Jamal

Videoland

De ene na de andere dreun heeft hij in de voorgaande jaren moeten incasseren. In het najaar van 2020 lijkt Jamal ben Saddik eindelijk klaar voor een titelgevecht met zijn grote rivaal Rico Verhoeven. En dan krijgt de Belgische kickbokser ineens ernstige rugpijn. Bovendien wacht hem een halfjaarlijkse controle in het ziekenhuis om te kijken hoe ‘t staat met de schildklierkanker die hem al tweemaal eerder heeft overvallen.

Daarmee is het leed echter nog niet geleden voor Jamal (120 min.) in deze driedelige serie van Duco Coops, die als maker echt met z’n neus in de boter valt. Ben Saddik heeft al sinds december 2018 niet meer gevochten en moet daarom op een andere manier aan z’n brood zien te komen. De zaak waar de vechter uit de beruchte Antwerpse wijk Borgerhout mobiele telefoons verkoopt, bezorgt hem alleen ook weer de nodige problemen. Totdat de Marokkaanse Belg nauwelijks meer een uitweg ziet.

Ben Saddik wil weer terug de ring in, met een nieuwe trainer bovendien: Mike Passenier, de man die ook Badr Hari groot heeft gemaakt. Samen hebben ze eigenlijk te weinig tijd om hem volledig te prepareren voor een gevecht. Coops stapt met hen in de tunnel die Jamal desondanks een heroïsche overwinning moet bezorgen. Eerst wordt hij in Mike’s Gym in Oostzaan zowel fysiek als mentaal klaargestoomd, daarna volgt in het Arnhemse Gelredome de krachtproef met een imposante opponent.

Dit tweegevecht, de apotheose van de tweede aflevering, krijgt bijna Rocky-achtige allure, waarbij de outsider zowaar de gedoodverfde favoriet lijkt te kunnen vloeren. Duco Coops vangt zowel de dramatische aanloop naar het gevecht, inclusief de ‘stare down’, verbeten peptalks en de tergend lange laatste minuten voordat ze eindelijk de ring in mogen, als de adrenaline van de navolgende kamp, waarbij de twee elkaar beurtelings het licht uit de ogen lijken te gaan slaan en trappen.

Als er te langen leste dan toch een overwinnaar is uitgeroepen, wordt de hoofdpersoon in deze geladen miniserie weer teruggeworpen op zichzelf. Alle anderen, zowel zijn begeleiders als tegenstanders, zijn niet meer dan passanten. Uiteindelijk lijkt Jamal Ben Saddik toch vooral tegen zichzelf te vechten – en de beelden die hij bij anderen, inclusief politie en justitie, oproept over zichzelf. Een eenzamere strijd bestaat er niet.

De Beul Van Twente

AVROTROS

In die tijd wordt dierenmishandeling kennelijk nog beschouwd als een soort vandalisme. Een paard, schaap of geit is zo bezien niet meer dan het eigendom van een ander. En daar hoor je vanaf te blijven. In het najaar van 2000 wordt de omgeving van Enschede, die nog moet bijkomen van de Vuurwerkramp, echter opgeschrikt door allerlei gruwelijk gemolesteerde dieren. Het feit dat de dader ook hun geslachtsdelen afsnijdt duidt op een ernstige seksuele perversie.

En daardoor gaan de alarmbellen af in de regio Twente. Want een beetje crimekenner weet: elke seriemoordenaar is ooit begonnen met het mishandelen en verminken van dieren. ‘Het is niet ondenkbeeldig dat iemand op een gegeven moment overgaat op mensen’, stelt hoogleraar forensische psychologie Corine de Ruiter in De Beul Van Twente (118 min.) onderkoeld. Deze driedelige true crime-serie van Duco Coops, die onlangs een enigszins vergelijkbare productie over De Regenboogmoorden in het Kralingse Bos maakte, reconstrueert met direct betrokkenen de jarenlange jacht op de dierenbeul die zijn mes inderdaad ook in mensen zal gaan zetten.

De gemoederen op het Twentse platteland raken ondertussen behoorlijk verhit. Henk ten Napel, een boer uit Enschede, start bijvoorbeeld een burgerwacht als één van zijn paarden ernstig wordt mishandeld. ‘Dat was toch wel heel bijzonder’, herinnert hij zich nu, niet zonder trots en plezier. ‘Midden in de nacht. Echt iedereen met legerkleding aan en zo. Dat was wel heel bizar.’ Ten Napel is alleen zo vaak in de buurt als er een dier is toegetakeld dat hij zelf ook in beeld komt bij pers en politie. De Twent blijkt zelfs een cameraman te hebben ingehuurd om de activiteiten van zijn militie te documenteren. En nét als die erbij is, wordt er natuurlijk een dood dier aangetroffen.

