Return Of The King: The Fall And Rise Of Elvis Presley

Netflix

Hij begint met een valse start. De ‘King of rock & roll’ oogt onzeker en nerveus en verknalt het eerste nummer. Dit optreden, de zogenaamde ’68 Comeback Special, moet de grote ommekeer in zijn carrière bewerkstelligen. Want Elvis Presley (1935-1977) is al enige tijd zichzelf niet meer. Hij heeft al vijf jaar geen serieuze hit meer gehad en bovendien in geen zeven jaar op een podium gestaan.

De documentaire Return Of The King: The Fall And Rise Of Elvis Presley (91 min.) – niet ‘the rise and fall’ dus, zoals te doen gebruiken in muziekdocu’s, waarna dan op de valreep nóg een rise volgt – reconstrueert hoe Presley in 1968 de weg terug naar zichzelf en zijn publiek vindt met een dampende concertspecial, die ruim een halve eeuw later nog altijd als een ijkpunt in de rock & roll-historie wordt beschouwd.

Deze patente film van Jason Hehir (Andre The GiantMurder In Boston en de epische Michael Jordan-serie The Last Dance) begint echter bij het begin: hoe een lefgozer uit het diepe en arme Zuiden van de Verenigde Staten zich halverwege de jaren vijftig, met veel succes, zwarte muziek toe-eigent. In al z’n oerdrift, seksuele geladenheid en monsterlijke swing. Hij wordt er één van ’s werelds allereerste tieneridolen mee.

Na enkele jaren aan de top, eenzaam maar welvoorzien, raakt Elvis langzaam maar zeker zijn mojo kwijt. Ook al blijft in eerste instantie het succes. Daar zorgt zijn manager Colonel Tom Parker, de onverbeterlijke ritselaar Dries van Kuijk uit Breda, wel voor. ‘De kolonel kun je in één zingen samenvatten’’ stelt Bruce Springsteen lachend. ‘Vorig jaar had m’n jongen een miljoen dollar aan talent. Nu heeft hij een miljoen dollar.’

Elvis’ diensttijd in Duitsland kost hem echter de kop. Als hij begin jaren zestig terugkeert naar eigen land, verwelkomt Frank Sinatra hem in een speciale tv-show. Daarmee wordt de schrik van elke Amerikaan met een dochter meteen ingekapseld. De rebel van weleer, die elk meisje weke knieën bezorgt, wordt ‘one of the guys’. En Parker regelt rollen in een stroom, steeds slechter wordende, romantische films voor hem.

‘Gênant’, zegt Priscilla Presley tegen een vriend van haar echtgenoot, Jerry Schilling, terwijl ze in deze docu samen naar een scène uit Double Trouble (1967) kijken. Achter op een pick-up truck zingt Elvis zogenaamd enthousiast Old MacDonald Had A Farm voor een inwisselbare ‘love interest’. ‘Het is een misdaad om hem dat liedje te laten zingen’, zegt Priscilla met het nodige drama. ‘Hij stond voor schut en hij wist het.’

Elvis zit als een rat in Parkers val en moet bovendien aanzien hoe Britse bands zoals The Beatles en The Stones zijn plek op de rock & roll-troon claimen. The King heeft een list nodig, maar moet daarvoor wel zijn eigen manager trotseren. Want die heeft weer een cheesy special in gedachten, bepaald geen wederopstanding van het gevaarlijke rock & roll-beest Elvis Presley dat Mick Jagger en consorten in hun kloten gaat bijten.

Hehir serveert de uiteindelijke ‘rise‘ van zijn held smakelijk uit met enkele audio-quotes van The King zelf, fraaie (backstage)beelden, enkele subtiele re-enactment-scènes, herinneringen van een aantal direct betrokkenen en smeuïge quotes van bekende fans, zoals regisseur Baz Luhrmann (van de speelfilm Elvis), Robbie Robertson (The Band), comedian/talkshowhost Conan O’Brien en Billy Corgan (Smashing Pumpkins).

In de ’68 Comeback Special toont Elvis, 33 jaar oud inmiddels, dat hij nog steeds een viriele jonge vent is – en dat hij zijn troon als koning van de rock & roll echt niet zomaar afstaat aan de nieuwste roedel jonge honden. Hij zal nochtans binnen tien jaar overlijden, als een schim van de man die talloze malen ieders hart veroverde.

