De Rockstar À Tueur: Le Cas Cantat

Netflix

Ze zou tegen de verwarming zijn gevallen. De zware verwondingen die de bekende Franse actrice Marie Trintignant in de nacht van 26 op 27 juli 2003 heeft opgelopen, corresponderen alleen helemaal niet met een tragisch ongeval. Het verhaal dat haar nieuwe geliefde, de bekende zanger Bertran Cantat, tegen de Litouwse politie heeft verteld, kan dus niet kloppen.

De twee zijn in Vilnius vanwege de opnames voor een film, waarin zij een belangrijke rol speelt. De frontman van de populaire rockband Noir Désir komt haar daar opzoeken en wordt, vanwege zijn bezitterige en jaloerse gedrag, al snel beschouwd als een stoorzender op de filmset. Op hun hotelkamer is het ‘s nachts tot een serieus handgemeen gekomen, moet Cantat al snel toegeven, waarna Trintignant, een telg van de bekende Franse filmfamilie, in coma is beland.

In De Rockstar À Tueur: Le Cas Cantat (124 min.) reconstrueren Zoé de Bussiere, Karine Dusfour, Anne-Sophie Jahn en Nicolas Lartigue de geruchtmakende zaak, die Frankrijk ruim twintig jaar geleden in rep en roer heeft gebracht. Als het nieuws uitlekt dat Marie Trintignant op de intensive care voor haar leven vecht, is nog helemaal niet bekend dat zij een relatie heeft met Cantat, die voor haar halsoverkop zijn Hongaarse vrouw Krisztina Rády en hun twee kinderen heeft verlaten. 

Deze driedelige true crime-serie vliegt De Casus Cantat niet al te subtiel aan en probeert in eerste instantie vooral uit te vlooien wat er zich precies heeft afgespeeld tijdens die traumatische nacht in dat Litouwse hotel. Een cruciale rol is daarbij weggelegd voor een publiek verhoor van de – afhankelijk van wie je ‘t vraagt – zeer emotionele/manipulatieve Bertrand Cantat, die de verantwoordelijkheid voor de dramatische gebeurtenissen ook nadrukkelijk bij het slachtoffer legt.

Zijn ex-vrouw Krisztina bivakkeert daarbij nadrukkelijk aan zijn zijde en staat in voor zijn karakter. Nee, Bertrand is tegenover haar nooit gewelddadig geweest, houdt ze vol, waarschijnlijk ook in het belang van hun kinderen. Die aap zal in de slotaflevering van deze miniserie nog een dramatisch staartje krijgen als de twee hun gezamenlijke leven vervolgen. Met terugwerkende kracht wordt dan ook duidelijk dat Marie Trintignants tragische lot wellicht te voorkomen was geweest.

Als de situatie in die Litouwse hotelkamer niet simpelweg was afgedaan als een passiemoord, zo’n tot de verbeelding sprekende ‘crime passionel’. Als Trintignant – vier kinderen van vier verschillende vaders, wat ben je dan voor een vrouw? – niet doelbewust was afgeschilderd als een onmogelijke femme fatale. En als hij, de onweerstaanbare zanger, niet vergoelijkend was bekeken als zo’n typische gekwelde ziel die de rockhistorie wel vaker aflevert.

Het is de trieste conclusie van een casus die tegelijk gauw en nooit mag worden vergeten.

Jimi Hendrix: The Guitar Hero

Jimi

Als zwarte Amerikaan moet Jimi Hendrix in de tweede helft van de jaren zestig eerst in Groot-Brittannië een held worden, voordat hij in eigen land kan doorbreken. Daar wordt rock dan nog vooral beschouwd als een witte aangelegenheid – terwijl die muziek onmiskenbaar zwarte wortels heeft. Een halve eeuw later geldt Jimi Hendrix: The Guitar Hero (88 min.) overigens nog altijd als één van de weinige zwarte iconen van de rockmuziek.

In deze popdocu uit 2010 loopt regisseur Jon Brewer, die zelf overigens ook aan het woord komt als voormalig bandmanager, het leven van de meestergitarist door. Dat begint in een gebroken gezin in Seattle, met twee stevig innemende ouders. Zijn moeder Lucille overlijdt als Jimi vijftien is. Vanaf dat moment staat hij er min of meer alleen voor. ‘Hij vond dat hij geen familie had’, vertelt zijn ex-vriendin Kathy Etchingham. ‘Zijn vader mocht hij niet. En hij dacht ook dat hij zijn vader niet was.’ Jimi’s jongere broer Leon was tot zijn derde zelfs in de veronderstelling dat Jimi zijn vader was. ‘Want hij was degene die voor me zorgde en boterhammen voor me smeerde.’

