Nazaten

KRO-NCRV

Geluk is juist niet met de dommen. Dat kun je zelf afdwingen. Het zit in de blik waarmee je naar de wereld kijkt. Naar die nieuwe postbode. Het boekenkastje dat jij naast je brievenbus hebt gehangen en dat hij regelmatig leeghaalt. Het gesprek dat je daarover met hem aanknoopt. En dat je direct aanslaat als hij te midden van zijn verhaal over ‘gratis kennis’ verzamelen voor mensen in de Surinaamse jungle, hoort dat de naam Bromet daar, in die voormalige Nederlandse kolonie, verrassend vaak voorkomt.

Some guys have all the luck, maar Frans Bromet had ‘t daar natuurlijk bij kunnen laten. Het lampje in het hoofd van de geboren verhalenverteller had niet hoeven te gaan branden. Hij had het bijbehorende pling-geluidje kunnen negeren. Dan was er dus geen film gekomen. Althans, niet deze film. Vast wel weer een andere. Want Bromet, uit Ilpendam, filmt nog altijd per strekkende meter. De camera stopt pas met draaien als Frans de record-knop niet meer weet te vinden. Tot die tijd blijft hij op zoek naar verhalen om op te diepen, samen te stellen of eruit te persen. Ook in zijn eigen leven: bij zijn Joodse afkomstGroenLinkse dochter of gezondheidsproblemen.

Op naar Suriname dus, naar naamgenoten – en een shotje van de Brometstraat. Al snel wijst één van z’n nieuwe ‘familieleden’ hem op ene Hermanus Bromet (1725-1813), de man die hun gezamenlijke naam naar Suriname bracht. Eenmaal thuis duikt nazaat Frans direct in het levensverhaal van deze illustere voorouder: de ras-Amsterdammer streed voor gelijke rechten voor Joden in Nederland, werd het eerste Joodse Tweede Kamerlid én woonde ook een jaar of twintig in Suriname, waar hij volgens hoogleraar Joodse Studies Bart Wallet ‘handelde in Afrikaanse tot slaaf gemaakten’. Dat is even slikken voor Bromet, Frans welteverstaan. ‘Ik ben dus familie van een slavenhandelaar.’

En dan is de stap snel gezet – tenminste, volgens zijn postbode Brian Saaki, een afstammeling van de Marrons waarop Hermanus in de Surinaamse jungle zou hebben gejaagd – naar herstelbetalingen. Maar moet iemand die zelf niets heeft misdaan daarvoor dan betalen en vergeving vragen? werpt Bromet tegen, namens al die witte Nederlanders die ter verantwoording worden geroepen voor dat beladen verleden. Brian is echter onverbiddelijk over wat hij ‘de zwarte Holocaust’ noemt. ‘Ik heb ‘t niet meegemaakt, maar toch heb ik er moeite mee’, zegt hij, om vervolgens tegenover Bromet te concluderen: ‘Je kunt de verantwoordelijkheid niet uit de weg gaan.‘

Via zijn omstreden voorvader en diens Nazaten (51 min.), waarvan een belangrijk deel ook een donkere huidskleur heeft, is de Nederlandse filmmaker ondertussen dus aanbeland bij één van de meest gevoelige thema’s van onze tijd: Neerlands koloniale geschiedenis en hoe dat nog altijd opspeelt. En het begon dus met een eenvoudig boekenkastje en een nieuwe postbode – en het spiedende oog van Frans Bromet. Dat ‘geluk’ afdwingt – of een handje helpt.

Theo van Gogh, De Hunkering

Andy Gray / BNNVARA

Zou hij toch nog een grote publieksfilm hebben gemaakt? Over welke onderwerpen zou Theo zich boos maken? En welke zelfverkozen vijanden zou hij aanhoudend tot op het bot hebben beledigd?

Twintig jaar nadat Theo van Gogh (1957-2004) op klaarlichte dag met bruut geweld werd gedood op de Linnaeusstraat – door burgemeester Job Cohen destijds vervat in de onvergetelijke woorden ‘er is vandaag een Amsterdammer vermoord’ – lijkt de filmer, meesterinterviewer, columnist, provocateur, televisiemaker en onversaagde ridder voor het vrije woord nog even relevant als in de pak ‘m beet 25 jaar dat hij de goegemeente compleet voor zich innam of geestdriftig tegen zich in het harnas joeg.

