Skradzione Dzieci

HBO Max

Er zouden in de afgelopen halve eeuw honderdduizenden baby’s clandestien zijn verkocht in Georgië. Uitroepteken. Na de bevalling kregen de biologische ouders van slinkse medewerkers van de kraamkliniek te horen dat hun kind voor, tijdens of na de geboorte was overleden. Het ziekenhuis zorgde er vervolgens voor dat de baby snel werd begraven op het plaatselijke kerkhof. In werkelijkheid werd die stiekem doorverkocht, veelal aan een kinderloos stel. Daar groeide het kind dan op, in de stellige overtuiging dat dit z’n natuurlijke ouders waren.

De bekende Georgische televisiejournalist Tamuna Museridze is één van deze kinderen. Na de dood van haar ouders ontdekte ze in 2016 op haar eigen geboorteakte een afwijkende geboortedatum. Al snel volgde de realisatie dat ze niet bij haar biologische ouders was opgegroeid – en dat ze bepaald niet de enige was. Sindsdien werpt Museridze zich op als pleitbezorger van alle slachtoffers, zowel van de kinderen als van hun ouders, die dus vaak helemaal niet wisten dat hun kroost nog leefde. Zij hebben tegenwoordig een nieuw wapen om hun verloren familieleden op te sporen: DNA.

Terwijl Tamuna Museridze in Skradzione Dzieci (internationale titel: Stolen Children, 97 min.) tijdens een lang en pijnlijk proces haar eigen ouders probeert te traceren, stuit ze in deze film van Martyna Wojciechowska en Jowita Baraniecka ook op het verhaal van de jonge tweelingzussen Tako en Ano, die apart zijn opgegroeid en elkaar hebben ontdekt via TikTok. Negentien jaar lang waren zij niet op de hoogte van elkaars bestaan. En ze tasten nog altijd in het duister over hun oorsprong. Hun adoptiemoeders kunnen ‘t alvast goed met elkaar vinden, maar ook die hebben geen antwoord op al hun vragen.

Wojciechowska en Baraniecka concentreren zich in deze schrijnende film vrijwel volledig op de slachtoffers van mensenhandel en de gevolgen van de bijbehorende ontworteling op hun verdere levens. De verantwoordelijken daarvoor blijven vrijwel volledig buiten beeld – ook omdat een groot deel van hen inmiddels is overleden. Zij konden vermoedelijk zo lang hun gang gaan omdat het (niet) krijgen van kinderen zeer gevoelig ligt in Georgië. Na een bruiloft hoort er snel nageslacht te komen. En als dat niet direct wil lukken, zorgt dit voor stress en schaamte – en een potentiële afzetmarkt.

In de casus van Tamuna Museridze, die ze zelf van binnenuit documenteert, zit intussen ontwikkeling, maar dat betekent nog niet dat Skradzione Dzieci automatisch afstevent op een onbekommerde hereniging tussen de journaliste en haar biologische ouders. Museridzes persoonlijke zoektocht gaat gepaard met hobbels en blijft uiterst beladen. Niet in het minst omdat vertrouwen, ook die tussen ouder en kind, nu eenmaal te voet komt, maar te paard gaat.

Imago

Triptyque Films / Need Productions

Met open armen wordt filmmaker Déni Oumar Pitsaev ontvangen in de Pankisivallei in Georgië. Over de grens ligt Tsjetsjenië, de Russische republiek waar hij ooit is geboren en nu niet meer welkom is. Terwijl veel landgenoten, waaronder ook familieleden, tijdens de Tsjetsjeense oorlogen van eind twintigste eeuw over de grens naar Georgië vluchtten, vertrok Déni als kind met zijn moeder naar Frankrijk. Nu heeft zij een stuk grond voor hem gekocht in Pankisi, zodat hij daar alsnog tussen z’n eigen mensen kan gaan leven.

Kalm probeert de beminnelijke Déni in de persoonlijke film Imago (109 min.) weer vertrouwd te raken met zijn familie en andere Tsjetsjenen ter plaatse en neemt hij de bijzonder fraaie omgeving in zich op. Kan de inmiddels bijna veertigjarige banneling hier een volwassen versie van de boomhut bouwen, waarover hij als kind fantaseerde? En ziet hij überhaupt een toekomst voor zichzelf, in een rurale omgeving waar traditie en de islam nog altijd alomtegenwoordig zijn en man en vrouw gebonden aan strakke rolpatronen?