Hendrix geldt dan al als de beste gitarist van de wijde omgeving. Via klussen als ‘hired hand’ van artiesten zoals Little Richard, waarmee hij het vak definitief onder de knie krijgt, en die essentiële trip naar het Verenigd Koninkrijk, waarbij hij alle toonaangevende Britse muzikanten helemaal van hun sokken blaast, ontwikkelt Hendrix zijn eigen stiel en stijgt vervolgens tot grote hoogten. Totdat ook hij op de ultieme rock & roll-leeftijd van 27, net als zijn generatiegenoten Jim Morrison, Brian Jones en Janis Joplin, zijn laatste adem uitblaast. De precieze toedracht van dat tragische overlijden, op 18 september 1970 in een Londense hotelkamer, is nooit helemaal opgehelderd.

Brewer geeft vakbroeders, tijdgenoten en navolgers zoals Eric Clapton, Stephen Stills, Mick Taylor, Eric Burdon, Ginger Baker, Paul Rodgers en Slash ruim baan om de unieke speelstijl en het belang van deze gitaargod te duiden. Daarbij ontbreken de superlatieven, die nu eenmaal lijken te horen bij dit soort heldenportretten, natuurlijk niet. ‘Hendrix was uniek’, stelt zijn voormalige roadie Lemmy Kilmister, de latere frontman van Motörhead, bijvoorbeeld over de man die hem net voor zijn dood de kans wilde geven als bassist. ‘Zo iemand als hij zullen we nooit meer zien. Niemand zal z’n instrument ooit nog zo goed beheersen en zo’n pure ziel hebben.’

Jimi Hendrix: The Guitar Hero maakt dit ook zeker zichtbaar, maar had dat, met minder pratende hoofden en meer bewijsmateriaal in de vorm van (klassieke) concertbeelden, wel beter voelbaar kunnen maken.

Kurt Cobain: Montage Of Heck


‘I hope I die before I get old’, beweerde de nog altijd springlevende Pete Townshend halverwege de jaren zestig in My Generation, het lijflied van de babyboom-generatie. De gitarist van The Who wordt deze week 73. Bij de man die ruim 25 jaar later het lijflied van de generatie X zou neerpennen, Smells Like Teen Spirit, eindigde het leven al op 27-jarige leeftijd. In 1994 voegde hij zich eigenhandig bij een club van opvallend jong gestorven pophelden.

Kurt Cobain, de man die met Nirvana hoogstpersoonlijk alternatieve rock naar MTV en het bijbehorende miljoenenpubliek bracht. Het boegbeeld van slackers in de hele wereld. En de ontheemde twintiger, een jongen nog, die worstelde met zichzelf, zijn plots verworven roem en het leven in het algemeen. In de fabuleuze biografie Kurt Cobain: Montage Of Heck(132 min.) komt regisseur Brett Morgen voorbij het stereotiepe beeld van De Getormenteerde Zanger, dat zo vaak van Cobain is geschetst, en slaagt hij erin om daarachter de kleine Kurt te vinden.

Daaraan liggen een aantal opvallende keuzes ten grondslag. Zo hanteert Morgen op het gebied van interviews stringent het ‘less is more’-principe. Waar voor de meeste popbiografieën een karrenvracht aan celebrities wordt ingevlogen, beperkt Morgen zich tot louter essentiële bronnen: Cobains moeder, vader, stiefmoeder, zus, ex-vriendin, weduwe Courtney Love en Nirvana-bassist Krist Novoselic. Zelfs Nirvana-drummer (en tegenwoordig boegbeeld van The Foo Fighters) Dave Grohl, die blijkbaar niet op tijd kon worden geïnterviewd, ontbreekt in de film. Door die scherpe keuze blijft rock & roll-bullshit achterwege en kan de film direct door naar de kern.

Bij de aankleding van zijn documentaire heeft hij zichzelf dan weer geen enkele beperking opgelegd. Met zichtbaar plezier maakt Brett Morgen – naast de gebruikelijke obligate popinterviews en enerverende concert- en studiobeelden – gebruik van Cobains dagboekfragmenten, brieven en naargeestige tekeningen, vertederende familiefilmpjes en speciaal voor de film gemaakte animaties (waarvan overigens niet iedereen gecharmeerd was). Die paart hij op virtuoze wijze aan Nirvana’s overbekende rocksongs, die daardoor van een extra dimensie worden voorzien. Alsof je ze voor het allereerst hoort. Dat lijkt me een verdienste op zich.

