Richard Pryor: Omit The Logic

Showtime

De enige die niet aan de kant voor hem ging toen hij brandend naar buiten kwam gerend, vertelt Richard Pryor in zijn onemanshow, was een ouwe dronkelap. ‘Die vroeg om een vuurtje.’ Zo geeft hij de verplichte komische draai aan de dag, maandag 9 juni 1980, waarop ‘t ook voor de buitenwereld glashelder wordt dat het helemaal mis is met de Afro-Amerikaanse stand-upcomedian. Tijdens het freebasen van cocaïne heeft Pryor zichzelf – al dan niet bewust – in brand gestoken. Bij dit crack-incident, waarbij een kleine veertig procent van zijn lichaam verbrand raakt, zal ‘t altijd de vraag blijven of het misschien toch een desolate zelfmoordpoging was.

Richard Pryor (1940-2005), de man die de weg bereidde voor zwarte entertainers zoals Eddie Murphy, Will Smith en Kevin Hart, stamt uit een familie van hoeren en pooiers in Peoria, Illinois. Die achtergrond op de grens van de boven- en onderwereld zou de rest van zijn onstuimige bestaan zichtbaar blijven. Zijn voormalige manager Sandy Gallin zag in de jaren zestig een ruwe diamant in hem. Als ik hem zover krijg dat hij twee zinnen zonder schuttingtaal erin achter elkaar kan zetten, dacht Gallin toen, wordt hij een grote ster. Pryor moest, kortom, een beetje meer Bill Cosby worden. Die gold toen nog, pré-#metoo, als een acceptabele zwarte ster.

Richard Pryor wilde echter niet alleen de populairste zwarte entertainer zijn, vertelt regisseur Paul Schrader in Richard Pryor: Omit The Logic (83 min.), maar ook de zwartste. Dat bracht hem in talloze Hollywood-hits én frontaal in botsing met televisieproducenten. Hij verzette tegelijk baanbrekend werk. ‘Als comedy is te vergelijken met een vrouw waarop ik verliefd ben, dan heeft Richard Pryor haar al in alle lichaamsopeningen genomen’, stelt Dave Chapelle, op z’n geheel eigen wijze, in deze krachtige documentaire van Marina Zenovich uit 2013. ‘Is er ook nog maar één plekje te vinden waar hij zijn pik niet in heeft gestoken?’

Daarover gesproken: Pryor hield er getuige dit portret ook een onstuimig relatieleven op na. Hij was negen keer getrouwd. Ongeveer. Waarbij moet worden aangetekend dat Jennifer Lee zowel vrouw 4 als 7 was. En Flynn Belaine nummertje 5 en 6. Pryor wilde per se getrouwd zijn, vertelt zijn ex-vriendin Patricia von Heitman, maar als hij eenmaal getrouwd was, was de magie weg. ‘Want dan had hij gewonnen.’ Zolang hij je wilde, had jij de macht in handen, vertelt een andere ex, Kathy McKee. ‘Die was direct weg als hij je had. Dan ging hij meteen achter een ander aan. Dat was zijn spel. En dan stelde hij alles in het werk om jou het huis uit te krijgen.’

Intussen werkte hij zich, vooral door overmatig drugsgebruik, steeds verder in de nesten. Totdat er geen redden meer aan was. ‘Soms is het beste wat je hebt niet goed genoeg’, zegt Pryors laatste manager Skip Brittenham, die afstand nam toen hij zag dat Pryor opnieuw het donkerste hoekje van zijn verslaving opzocht, geëmotioneerd in dit postume portret van een zelfverklaarde ‘ni**er’, die volstrekt grenzeloos leek te leven. ‘En dan kun je iemand niet meer redden van zichzelf.’

Football’s Financial Shame: The Story Of The V11

BBC

Zijn ze gewoon slecht geadviseerd? Of toch keihard voorgelogen en opgelicht? Ooit speelden de leden van The V11 in The Premier League en wonnen ze kampioenschappen, bekers en internationale titels. Nu balanceren de Britse voetballers al jaren op de rand van de financiële afgrond.

Neem Danny Murphy (V7). De middenvelder speelde ruim vierhonderd duels voor clubs zoals Liverpool, Tottenham Hotspur en Fulham en schat in dat hij uiteindelijk zo’n vier tot vijf miljoen pond kwijt is geraakt aan beroerde investeringen. ‘Veel mensen vinden dat ik sowieso te veel betaald kreeg’, stelt de voormalige Engelse international in Football’s Financial Shame: The Story Of The V11 (94 min.). ‘Zo erg kan het dus niet zijn voor mij. Je was bevoorrecht en hebt er zelf een rotzooi van gemaakt, zeggen ze dan. En nu ben je net als wij. En ze denken dat ik nog wel een miljoen of vier heb liggen. Nou, niet dus.’

Murphy is één van de zogeheten V11, een ‘elftal’ oud-profs dat een groep van zo’n tweehonderd betaald voetballers vertegenwoordigt. Op advies van Kingsbridge Asset Management, de investeringsmaatschappij van David McKee en Kevin McMenamin, staken zij hun geld in speelfilms, aandelen en onroerend goed en gingen daarmee gigantisch het schip in. Bekende spelers zoals Michael ThomasRod Wallace en Brian Deane zitten daardoor al jaren op zwart zaad. Niet in het minst omdat ze, opgelicht of niet, daarna ook nog een kolossale aanslag van de belastingdienst ontvingen.

