Tinkebell. – Who Killed The Blue Bird?

Blackframe

Kunstenaars zoals zij zijn verhalenvertellers, vertelt Tinkebell bij herhaling in dit psychologische portret dat Judith de Leeuw van haar maakte. En dat is heel verantwoordelijk werk, beweert ze eveneens meerdere malen. Zij stelt dat ze daarmee de wereld wil redden, ook nét iets te vaak. Zoals iedereen zichzelf wel eens heeft horen praten en dan denkt: daar ga ik weer! Altijd dezelfde riedel. Bijna woordelijk hetzelfde als de vorige keer en de keer daarvoor. Het is een idee dat De Leeuw ten volle uitnut in deze collageachtige film over een kunstenaar die haar leven omvormt tot een verhaal.

‘Deze filmmaker en haar team hebben in de afgelopen drie jaar al het bewegende beeld dat ooit van mij is gemaakt verzameld en bekeken’, schrijft Katinka Simonse, alias Tinkebell, daarover in 2022 in een column voor het Parool. ‘Ze haalden mijn oude computers leeg, telefoons, oude video 8-tapes, televisiemateriaal en alles wat vrienden en familie van mij hebben. Ik geloof dat Judith de Leeuw daardoor inmiddels meer van mij weet dan ikzelf.’ En dat laatste heeft ze even daarvoor in Tinkebell. – Who Killed The Blue Bird? (70 min.) in min of meer dezelfde bewoordingen ook al eens beweerd.

Die film wordt daardoor nooit een routineus portret van de omstreden kunstenaar, die er voor heeft gezorgd dat ze uit duizenden herkenbaar is (met kleurrijke kleding en opvallende brillen), van zich deed spreken met een bizar kunstwerk (een handtas, gemaakt van haar eigen kat) en een sleutelrol speelde in de #metoo-kwestie rond een bekende politicus (waarover ze in een zoomcall nog stoom afblaast tegenover de filmmaakster). Al deze verhaalelementen komen wel degelijk langs in deze docu, maar niet netjes geordend. Eerder als willekeurig op tafel gedropte puzzelstukjes. Zoek ’t maar uit.

En dan is er nog het jeugdtrauma, dat alles zou kunnen hebben aangevuurd, maar voor hetzelfde geld ook gewoon een verhaal is waarmee Tinkebell de wereld wil redden – en waarmee zij, en vrijwel dezelfde woorden natuurlijk, ook op het podium belandt. Dat schuurt, irriteert en fascineert. En doet helemaal niet en toch ook weer wel denken aan De Leeuws knarsende film Ruut Weissman – De Hoofdpersoon (2020), waarin de theaterregisseur probeert te dealen met #metoo-beschuldigingen. Ook het levende kunstwerk Tinkebell is een hoofdpersonage ‘you hate to love’ (of precies andersom).

Waar Katinka Simonse continu een verhaal maakt van haar werk en leven – en daarbij steeds weer in verhaallijnen belandt, die ze zelf ook nauwelijks de baas lijkt te kunnen – zoomt Judith de Leeuw in op de persoon achter de woordenvloed. Zonder die het vuur aan de schenen te leggen of juist al te zeer mee te gaan in haar gedachtenspinsels. Een typisch voorbeeld van: show don’t tell – dat doet de hoofdpersoon zelf wel. De kijker mag en kan dan zelf bepalen wie ie wil zien: de kunstenaar, activiste, boze vrouw, verhalenverteller, hysterica, dromer of aandachtsjunk. Of allemaal tegelijk.z

Trailer Tinkebell. – Who Killed The Blue Bird?

The Queen

Kino Lorber

Jennie Livingstons documentaire Paris Is Burning (1980) geldt als een ijkpunt in de LHBTIQ+-historie. Een vitaal portret van de extravagante ballroom-scene van New York, een subcultuur waarbinnen homo’s, travestieten en transgenders een veilige wereld hebben gecreëerd voor zichzelf.

Twaalf jaar eerder was er echter al The Queen (65 min.), waarin filmmaker Frank Simon organisator en master of ceremonies Flawless Sabrina van de Miss All-America’s Camp Beauty Contest van 1967 en enkele deelnemers aan de schoonheidswedstrijd volgt. De drag queens worden ondergebracht in een hotel, waar ze alvast kunnen gaan werken aan hun voorkomen, uitdossing en performance. Tussendoor spreken ze met elkaar over uiteenlopende onderwerpen zoals (zelf)acceptatie, de oproep om te dienen in het leger en nut en noodzaak van een geslachtsoperatie.