Uiteindelijk drijft Montage Of Heck echter op een klein menselijk verhaal: over een jongetje dat door allebei zijn ouders werd afgewezen en daarna met zijn ziel onder zijn arm, en het hart op de tong, door het leven moest. Het is maar al te goed voor te stellen dat in die door allerlei lichamelijke en psychische klachten geteisterde schreeuwzanger nog dat enthousiaste blonde menneke uit de Cobain-jeugdfilmpjes zat verstopt. Ergens onderweg is hij onherstelbaar beschadigd geraakt en de drang ontstaan tot zelfmedicatie – en, uiteindelijk, zelfdestructie.

Regisseur Brett Morgen, die onlangs een prachtige biografie maakte over een ander icoon, de beroemde primatologe Jane Goodall, slaagt erin om van het fenomeen Kurt Cobain weer een mens van vlees en bloed te maken. Terwijl hij in de laatste fase van zijn leven afglijdt in een heroïneverslaving, zet de zanger samen met zijn vrouw Courtney tegen beter weten in een kind op de wereld en blijft hunkeren naar zoiets als een traditioneel gezin. De uiteindelijke afloop staat al bijna 25 jaar vast en zindert desondanks nog wel even na.

Amy


Ja, ook zij werd slechts 27 jaar! Amy Winehouse, de Britse popdiva die de strijd verloor met haar demonen. Met haar vroegtijdige dood trad ze toe tot de zogenaamde 27 Club, een illuster rijtje popgrootheden dat op 27-.jarige leeftijd het tijdelijke voor het eeuwige verwisselde: Kurt Cobain (Nirvana), Janis Joplin, James Morrison (The Doors) en Jimi Hendrix zijn (helaas) ook lid. De komende vrijdagen herhaalt de NPO documentaires over deze getroebleerde helden, die veel te jong stierven en zo (?) een heldenstatus verwierven. Te beginnen dus met Amy.

‘They tried to make me go to rehab’, zingt ze met die karakteristieke diepe stem in haar grootste hit Rehab. ‘But I said no, no, no.’ Het bleken profetische woorden. Afkicken van drank en drugs zou er uiteindelijk niet inzitten voor Amy Winehouse. Ze liet zich met huid en haar verslinden, in de ban van een soort onontkoombare zelfdestructie. En dat zie je ruim twee uur aankomen in Asif Kapadia’s meeslepende portret van de Britse zangeres, dat hem in 2016 een Oscar voor beste documentaire opleverde.

Waarom? Daarnaar kunnen we alleen gissen. Was het die dodelijke onzekerheid en verlegenheid, die zo contrasteerde met het sterrendom? Haar moeizame verhouding met vader Mitch, die zijn dochter rücksichtslos zou hebben geëxploiteerd (en naderhand woest was op de maker van deze film)? Of toch die foute ex-man Blake Fielder-Civil, die haar steeds weer meetrok in het drijfzand van verslaving? Een eenduidig antwoord geeft Amy niet. En dat is frustrerend. Alsof de eindbestemming, een roemloos (?) einde in fatale dronkenschap, allang vaststond en alleen de precieze weg ernaartoe nog moest worden uitgestippeld.

Met een weldaad aan archiefmateriaal maakt Kapadia Winehouses onvermijdelijke afdaling naar de hel voelbaar. Hij ondersteunt de opgediepte jeugdfilmpjes, radio-optredens, interviews, concerten en paparazzi-beelden met quotes van enkele zorgvuldig uit haar directe omgeving geselecteerde bronnen, zoals haar vader en echtgenoot. De geïnterviewden blijven letterlijk buiten beeld. Alle aandacht is gericht op de tragische figuur Amy, die net als Kurt, Janis en Jimi uitgroeide tot een popicoon, waarbij een achternaam overbodig is geworden.

Dit is iemand die wilde verdwijnen, zegt rapper Mos Def nochtans, met gevoel voor drama, in deze upppercut van een film. Of, zoals Winehouse het zelf treffend zingt in haar andere grote hit, Back To Black, waarin je sinds haar dood in 2011 allerlei betekenissen kunt terugvinden: ‘I’ll go back to black.’