Chaos: The Manson Murders

Netflix

In de officiële lezing van de Manson-moorden is Charles Manson simpelweg een diabolische sekteleider die zijn volgelingen, verdorven kinderen van het hippietijdperk, aanzet tot enkele gruwelijke moordpartijen. Met de leden van de Manson Family als demonische tegenhangers van de bloemenkinderen. Een ideaal verhaal, beweren critici, om de burgerrechtenbeweging, het anti-Vietnamoorlog sentiment en de vrijheid-blijheid van de sixties onschadelijk te maken.

In Chaos: The Manson Murders (97 min.), losjes gebaseerd op het boek Chaos: Charles Manson, The CIA, And The Secret History Of The Sixties (2019) van de schrijver Tom O’Neill, exploreert Errol Morris een andere theorie: dat de vijf moorden in het huis van de hoogzwangere actrice Sharon Tate, de vrouw van filmregisseur Roman Polanski, in de nacht van zaterdag 9 augustus 1969 en de gewelddadige dood van het echtpaar Leno en Rosemary LaBianca, een dag later, onderdeel waren van een CIA-project.

De Tate-LaBiana-moorden zouden zijn voortgevloeid uit MK-ULTRA, een supergeheim programma van de Amerikaanse buitenlandse inlichtingendienst waarin met ‘mind control’ werd geëxperimenteerd. Met LSD, hypnose en hersenspoeling probeerden ze Manchurian Candidates te creëren: onvrijwillige proefpersonen die op commando en zonder spijt of berouw gingen moorden en die zich daar naderhand nauwelijks meer iets van konden herinneren. Manson was zo bezien niet meer dan een marionet.

Dat klinkt als een tweederangs complottheorie. De zoveelste poging om een afgekloven sensatieverhaal van een nieuwe dimensie te voorzien. Dit is alleen wel een film van Errol Morris, één van de meest invloedrijke documentairemakers van de afgelopen halve eeuw. De man die bijvoorbeeld de allereerste true crime-docu (The Thin Blue Line) maakte, de architecten van de Vietnam- en Irak-oorlogen (in The Fog Of War en The Unknown Known) het vuur aan de schenen legde en Mr. Death zelve portretteerde.

De man ook, die zich al eerder over verwante samenzweringen boog in November 22, 1963A Wilderness Of Error en Wormwood. Zeker de CIA speelt daarin vaak een zeer kwestieuze rol. Die theorieën lijken eerst vaak erg grotesk – zoals experimenten om subjecten te hersenspoelen, valse herinneringen bij hen te planten of psychische stoornissen te bezorgen – maar bij nader inzien blijkt er vaak wel degelijk bewijs. Dat MK-ULTRA heeft bestaan is helder. En dat daarbinnen veel kon – zo niet: alles – eveneens.

Morris’ aanpak voelt vertrouwd: een virtuoos geframed centraal interview, ravissante vormgeving, associatieve montage en stuwende soundtrack. Met Tom O’Neill tast hij diens visie op het duistere verleden af. Hij bespreekt zijn bevindingen verder met aanklager Stephen Kay, talentscout Gregg Jakobson en Bobby Beausoleil (een lid van The Manson Family dat nog altijd in de gevangenis zit).  Zo weeft de Amerikaanse documentairemaker een ondoorzichtig web, waarin het gemakkelijk verdwalen is.

De Helter Skelter-theorie – Manson zou zijn geïnspireerd door de songteksten van The White Album van The Beatles – die officier van justitie Vincent Bugliosi destijds aanhing en vervolgens verwerkte in een bestseller, wordt door Tom O’Neill en Errol Morris in elk geval naar het rijk der fabelen verwezen. Dat de gesjeesde muzikant Manson, in plaats daarvan, een (vrijwillig?) werktuig van de CIA was, blijft echter eveneens een kwestie van speculeren. Keihard bewijs is ruim een halve eeuw na dato ook lastig te verkrijgen.

Chaos: The Manson Murders plaatst in elk geval een andere lezing van de feiten naast het officiële verhaal over The Manson Family, dat al in talloze boeken, films en docu’s is afgewerkt en waarbij best kritische vragen zijn te stellen. Want hoe kon een tweederangs crimineel zoals Charlie Manson eigenlijk zoveel invloed krijgen op z’n volgelingen? Eerst daalden ze op zijn bevel af naar de diepste gewelven van de hel en daarna hadden ze jaaaren nodig om gedeprogrammeerd te raken en weer los van hem te komen?

‘Ik was een stuk gereedschap in de handen van de Duivel’, vertelt Susan Atkins daarover in een archiefinterview, uit de tijd dat tot haar begon door te dringen waarmee zij zich in die gruwelijke zomer van 1969 had ingelaten. Het is alleen de vraag welke Duivel ‘Sadie’ heeft gediend: Manson of toch, via hem, de CIA?