Terwijl de queens zich prepareren voor een grootse avond loopt de spanning op. Lukt het bijvoorbeeld om al te opzichtige baardgroei weg te werken? Hoe kunnen de ‘ladies’ overtuigend een decolleté suggereren? En krijgt Richard, inmiddels verwend met overwinningen, nog op tijd een geschikte pruik geregeld? Als de bevallige Mario Montez met de onvermijdelijke Marilyn Monroe-pastiche Diamonds Are A Girl’s Best Friend de avond heeft geopend, verdwijnen al die issues echter subiet naar achtergrond en kan de missverkiezing van start.

Met een stijlvolle impressie van de verschillende onderdelen maakt Simon er een viering van ieders eigenheid van – al valt op dat het deelnemersveld veel witter is dan de ballroom-scene van Livingstons klassieke film. Daarna is het aan de jury om één van de missen te kronen tot ‘Thé Queen’. Als die geëmotioneerd alle felicitaties in ontvangst heeft genomen mag ze op een imposante troon plaatsnemen. En daarmee roept de winnaar, in een inmiddels klassiek geworden slotscène, de toorn over zich af van een andere deelnemer, Crystal Labeija.

Labija, die ook aan de basis zou staan van het House Of Labeija (waarvan een afvaardiging ook is te zien in Paris Is Burning), had zichzelf een veel betere koningin gevonden en laat dat op niet mis te verstane wijze weten.

Queendom

IDFA

Als performancekunstenaar past Gena Marvin perfect in deze tijd. De non-binaire jongeling oogt als een androgyne android. Een queer-versie van Marilyn Manson, die zich niets gelegen laat liggen aan maatschappelijke normen over hoe mannen en vrouwen eruit zien en zich behoren te gedragen. Op hakken bovendien, hóge hakken.

Daarvan moeten ze in Rusland, zo is al telkenmale aangetoond, he-le-maal niets hebben. En ook aan z’n grootouders, bij wie hij in de havenstad Magadan in het uiterste Oosten van Rusland is opgegroeid, heeft ‘Gennadiy Chebotarov’ (22) heel wat uit te leggen. Waarom gaat ie niet gewoon werken, een vrouw zoeken en een huis kopen? vraagt opa, die op zich het beste met z’n kleinkind voorheeft, zich herhaaldelijk af. Zou het leger misschien uitkomst kunnen bieden?

Gena wil weg uit haar geboorteplaats in de Goelag. Letterlijk: uit die pastorale omgeving, waar vroeger bannelingen van het Sovjet-regime naartoe werden gestuurd en waar nog altijd hard moet worden gewerkt voor een karig belegde boterham. En figuurlijk: uit het beknellende keurslijf van al wat als ‘normaal’ wordt betiteld door gewone Russen. In extravagante drag-kostuums zoekt en vindt Gena steeds weer de confrontatie met hen – en de aandacht die ze vast ook nodig heeft.

In Queendom (102 min.), de indrukwekkende film die Agniia Galdanova maakte over de geboren provocateur, kan dit bijvoorbeeld zomaar tot verwijdering uit een supermarkt of, natuurlijk, botte agressie leiden. In de observerende beelden die Galdanova’s cinematograaf Ruslan Fedotov van haar protagonist heeft geschoten is die dreiging permanent voelbaar. Elk ogenblik kan de één of andere onverlaat toeslaan – of het Russische regime bruut ingrijpen.

De hoofdpersoon lijkt dat zelf op de koop toe te nemen of zelfs als noodzakelijk kwaad te beschouwen. Gena is een entiteit geworden, die zich tijdens een demonstratie tegen de opsluiting van oppositieleider Aleksej Navalny bijvoorbeeld hult in een wel erg nauwsluitend pak van duct tape, in de kleuren van de Russische vlag. ‘Niemand, zelfs in Rusland, kan me bang maken’, zegt Gena, die van school dreigt te worden gestuurd, er zelf over. ‘Ik ben als een ridder in z’n harnas.’ 

Wat er in de persoon achter al dat uiterlijk vertoon omgaat probeert Agniia Galdanova te vatten met indringende gestileerde sequenties waarin Gena Marvin, op hoge hakken natuurlijk, haar geestestoestand, of die van haar land, uitspeelt op camera. In zulke ravissante scènes versmelten kunst en film met elkaar. In een vlammende documentaire over het verstikkende LHBTIQ+-klimaat in Rusland, een land dat door zijn leiders ondertussen ook nog een brute oorlog is ingetrokken.