Coops tekent de grimmige sfeer rond de misdrijven en de verknipte geest die daarachter schuilgaat op een typisch true crime-manier op: veel donkere, unheimische beelden, gebruik van slow-motion, dreigende geluiden en muziek en – natuurlijk – een politieprikbord met alle informatie die is verzameld over de vermoedelijke dader. Hij kan tevens putten uit correspondentie van ‘De Beul’, die met een vervormde stem is ingelezen en wordt omkleed met sinistere, in scène gezette beelden. ‘Als ik seksueel geprikkeld was ging ik in de buurt kijken naar plekken waar schapen liepen’, vertelt de engerd bijvoorbeeld. ‘Want de penis van een mens past in een ooi.’

Zou deze psychopaat misschien afkomstig kunnen zijn uit de nabijgelegen TBS-kliniek Oldenkotte in Rekken? vragen de verantwoordelijke rechercheurs zich al snel af. En als ze daadwerkelijk een serieuze verdachte in beeld krijgen, moeten ze nog afdoende bewijsmateriaal tegen hem verzamelen. Ruim twintig jaar na dato volgt deze duistere miniserie dat proces op de voet: hoe ze vanuit het botte geweld tegen dieren en enkele serieuze steekincidenten, die een man op een homo-ontmoetingsplaats in Enschede noodlottig wordt, in het hoofd van De Beul proberen te komen. En daar wil geen levend wezen – mens of dier – al te lang vertoeven.

De Regenboogmoorden

Prime Video

In het Kralingse Bos komt het begin jaren negentig tot een confrontatie tussen buurtbewoners en de ‘homotoeristen’ die daar mannenontmoetingsplaats bezoeken. Enkele bewoners, waaronder ‘de Robin Hood van Crooswijk’, zijn het spuugzat dat kinderen in het Rotterdamse bos zomaar kunnen worden geconfronteerd met vrijende mannen en voortdurend de schmutzige resten vinden van hun escapades, in de vorm van gebruikte condooms en tissues.

Binnen die gespannen situatie vindt een plaatselijk jongetje, dat dertig jaar later zijn verhaal doet in deze sterke driedelige serie van Duco Coops, op 3 juli 1993 een lijk in het Kralingse Bos. Theo van Lente blijkt met messteken om het leven te zijn gebracht. Volgens zijn vrouw ging hij elke woensdagavond trimmen. Ze heeft geen idee van het dubbelleven dat haar echtgenoot leidde. Drie maanden later wordt er opnieuw een ‘homofiel’, een term die destijds soms nog gewoon werd gebezigd, vermoord op de ontmoetingsplek. En ook in Den Haag vallen in diezelfde periode enkele mannen, waarvan de nabestaanden aan het woord komen, ten prooi aan excessief antihomogeweld.

De Regenboogmoorden (130 min.) roept overtuigend een tijd op, nog niet eens zo lang geleden, waarin homoseksualiteit regelmatig openlijk werd afgekeurd. Ook bij het Nederlandse politiekorps, dat verantwoordelijk was voor het onderzoek naar de moorden. Dat bleek sowieso een lastige klus: de bereidheid om een getuigenverklaring af te leggen was bij homo’s, zeker als ze nog stevig in de kast zaten, over het algemeen zeer beperkt. Het vertrouwen ontbrak dat de overheid er ook voor hen was als ze weer eens ‘viezerik’ waren genoemd of het slachtoffer dreigden te worden van potenrammen – of wat onderzoeker Henk van den Boogaard nu ‘vandalisme tegen mensen’ noemt.

Het pijnlijke gebrek aan kennis en sensitiviteit bij de toenmalige politie wordt ronduit bevestigd door Dick Snaterse, oud-medewerker van het Gay Team van de politie in Rotterdam, en de voormalige woordvoerders Ellie Lust en Klaas Wilting (die de hand ook nadrukkelijk in eigen boezem steekt). Agenten moesten in die tijd ook een enorme omslag in hun denken maken. Waar homoseksualiteit niet lang daarvoor nog strafbaar was en mannen die zich daar toch ‘schuldig’ aan maakten konden worden gearresteerd, daalde langzaam het besef in dat homoseksuelen min of meer gedwongen waren geweest om hun seksualiteit in het geniep te beleven en daarom moesten worden beschermd.

