Blood & Myth

Hulu

Ik ga je het verhaal vertellen van Teddy Kyle Smith, belooft James Dommek Jr. bij de start van Blood & Myth (74 min.). Dat wordt tevens het verhaal van zijn volk, de Inuit uit Alaska. Of zoals ze zelf zeggen: de Inupiaq. En Teddy, uit het piepkleine dorp Kiana in het noorden van ‘The Last Frontier’ Alaska, was ooit hun trots. Totdat hij betrokken raakte bij ogenschijnlijk redeloos geweld.

De voormalige marinier speelde een belangrijke rol in de speelfilm On The Ice (2011), waarin de Inupiaq nu eens niet als karikaturale eskimo’s werden geportretteerd. Zo werd hij een icoon van zijn gemeenschap. Na het maken van de film leek Teddy Smith alleen wel ‘onga’. Hij waande zich blijkbaar onaantastbaar. Misschien kwam dat ook door de drank, de nagel aan de doodskist van menige ‘native American’.

Nadat zijn 74-jarige moeder Dolly in september 2012 onder mysterieuze omstandigheden dood was aangetroffen in haar eigen slaapkamer, sloeg Teddy op de vlucht. Tien dagen lang liep hij in z’n eentje door de ijzige kou. In een verlaten jagershut, de Staheli Cabin, stuitte hij vervolgens op de broers Buckel, die daar op berenjacht waren. Niet veel later had hij hen allebei met een kogel geveld.

Toen Alaska State Troopers Teddy Smith inrekenden, had hij daarvoor een bizarre verklaring: de Inukuns hadden hem dat opgedragen. Aan deze mythische kleine en wilde mensen uit het noorden, die zich hadden teruggetrokken op een stuk wildernis waar verder geen andere mensen kwamen, werden sjamanistische krachten toegedicht. En ze hadden zich nu dus toegang verschaft tot Smiths hoofd.

Onzin! zou de gemiddelde Amerikaan zeggen. De gevallen Inupiaq-held probeerde zich gewoon onder zijn welverdiende straf uit te wurmen. Of, als die Amerikaan toevallig in een vergevingsgezinde bui was: die Teddy is niet goed. James Dommek Jr. verwijst zijn verhaal echter niet direct naar de prullenbak. Zijn eigen overgrootvader Taata Pulungun verhaalde in het boek The Eskimo Storyteller ook al over de Inukuns.

Er is nu eenmaal meer tussen Hemel en Alaska. In deze stemmige film van Kahlil Hudson (Navajo Police: Class 57) gaat Dommek op onderzoek uit in zijn eigen gemeenschap, die volgens hem nog tot ver in de twintigste eeuw in het Stenen Tijdperk leefde. Wat de meeste andere westerlingen beschouwen als bijgeloof, kan volgens hen een diepere waarheid bevatten – of op z’n minst een kern ervan.

Zijn zoektocht naar waarom Smith precies wat gedaan heeft leidt niet tot sluitende, algemeen geaccepteerde antwoorden, maar confronteert de Inupiaq met zijn eigen identiteit en de overtuigingen van zijn volk. Dat voelt soms wat geconstrueerd – alsof de reis van een held hem ook altijd wijzer moet maken over zichzelf – maar zorgt er in elk geval voor dat het true crime-deel van deze docu een fundament krijgt.

En daarbij hoort natuurlijk ook een moment van de waarheid, waarbij James Dommek Jr. de kans krijgt om de man, waarmee dit mythische verhaal over de Inupiaq-gemeenschap en de illustere Inukuns begon, diep in de ogen te kijken.

Welcome To Lynchland

c: Mel Yates

‘Wie heeft Laura Palmer vermoord?’ Voor een hele generatie televisiekijkers leek die vraag begin jaren negentig van levensbelang. Toen de onlangs overleden Amerikaanse regisseur David Lynch in 1990 de tv-serie Twin Peaks uitbracht, had hij al een opzienbarend Do It Yourself-debuut (Eraserhead, 1977), een genadeloze Hollywood-flop (‘zijn Waterloo’ Dune, 1984) en een absolute cultfilm (Blue Velvet, 1986) op zijn naam staan.