En Gena heeft zowel het lef als de moed om zich daartegen, in stijl natuurlijk, te verzetten.

Big Fun In The Big Town

VPRO

Het is een kwaliteit: als maker weten, aanvoelen, wanneer je waar moet zijn. In de herfst van 1986 togen presentator Marcel Vanthilt, regisseur Bram van Splunteren, cameraman Deen van der Zaken en geluidstechnicus Bert van den Dungen naar New York om daar de opkomst van hiphop op te tekenen. De tv-docu Big Fun In The Big Town (40 min.) geldt inmiddels als een echte klassieker.

Nu hiphop een halve eeuw oud is en allang doorgedrongen tot de mainstream, krijgen die beginjaren alleen maar meer glans. Ook doordat de helden van toen nog zeer benaderbaar waren. Vanthilt belt bijvoorbeeld gewoon aan bij een huis in Queens. ‘Woont LL Cool J hier?’ vraagt hij aan de oudere vrouw die de deur opent. ‘Inderdaad’, antwoordt de grootmoeder van de dan achttienjarige rapper. Ze zijn van harte welkom. In de kleine woonkamer hangt een gouden plaat aan de muur.

LL blijkt gewoon een jongen die populair wil zijn bij de meisjes en daarom maar over de liefde rapt. Even daarvoor heeft een andere hiphop-grootheid, Darryl ‘DMC’ McDaniels van Run-DMC, al zijn nieuwe Cadillac laten zien en op straat gerapt over ‘My Adidas’. Zoals Grandmaster Flash, die met The Furious Five één van hiphops allereerste wereldhits (The Message) had, dan al een stoomcursus scratchen heeft gegeven en Doug E. Fresh mocht laten zien wat human beatboxen inhoudt.

Dit hiphop-document beschikt over nog meer uitgesproken troeven: platenbaas Russell Simmons van Def Jam Records, gangstarapper Schoolly D en wijlen Suliaman El Hadi, één van The Last Poets, een groep Afro-Amerikaanse dichters die vanaf eind jaren zestig politiek geladen spoken word-performances gaf en zo mede het fundament legde voor wat uiteindelijk hiphop zou worden. En op een feest is ook nog een jeugdige versie van de invloedrijke vrouwelijke rapper Roxanne Shante te ontwaren.

De hiphop van toen speelde zich vooral op straat in de grote steden af, waar groepen (zwarte) jongeren rondhingen en de drug crack zijn verwoestende entree begon te maken. Die wereld kreeg zijn weerslag in geheel eigen muziek, taal en stijl en werd treffend vereeuwigd door een groepje muziekpioniers uit Nederland en België. In eigen land zouden ze zo ook een hele generatie jongeren in aanraking brengen met hiphop. En die begonnen dan weer hun eigen stroming: nederhop.

Bart En De Zoektocht Naar De Dubbelganger

VPRO

Nadat hij een zwerfkei met heimwee uit de ‘hunnebedhoofdstad’ Borger, door een gletsjer aan zijn moedersteen in Finland ontrukt tijdens de voorlaatste ijstijd, langs allerlei deskundigen en instanties terug naar zijn oorsprong heeft begeleid in Bart En De Steen Die Terug Naar Huis Ging (2020), staat kunstenaar Bart Eysink Smeets nu weer voor een andere, door hemzelf bedachte uitdaging: hij wil de mensheid, te beginnen met zichzelf, ontdoen van het idee dat ieder individu uniek is – of moet zijn.

‘Ons streven om uniek te zijn is het fundament van de gehaaste, individualistische samenleving waar we in vast zitten’, doceert hij bij de start van wat alweer een doldwaas avontuur lijkt te gaan worden. ‘De wens om uniek te zijn zet ons aan het consumeren, vervuilen en stressen. Het zou wel eens onze ondergang kunnen betekenen.’ Maar, stelt hij zijn publiek in Bart En De Zoektocht Naar De Dubbelganger (55 min.) meteen gerust. ‘Gelukkig voor de mensheid ben ik geboren.’