Nadat Cohens zoon Jaap dit jaar al een zéér leesbare biografie uitbracht, De Bolle Gogh, is er nu een vierdelige serie van documentairemaker David de Jongh, die eerder schrijfster Renate RubinsteinFrans Bromet en zijn eigen vader, de fotograaf Eddy de Jongh, vereeuwigde in zéér kijkbare films. Theo van Gogh, De Hunkering (193 min.), gebaseerd op research van Jaap Cohen, start bij ‘s mans tragische einde op 2 november 2004 en fladdert daarna associatief door z’n veelbewogen leven.

Het verteltempo ligt enorm hoog – alsof zo Van Goghs dadendrang moet worden benaderd. De miniserie krijgt daarmee ook iets hakketakkerigs. Het ene deelonderwerp is nog niet afgewikkeld – met een springerige montage van (ingelezen) interviewfragmenten, filmscènes, columns, persoonlijke brieven, gedramatiseerde taferelen en korte quotes van een veelheid aan sprekers – of een volgend thema klopt alweer op de deur. Het verveelt geen seconde, maar of alles ook even goed binnenkomt?

Theo van Gogh, De Hunkering wordt min of meer chronologisch verteld en begint dus bij de gelukkige jeugd waaraan hij volgens eigen zeggen leed in Wassenaar. Met een zeer uitgesproken moeder, de regelmatig met haar botsende vader en beroemde familieleden, schilder Vincent van Gogh en diens broer Theo, om tegenaan te schoppen en stiekem te bewonderen. Vrijwel alle mensen die ertoe deden in zijn hoekige bestaan zijn verder van de partij en spreken zonder meel in de mond.

Er zijn natuurlijk uitzonderingen: zijn zussen Jantine en Josien en zoon Lieuwe hebben geen zin in een interview. Ellik Bargai, de hoofdpersoon van Van Goghs film Vals Licht (1993) die er met zijn vriendin Heleen vandoor ging, laat ook verstek gaan. En vanzelfsprekend zijn ook de mikpunten van Theo’s spot, weerzin en woede, op alle mogelijke manieren en langdurig in de openbaarheid uitgevent, wel wijzer. Geen Thom Hoffman, Sonja Barend, Leon de Winter, Caroline Tensen of Monique van de Ven dus.

Behalve al Van Goghs publieke activiteiten en zijn permanente oorlog tegen hypocrisie blijft er dan nog méér dan genoeg smeuïgs over: uitbundig fabuleren, drugsgebruik, allerlei vormen van deviante seks en een al dan niet geconsumeerd Oedipus-complex bijvoorbeeld. In die wirwar van beelden en typeringen is vooral Van Goghs buitenkant te zien: die pretoogjes, sardonische grijns en dikke pens, na alwéér een duivelse provocatie. De man – of zo u wilt: het jongetje – daarachter houdt zich veelal schuil.

Dat zit ongetwijfeld ook in de aard van het medium televisie. Jaap Cohens biografie voelt minder als een rariteitenkabinet en is coherenter en genuanceerder dan deze miniserie. De Jongh kan dan weer de aanloop naar Van Goghs dood indringend in beeld brengen. Zijn bikkelhard verwoorde kritiek op de Islam mondt uit in de controversiële film Submission. Die maakt hij op initiatief van Ayaan Hirsi Ali. Het is volgens journalist Yoeri Albrecht een ‘game of chicken’. Theo wil niet voor haar onderdoen.

En daarmee komt in de zomer van 2004 een fatale dynamiek op gang rond Van Gogh, die er ten onrechte van overtuigd leek te zijn dat een ‘dorpsgek’ niet vermoord zou worden. Geen nieuwe films, fixaties of vijanden meer. Geen larger than larger than life-persoonlijkheid ook, met ongetwijfeld een verrassend klein hartje. En hoewel hij inmiddels twintig jaar dood is, heeft het enfant terrible der enfant terribles Theo van Gogh als schouwspel nog altijd nauwelijks aan kracht ingeboet.

Trailer Theo van Gogh, De Hunkering