Eno

Film First / Tiger Lily

‘Honour thy error as a hidden intention’, staat er op het eerste memokaartje dat Brian Eno, na een dagje in de studio met zijn toenmalige groep Roxy Music, in 1972 voor zichzelf maakte. Als een soort geheugensteuntje, voor de mens en de kunstenaar in hem. Er zouden er nog veel volgen. ‘If it can be said, it can be said simply’ bijvoorbeeld. ‘It’s quite possible (after all).’ Of: ‘Look most closely at the most embarrassing details and amplify them.’

Samen met de beeldend kunstenaar Peter Schmidt bracht Eno (86 min.) de kaartjes, onder de noemer Oblique Strategies, ook op de markt. En hij zette ze natuurlijk zelf in, bijvoorbeeld bij de opnames voor David Bowies Berlijn-trilogie. De man zelf kan er geanimeerd over vertellen in dit ingenieuze (zelf)portret, dat voor iedereen anders is. Letterlijk: algoritmen bepalen tijdens een screening wat de dan aanwezige kijker krijgt voorgeschoteld.

Documentairemaker Gary Hustwit heeft samen met visueel kunstenaar Brendan Dawes generatieve software ontworpen, waarmee steeds nieuwe scènes, overgangen en sequenties worden gecreëerd op basis van de interviews die hij met Eno heeft gedaan en diens schier onuitputtelijke archief. Elke vertoning van de film is dus anders. Een benadering die perfect aansluit bij de denk- en handelswijze van de muzikant, kunstenaar en algehele creatieveling.

Vanuit zijn eigen werkruimte dwaalt Brian Eno in de televisieversie van deze baanbrekende film, die natuurlijk wel gewoon lineair wordt is opgebouwd, af naar alle uithoeken van zijn werk als schepper van een geheel eigen universum. Een man in zijn hol. Een ‘shed’, maar dan wel een idyllisch gelegen en goed geoutilleerde schuur. Anderen lijkt hij daar niet nodig te hebben. Zoals in deze film ook geen andere personen aan het woord komen.

In de rechttoe rechtaan variant van Hustwits film, die sowieso geen regulier, chronologisch opgebouwd carrièreoverzicht wil worden, komen in elk geval Eno’s werk als producer voor Talking Heads, John Cale en U2 aan de orde, ‘s mans zorg over klimaatverandering en zijn rol als wegbereider van de muziekstroming ‘ambient’ (door menigeen weggezet als zielloos muzikaal behang, waardoor ‘enoësk’ een weinig vleiend predicaat werd) aan de orde.

Welke vorm de algoritmen deze documentaire ook geven, Eno blijft ongetwijfeld eerst en vooral een portret van de kunstenaar en zijn visie, het privéleven van de man daarachter komt slechts zijdelings aan bod in deze intrigerende film over gevoel, concept, creativiteit en experiment.

Hallelujah: Leonard Cohen, A Journey, A Song

IDFA

John CaleJeff Buckley en zelfs Shrek moesten eraan te pas komen, maar toen werd Leonard Cohens Hallelujah dan toch echt een absolute evergreen, die via televisieprogramma’s als The VoiceX Factor en – pak ‘m beet – Matthijs Gaat Door definitief zijn weg naar het grote publiek zou vinden. Het zorgde voor ‘een mild gevoel van wraak’ bij de Canadese zanger-songschrijver. Zijn eigen platenmaatschappij Columbia Records had de bijbehorende langspeler Various Positions, kant en klaar en dus allang betaald, in 1984 niet willen uitbrengen. Columbia’s baas Walter Yetnikoff vond het een waardeloze plaat en wilde er geen cent meer aan uitgeven.

Via een glorieuze omweg zou de wereld Hallejujah dus alsnog ontdekken. Het betekende ook eerherstel voor producer/arranger John Lissauer. Zijn bemoeienis met Various Positions leek enige tijd de nekslag voor zijn florerende opnamecarrière. Hij is één van de ‘helden’ van Hallelujah: Leonard Cohen, A Journey, A Song (118 min.) – in zoverre een documentaire over zo’n uitgesproken persoonlijkheid als Cohen nog andere helden toelaat. Als dat zo is, dan verdient natuurlijk ook Jeff Buckley een eervolle vermelding. De begenadigde zanger, zoon van singer-songwriter Tim Buckley, leek de ideale vertolker van het Hallelujah-gevoel. Totdat hij in 1997 op slechts dertigjarige leeftijd een fatale duik in de Mississippi-rivier nam.