Als een gezette Nederlandse variant op Kuifje, met een ondeugende glimlach en krulhaar, zet Bart een zoektocht op touw naar, ja, zichzelf. Of, beter: naar mannen zoals hij. Die sprekend op hem lijken. Van buiten én van binnen. En dat blijkt een enorme uitdaging. ‘Je gaat hem niet vinden, hè, dat weet je?’ voegt een uniciteitsdeskundige hem al snel toe. Want wie lijkt er nu écht op hem en hoe vind je zo’n figuur? Via posters, een (social) mediacampagne of imagesearch op het web?

Intussen krijgt Bart, of het personage dat hij hier van zichzelf maakt, het nieuws dat er thuis een kleine dubbelganger op komst is. Die moet zijn tamelijk ongerichte zoektocht richting en lading geven. Het zorgt alleen ook voor elementaire twijfel. ‘Ieder kind wordt uniek geboren’, zegt de mevrouw van de kinderopvang overtuigd. ‘En wij vinden het gewoon belangrijk dat ieder kind ook uniek mag zijn.’ Geen kind is volgens haar hetzelfde. ‘En gelukkig mag dat in deze tijd. Uniek zijn.’

Het speurwerk naar Barts dubbelganger is net zo vermakelijk als eerder de tocht huiswaarts van zijn steen met heimwee, al krijgt het idee erachter nooit echt diepte. Zoals ook de ethische dilemma’s die de man op zijn missie tegenkomt – mag hij bijvoorbeeld met gezichtsherkenningssoftware Facebook hacken? – soms enigszins gezocht lijken. En hoe en waar moet deze Indiana Jones-achtige queeste eindigen? In een verdoemde tempel? Met de Arks des Verbonds? Of toch op een willekeurige knollenweide?

Al die keuzes hebben Bart – in alle consternatie zou je zijn achternaam bijna vergeten – Eysink Smeets ongetwijfeld het nodige kruim gekost. Tegelijkertijd: kom er maar eens om, een documentaire waar je regelmatig smakelijk om moet lachen. Deze serie (?) mag dus gerust een vervolg krijgen: Bart En De Ongenadige Valkuilen Van Het Vaderschap, wellicht. Bart En Het Werk Dat Weer Een Hobby Moet Worden. Of, als het echt niet anders kan: Bart En De Documentaire Die Maar Geen Subsidie Kreeg.

We Live In Public

Interloper Films

Het moet een combinatie worden van een evenement, een feest en een sociaal experiment. In een New Yorks ‘pod hotel’, waar honderd kunstenaars voor drie maanden intrekken, begint internetpionier Josh Harris in 1999 zijn eigen underground-maatschappij. Overal worden camera’s, microfoons en monitoren opgehangen. Harris ziet er een nieuwerwetse versie van Andy Warhols The Factory in, waarbij iedereen inderdaad een kwartiertje wereldberoemd kan zijn. Alleen: niet slechts eenmaal per leven, maar elke dag opnieuw. En hij, de grote bedenker en leider, faciliteert alles!

Er zijn natuurlijk wel enkele voorwaarden. Want wie betaalt bepaalt ook hier. Elke participant wordt vooraf dus indringend verhoord (alsof hij/zij toegang vraagt tot een soort politiestaat). Wie eenmaal binnen is, mag niet meer naar buiten. Exhibitionisme is bovendien verplicht. Letterlijk alles wordt gefilmd. Dit mondt uit in een decadente en arty 18+-variant op het Nederlandse Big Brother-concept. Harris noemt het: Quiet: We Live In Public. En je hoeft geen grote visionair te zijn om te weten dat dit helemaal uit de hand gaat lopen. Ook omdat dat waarschijnlijk precies de bedoeling is.

Impertinente vragen bestaan niet. Privacy ook niet. Slapen, neuken en poepen doen ze voor het oog van de wereld. En geweren leegschieten mag in de kelder. Regisseur Ondi Timoner volgt de verrichtingen van initiatiefnemer Josh Harris dan al enkele jaren en sluit voor de documentaire We Live In Public (89 min.) ook bij dit Orwelliaanse project aan. En als Quiet eenmaal is uitgedoofd, schakelt Harris door naar een nog veel persoonlijkere onderneming: op de website weliveinpublic.com kunnen hij en zijn vriendin Tanya Corrin permanent worden geobserveerd.

