What They Found In Bergen-Belsen

EO

Ze zeiden er volgens de Britse sergeant Bill Lawrie geen woord over tegen elkaar toen ze eenmaal in hun bed lagen. De medewerkers van de Army Film and Photographic Unit waren die dag in het concentratiekamp Bergen-Belsen geconfronteerd met het ergste wat de mens kan aanrichten en overkomen.

‘Het waren geen mensen meer, maar wat er nog over was van mensen’, vertelde Lawrie later over die dag in april 1945 aan filmconservator Kay Gladstone, die medewerkers van de eenheid interviewde voor het Imperial War Museum in Londen. ‘Lege hulzen’, zoekt hij naar de juiste woorden. ‘Helemaal dood. Er was complete hopeloosheid. Wanhoop. Alsof het einde was gekomen en niemand daar nog iets aan kon doen. En ik denk dat niemand van ons zich realiseerde wat er met ons gebeurde.’

‘Er waren wachttorens in het kamp’, herinnert Lawries collega Mike Lewis, die zelf van Joodse afkomst was, zich de volgende dag. ‘Ik klom erin, om beelden te maken. Het was een andere planeet, een andere aarde, een hel. Hoewel ik al verschrikkelijke dingen had gezien tijdens de oorlog, kon ik me niet voorstellen dat mensen elkaar zo konden behandelen.’ Intussen zijn de beelden te zien die Lawrie, Lewis en hun collega’s destijds maakten van What They Found In Bergen-Belsen (37 min.).

Als cameramensen moesten ze emotionele afstand proberen te bewaren, vertellen ze als die oorlog allang tot de geschiedenis behoort. Anders was het werk ondraaglijk. En het hielp dat ze zich achter een zoeker konden verbergen. Om vast te leggen wat er zich daar, in dat hellehol van nazi-Duitsland, had voltrokken. Bewijsmateriaal. Zwart-witte 35mm-beelden, zonder geluid. Met commentaar erbij van hen, de makers. Over dat ze elke dag, na de opnames, moesten worden ontluisd bijvoorbeeld.

En dan verstommen ook Lewis en Lawrie en mogen de gruwelijke beelden van Bergen-Belsen even voor zichzelf spreken. In doodse stilte. Hun boodschap, door samensteller Sam Mendes vervat in een sober document zonder enige franje, is tachtig jaar later nog altijd met geen mogelijkheid te negeren.

Ernest Cole: Lost And Found

Ernest Cole / Imagine

Met zijn boek House Of Bondage schetst fotograaf Ernest Cole in 1967 een ontluisterend beeld van het dagelijks leven van zwarte Zuid-Afrikanen onder het Apartheidsregime. Hij heeft tien jaar gewerkt aan het fotoboek, dat echter direct wordt verboden en nooit te koop zal zijn in z’n geboorteland. Dat heeft hij dan zelf al achter zich gelaten. ‘Ik was blij om niets te verlaten, triest om alles achter te laten’, zegt hij daarover in Ernest Cole: Lost And Found (106 min.). Althans, dat zegt de acteur Lakeith Stanfield daarover, in de dragende voice-over van deze documentaire, die is gebaseerd op geschriften van Cole.

Vijftig jaar na de uitgave van House Of Bondage worden er – als een soort reprise van het verhaal van de onbekende fotografe Vivian Maier – 60.000 onbekende negatieven van de fotograaf gevonden in een Zweedse bankkluis. Deze film van Raoul Peck, die eerder de zwarte schrijver James Baldwin tot leven wekte in I Am Not Your Negro (2017), probeert te reconstrueren wat er in de tussenliggende periode is gebeurd met Ernest Cole, die in 1966 in de Verenigde Staten belandt en daar al snel tot een bijzonder pijnlijke conclusie is gekomen: Afro-Amerikanen zijn nauwelijks beter af dan zwarte Zuid-Afrikanen.

Borden die hij kent uit eigen land, zoals ‘Nie blanke kassier’ of ‘Drinkfonteintjie vir blankes’ blijken hun eigen variant te hebben in het land van hoop en dromen, dat in wezen net zo gesegregeerd is als de natie die hij is ontvlucht. ‘Witte mensen in de Verenigde Staten hebben dezelfde houding ten opzichte van zwarte mensen als witten in Zuid-Afrika’, laat Ernest Cole optekenen in The New York Times. Hij gaat er dus door met het vastleggen van het lot van de zwarte gemeenschap en vindt ’t tegelijkertijd ondraaglijk om ‘de chroniqueur van ellende, onrecht en ongevoeligheid’ te moeten zijn.

