Hidden Letters

Hu Xin / Cargo Film

Met de officiële opening van het Nushu Beijing International Culture Exchange Center is ‘Nushu’ daadwerkelijk erfgoed geworden. Duizenden jaren schreven Chinese vrouwen heimelijk hun zielenroerselen en ontberingen van zich af. Deze teksten, in een soort geheimtaal, belandden op waaiers en zakdoekjes, waren voor buitenstaanders nauwelijks toegankelijk en gingen doorgaans ook mee het graf in. Nu ‘de woorden van mieren’ een officieel thuis hebben gekregen, valt één ding op: tijdens de openingsceremonie staan er alleen mannen op het podium. En die vinden dat de nichecultuur nu maar eens goed moet worden vermarkt. Ze denken aan speciale smartphones of kwaliteitsaardappelen en overwegen samenwerking met Kentucky Fried Chicken.

Het is in elk geval níet belangrijk, zeggen de directeur van het centrum en een mannelijke medewerker zonder al te veel tact tegen hun twee vrouwelijke collega’s, dat Chinese vrouwen leren om Nushu te lezen of schrijven. Ze zijn immers geen liefdadigheidsinstelling. Het gesprek is exemplarisch voor hoe ideaal en praktijk met elkaar botsen in Hidden Letters (87 min.). Met de mond belijden die mannen soms nog wel dat het andere geslacht een volwaardige rol in de samenleving moet innemen, maar in de praktijk verwachten ze eigenlijk toch gewoon onderdanige types. Zoals de voormalige directeur van het Nushu Museum het uitdrukt: zolang vrouwen waarden als gehoorzaamheid, acceptatie en veerkracht in ere houden, gaat het goed met onze samenleving.

In deze gestileerde, met voorgelezen en -gezongen Nushu-teksten verrijkte film portretteren Violet Du Feng en Qing Zhao twee moderne Chinese vrouwen die zich bezighouden met het eeuwenoude vrouwelijke schrift. Hu Xin verzorgt rondleidingen in het aan Nushu gewijde museum in Jiangyong en treedt op in binnen- en buitenland. Na een ongelukkig huwelijk, waarbij haar ex-man duidelijk de broek aan had, woont ze tegenlijkertijd ook weer in bij haar ouders en vraagt zich af wat haar maatschappelijke status eigenlijk heeft te betekenen. ‘Iedere vrouw droomt van een gelukkig gezin: haar eigen kind en een liefhebbende echtgenoot’, constateert ze somber. ‘Mijn prestaties maken me nog niet tot een goede vrouw.’

Hu Xin heeft een speciale relatie opgebouwd met een bejaarde Nushu-beoefenaar, He Yanxin. Met een ontwapenende glimlach spoort deze vertegenwoordiger van een eerdere generatie, die haar peren beslist heeft gezien in het leven en die dit altijd kwijt heeft gekund in persoonlijke en poëtische teksten, haar liefdevol aan om toch maar een vriend te gaan zoeken. Simu Wu, de andere hoofdpersoon van deze fraaie documentaire, staat op het punt om te trouwen en wil daarna liefst direct moeder worden. Haar verloofde benadrukt echter dat ze eerst een huis moeten gaan kopen. ‘Je moet de logica begrijpen’, doceert hij, alsof ze even op haar plek moet worden gezet. ‘Als jij eenmaal zwanger bent, komt mijn moeder helpen. Waar moet zij dan verblijven?’

En dus, begrijpt Simu Wu, moet werken nu voorop staan voor haar. Wat betekent dit dan voor haar grote passie Nushu? Manlief antwoordt bot: ‘Hoe kun je een hobby vergelijken met een echte baan?’ Het is, opnieuw, een treffende metafoor voor hoe lastig het is voor moderne vrouwen om hun weg te vinden in een land dat al sinds mensenheugenis achter hen aan hobbelt en dat die achterstand maar niet schijnt te kunnen of willen inlopen. Tegelijkertijd kunnen zij zich vasthouden aan de eeuwenoude Nushu-traditie, die inmiddels door menigeen op waarde wordt geschat en die ook zij wellicht weer verder kunnen brengen.