Hij wordt bijvoorbeeld continu bestookt met één en dezelfde vraag: wanneer gaat ie nu eindelijk eens trouwen? Voordat Déni kan doorgaan voor een klassieke Tsjetsjeense man heeft hij echter nog een lange weg te gaan. Tijdens het voetballen kijkt hij vooral toe. Bij een optrekstang geneert ie zich over z’n eigen verrichtingen. En een pistool, om eens lekker mee te schieten, boezemt hem vooral angst in. Nee, met hem winnen ze de oorlog niet. Blijft hij te midden van z’n eigen mensen dus niet gewoon een vreemde?

Zijn moeder Khalimat Pitsaeva komt vanuit Brussel ook nog even op bezoek. En zelfs zijn vader Vakha Magomadov, waarvan hij vervreemd is geraakt en die hij al acht jaar niet heeft gezien, komt poolshoogte nemen met zijn tweede vrouw Malika Abdulaeva en hun zoons Pamzan en Mokhammed. Ook hij is van mening dat zijn zoon nu eindelijk z’n verantwoordelijkheid moet nemen voor ‘de continuering van de clan’. Déni heeft intussen ook nog een appeltje met hem te schillen over zijn rol tijdens de oorlog.

Tijdens die confrontatie borrelen de emoties die in Imago, op het filmfestival van Cannes uitgeroepen tot beste documentaire, tot dan toe onderhuids hebben gesluimerd even op. En net zo snel als de gemoederen verhit zijn geraakt, koelen die ook weer af in deze subtiele en omfloerste film, waarin veel wordt gezegd zonder dat ’t wordt uitgesproken – en ook de kijker dus wordt uitgedaagd om tussen de regels door te lezen.

Soviet Bus Stops

http://www.sovietbusstops.com

Het is een variant op urbex fotografie, ook wel ‘urban exploring’ genoemd. De Canadese fotograaf Christopher Herwig legt alleen niet zomaar vervallen gebouwen of verlaten plekken vast, maar heeft zijn geheel eigen specialiteit ontwikkeld: Soviet Bus Stops (57 min.).

Hij doorkruist de voormalige Sovjet-Unie, op zoek naar architectonische hoogstandjes. De ‘bushokjesjager’ begint zijn zoektocht in deze roadmovie, die hij samen met Kristoffer Hegnsvad en Nicholas Zajicek maakte, in de Georgische stad Gori, de geboorteplaats van Jozef Stalin. Aan hem ontleent de documentaire ook zijn leidmotief. ‘Ideeën zijn krachtiger dan wapens’, liet de leider, die ruim dertig jaar met ijzeren hand regeerde, ooit optekenen. ‘We gunnen onze vijanden ook geen wapens. Waarom laten ze dan wel ideeën hebben?’

Ondanks deze dreigende taal durfden sommige ontwerpers wel degelijk een eigenzinnige bushalte te imagineren. Je moet ze alleen wel even zien te vinden, in een natie die inmiddels in vijftien afzonderlijke landen uiteen is gevallen. ‘Ondanks hun bescheiden omvang lijken ze zo moedig’, mijmert Herwig in één van de voice-overs, waarmee de film wordt aangestuurd. ‘Waren deze unieke ontwerpen een daad van rebellie? Een discrete roep om hulp in een samenleving waarin alles aan regels was gebonden? Of moeten ze toch worden beschouwd als Sovjet-propaganda?’

En Herwig wil natuurlijk geen ‘useful idiot’ van een verdorven regime worden. De bushokjes, in al hun kleur, lef en creativiteit, ogen in elk geval als een opmerkelijk vertoon van individualisme, in een natie die zwoer bij collectiviteit. Wie ze ooit heeft ontworpen, is lang niet altijd bekend. Als de fotograaf er toevallig één tegen het lijf loopt, springt hij nog net geen gat in de lucht. Stukje bij beetje komt hij zo op zijn tocht, die wordt begeleid door lekker zielloze synthmuziek, toch steeds meer te weten over die volstrekt eigenzinnige kunstwerken langs de weg.