Ruim een halve eeuw later roepen die foto’s, in de rug gedekt door een levendig geluidsdecor, moeiteloos een wereld op, waarin zwarten, zowel in Zuid-Afrika als de Verenigde Staten, bijna per definitie aan het kortste eind trekken. Met die geconstrueerde voice-over slaagt Peck er bovendien in om de psyche te pakken te krijgen van de banneling Cole. Een buitenstaander, in een wereld waarin hij vanwege zijn huidskleur sowieso al serieus op achterstand staat. Hij raakt langzaam geïsoleerd en kampt met heimwee, naar een land waar hij allang niet meer welkom is.

In 1990, het jaar dat Apartheid officieel wordt afgeschaft, valt ook het doek voor Ernest Cole. De succesvolle fotograaf is mettertijd verworden tot een dakloze man, die is gestopt met fotograferen en volledig in de vergetelheid is geraakt. Zijn werk lijkt bovendien voor een belangrijk deel verloren te zijn gegaan. Pas als in Zweden een bankkluisje z’n geheimen prijsgeeft, het startpunt van deze boeiende en knap gemaakte film, blijkt nog eens hoe vitaal en wezenlijk Cole’s werk was en ís.

Paradigma

Las Belgas

‘Er komt binnen enkele jaren een renaissance in dit land met elektronische journalistiek’, stelt een Amerikaanse deskundige, ergens in de jaren zeventig of tachtig, staand voor een boekenkast, ‘waarbij je op computers en machines gewoon je eigen verhalen kunt maken. En je hoeft helemaal geen techneut te zijn om dat te doen.’

‘Het kan natuurlijk gebruikt worden om de persvrijheid te verruimen’, sluit een andere man, uit min of meer hetzelfde tijdsgericht, daarop aan in het Belgische video-essay Paradigma (104 min.). ‘Als dat het geval is, juich ik dit vanzelfsprekend toe. Maar ik vrees dat ‘t opnieuw zal worden gebruikt om geld te verdienen. Als een hulpmiddel voor de hele rijken, om hun macht te vergroten over wat mensen denken, zien en horen. Zo bezien kan nieuwe technologie een ernstig gevaar voor de democratie betekenen.’

‘Het nieuws is nooit zomaar het nieuws’, vervolgt Paradigma’s vrouwelijke vertelstem, ingesproken door Meskerem Mees, bij beelden van de Franse president François Mitterand, omgeven door fotografen en cameramannen. ‘Om meer geld te genereren investeren banken in winstgevende bedrijfstakken. Ze kopen eveneens aandelen in mediabedrijven, want die kunnen weer als PR-tool gebruikt worden om hun investering terug te verdienen. Zij moeten ons ervan overtuigen dat hun belangen ook de onze zijn.’

‘Meer oorlog betekent meer werk’, stelt een Vlaamse man, vermoedelijk ook uit de tachtiger jaren, daarna in deze collageachtige film van de Brusselse cineasten Jozef Devillé en Pablo Eekman. Hij wordt aangevuld door een land- en tijdgenoot die zich duidelijk zorgen maakt over de wapenwedloop in de wereld. ‘Over de ganse wereld zijn er ongeveer een half miljoen ingenieurs en wetenschappers constant bezig met het ontwikkelen van nieuwe en voortdurend verbeteren van oude wapensystemen.’

En doorrr… Naar de volgende gedachtenstap van deze onheilsprofetie, met een veelbetekende mixture van fragmenten, veelal uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Uit België en de rest van de wereld. Met louter bestaand beeldmateriaal, bijeengehouden door die koele/coole vertelster en een licht vervreemdende soundtrack, belichten Devillé en Eekman de thema’s geld, rijkdom, gezag, democratie, waarheid, groei en succes. Zo schetsen ze een dystopisch portret van onze hedendaagse wereld.

