Mads Mikkelsen, Devil In The Flesh

Druk / c: Alamy / NTR

Zit hij met onze kloten te spelen? Als de Deense topacteur Mads Mikkelsen aan het begin van Mads Mikkelsen, Devil In The Flesh (53 min.) de vraag krijgt of hij druk voelde toen hij werd benaderd voor de rol van slechterik in de James Bond-film Casino Royale (2006), heeft hij zijn antwoord direct paraat. ‘Het geheim was dat ik nog nooit een Bond-film had gezien’, zegt hij met een stalen gezicht en een subtiel lachje. ‘Ik wist niet hoe groot het was.’

Mads Mikkelsens wortels liggen in een arbeiderswijk van Kopenhagen. Hij brengt er een groot deel van zijn jeugd op straat door, te midden van wat met een gerust hart probleemjongeren mogen worden genoemd. Tegelijkertijd is hij bezeten van film, met Buster Keaton en Bruce Lee als grote helden. Mikkelsen durft er alleen niet van te dromen om zelf acteur of – ik noem maar een dwarsstraat – danser te worden. Toch zal hij eerst carrière maken als danser, alvorens hij ook de acteur in zichzelf ontdekt.

En al die tijd zou Mads Mikkelsen dus nooit dat uit duizenden herkenbare 007-gitaarloopje hebben gehoord. Of: ‘shaken not stirred’. Het is nauwelijks voor te stellen. Bij een volleerde acteur weet je echter nooit of hij het achterste van zijn tong laat zien of juist een loopje met de waarheid neemt. Van imposante rollen in kleine Deense arthousefilms groeit Mikkelsen intussen door naar groots opgezette Hollywood-blockbusters, waarin hij vaak de schurkenrollen krijgt toebedeeld.

Toch blijft hij geregeld terugkeren naar z’n land van oorsprong, voor kleinere films zoals Jagten en Druk waarin hij zijn gehele repertoire als acteur kwijt kan. Zoals de verteller van dit enigszins routineuze tv-portret van Jeanne Burel en Florence Ben Saddoun, dat vooral bestaat uit (archief)interviews, backstagebeelden en filmfragmenten, ’t formuleert: ‘In films uit zijn eigen land speelt hij rollen van kwetsbare en gekwelde mannen. Een groot contrast met de masculiene stereotypen van Hollywood.’

Mikkelsen, Mads Mikkelsen, en regisseurs met wie hij werkte, zoals Nicolas Winding Refn (die in 1996 Mikkelsens debuut Pusher en diverse andere films met de Deense acteur maakte), Dogma 95-pionier Anders Thomas Jensen (die Mikkelsen uitdaagde om zichzelf en zijn eigen mannelijkheid te onderzoeken), Jan Kounen (Coco Chanel & Igor Stravinsky) en Arnaud des Pallières (Michael Kohlhaas) geven daarnaast een voorzichtige blik achter de schermen bij een man met duizend gezichten.

Intussen blijft het antwoord op die ene beginvraag in de lucht hangen: is Mads Mikkelsen zo’n beetje de enige filmfreak ter wereld die voor zijn veertigste nooit een James Bond-film heeft gezien? Of heeft de acteur gewoon last van humor, die je door die vele gezichten toch wat moeilijker herkent? Enkele seconden later meldt hij ook doodleuk dat hij geen auditie heeft gedaan voor de rol van slechterik Le Chiffre. ‘Ze waren zo druk met de Bond-meisjes bezig dat ze geen tijd hadden.’

BS High

HBO Max

Ze hebben afscheid moeten nemen van hun droom om de National Football League te bereiken. Want een sportbeurs voor een gerenommeerde school zit er voor hen helaas niet in. En dan komt ene Roy Johnson bij de gedesillusioneerde jongeren langs en zegt dat hij toch een professionele American footballer van hen kan maken. De coach nodigt hen uit om naar Bishop Sycamore High School (voorheen Christians Of Faith Academy) in Ohio te komen. Één probleem: er is helemaal geen school.

‘Ik ben geen oplichter’, bezweert de man, die kan praten als Brugman, desondanks in BS High (93 min.). ‘Ik ben “oplichterig”.’ En daar schaamt Johnson zich helemaal niet voor, getuige zijn bijdrage aan deze schelmendocu. Vol bravoure neemt de coach, die zich spiegelt aan Hannibal Smith uit de televisieserie The A Team, plaats voor de camera van Travon Free en Martin Desmond Roe en laat zich bevragen over zijn schurkenstreken, bokkensprongen en broodjes aap. Hoe moeilijk de twee ‘t hem ook maken, hij blijft oneliners rondstrooien. ‘Ik ben de eerlijkste leugenaar die ik ken.’