76 Days

MTV

Doordat bijna alle mensen in beeld een astronautenpak dragen, of op zijn minst een mondkapje, is vrijwel niemand herkenbaar: de vrouw die schreeuwt om haar overleden vader. De lui die bijna met geweld een plek in het ziekenhuis proberen af te dwingen. En de oudere man die weigert om zijn paspoort te laten zien en niet kan geloven dat hij het Coronavirus heeft opgelopen.

Het is aangrijpend en treffend tegelijkertijd: dit virus maakt geen onderscheid. Elk van de elf miljoen inwoners van de Chinese stad Wuhan kan COVID-19 krijgen. En is dan aangewezen op de zorg in vier ziekenhuizen, die inmiddels volledig overvraagd zijn. Met artsen en verpleegkundigen die er het beste van proberen te maken. En het soms ook niet meer weten. Echt niet. Overvallen door een pandemie die het normale bestaan helemaal lamlegt.

De stortvloed aan steeds weer nieuwe patiënten dreigt hen in de eerste van de in totaal 76 Days (93 min.) dat de stad in lockdown was volledig te overspoelen. Intussen wordt er op de afdeling gynaecologie een keizersnede uitgevoerd, want het leven gaat zelfs in de meest stressvolle periodes gewoon door. De plastic bak met paspoorten en smartphones van overledenen raakt alleen voller en voller. Alles wordt netjes gedesinfecteerd, natuurlijk.

Gaandeweg beginnen de futuristische zorgfabrieken in deze observerende documentaire van Hao Wu, Weixi Chen en – hij weer! – Anonymous weer te ogen als reguliere ziekenhuizen, met patiënten die zowaar een gezicht blijken te hebben. En hoewel de medewerkers er nog altijd uitzien als zorgrobots, proberen ze wel degelijk humane zorg te verlenen in deze hachelijke tijden. Deze aangrijpende film is een eerbetoon aan de heldendaden die zij tijdens hun werk hebben verricht.

Als de lockdown zijn einde nadert en het eerste gevaar van het Coronavirus lijkt te zijn geweken, is er alleen nog die plastic bak. Daaraan is een loodzware taak verbonden: de persoonlijke bezittingen moeten worden overhandigd aan de nabestaanden van de slachtoffers van de allereerste COVID-19 golf.

Pete En De Bananen

VPRO

Geel van buiten, wit van binnen. Een banaan dus. Zo noemt Pete Wu zichzelf en andere Chinees-Nederlandse jongeren. Ze zitten gevangen tussen de Chinese cultuur van hun ouders en de Nederlandse samenleving, waarbinnen ze zijn opgegroeid. Met verwachtingen en aspiraties als ieder ander, maar in de ogen van hun ouders voorbestemd om een andere banaan te huwen – en een ‘Chinees’ of snackbar over te nemen.

In Pete En De Bananen (58 min.), gemaakt met Willem Timmers, gaat Wu in gesprek met andere Chinees-Nederlandse jongeren over hun liefdesleven en de verwachtingen die zij daarbij ervaren vanuit de gesloten Chinese gemeenschap en de eisen die aan hen worden opgelegd door Nederlanders, voor wie wit en westers nog altijd de norm is (en probeer die maar eens niet te verinnerlijken).

Pete’s zoektocht brengt hem in contact met een jonge vrouw die haar niet-Chinese verloofde jarenlang verborgen hield voor haar vader en moeder, een succesvol Aziatisch model en een voormalige sekstelefoniste die zich specialiseerde in klanten met zogenaamde ‘yellow fever’ (en die eerder is geportretteerd in de documentaire Hallo Met Kyoko). Hij gaat verder voor het eerst op date met een andere Banaan en laat zich doorlichten door een (eveneens Aziatische) therapeute, ontmoetingen die soms nét iets te geconstrueerd aandoen.

Wu en Timmers omlijsten al die gesprekken met gestileerde geel gekleurde sequenties en stijlvolle synthmuziek. Waarbij Pete’s zeer persoonlijke voice-overs een verdiepende laag aanbrengen en echt inzicht geven in zijn zielenleven, dat onlosmakelijk verbonden is met zijn afkomst en de plek waar hij opgroeide. Een manier van zijn, waarbij geel en wit inmiddels volledig door elkaar lopen.