Welcome To Lynchland

c: Mel Yates

‘Wie heeft Laura Palmer vermoord?’ Voor een hele generatie televisiekijkers leek die vraag begin jaren negentig van levensbelang. Toen de onlangs overleden Amerikaanse regisseur David Lynch in 1990 de tv-serie Twin Peaks uitbracht, had hij al een opzienbarend Do It Yourself-debuut (Eraserhead, 1977), een genadeloze Hollywood-flop (‘zijn Waterloo’ Dune, 1984) en een absolute cultfilm (Blue Velvet, 1986) op zijn naam staan.

Op het filmfestival van Cannes was hij er in datzelfde jaar, 1990, bovendien vandoor gegaan met de prestigieuze Palme d’Or voor zijn omstreden film Wild At Heart. De wereld leek aan de voeten te liggen van de eigenzinnige filmmaker, die zijn heil echter buiten de gebaande paden van Hollywood, van logische verhalen met een kop en staart en min of meer navolgbare personages, besloot te gaan zoeken.

Die stap, terug naar zijn wortels als beeldend kunstenaar en experimenteel filmmaker, zet ook het tweede deel in gang van de documentaire Welcome To Lynchland (54 min.). Regisseur Stéphane Ghez heeft geprobeerd om zijn portret op te bouwen en vorm te geven als een typische Lynch-film. Die uiteindelijk wel een tamelijk conventionele opdracht heeft: het duiden van een essentiële cineast.

Dat gebeurt natuurlijk met cruciale fragmenten uit de bloemrijke filmografie van David Lynch (1946-2025) en gesprekken met kernfiguren uit zijn carrière, zoals de acteurs Kyle MacLachlanLaura Dern en Isabella Rossellini, de producers Mel Brooks en Dino de Laurentiis, zijn biografe Kristine McKenna, vaste editor Mary Sweeney én Lynch’s ex-vrouw, de kunstenares Peggy Reavey. Zijn privéleven blijft nochtans grotendeels buiten beeld.

In de tweede helft van deze – sorry! – publieke Lynching geeft Ghez wel ruim baan aan enkele, enigszins overbodige, Franse filmkenners die precies weten hoe het oeuvre van David Lynch, met al z’n sinistere signalen, dubbele bodems en duivelse easter eggs, moet worden geduid en welke betekenis dit dan heeft in het culturele landschap van de afgelopen vijftig jaar. Dat had wel wat minder gekund.

Welcome To Lynchland heeft desondanks meer dan genoeg te bieden voor liefhebbers van de man die als geen ander de nachtmerries van Hollywoods droomfabriek kon verbeelden.

Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird

Autlook

Als ze met hun band eindelijk lijken te bereiken waarvoor ze jaren hebben gewerkt, trekken Omar Rodriguez-López (gitaar) en Cedrix Bixler-Zavala (zang) in 2001 rigoureus de stekker eruit. In de Groningse rockclub Vera en voor de camera van het Nederlandse televisieprogramma Lola da Musica (dat de aflevering over de Texaanse emoband in de prullenbak kan gooien). Hun geesteskind At The Drive-in, nog geen jaar eerder op basis van het baanbrekende album Relationship Of Command onthaald als dé rockband van de nieuwe eeuw, houdt op te bestaan.

De drie andere bandleden blijven gefrustreerd achter en gaan verder als Sparta, een rechttoe rechtaan groep die gedoemd is om in de subtop te blijven steken. En Omar en Cedric geven hun Latijns-Amerikaanse wortels een prominente plek in een nieuwe progrock-outfit. Nog voordat de onnavolgbare freakband The Mars Volta z’n debuutalbum De-Loused In The Comatorrium (2003) kan uitbrengen, slaat het noodlot echter toe: soundwizard Jeremy Ward overlijdt aan een overdosis. En dat zet allerlei creatieve en destructieve ontwikkelingen in gang.

In het krachtige zelfportret Omar And Cedric: If This Ever Gets Weird (121 min.) vertellen de twee boezemvrienden, los van elkaar en volledig buiten beeld, hun gezamenlijke verhaal. Daarin zullen ze ook recht tegenover elkaar komen te staan en de ander een aanzienlijke tijd volledig kwijtraken. Regisseur Nicolas Jack Davies kan de verhalen daarbij, over drugs, Scientology en financiële problemen (en de bijbehorende ‘therapeutische’ comebacks), stutten met een weldaad aan beelden, die gedurende de jaren zijn gemaakt door de notoire veelfilmer Omar.

Deze collageachtige film is de weerslag van de lotsverbondenheid tussen de twee eigenzinnige latino’s, die uiteindelijk zelfs de zwaarste storm blijkt te kunnen trotseren. Als dit ooit vreemd gaat voelen, zeiden Omar en Cedric ooit tegen elkaar over hun bandjes, beloof me dan dat we ermee stoppen. Want al die muzikale projecten zouden nooit zo belangrijk kunnen worden als zij waren en zijn voor elkaar. Deze straffe film is een eerbetoon aan hun creatieve broederschap en het geheel eigen muzikale universum dat ze op basis daarvan hebben gecreëerd.

Over At The Drive-in werd in 2019 overigens nog een archieffilm uitgebracht: At the Drive-in | Turn Slowly For Maximum Vend: A Brief History Of A Band From Texas. Die staat in z’n geheel op YouTube.