De opzet van Paradigma doet enigszins denken aan de onnavolgbare visuele bouwwerken van de Britse filmmaker Adam Curtis – al is de verhaallijn nét wat conventioneler en de toon ook iets minder polemisch. De nadruk op oude beelden is eveneens opmerkelijk. Alsof de twee filmmakers het punt willen maken dat allerlei denkers, activisten en gewone burgers een kleine halve eeuw geleden al voorzagen in welke wereld we nu zouden leven – en dat we die hadden kunnen voorkomen.

We moeten de toekomst verlossen van het verleden, stellen Devillé en Eekman zelfs aan het eind van dit scherpe, ontregelende en soms ook grappige schotschrift tegen het huidige maatschappijmodel, nadat ze bij aanvang al ferm hebben geconstateerd: Tradition is just peer pressure from dead people.

Spijtmoeders

VPRO

Ze hebben geen moord op hun geweten. Of met hun vingers aan kleine kinderen gezeten. Toch is er voor de drie hoofdpersonen van deze sterke documentaire van Milou Gevers, blijkbaar, alle reden om onherkenbaar in beeld te verschijnen. Terwijl er een houten pop van hen in beeld is, gemaakt en bespeeld door Matt Jackson, vertellen de Nederlandse vrouwen Sophie, Caroline en Aisha openhartig over waar je als moeder eigenlijk niet over praat: dat je soms, best wel vaak of zelfs vrijwel altijd denkt dat je liever geen ouder was geworden.

Niet dat de drie Spijtmoeders (51 min.) niet van hun kinderen houden. Dat is ‘t niet. En met die kinderen is verder ook niets mis. De drie vrouwen zijn er alleen van overtuigd geraakt dat de moederrol hen niet past. Ze hadden eigenlijk helemaal geen kinderwens, misten dat moederinstinct of wilden juist hele andere dingen met hun leven. ‘Er is geen tijd om ik te zijn’, vertelt Aisha bijvoorbeeld. ‘Je bent altijd mama.’ Sophie, die maar geen uitdagende baan kon vinden, legt uit: ‘De twijfel, de frustratie en de pijn kunnen naast die liefde voor de kinderen bestaan.’ Zulke gevoelens mogen volgens Caroline alleen niet worden uitgesproken. ‘Ik mag mij niet zo voelen als ik me voel.’

Milou Gevers omlijst zulke persoonlijke ontboezemingen met ‘found footage’-materiaal van moeders en kinderen, een bijzondere expressieve soundtrack en de hartveroverende animaties van Anna Eijsbouts. Daarmee doet Gevers’ eerste langere documentaire, na een aantal jeugddocu’s, enigszins denken aan haar afstudeerfilm voor de Filmacademie, Waarom Bleef Je Niet Voor Mij? (2020) waarin ze met enkele kinderen sprak over de zelfdoding van één van hun ouders en waarvoor ze de verschillende fasen in hun rouwproces met animaties heeft gevisualiseerd.

Voor Spijtmoeders werd Gevers geïnspireerd door de studie Regretting Motherhood van de Israëlische socioloog Orna Donath over het verwachtingspatroon waarmee vrouwen altijd krijgen te maken – een fenomeen dat in deze film is verbeeld met een theater, waarin een publiek toekijkt hoe de drie hoofdpersonen spreken over taboes rond het moederschap. Intussen passeren ook allerlei grotere vragen de revue. Worden aan vaders bijvoorbeeld lagere eisen gesteld? Welk voorbeeld hebben de drie hoofdpersonen gehad van hun eigen moeder? En kun je als moeder, net als veel vaders, gewoon weggaan en je kinderen dan door je voormalige partner laten opvoeden?

En, natuurlijk, de uitdaging waarvoor ze in deze tot invoelen en nadenken stimulerende film alle drie zien gesteld: hoe kun je worstelen met het moederschap en je kinderen tegelijkertijd niet het gevoel geven dat ze ongewenst zijn?

Binnengrens

Movies That Matter

Grote geschiedenis, vervat in een veelvoud aan beelden. Overal vandaan geplukt. Letterlijk. En gekanaliseerd via het levensverhaal van één enkel gefictionaliseerd personage. De basisgedachte achter Binnengrens (Engelse titel: The Insides Of Our Lives, 50 min.) lijkt op de opzet van documentaires zoals Ze Noemen Me Baboe en Moeder Suriname. Alleen is in deze found footage-film van Misja Pekel zelfs de plaats van handeling fictief: een ongedefinieerd land waar plotseling een grens wordt getrokken.