The Road To Fame

VPRO

Hele generaties zijn ermee opgegroeid: Fame. Eerst was er de film, toen een serie en tenslotte de musical. Het is de ultieme voorstelling over theatertalent dat klaar staat om het he-le-maal te gaan maken. Beter: vóór theatertalent dat klaar staat om het he-le-maal te gaan maken. Een ideale springplank naar een leven op het podium.

Ditmaal komen de aspirant-beroemdheden uit China. Ze studeren aan de Centrale Theateracademie in Beijing. Daar kom je natuurlijk niet zomaar binnen. Alleen de allerbesten worden toegelaten. En die zijn nu klaar om af te studeren, met de eerste voorstelling die wordt gemaakt in samenwerking met Broadway. The Road To Fame (57 min.) dus, vervat in een vermakelijke film van Hao Wu uit 2013.

Standaardverhaal zou je daarover in eerste instantie zeggen. De één haalt het wel, een ander niet. En tussen (het kleine) begin en (verplicht grootse) eind zit heel wat drama. Het pad dat moet eindigen met een staande ovatie begint alleen wel in een land dat jaren een strikte éénkindpolitiek heeft gevoerd. Met succes, zou je kunnen zeggen. Deze jongvolwassen behoren tot de eerste naoorlogse generatie die in relatieve welvaart is opgegroeid.

Én zonder broertjes of zusjes, dat ook. ‘Ze zijn allemaal enig kind’, constateert hoofd musicalopleiding Liu Hongmei. ‘Ouders en vier grootouders. Zes paar ogen op één enkel kind. Dus ze zijn heel erg verwend.’ Je zou ook kunnen zeggen: zij alleen moeten de onvervulde dromen van hun familie verwerkelijken. Of, bij de minder gefortuneerde gezinnen, zorgen voor een stabiel inkomen. En dat is bepaald geen sinecure in een land dat gebukt gaat onder jeugdwerkeloosheid.

Wie van hen een wereldster wordt? En wie voorbestemd is om zijn levensdagen te slijten als slecht betaalde zanger in het barcircuit? Vooralsnog gaat het om een plek in de zogenaamde A-selectie, met talenten die daadwerkelijk in de voorstelling mogen gaan spelen. De ingevlogen Amerikaanse regisseur is alleen niet enthousiast. ‘Puur verstand, geen gevoel’, constateert hij onderkoeld. Zijn collega beaamt: ‘Ja, dat leren ze hier niet.’

Er is dus daadwerkelijk nog een wereld te winnen voor deze ambitieuze jongelingen, die in deze gelaagde documentaire model staan voor een nieuwe generatie opgroeiende Chinezen.

The Road To Fame is hier te bekijken.

Wu-Tang Clan: Of Mics And Men

Don’t grow old gracefully’, voegde Pete Townshend The Rolling Stones ooit toe bij hun introductie in The Rock And Roll Hall Of Fame. ‘It wouldn’t suit you.’ En als dat voor één hedendaagse act ook zou moeten gelden, dan is het voor The Wu-Tang Clan. En zie daar: 25 jaar na dato opereren de New Yorkse hiphoppers nog altijd als een hechte eenheid, die tegelijkertijd elk moment kan ontsporen.

Individueel zouden deze jongens uit een achterbuurt in Staten Island, die vrijwel allemaal opgroeiden in een vaderloos gezin en daarna in de welig tierende drugswereld belandden, stuk voor stuk uitgroeien tot absolute wereldsterren: RZA, Method Man, Ghostface Killah, GZA, Masta Killa, Raekwon, Cappadonna, Inspectah Deck, U-Love en de onverbeterlijke brokkenpiloot Ol’ Dirty Bastard (die in 2004 overleed aan een fatale combinatie van cocaïne en pijnstillers). En dat zette, natuurlijk, druk op het collectief. In de vierdelige documentaireserie Wu-Tang Clan: Of Mics And Men (232 min.) van Sacha Jenkins wordt dat niet onder het tapijt geveegd. Geld en onderlinge wedijver hebben heel veel verpest.

Een pijnlijk voorbeeld daarvan is de relatie van Wu-Tangs onbetwiste spil Robert ‘RZA’ Diggs met zijn oudere broer Mitchell ‘Divine’ Diggs, die jarenlang de zakelijke belangen van de groep behartigde. Divine moest met lede ogen aanzien hoe er in Wu-Tang Clan-verband enorme sommen geld werden verkwist en kon/kan al helemaal niet begrijpen dat zijn broer anderen ruimte gaf om elders een solocarrière op te starten (en zo het bedrijf tientallen miljoenen lichter maakte). Voor RZA is het echter nog altijd simpel: een ‘brother’, zo niet zijn eigen broer, is belangrijker dan de knaken. Divine, die sindsdien duidelijk goed heeft geboerd, blijkt nog altijd niet on speaking terms met de rest van de groep, maar doet wel degelijk zijn zegje in de serie.