Op het filmfestival van Cannes was hij er in datzelfde jaar, 1990, bovendien vandoor gegaan met de prestigieuze Palme d’Or voor zijn omstreden film Wild At Heart. De wereld leek aan de voeten te liggen van de eigenzinnige filmmaker, die zijn heil echter buiten de gebaande paden van Hollywood, van logische verhalen met een kop en staart en min of meer navolgbare personages, besloot te gaan zoeken.

Die stap, terug naar zijn wortels als beeldend kunstenaar en experimenteel filmmaker, zet ook het tweede deel in gang van de documentaire Welcome To Lynchland (54 min.). Regisseur Stéphane Ghez heeft geprobeerd om zijn portret op te bouwen en vorm te geven als een typische Lynch-film. Die uiteindelijk wel een tamelijk conventionele opdracht heeft: het duiden van een essentiële cineast.

Dat gebeurt natuurlijk met cruciale fragmenten uit de bloemrijke filmografie van David Lynch (1946-2025) en gesprekken met kernfiguren uit zijn carrière, zoals de acteurs Kyle MacLachlanLaura Dern en Isabella Rossellini, de producers Mel Brooks en Dino de Laurentiis, zijn biografe Kristine McKenna, vaste editor Mary Sweeney én Lynch’s ex-vrouw, de kunstenares Peggy Reavey. Zijn privéleven blijft nochtans grotendeels buiten beeld.

In de tweede helft van deze – sorry! – publieke Lynching geeft Ghez wel ruim baan aan enkele, enigszins overbodige, Franse filmkenners die precies weten hoe het oeuvre van David Lynch, met al z’n sinistere signalen, dubbele bodems en duivelse easter eggs, moet worden geduid en welke betekenis dit dan heeft in het culturele landschap van de afgelopen vijftig jaar. Dat had wel wat minder gekund.

Welcome To Lynchland heeft desondanks meer dan genoeg te bieden voor liefhebbers van de man die als geen ander de nachtmerries van Hollywoods droomfabriek kon verbeelden.

Call Me Country: Beyoncé & Nashville’s Renaissance

HBO Max

 ‘Om je radiopubliek te maximaliseren, mogen vrouwen niet meer dan de tomaten in een salade van mannelijke artiesten zijn’, liet radioconsultant Keith Hill zich in 2015 tijdens een uitzending ontvallen. ‘Nooit achter elkaar laten horen en nooit meer dan twintig procent van het totaal.’ ‘s Mans uitspraak werd een heuse kwestie in de countrywereld: Tomato-gate. ‘Plotseling was ik die vent die ervoor pleitte om vrouwen van de radio te halen’, zegt Hill in Call Me Country: Beyoncé & Nashville’s Renaissance (42 min.). Het was geen principiële kwestie voor hem. ‘Wij proberen gewoon ons brood te verdienen.’

En iedereen in de Amerikaanse countrybusiness weet: het echte geld zit bij witte mannen. Niet bij vrouwen. En al helemaal niet bij zwarte vrouwen. Enter Beyoncé, topzangeres, wereldster en, inderdaad, zwarte vrouw. Haar nieuwe album Cowboy Carter, gelanceerd tijdens de Super Bowl, mikt desondanks op die markt. Bewust. De Afro-Amerikaanse artieste wil een punt maken: de conservatieve countrymarkt moet maar eens ruimte maken voor zwarte en vrouwelijke sterren. Dat is tevens de boodschap van deze gelikte korte docu, waarin Beyoncé zelf overigens niet aan het woord komt.

Daarin wordt een lans gebroken voor zwarte countryartiesten, zoals Aaron Vance, Rissi Palmer, Rhiannon Giddens en Denitia (die ook nog queer is; getuige bijvoorbeeld de controverse rond de Lil Nas X-hit Old Town Road al helemaal een gotspe in het conservatieve zuiden van de Verenigde Staten). Zij schetsen de historie van zwarte countrymuzikanten (want die waren er altijd al), zingen en spelen een liedje en spreken zich uit over Beyoncé. Want die dwingt weliswaar aandacht af voor Afro-Amerikaanse artiesten in het countrywalhalla Nashville, maar soupeert tegelijkertijd zelf vrijwel alles op.