Als centraal ankerpunt fungeert een tekst van Kapka Kassabova, ingesproken door Melanie Hyams, waarin de ik-persoon vriendschap sluit met een ander meisje, Jasmine. Samen worden ze meer dan los van elkaar. Dat kan alleen niet duren. ‘Was het angst of verlangen dat ons uit elkaar rukte?’ vraagt de vertelster zich af. Want dat ze elkaar in deze coming of age-film kwijt zullen gaan raken – en dat die grens daarbij een doorslaggevende rol speelt – staat vanaf het begin vast en hangt als een Zwaard van Damocles boven hun ontluikende vriendschap.

Om dat verhaal goed in de verf te zetten gebruikt Pekel beeldmateriaal van verschillende grensregio’s in Europa, veelal 8mm-film uit de jaren zestig en zeventig. Soms ingekleurd, altijd van nieuw audio voorzien. Geluid en muziek spelen sowieso een essentiële rol. Die zorgen zowel voor drama als eenheid en helpen de ontwikkeling die het hoofdpersonage gaat doormaken en het dilemma waarvoor zij uiteindelijk wordt gesteld. Dit is bij het begin van deze poëtische film overigens al aangekondigd met een soort leidmotief: for these who stay behind when others flee.

Wij tegen zij, of we nu willen of niet. Dat gevoel – van een land waarin niemand veilig is, niets vanzelfsprekend en uiteindelijk iedereen aan zichzelf overgeleverd – weet Misja Pekel goed te pakken te krijgen in deze archieffilm. Over de vraag of Binnengrens daarmee ook een documentaire is – als dat al een relevante vraag is – valt wel te twisten. Het basisidee voor de film, en de uitwerking daarvan in Kassabova’s tekst, is leidend. Het archiefmateriaal is vooral een illustratie daarvan, een middel om het  voornaamste punt van de vertelling uit te drukken:

Wat het betekent om door een willekeurig getrokken grens uit elkaar te worden gedreven.

Found

Netflix

Het is een niet te bevatten waarheid: ooit hebben hun ouders hen achtergelaten. Bij een weeshuis, in een doos of gewoon aan de kant van een weg. Zelf weten ze daar niets meer van. Ze waren net geboren. En hoe goed ze daarna ook terecht zijn gekomen in de Verenigde Staten – bij een fijn Joods gezin, een alleenstaande vrouw of een christelijk echtpaar – dat blijft natuurlijk knagen.

Misschien konden de vaders en moeders van Lily, Chloe en Sadie helemaal niet anders. De meisjes leerden elkaar als tiener kennen. Uit DNA-onderzoek bleek toen dat ze familie van elkaar zijn. Ze werden alle drie geadopteerd vanuit China, een land dat ten tijde van hun geboorte een strenge eenkindpolitiek voerde. Elk gezin wilde daarom een jongetje op de wereld zetten. Dochters stonden dat ideaal alleen maar in de weg.

En nu willen die meisjes toch weten waar ze vandaan komen. Ze schakelen familieresearcher Liu Hao in, die zelf ook bijna werd afgestaan door haar biologische ouders. Zij trekt erop uit om informatie en erfelijk materiaal te verzamelen in hun geboorteland. Te beginnen in het weeshuis, waar Lily, Chloe en Sadie als kind werden opgevangen, wachtend op een familie die hen een nieuw thuis kon bieden.

In Found (97 min.) volgt regisseur Amanda Lipitz de poging van de drie geadopteerde tieners om hun biologische ouders te vinden. Dat is een persoonlijk en kwetsbaar proces, dat onvermijdelijk gepaard gaat met teleurstellingen. DNA is in dat verband ook onverbiddelijk bewijsmateriaal. Hoe graag de potentiële ouders en kinderen ‘t ook willen, er is uiteindelijk wél of géén match. Een tussenweg bestaat er niet.

Hoewel die zoektocht grote emoties veroorzaakt, wordt deze documentaire nooit echt enerverend. Daarvoor is Lipitz’s aanpak, inclusief zijige muziek, toch te zoet en veilig. Found wordt nooit heel veel meer dan een willekeurige aflevering van Spoorloos, die voor liefhebbers van een happy end bovendien nog wel wat te wensen overlaat.