En ook sommige anderen hebben nog een rekening te vereffenen met elkaar. Neem dat gerust letterlijk. Treffend zijn bijvoorbeeld de verwikkelingen rond het album Once Upon Time In Shaolin (2015), waaraan de Tilburgse (!) reserve-Wu-Tanger Cilvaringz en diens beschermheer RZA zes jaar lang in stilte, stiekem dus, werkten. Diverse clanleden hadden naderhand het gevoel dat ze erin waren geluisd. Toen ze op verzoek een stukje inrapten, was er helemaal geen sprake van een officiële Wu-Tang Clan-langspeler, waarvan bovendien maar één (lees: 1) exemplaar op de markt zou worden gebracht. Toen het ding op een veiling voor twee miljoen dollar werd gekocht door ‘de meest gehate man van Amerika’, waren de rapen gaar.

Dergelijke strubbelingen geven de met veel interviews, archiefmateriaal en muziek opgetekende bandhistorie kleur, maar eigenlijk is de menselijke noot, als de hiphop-pet zogezegd even wordt afgezet, nog veel interessanter. Als Masta Killa en zijn vader bijvoorbeeld vertellen dat ze familie zijn van Marvin Gaye. Of als Method Man en U-God tijdens hun bezoek aan een voormalig bijbaantje, in het restaurant bij het Amerikaanse vrijheidsbeeld, weer even de tieners Clifford Smith en Lamont Hawkins worden. ‘Ik droom soms dat ik hier nog werk’, zegt Clifford (alias Method Man) tegen ‘meneer Hill, zijn voormalige leidinggevende. ‘Dit was echt de beste baan die ik ooit heb gehad.’ Waarna hij een veger en blik vraagt en nog eenmaal het restaurant rondgaat.

Al met al zijn de wildebrassen, getuige dit bijzonder aardige groeps- en zelfportret, toch nog behoorlijk gracieus opgegroeid. Als artiest, als lid van de Wu-Tang-familie én als vader van hun eigen kinderen. En die zogenaamde ‘volwassenheid’ staat ze niet eens slecht.

All In My Family

Netflix

‘Ik ben er keihard op tegen dat mensen zoals jij kinderen krijgen’, zegt mama Zhang zonder te verblikken of verblozen tegen haar zoon Hao. ‘Als je een normaal gezin had zoals je zus, zou ik er niet op tegen zijn.’ De Chinese vrouw is op bezoek bij haar kind en diens vriend Eric in New York en heeft bij aankomst ook al het hele huis gepoetst (dat speciaal voor haar komst al extra goed onder handen was genomen door Eric).

Papa drukt zich al even subtiel uit. Toen hij ontdekte dat zijn zoon homoseksueel was, gaf het al zijn dromen ‘een vernietigende klap’. Hao Wu is China niet voor niets op zijn twintigste ontvlucht. Behalve zijn voortdurend op elkaar vittende ouders, een begripvolle zus en die ene invoelende tante weet thuis niemand van zijn ‘situatie’. Daar zit hij gewoon nog/weer in de kast. Maar hoe moet het verder nu er kinderen, twee maar liefst, op komst zijn? En wat vinden ze thuis eigenlijk van het fenomeen draagmoeders?

In de korte egodocu All In My Family (40 min.) moet Hao niet alleen de confrontatie aangaan met zijn kibbelende ouders. Hij krijgt met de complete familie van doen. En die is te kenschetsen als driftig, bot en luidruchtig. Dat levert diverse ongemakkelijke scènes op, waarbij de filmmaker steeds voor de keuze staat of hij voor de camera (waarom eigenlijk?) met de billen bloot wil gaan of verder zijn leugen leeft. Want wil je als enige kleinzoon écht je inmiddels dik negentigjarige opa, die steeds roept dat je maar eens met een meisje thuis moet komen, nog een keer grondig tegen de haren instrijken?