Met Henk Krol (oud-hoofdredacteur van de Gay Krant), Jan Willem Duyvendak (hoogleraar sociologie) en vertegenwoordigers van de Rotterdamse homoscene probeert Coops in De Regenboogmoorden verder het homofobe klimaat te duiden dat Nederland aan het einde van de twintigste eeuw nog altijd in zijn greep had. Het meest tastbaar wordt dat via het indringende relaas van een bezoeker van de Rotterdamse mannenontmoetingsplaats. Met veel gêne en emotie vertelt hij over een nachtelijk rendez-vous in het Kralingse Bos, waarbij hij door enkele mannen in elkaar werd geslagen. Door wie hij was belandde hij letterlijk in de hoek waar de klappen vallen.

De ‘homomoorden’ in het Kralingse Bos bleven intussen heel lang onopgelost. Totdat een speciaal opgericht coldcaseteam, waarvan de leiders ook uitgebreid aan het woord komen in deze miniserie, een poging ondernam om alsnog klaarheid in de zaken te brengen. De zoektocht naar de man die zijn diepgevoelde woede botvierde op bezoekers van de mannenontmoetingsplaats wordt echter nooit meer dan een zijlijn in deze serie. De Regenboogmoorden wil, ondanks die smeuïge titel, helemaal geen reguliere true crime-productie worden. Regisseur Duco Coops documenteert uiteindelijk toch liever een pijnlijk hoofdstuk uit de recente Nederlandse homohistorie.

De Regenboogmoorden wordt daarmee een soort zusterserie van de onlangs verschenen Amerikaanse vierdelige documentaire Last Call. De twee producties kunnen tevens worden opgevat als een waarschuwing. Want zo’n dertig jaar later lijkt homoseksualiteit weliswaar breed geaccepteerd, maar voelen LHBTIQ+’ers zich nog altijd – en met reden, blijkt regelmatig – niet overal even veilig.

Over Grenzen

Prime Video

Afgaande op de lawine van nieuwsberichten over drugsvondsten, laboratoria voor synthetische drugs en afrekeningen binnen het criminele circuit, was de conclusie eigenlijk al onvermijdelijk: Nederland en België nemen een sleutelpositie binnen de internationale drugshandel in. Toch sorteert de vierdelige documentaireserie Over Grenzen (168 min.) nog wel degelijk een schokeffect. Door de schaal van de serie (die zich afspeelt in Mexico, Brazilië, Australië en talloze plekken in de lage landen), de miljardenindustrie die daaruit naar voren komt en de geestdrift waarmee die zich echt in onze directe leefomgeving nestelt.

Deze wereldwijde business, met vertakkingen naar allerlei kleinere en grotere organisaties, gaat bijzonder inventief te werk. In de havens van Rotterdam en Antwerpen arriveren bijvoorbeeld containers die zijn ingericht als appartement. ‘Dus de uithalers, degenen die de switch moeten uitvoeren, zitten al in de container en worden stiekem ook al op de kade gezet’ vertelt de Belgische misdaadjournalist Joris van der Aa. ‘Ze verblijven soms dagen of weken aan één stuk in een container. Er is een wastafel en een toilet in gemaakt. Ze komen eruit. Ze laden de drugs over. En dan gaat die container van de kade af.’

‘Nederland is een draaischijf voor de internationale cokehandel’, stelt zijn Nederlandse collega Yelle Tieleman, één van de misdaadverslaggevers die in deze ambitieuze miniserie van Joost van der Valk, Duco Coops, Anna Maria van ‘t Hek, Sakir Khader, Minna Sedmakov en Joey Boink voor duiding zorgt. Daarnaast laten zij bestuurders, politiefunctionarissen, undercoveragenten en douanebeambten aan het woord. Ze mogen bovendien een kijkje nemen bij zowel politieacties als de illegale praktijken van (geanonimiseerde) labmedewerkers, smokkelaars, uithalers, drugsrunners en rippers, mannen die met bruut geweld dealers beroven.