Zijn verhalen verdienen dus weerwoord. Dat komt in BS High van zijn spelers en hun moeders, een footballofficial uit Ohio, enkele oud-collega’s en de journalist die ’s mans zwendel op het spoor kwam. Feit is dat Roy Johnson zijn team naar de Canton Hall Of Fame manoeuvreert, voor een wedstrijd tegen de gerenommeerde IMG Academy die live op ESPN wordt uitgezonden. Het is Johnsons meesterstuk. ‘I love it when a plan comes together’, kraait hij. De krachtmeting zelf wordt alleen een gigantisch fiasco, voor het oog van een verbijsterd publiek. Waarna Bishop Sycamore viral gaat.

Free en Roe proberen in deze gedegen film voorbij de gimmick te reiken. Geduldig reconstrueren ze de geruchtmakende affaire, die uiteindelijk vooral ten koste van Johnsons spelers lijkt te zijn gegaan. Die vertrekt echter geen spier als hij wordt geconfronteerd met leningen die hij op naam van zijn jongens, zonder hun toestemming natuurlijk, heeft afgesloten en die zij nu moeten aftikken. ‘Wettelijk heb ik niet gefraudeerd’, houdt hij staande. ‘Ik zit in een grijs gebied.’ En dan, met een nauwelijks verholen grijns op zijn gezicht: ‘Hoe noemen ze me? Loophole Leroy?’

Dat personage heeft in elk geval optimaal geprofiteerd van – of beter: geparasiteerd op – de droom van veel Amerikaanse jongeren om een dik betaalde topsporter te worden en het schimmige systeem met studieprogramma’s op scholen dat daaromheen is opgetrokken. En als we de bullshitter, gladder dan een aal in een emmer snot, op zijn woord mogen geloven in BS High, zal ’t niet bij deze ene keer blijven – en is hij zeker niet de enige die de mazen in de wet weet te vinden.

We Need To Talk About Cosby

Showtime

Als Zwart Amerika één gidsfiguur heeft gehad in de tweede helft van de twintigste eeuw, dan was het Bill Cosby. Ga maar na: hij geldt als de eerste breed geaccepteerde zwarte stand-up comedian, had als allereerste Afro-Amerikaan een hoofdrol in een televisieserie (I Spy), ontwikkelde zich in de jaren zeventig tot de grote kindervriend Fat Albert en floreerde tenslotte jarenlang als Amerika’s favoriete vaderfiguur Cliff Huxtable in de immens populaire The Cosby Show. En toen staken er steeds hardnekkigere geruchten de kop op over het drogeren en seksueel misbruiken van talloze vrouwen.

We Need To Talk About Cosby (236 min.) herbergt natuurlijk diverse pijnlijke getuigenissen van de vrouwen die, gedurende ruim een halve eeuw, werden misbruikt door ‘America’s Dad’. Toch is deze vierdelige documentaireserie van W. Kamau Bell veel meer dan de volgende #metoo-productie, waarin een bewonderde bekendheid wordt ontmaskerd als een vunzige machtswellusteling die geen enkel respect heeft voor de grenzen van een ander. Om precies te zijn, in Bill Cosby’s geval: als de belichaming van de zwarte verkrachter, die zich ook zomaar aan witte vrouwen kan vergrijpen.

Bell richt zich niet alleen op het afschminken van de notoire geilneef – en na bijna vier uur rest er van het Afro-Amerikaanse icoon nauwelijks meer dan een zielig hoopje man – maar plaatst hem ook nadrukkelijk binnen zijn culturele context: een zwarte gemeenschap die snakt naar rolmodellen en in Bill Cosby bijna een halve eeuw een ideaal uithangbord lijkt te hebben gevonden. In dat opzicht doet We Need To Talk About Cosby denken aan een andere epische docuserie over een gevallen zwart symbool, O.J.: Made In America (2016), over de van moord verdachte oud-footballer O.J. Simpson.

W. Kamau Bell, die zich als komiek een erfgenaam van Cosby voelt, vergeet ook diens verdiensten niet. De comedian/acteur/producent/schrijver heeft grote waarde gehad voor de ontwikkeling van een soort zwart bewustzijn. ‘Mensen zien in Cosby twee verschillende personen’, zegt schrijver/docent Jelani Cobb. ‘De ene is de grote mensenvriend en de andere een onvervalst roofdier. Maar ik vraag me af of je die twee van elkaar kunt scheiden.’ Want elke publieke belofte, daad of gift verhoogde Bill Cosby’s status en maakte het moeilijker om hem van zijn voetstuk te stoten.