Murder In Boston: Roots, Rampage & Reckoning

HBO Max

Het is de lont in het kruitvat. Op 23 oktober 1989 belt Chuck Stuart in bij het noodnummer van de politie in Boston. Samen met zijn hoogzwangere vrouw Carol is hij overvallen door een Afro-Amerikaanse man. Haar baby kan met een keizersnee nog worden gered, maar zij sterft enkele uren later. In de buurt weten ze wat het betekent als een zwarte man ervan wordt verdacht dat hij een witte vrouw heeft vermoord. ‘Het jachtseizoen op zwarte mensen was geopend’, stelt Ron Bell, inwoner van de achterstandswijk Mission Hill. ‘Het was echt een klopjacht.’

Één van de politiemannen die bij het onderzoek naar de moord betrokken raakt is de inmiddels gepensioneerde agent Bill Dunn. De witte agent is berucht in Mission Hill, de wijk waarnaar de overvaller na de schietpartij zou zijn gevlucht. ‘Ik hielp graag goede mensen en was graag gemeen tegen de schurken’, vertelt Dunn, het type rouwdouwer, niet zonder trots. Hij legt uit: ‘Je hebt erg veel macht. Je kunt iemand z’n vrijheid ontnemen.’ Als Dereck Jackson, die als tiener betrokken raakt bij de zaak, de beelden van het interview ziet, zegt hij: ‘Ja, dat deden ze.’

Jackson kijkt sceptisch naar Dunn, die inmiddels goed in z’n verhaal zit en nog altijd nauwelijks twijfel kent. ‘Doe gewoon wat de politie zegt’, stelt hij. ‘Niet dat we pestkoppen zijn, maar dat maakt het makkelijker voor iedereen. Dan blijven we allebei ongedeerd. Houd je gewoon aan de regels. Handen op je rug. Het is niet moeilijk.’ Jackson: ‘Hij was een tiran. Meer dan een pestkop. Een pestkop kan ik aan. Maar een agent, een witte agent die erom bekend staat dat hij mensen erin luist en mensen mishandelt… Hij was een gevaarlijke agent.’

Met de twee interviews, slim tegen elkaar weggesneden, zijn grofweg de twee uitersten van het conflict in de verscheurde stad vertegenwoordigd in de driedelige serie Murder In Boston: Roots, Rampage & Reckoning (155 min.): Dunn, die vrijwel direct een tamelijk willekeurige zwarte man inrekent, en Jackson, als vertegenwoordiger van een gemeenschap die in de hoek zit waar de klappen vallen. Uiteindelijk zullen ze samen in een verhoorkamer belanden, met desastreuze gevolgen. Voor Dereck Jackson, de zwarte gemeenschap van Boston én de waarheid.

Met direct betrokkenen, juristen en vertegenwoordigers van de zwarte gemeenschap analyseert regisseur Jason Hehir de moord op Carol Stuart, het navolgende politieonderzoek en de tendentieuze berichtgeving in de lokale media. En dan neemt de zaak ineens een andere wending, die het misdrijf en het daardoor blootgelegde racisme in een nóg schriller licht plaatsen. Murder In Boston laat zich ook dan niet reduceren tot een reguliere true crime-productie, maar blijft gericht op het grotere maatschappelijke verhaal: over hoe vooroordelen tot een pijnlijke vorm van kokerzicht leiden.

The Last Dance

Netflix

Het moet The Last Dance (500 min.) worden voor The Chicago Bulls. Het basketbalteam rond de Amerikaanse superster Michael Jordan wil in het seizoen 1997/1998 zijn allerlaatste kunstje flikken: de zesde landstitel in nog geen tien jaar. De clubleiding is eigenlijk van mening dat de ploeg over z’n top is en grondig moet worden vernieuwd, maar daar heeft Jordan hoogstpersoonlijk een stokje gestoken. En ook succescoach Phil Jackson, die Bulls-directeur Jerry Krause eigenlijk wilde laten vervangen, heeft er op verzoek/bevel van zijn protegé nog één allerlaatste jaartje bijgekregen.

Alles en iedereen staat, kortom, in de ‘do or die’-stand voor een nieuw NBA-seizoen. Om de zaak nog eens extra op scherp te zetten hebben The Chicago Bulls bovendien een cameraploeg ongekende toegang gegeven. De queeste naar een nieuw, felbegeerd kampioenschap, terwijl het rommelt in zowel de club als het team zelf, vormt het wild kloppende hart van deze geweldige tiendelige serie, die van daaruit uitwaaiert naar de meeslepende loopbaan van Michael ‘Air’ Jordan, de grootste basketballer aller tijden. Niet alleen het fenomeen zelf komt daarbij aan het woord, maar ook zijn moeder en broer en iedereen die verder een rol van betekenis heeft gespeeld in zijn leven.