Deze film van Dan Geller en Dayna Goldfein start bij Cohens laatste uitvoering van Hallelujah op 21 december 2013, reconstrueert daarna met insiders als journalist Larry ‘Ratso’ Sloman, zangeres Judy Collins, ’s mans rabbi Mordecai Finley, samenwerkingspartner Sharon Robinson en ex-vriendin Dominique Isserman de loopbaan van de zwaarmoedige bard en werkt zo toe naar de conceptie en wedergeboorte van het lied, waaraan hij jaaaaaren werkte, dat wel 180 verschillende coupletten zou hebben gehad en waarvan sommige zinnen maar liefst 250 keer zouden zijn herschreven. Maar dan, zo wil de mythe, heb je ook wat.

Al heeft Bob Dylan zijn vrind Leonard naar verluidt wel eens ingewreven dat hij zijn eigen songs soms binnen een kwartier schrijft, gewoon achter in een taxi. Grootspraak meent de Ierse zanger Glen Hansard, die samen met vakbroeders zoals Brandi CarlileEric Church en Rufus Wainwright enthousiast de zegeningen van Cohens songschrijverschap telt in deze krachtige documentaire. Die vindt een slimme middenweg tussen een portret van de zanger/poëet en het verhaal van zijn signatuursong, waarin ‘s mans ‘holiness’ en ‘horniness’ perfect samenkomen. Één van de beste muziekfilms van het jaar.

In de documentaire Judges Under Pressure zit, voor de liefhebber, ook nog een heerlijke versie van Hallelujah. De woorden Andrzej en Duda, die samen de naam van de Poolse president vormen, blijken perfect in de melodie van Hallelujah te passen. En dan is er snel een zangeres gevonden…

The Velvet Underground

Apple TV+

Het zou ongepast zijn geweest als Todd Haynes van The Velvet Underground (120 min.) zo’n typische joyeuze popdocu, waarin nostalgie de boventoon voert, had gemaakt. Hoewel de documentaire in wezen het vaste stramien van zulke films volgt – ontstaan, opkomst, bloei, implosie en herwaardering – is de toonzetting aanmerkelijk donkerder en wekt ook het veelvuldige gebruik van splitscreen licht vervreemdend. De film lijkt daarmee in eerste instantie al net zo weinig aaibaar als de experimentele rockband rond zanger/songschrijver Lou Reed en multi-instrumentalist John Cale.

Zij creëerden samen met gitarist Sterling Morrison en drummer Maureen Tucker, en onder de hoede van popartheld Andy Warhol, in de tweede helft van de jaren zestig een geheel eigen universum. Met als voornaamste wapenfeit dat klassieke debuutalbum uit 1967, met tijdloze Reed-songs over drugsgebruik en sadomasochisme zoals Venus In Furs, Heroin en I’m Waiting For The Man, vocale bijdragen van de Duitse actrice/zangeres Nico (Femme Fatale, All Tomorrow’s Parties en I’ll Be Your Mirror) en natuurlijk Warhols klassieke bananenhoes.

Haynes neemt de tijd om toe te werken naar het ontstaan van The Velvet Underground. Eerst schetst hij de achtergrond van de twee belangrijkste groepsleden, de getormenteerde Reed en zijn Welshe tegenpool Cale, en hoe zij elkaar vonden in de avant-garde scene van New York. Daarna zoomt hij in op de illustere band zelf en z’n natuurlijke omgeving, Warhols Factory. Hij spreekt met de twee nog levende bandleden, John Cale en Maureen Tucker, laat Lou Reeds zus Merrill en vertegenwoordigers van de toenmalige scene aan het woord en vult dat aan met archiefinterviews met Reed, Morrison en Nico.

Met een arty montage van concertbeelden, foto’s, kunstwerken, posters, performances en tijdsbeelden weet Todd Haynes vervolgens de geest van de band goed te pakken te krijgen. The Velvet Underground is daardoor precies de bandfilm – conventioneel met een rafelrandje – geworden die de goegemeente verwacht. En dat is in dit geval niet eens een diskwalificatie.