
Je moet een tapijt zijn om andermans voetstappen te verzachten. Met die boodschap werden nieuwe numenairs voorbereid op wat hen te wachten stond binnen Opus Dei. Ze waren zorgvuldig uitgezocht: kwetsbare en buigzame meisjes, bij voorkeur uit grote katholieke gezinnen, die hun leven wilden geven aan God en het religieuze genootschap.
In de vierdelige docuserie El Minuto Heroico: Yo También Dejé El Opus Dei (Engelse titel: How I Left The Opus Dei, 204 min.) getuigen dertien vrouwen over hun ervaringen binnen de conservatieve katholieke organisatie die in 1928 werd opgericht door de inmiddels heilig verklaarde Spaanse priester Jozefmaria Escrivá (1902-1975). Hun herinneringen lijken exemplarisch: ze stammen uit verschillende landen (Spanje, Mexico, Engeland, Argentinië en Ierland) en omspannen ruim een halve eeuw.
De voormalige Opus Dei-leden verhalen stuk voor stuk over een sober, ingetogen en liefdeloos bestaan. De vrouwen werden verplicht om zich volledig aan God te wijden, stelselmatig als sloof en voetveeg gebruikt, financieel uitgeknepen en intussen zorgvuldig losgeweekt van hun families. Zelfkastijding was bovendien de norm. Met een slim verhulde cilicium, een soort zelfpijnigingsband voor rond het been, en een boetegesel, soms afgezet met scheermesjes, om alle zonden eruit te slaan.
Al die persoonlijke getuigenissen, aangevuld door enkele kenners van Opus Dei, stapelen wel behoorlijk en zorgen ervoor dat deze miniserie van Mònica Terribas erg praterig en stroperig wordt. Gedramatiseerde scènes met de Spaanse actrice Claudia Traisac, soms gadegeslagen en becommentarieerd door de voormalige Opus Dei-leden, geven de vertelling weliswaar lucht, maar kunnen uiteindelijk niet voorkomen dat zeker de eerste drie delen van El Minuto Heroico een behoorlijk lange zit worden.
In de afsluitende aflevering vertellen de vrouwen over wat die periode in Opus Dei, die soms meerdere decennia omvatte, heeft nagelaten in hun leven en tonen, in scènes die de andere afleveringen ook wel hadden kunnen gebruiken, hoe ze daarna toch nog iets van hun bestaan hebben proberen te maken. Intussen besteedt Terribas aandacht aan hoe de christelijke organisatie uiteindelijk toch onder vuur is komen te liggen, buiten én binnen de kerk.