Gezamenlijk schetsen zij een schemerwereld waarin morele grenzen vervagen en onder- en bovenwereld steeds meer met elkaar verweven dreigen te raken. Ex-smokkelaar Nina Lindeborg vertelt bijvoorbeeld hoe ze kinderlijk eenvoudig een havenmedewerker wist te strikken. Eerst volgde ze met haar eigen auto de bus waarin de man zat, toen hij uitstapte sprak ze hem aan. ‘Binnen dertig seconden zat hij in mijn auto’, zegt ze trots. ‘Ik heb hem een blow job gegeven en toen heb ik hem thuisgebracht. Binnen 24 uur wist ik alles van hem.’ Ze kijkt uitdagend in de camera: ‘En zo wordt het broodje altijd belegd.’

De eerste aflevering van deze met duistere beelden en dreigende muziekjes volgepompte serie ontleedt de internationale handel in cocaïne, aflevering 2 concentreert zich op synthetische drugs, crystal meth in het bijzonder. In deel drie is te zien hoe de georganiseerde misdaad zich manifesteert in het gewone leven, via witwassen, het bedreigen van bestuurders en criminele weldoeners, die zich in sociale activiteiten mengen of sportclubs beginnen te sponsoren. En de laatste aflevering belicht hoe misdaadbendes steeds nieuwe manieren zoeken, de verpletterende drug Fentanyl bijvoorbeeld, om snel geld te verdienen.

‘Als je morgen drugs legaliseert en de Bijbel verbiedt’, zegt Marc Vancoillie, het hoofd van de Centrale Drugs Cel Federale Politie van België, treffend. ‘Dan gaan die criminelen morgen de Bijbel verkopen.’ Tegen zoveel amoreel koopmanschap, dat zich bovendien bijna ongemerkt vestigt in willekeurige plaatsen als Hedel, Hechtel-Eksel of de Wouwse Plantage (waar zowaar een martelkamer met tandartsstoel en allerlei werktuigen werd aangetroffen), is nauwelijks beleid te maken. Toch blijven de autoriteiten aan beide zijden van de Nederlandse en Belgische grens alles op alles zetten. Afgaande op deze onheilszwangere miniserie, die steevast door Antoine Bodar wordt ingeleid met een bezwerende preek, zou dat wel eens een gevecht tegen de bierkaai kunnen worden.

Jimmy Is Punk – The Story Of Panic

Veroorzaken zij nu die kolkende massa in de zaal? Of was deze energie er allang en mogen zij ermee vandoor gaan? Feit is dat alle remmen losgaan op die derde mei van 1978 in zaal Kunstmin te Gouda. Springen, beuken, dansen is het parool van de uitzinnige meute. Vuist in de lucht, spuiten met bier en alles wat je in je handen krijgt linea recta naar het podium smijten.

Waar de Amsterdamse punkband Panic, die over niet al te lange tijd de pijp aan Maarten zal geven, het beest berijdt alsof het nu al de allerlaatste keer is. Een professionele cameraploeg is ingehuurd om dat voor het nageslacht – jongelui die die hele punkbeweging niet hebben meegekregen of ouwelui die het sowieso nooit zullen begrijpen – te vereeuwigen.

Natuurlijk wordt er na een stief half uur, als de groep met Requiem For Martin Heidegger zijn grootste ‘hit’ heeft afgeleverd, ‘we want more’ geschreeuwd. Panics boomlange zanger Peter Penthouse heeft bovendien een brandblusser gevonden om de feestvreugde te vergroten. Waarna ’t echt een puinzooi wordt. De tent wordt, bijna letterlijk, afgebroken.

Een medewerkster van de zaal wil daarover wel eens een hartig woordje wisselen met de bandleden. Na een stevige woordenwisseling neemt zanger Peter, die inmiddels normale kleding heeft aangetrokken over zijn speedo, met haar de schade op. Het gaat naar verluidt om zo’n drieduizend gulden, die door de verzekering (!) van de band zal worden opgehoest.

Die ene avond in een Zuid-Hollands jeugdhonk, waar zo nu en dan slim het geluid van Panic-platen onder is gemixt, vormt het hart van Jimmy Is Punk – The Story Of Panic (51 min.). Dat verhaal heeft verder niet al te veel om het lijf. Regisseur Duco Donk geeft het concert, met een punky voice-over van Louise Dunne, nog een mythische proloog en epiloog. Dat is het wel zo’n beetje.

Volgens de humorvolle aftiteling zou één van de figuranten in de film overigens als IKON-journalist worden vermoord in El Salvador, ging een ander gitaar spelen in Doe Maar en zou een derde als blowende dichter in zijn eigen rook op gaan. Waarvan akte.