Met een uitgelezen selectie van veelal zwarte oud-medewerkers, intellectuelen en deskundigen licht Bell de verschillende aspecten van Bill Cosby’s leven en carrière door, waarbij hij soms plotseling, zonder aankondiging vooraf, afslaat richting een individueel slachtofferverhaal. Zoals het ook in de praktijk ging: terwijl het publieke personage Bill Cosby weer een nieuwe manier had gevonden om ieders hart te veroveren, speurde de vent daarachter voortdurend naar jonge, kwetsbare vrouwen om enkele Quaalude-pilletjes te laten slikken en daarna zijn lusten op te botvieren.

De documentairemaker laat zijn gesprekspartners ook naar Cosby’s werk kijken. Fragmenten die destijds onschuldig leken, krijgen met de kennis van nu een geheel nieuwe lading en leiden tot ongemakkelijke conclusies. Dat het geperverteerde oeuvre van de inmiddels ook van wandaden beschuldigde shockrocker Marilyn Manson allerlei clous bevat over wat hij privé zoal uitspookte, kan nauwelijks een verrassing zijn. Maar dat ook de aimabele vrouwen(!)arts Cliff Huxtable uit The Cosby Show soms opzichtig hintte naar de hitsigheid van zijn bedenker/vertolker wekt toch wel enige verbazing.

Cosby’s strapatsen bleven echter verdacht lang een publiek geheim. Ook omdat zijn eigen gemeenschap ten koste van alles wilde voorkomen dat zwarte mannen zoals hij publiekelijk werden gelyncht. Totdat de comedian Hannibal Buress in 2014 de handschoen oppakte. ‘’Als je hier weggaat, googel dan “Bill Cosby verkrachting”’, hield hij zijn publiek voor. ‘Dat is niet grappig bedoeld. Die shit levert meer resultaten op dan “Hannibal Buress”.’ Zijn min of meer spontane actie vormde het startschot voor de publieke ontmanteling van het fenomeen Bill Cosby.

Deze intelligente, gelaagde en aangrijpende serie voorziet de Kwestie Cosby, en de toxische mannencultuur die de entertainer is gaan representeren, van allerlei verschillende perspectieven en zoekt daarbij ook de pijnpunten binnen de zwarte wereld op. ‘Eerlijk gezegd heb ik tijdens het maken van deze documentaire vaak overwogen om ermee te stoppen’, zegt W. Kamau Bell niet voor niets. ‘Ik wilde vasthouden aan mijn herinneringen aan de Bill Cosby van voordat ik Bill Cosby leerde kennen.’

Hannibal Hopkins & Sir Anthony

Wichita Films

Bij acteurs weet je nooit of ze een rol spelen. Neem Anthony Hopkins. Had hij in 1992, toen het grote succes dan eindelijk kwam, werkelijk de gedachte ‘nu kan ik wat slechte films gaan maken’? Toch was dat volgens Hopkins het eerste wat in hem opkwam toen hij een Oscar won voor zijn rol als de seriemoordenaar Hannibal Lecter in The Silence Of The Lambs.

Zo zegt hij in Hannibal Hopkins & Sir Anthony (52 min.) bijvoorbeeld over Hollywood: ‘Juist de oppervlakkigheid staat me wel aan’. Werkelijk? Dat zou dan wel heel erg contrasteren met zijn imago als Brits karakteracteur. ‘Hoe houd je het uit?’ vroegen vroegere vrienden hem niet voor niets over de plastic stad. ‘Het is net of je op de maan woont.’ Waarop hij dan zei: ‘Ach, dat bevalt mij wel.’ 

Terwijl de filmmakers Clara en Julia Kuperberg met de nodige bokkensprongen door zijn imposante oeuvre en carrière wandelen, heeft Anthony Hopkins zo steeds een nieuwe oneliner paraat. ‘Als ik geen acteur was geworden was ik misschien geen crimineel geworden’, stelt hij bijvoorbeeld in één van de vele archiefinterviews. ‘Maar toch ook geen aardig mens.’

Of: ‘Ik heb geen analytische geest, ik ben niet heel slim of intellectueel.’ Het is de vraag of hij dat zelf gelooft. En over het vak, dat hij nu toch al ruim zeventig jaar uitoefent: ‘Ik voel me geen acteur. Wat is een acteur? Het voelt meer alsof ik bij het circus zit.’ Over zijn riddering tenslotte: ‘Mijn vrouw belde me’, vertelt hij geamuseerd. ‘Ze zegt: Je wordt geridderd. Ik zeg: waarvoor?’

Valse bescheidenheid? Zelfrelativering als schild? Of gewoon: lekkere verhalen waarmee je voor de dag kunt komen? Sir Anthony Hopkins houdt in deze tv-docu te allen tijde iets ongrijpbaars. Ook als hij vertelt over het onbegrepen jongetje dat hij ooit was, zijn immense onvrede als toneelacteur en het titanengevecht dat hij moest leveren met koning alcohol. 

Bij topacteurs weet je nu eenmaal nooit of ze een rol spelen. De rol van hun leven.