Die relatie spat uiteindelijk publiekelijk uit elkaar en Harris zelf gaat volledig ten onder aan deze eigenzinnige variant op The Truman Show. Leeggezogen door een publiek dat hij zelf heeft bedacht en uitgenodigd. Daarmee wordt ook dit project een krachtige metafoor voor wat het wereldwijde web kan aanrichten en een voorbode van de rol die sociale media zullen gaan spelen in ons leven. Van degenen onder ons die de hele wereld een stukje van zichzelf geven – zoals hedendaagse influencers, internetpersoonlijkheden en ook wijzelf doen – blijft vermoedelijk verdacht weinig over.

‘Alles is gratis’, zei Josh Harris al bij aanvang van het schaamteloze kunstproject Quiet. ‘Behalve de video’s die we van je maken. Die zijn van ons. Zo verkopen we je eigen leven aan je terug.’ Het is een punt dat ook Ondi Timoner wil maken in deze scherpe documentaire, die haar op het Sundance Film Festival van 2009 voor de tweede keer, na Dig! (2004), de Grand Jury Award bezorgt en sindsdien weinig aan actualiteit heeft ingeboet.

Homecoming: Marina Abramovic And Her Children

Een trip nostalgia van de Servische kunstenares Marina Abramovic, die in haar videokunst en performances gedurig met zelfpijniging en uitputting in de weer is geweest, kan nooit echt comfortabel worden. Dat gebeurt dan ook niet.

Terwijl ze zich in 2019 met de overzichtstentoonstelling The Cleaner opmaakt voor een bezoek aan haar geboortestad Belgrado in het voormalige Joegoslavië, reist Abramovic door haar eigen leven en loopbaan. Dat begint al direct in stijl. ‘De nacht voordat ik werd geboren droomde mijn moeder dat ze een gigantische slang zou baren’, vertelt ze, met kenmerkend gevoel voor drama. ‘De volgende dag, na een partijbijeenkomst, braken haar vliezen.’

De kunstenares claimt zelf de rol van verteller in de boeiende documentaire Homecoming: Marina Abramovic And Her Children (83 min.) van regisseur Boris Miljkovic en doet daarin ankerpunten uit haar eigen persoonlijke geschiedenis aan. Haar jeugd bijvoorbeeld, gedomineerd door een zeer strikte moeder en het regime van de communistische leider Tito. Die zijn oneindige inspiratiebronnen gebleken voor haar.

Ook Marina Abramovic’s samenwerking/relatie met kunstenaar Ulay kan vanzelfsprekend niet ontbreken. Ze waren twaalf jaar samen. ‘En ik zou nog net zo lang door hem moeten lijden’, voegt ze er onderkoeld aan toe. Daarna volgt niettemin een als performance verpakt emotioneel weerzien, begeleid door de lekker melodramatische muziek van Antony and the Johnsons. In het aangezicht van haar voormalige andere helft houdt de hoofdpersoon ‘t niet droog.

De enerverende ontmoeting vormt, samen met reprises van bekende performances van Marina Abramovic, de opmaat naar een verrassend warmbloedige apotheose: een spontane groepsperformance in haar eigen Belgrado, waarvoor ze haar participanten zowaar een onversneden positieve opdracht meegeeft. Geef elkaar onvoorwaardelijke liefde.

Burden


‘Leonardo da Vinci. Vincent van Gogh. Pablo Picasso. Chris Burden.’ In een zelfgemaakte promovideo uit 1976 plaatst Chris Burden zichzelf tussen de allergrootste kunstenaars uit de wereldgeschiedenis. Al is nooit iets wat het lijkt bij deze spraakmakende performance-kunstenaar.

De bruisende documentaire Burden (90 min.) laat zien dat zijn werk vrijwel altijd een pijnlijk, gewelddadig of sado-masochistisch karakter had. Zo liet Burden zich tijdens zijn opleiding eens vijf dagen opsluiten in een veeeel te klein kleedkamerkastje, werd hij als een moderne Jezus-figuur aan een Volkswagen gekruisigd en biechtte hij later in het openbaar een buitenechtelijke relatie op (waarvan zijn vrouw nog niet op de hoogte was).

Toch gaat Burden vooral de geschiedenis is als de man die zich, in het kader van zijn pièce de résistance Shoot, in 1971 voor de camera liet beschieten met een pistool. Een beeld dat aan hem bleef kleven, ook toen hij zich ging bezighouden met geheel andere kunst.

Deze scherpe en grappige film van Timothy Marrinan en Richard Dewey zoekt nadrukkelijk de vraag op of kunst pijn mag/moet doen. En waar o waar ligt eigenlijk de grens tussen kunst en gekte?