Een masterplan om ze te behouden en als een soort permanente Sovjet-tentoonstelling beschikbaar te houden, ligt er overigens niet. Deze glorie vergaat onherroepelijk, zo lijkt het. Gelukkig heeft Christopher Herwig de foto’s nog – en wij deze oorspronkelijke film, die een nog altijd tot de verbeelding sprekende wereld documenteert via ‘de poëzie van de weg’.

Naja’s Mooiste Dans

Human

‘We dance together, we fight together!’ staat er op een protestbord van de demonstranten in de Georgische hoofdstad Tblisi. Ze verzetten zich tegen de gewelddadige sluiting van de nachtclub Bassiani, die jarenlang fungeerde als thuishaven voor het LGBTQ-smaldeel van Georgië. En dan voegt het hele plein de daad bij het woord en begint zich en masse te laven aan een kolossale beat. 

‘Het was de mooiste dans van mijn leven’, aldus Naja Orashvili, de eigenaresse van de nachtclub en activiste tegen wil en dank, in de korte documentaire Naja’s Mooiste Dans (13 min,) van Jan Beddegenoodts. Een perfecte manier om terug te slaan, nadat homohaat en kwaadaardige roddel in 2018 culmineerden in een politie-inval met opvallend veel machtsvertoon. Dans, eerder nog geboekstaafd als subversieve activiteit, werd nu ingezet als ontwapenend protestmiddel.

Beddegenoodts serveert het relaas van Orashvili in koortsachtig tempo uit met dampende dancemuziek en een straffe montage van beelden van het uitgaansleven, intimidatie van homoseksuelen en het drieste politie-ingrijpen. Hij vangt zo de gespannen atmosfeer in het Oost-Europese land en de ontlading die volgt als de gaygemeenschap het niet meer pikt en letterlijk in beweging komt.

‘Ik keek een beetje verlegen om me heen’, vertelt Orashvili. ‘Toen begreep ik dat, omdat ze ons verboden hadden om te dansen, dat dansen het wapen was om mee te vechten tegen de autoriteiten.’ En tegen zoveel ‘geweld’ blijkt zelfs het Georgische regime uiteindelijk weerloos.

De Kleine Man, Tijd En De Troubadour

EO

‘De kleine man voorzag dat er ruzie zou komen’, stelt Sipa Labakhua in de autobiografische voorstelling De Kleine Man, Tijd En De Troubadour (55 min.) van het poppentheater waarmee hij door zijn geboorteland Abchazië trekt. ‘Hij waarschuwde de zijnen, tevergeefs.’ Na de val van de Sovjet-Unie aan het begin van de jaren negentig ontstond er oorlog in de voormalige deelrepubliek waar Labakhua opgroeide en zijn vader, de kleine man, toentertijd een politieke functie bekleedde.

In deze bespiegelende roadmovie volgt Ineke Smits de zelfverklaarde troubadour door het land aan de Zwarte Zee, dat is getekend door de strijd met Georgië. Ze doorsnijdt zijn ontmoetingen met gewone burgers – van een jonge kunstenares die niets begrijpt van patriottisme tot twee zangeressen van traditionele Abchazische liederen – met passages uit zijn surrealistische voorstelling. ‘Dit is een parabel over de tijd die slaapt’, zegt Labakhua daarover in gesprek met zijn publiek. ‘Hij slaapt nog steeds, maar vermoordde mijn vader, hij verzwolg hem. Mijn manier om met slapende tijd om te gaan, is door ermee te spelen.’

Spelenderwijs werpt de poppenspeler, in eendrachtige samenwerking met Smits, elementaire vragen op over hoe we als mensen worden bepaald door onze oorsprong. Is dit land, met z’n Sovjet-flats, idyllische natuur en oorlogsruïnes, nog hun thuis? vraagt Labakhua zich af, terwijl hij door het land rijdt, een agressieve hond afschudt en steeds dichter bij zijn vader, de kleine man, komt. En waardoor wordt een thuisland überhaupt gekenmerkt? Na een lange tocht concludeert de troubadour voor zichzelf. ‘Mijn land is mijn kunst en mijn thuis is mijn talent. Daar zijn geen grenzen.’