Intussen is de countrywereld wel degelijk aan het veranderen, betogen sprekers als podcasthost Touré, Rolling Stone-schrijver Larisha Paul en countrykenner Kyle Coroneos. Neem T.J. Osborne van Brothers Osborne. Toen hij uit de kast kwam, was daarover nauwelijks een wanklank te horen. Uitroepteken. En zo belandt deze praatje-plaatje film automatisch bij het optreden van Luke Combs en Tracy Chapman bij de uitreiking van de Grammy Awards in februari van dit jaar. De witte mannelijke countryster haalde toen zijn zwarte en gay collega het podium op, om samen haar signatuursong Fast Car te zingen.

Of het een hoopvol signaal is voor de afslag die Nashville gaat nemen, of toch een eenmalige oprisping van een wereld die nu eenmaal leeft van hypes, zal de tijd uitwijzen. Tomaten genoeg, zou je zeggen, om de salade mee te vullen of zelfs over te nemen.

Caroline

Videoland

De huid verkopen voordat de beer geschoten is. Wouter Bos (PvdA) en Emile Roemer (SP) hadden Caroline van der Plas kunnen waarschuwen: hoe goed je er ook voorstaat in de peilingen, een verkiezingsoverwinning staat op voorhand nooit vast. En dan is een campagnedocu toch een risico. Als het resultaat onverhoopt tegenvalt, is die camera er ook, om het incasseren van de tegenvaller te registreren.

Toen Caroline (96 min.) instemde met deze tweedelige docu van presentator/verslaggever Jaïr Ferwerda, die zelf overigens helemaal buiten beeld blijft, leek haar BoerBurgerBeweging waarschijnlijk nog een serieuze kans te maken om de grootste partij te worden bij de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Het zou anders lopen – al kan BBB natuurlijk nog wel tot de regeringscoalitie doordringen.

Ferwerda heeft behoorlijk toegang gekregen tot Van der Plas en haar entourage. Hij is bijvoorbeeld bij geheim overleg met BBB-nieuwkomers zoals premierskandidaat Mona Keijzer – die volgens Caroline overigens al in maart/april zou zijn benaderd, ruim vóór de val van het kabinet dus – in de spreekwoordelijke rijtjeswoning van Van der Plas in Deventer (die wel erg rommelig en rokerig is voor een opgeruimd type zoals Keijzer).

Ook de impact van Carolines ‘vechtscheiding’, die na de publicatie van een biografie breed wordt uitgemeten in de pers, brengt deze film van dichtbij in beeld. Dan lopen de emoties even heel hoog op bij de hoofdpersoon en haar directe familie. Ze zijn de controle over een heel persoonlijk verhaal enige tijd helemaal kwijt. En dat lijkt ook weer z’n weerslag te hebben op Caroline’s prestaties tijdens de campagne.

Juist dan mist zij ook man Jan, die jarenlang haar steun en toeverlaat was en in 2019 overleed. Van der Plas houdt zulke emoties niet weg van de camera en schetst en passant in grove penseelstreken tevens haar levensverhaal. En dat geheel wordt dan weer door Caroline zelf, haar moeder Nuala, zoons Ryan en Kyle Grippeling, Mona Keijzer, BBB-campagneleider Henk Vermeer en enkele partijmedewerkers achteraf ingekaderd.

Van der Plas is best een aansprekende hoofdpersoon, die niet al te veel op lijkt te houden voor de camera – al gebruikt ze haar ‘gewoonheid’ natuurlijk ook als politieke troef. Gaandeweg komt ze tijdens de campagne echter steeds meer onder vuur te liggen. Is het Caroline van der Plas-effect uitgewerkt? vraagt een verslaggeefster met nét iets te veel nadruk aan de BBB-leider. Die lijkt dat stilaan zelf ook te gaan denken.

Ferwerda volgt intussen vooral de bal en speelt in op wat er tijdens de campagne gebeurt. Hij gebruikt deze documentaire niet om z’n hoofdpersoon nog eens uitgebreid door te zagen over haar politieke filosofie of de financiering van haar partij – al botst hij nog wel even stevig met een tamelijk pinnige Mona Keijzer. Caroline krijgt veelal de ruimte om Caroline te zijn – of, zoals bijvoorbeeld in haar eigen vlogs, Caroline te spelen.

En op de verkiezingsavond, het sluitstuk van dit aardige tweeluik, wordt ondanks de toch wat tegenvallende uitslag gewoon Sweet Caroline aangeheven. Ook door de hoofdpersoon zelf, die vanaf het podium en met een pilsje in de hand de achterban toezingt.