Vanzelfsprekend ontbreken ook Jordans secondanten bij The Bulls, zijn nummer twee Scottie Pippen (die ernstig werd onderbetaald en dat als een enorm gebrek aan respect opvatte), en de controversiële verdediger Dennis Rodman (een losbol die elk moment vol-le-dig kon ontsporen) niet in deze epische serie. Filmmaker Jason Hehir spreekt verder met andere spelers, NBA-legendes, coaches, clubofficials, bobo’s en allerlei kenners, waaronder de oud-presidenten Barack Obama en Bill Clinton, en heeft daarnaast de beschikking gekregen over bijzonder enerverend, niet eerder vertoond archiefmateriaal.

Hehir alterneert soepel tussen de dramatische ontwikkelingen in het seizoen ’97/’98 en de geschiedenis en achtergronden van The Chicago Bulls, één van de succesvolste teams uit de basketbalhistorie. Hij brengt het geheel met een dramatische montage en enerverende, urgente soundtrack bovendien geregeld helemaal aan de kook. The Last Dance wordt zo tegelijkertijd een ultiem eerbetoon aan Michael Jordan, een fabuleuze speler en een ongelofelijke streber, en een fascinerend inkijkje in de nietsontziende wereld van de topsport, waar rancune de ultieme motivator lijkt en alles, werkelijk alles, moet wijken voor de overwinning. Véél opwindender zal een sportdocu niet snel worden.

Andre The Giant

HBO

Vroeger zouden ze hem in een freakshow ten toon hebben gesteld. Als een ouderwetse attractie, naast de degenslikker, dwerg en vrouw met de baard. Een heuse reus. Een gigant. Monster. Ergens tussen de 2.15 en 2.25 meter, ruim tweehonderdvijftig kilo schoon aan de haak: André The Giant (85 min.). Het was onvermijdelijk dat hij vroeger of later in het karikaturale Amerikaanse showworstelen terecht zou komen (en later, veel later, zijn eigen biopic zou krijgen).

Ze kenden hem in Amerika ook wel als The Polish Giant, André Roussimoff of The Giant Frenchman. Achter al die vet aangezette aliassen ging – zo luidde het verhaal – ene Jean Ferré (ook dat was een artiestennaam) schuil, een houthakker (nee, nooit geweest) uit de Franse alpen (ook niet, gewoon uit een nietszeggend dorpje). Mythevorming in optima forma. Sterke verhalen, juist, waarmee André perfect paste te midden van all star wrestling-grootheden als Hulk Hogan, The Iron Sheik en Mr. T.

En zo belandde hij tevens in speelfilms. Want, zoals worstelhistoricus David Shoemaker het stelt in deze echte mannendocumentaire van Jason Hehir: ‘Vóór CGI was er alleen André The Giant.’ Als Hollywood in de jaren zeventig en tachtig dus een monster zocht, dan konden ze terecht bij het achtste wereldwonder uit Frankrijk. Het resulteerde in rollen in de serie The Six Million Dollar Man en de Rob Reiner-film The Princess Bride.

En dan was er nog de tamelijk prozaïsche werkelijkheid van alledag. ‘Flatulentie, dat was zijn handelsmerk’, zegt voormalig worstelspeaker Gene Okerland met een stalen gezicht. ‘Dan deed hij zijn been omhoog…’ Andrés voormalige assistent Tim White vult aan: ‘Dan zag ik hoe hij in de lanceerpositie ging staan en zei ik “Oh, mijn God, daar komt ie!” Zoiets had je nog nooit gehoord.’ ‘Het klonk als een soort diepe oergrom’, bevestigt promoter Vince McMahon Jr. Waarna diverse geïnterviewden het geluid hoogstpersoonlijk nabootsen. Aan Andrés bovenmenselijke scheten worden zeker drie minuten van deze documentaire gespendeerd.

En zuipen dat ie kon. Ongelofelijk! En daarmee wordt eindelijk de onderlaag van deze film aangeboord. The Giant worstelde met zijn status als freak en leed bovendien onder helse pijnen. Dat enorme lijf had hij niet zomaar, maar was het resultaat van een zeer zeldzame ziekte: acromegalie, een tumor in de hypofyse waardoor overmatige groei van lichaamsdelen kan ontstaan. Die aandoening zou ook de ondergang van André betekenen. Dat drama wordt in deze typisch Amerikaanse film zo vakkundig uitgeserveerd dat ook echte mannen overstag gaan. Maar: ‘there’s no cryin’ in wrestling’, bezweert zijn Personal Assistant Tim White 25 jaar na dato, terwijl hij zijn tranen wegslikt.