. Het echtpaar Julius en Ethel Rosenberg werd in 1953 ter dood gebracht. Ruim 65 jaar later portretteert hun kleindochter Ivy Meeropol de man die een sleutelrol speelde in hun veroordeling: Roy Cohn (1927-1986), een jonge advocaat die destijds aan de vooravond stond van een prachtige carrière als rechterhand van communistenjager Joe McCarthy, raadsman van de georganiseerde misdaad in New York én lichtend voorbeeld van een jonge, ambitieuze zakenman uit die stad, ene Donald Trump.

Die laatste rol, als mentor van de huidige Amerikaanse president, vormde onlangs al het uitgangspunt voor een andere film over de man die ook wel ‘de verpersoonlijking van slechtheid’ is genoemd: Where’s My Roy Cohn? (2018], een tamelijk traditionele en doeltreffende biografie van Matt Tyrnauer. De openingsscène van Bully. Coward. Victim. The Story Of Roy Cohn (98 min.) maakt direct duidelijk dat Meeropol een persoonlijkere aanpak voor ogen heeft: in oude zwart-wit beelden spreekt ze als klein meisje met haar vader Michael over de terechtstelling van diens ouders. Haar familie heeft aan den lijve ondervonden wat de gevolgen kunnen zijn van de rücksichtslose handelswijze van Cohn, die de verklaring van een belangrijke getuige tegen haar grootouders op een onoorbare manier zou hebben beïnvloed.

Tegelijkertijd probeert de documentairemaakster met bronnen als filmmaker John Waters (die Cohn, als homo die zijn hele leven in de kast bleef, regelmatig tegenkwam op een soort gayparadijs), collega-advocaat Alan Dershowitz (waarmee hij aan de geruchtmakende zaak tegen Claus von Bülow werkte), en roddelcolumniste Cindy Adams (die hij regelmatig van nieuwtjes voorzag over lieden die hij in verlegenheid wilde brengen) ook een tamelijk traditioneel portret van het ‘larger than life’-personage Roy Cohn te schetsen. Die twee verhaallijnen komen alleen niet altijd even soepel samen, waardoor de film soms een wat rommelige indruk maakt.

Via onlangs ontdekte audiocassettes van een interview dat journalist Peter Manso in 1980 met hem deed voor een Playboy-profiel komt de man met de spottende lach, boksersneus en bijzonder kille ogen zelf ook nog aan het woord, waarbij hij nooit om een scherpe oneliner verlegen lijkt te zitten. Behálve als het gaat over zijn eigen seksuele geaardheid en de dodelijke ziekte die hij uiteindelijk zou oplopen, een publiek geheim dat hem, ongewild, tot een belangrijk personage in de theatervoorstelling Angels In America zou maken. Dat verborgen leven krijgt veel aandacht in deze onevenwichtige film, die natuurlijk ook inzoomt op zijn rol als mentor van de jonge Trump, in Cohns ogen een genie met een gouden toekomst.

Van de executie van de Rosenbergs heeft Roy Cohn volgens eigen zeggen nooit ook maar een nacht wakker gelegen. Die kregen gewoon hun verdiende loon. Zelfs als hun zoon Michael Meeropol hem in een tv-programma confronteert met gerommel in de rechtszaak tegen zijn ouders geeft Cohn geen duimbreed toe en houdt vast aan zijn eigen werkelijkheid. Een modus operandi waarvan ook zijn protegé, op wie hij zonder enige twijfel trots zou zijn geweest, als president van de Verenigde Staten zijn handelsmerk heeft gemaakt. Zo leeft Roy Cohn voort: als de man die eerst het McCarthyisme en later Donald Trump (mede) mogelijk maakte.