Regisseur Richard Milway volgt de oud-voetballers gedurende enkele jaren, waarin ze hun recht proberen te halen en ondertussen een faillissement – en de bijbehorende huisuitzettingen, echtscheidingen, verslavingen en/of depressies – proberen af te wenden. Zij worden bijgestaan door gedreven juristen en financieel deskundigen, die ervan overtuigd zijn geraakt dat hun cliënten doelbewust zijn getild door lieden die ze jarenlang tot hun dierbaarste vrienden rekenden. Variërend van ‘dit is in orde, teken maar bij het kruisje’ tot slinkse valsheid in geschrifte en doelbewuste oplichting.

Milway maakt zeer aannemelijk dat er inderdaad sprake is van kwade opzet. McKee en McMenamin laten zich daarover echter niet aan de tand voelen. Zij houden ’t bij een schriftelijke verklaring, die als een nogal laf weerwoord steeds terugkeert in deze schrijnende journalistieke docu. Ze werpen daarin alle beschuldigingen ver van zich. En ook de bekende Engelse trainer en oud-bondscoach Howard Wilkinson, die tot 2024 maar liefst 32 jaar voorzitter was van de invloedrijke League Managers Association en in die hoedanigheid warme contacten onderhield met Kingsbridge, geeft niet thuis.

De Britse politie is er intussen eveneens van overtuigd geraakt dat dit zaakje stinkt, maar daarmee is dat nog niet wettig en overtuigend bewezen. En dus staat het water sommige V11’ers – de V staat overigens, een mooi staaltje ‘wishful thinking, voor ‘victors’, overwinnaars – aan de lippen. Als eerste generatie Premier League-spelers, die vermoedelijk dachten dat hun geld nooit meer op zou raken, vielen zij ten prooi aan de haaien die grootverdieners nu eenmaal altijd omcirkelen. Football’s Financial Shame maakt van deze voormalige voetbalsterren weer kwetsbare mensen van vlees en bloed.

Nadat zij voor het oog van de wereld hun jongensdroom hadden waargemaakt, werden ze na hun sportcarrière onder een wel héél koude douche gezet.

Premier Passions

Peter Reid (l) en Nial Quinn (r) / BBC

Vóór de drie seizoenen van de veelgeprezen documentaireserie Sunderland ‘Til I Die (2018-2024), een meeslepend feuilleton over de voetbalclub die permanent in zwaar weer lijkt te zitten, was er in 1998 al Premier Passions (237 min.), een vijfdelige serie waarin de Britse club werd gevolgd tijdens het seizoen 1996-1997. En ook toen zat alles al tegen bij de trots van de arbeidersstad in Noordoost-Engeland, die in het voorgaande jaar nog was gepromoveerd naar de hoogste Engelse divisie, de Premier League.

De clubleiding heeft grootse ambities. Een nieuw stadion bijvoorbeeld: Roker Park wordt na dit seizoen ingeruild voor een nieuw hypermodern thuis. Daar gaat Sunderland zich meten met de allerbeste teams. Intussen moet manager Peter Reid, die zo’n beetje elke zin van zijn coaching lardeert met één of meerdere ‘fucks’, tijdens de eerste de beste wedstrijd in deze voetbalserie van John Alexander aanzien hoe zijn ‘jongens’ kansloos ten onder gaan tegen de ‘mannen’ van concurrent Watford.

Premier Passions is gemaakt volgens hetzelfde procedé als Sunderland ‘Til I Die zo’n twintig jaar later: de camera kijkt als een vlieg op de muur mee in het stadion, bij de trainingen en in de kleedkamer van het eerste elftal, hangt daarnaast rond op de burelen van de club en probeert ook de beleving van gewone supporters nog te vatten. Daarbij mag iedereen zijn zegje doen over de belangrijkste bijzaak van de wereld en de club waartegen eigenlijk geen enkele andere club in de hele wereld op kan.

Bij de start van deze vermakelijke docuserie, halverwege het seizoen, bivakkeert Sunderland nog comfortabel in de middenmoot. Daarna wordt de gang naar de onderste regionen van de League ingezet, begeleid door sacrale muziek en verteller Gina McKee, een actrice en Sunderland-fan die van het begin af aan al ziet aankomen dat het wel eens helemaal mis kan gaan met haar favoriete club. Want aankoop Nial Quinn is vrijwel direct geblesseerd geraakt. En nu staat er voorin niemand die een goal kan scoren.

Peter Reid weigert echter om de poeplap te trekken of een vervanger aan te trekken, die hij eigenlijk niet ziet zitten. En als hij dan wel iemand heeft gevonden om zijn elftal uit de brand te helpen, de Israëlische spits Ronen Harazi, komt die bij lange na niet door de medische keuring. De geplaagde coach begint gaandeweg steeds meer te lijken op Ajax-coach Jan Wouters in Ajax: Daar Hoorden Zij Engelen Zingen, Roel van Dalens docu over het tragische jubileumjaar 1999-2000 van de Amsterdamse voetbalclub.

En dan op de valreep tekent Reid alsnog een gekende naam, voor de laatste allesbeslissende zeven wedstrijden van het seizoen. Het is niet Pierre van Hooijdonk, een naam die rondzingt bij de fans, of Heerenveen-aanvaller Jon Dahl Tomasson, die al eens op het sportcomplex is wezen kijken, maar financieel te hoog in de boom zit. Voor Sunderland staan er dan alleen nog zes punten-wedstrijden op het programma. Elke nederlaag kan fataal zijn. Waarna Reid er weer enkele ‘fucks’ tegenaan mag gooien.

Moet Sunderlands nieuwe stadion, waarvan de naam nog in de lucht hangt, straks in gebruik worden genomen in het Championship, de tweede Britse divisie?

Ruim twee jaar later verscheen er overigens nog een soort bonusaflevering, Premier Pressures (42 min.), aan de vooravond van Sunderlands terugkeer in de Premier League.