Sunday Best: The Untold Story Of Ed Sullivan

Netflix

De ober die de schijn ophoudt in een restaurant dat echt betere tijden heeft gekend. Een verkoper van degelijke familieauto’s, met belegen moppen en slappe koffie. De conservatieve schoonvader voor wie geen jongeman, hoe voorkomend ook, de toets der kritiek kan doorstaan. 

Nee, de tandpastasmile, het eikenhouten kapsel en de stramme gestalte van Ed Sullivan doen op geen enkele manier vermoeden dat hij ooit de televisiepionier was die Amerika liet kennismaken met Elvis, The Beatles en – tromgeroffel, paukengeschal, doodse stilte – zwarte artiesten. De man die nooit uit de jaren vijftig lijkt te zijn gestapt heeft in werkelijkheid een essentiële rol gespeeld in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Hij gaf Zwart Amerika in de tweede helft van de twintigste eeuw aansprekende rolmodellen – al was bepaald niet iedereen blij met ‘Sullivan’s glorification of negro entertainers’.

Vanuit dat perspectief kijkt de onlangs overleden Afro-Amerikaanse filmmaker Sacha Jenkins (Louis Armstrong’s Black & Blues, Fresh Dressed en Wu-Tang Clan: Of Mics And Men) in zijn laatste film Sunday Best: The Untold Story Of Ed Sullivan (80 min.) naar de carrière van de presentator, die 23 jaar lang, van 1948 tot 1971, een veel bekeken televisieshow had op de zondagavond. In elfhonderd uitzendingen waren in totaal meer dan tienduizend entertainers te gast. Jenkins richt zich daarbij duidelijk op de zwarte optredens; van Ray Charles en Nat King Cole tot James Brown en de dertienjarige Stevie Wonder.

Geen Jim Morrison bijvoorbeeld, die tóch, ondanks de nadrukkelijke vraag om dit niet te doen, ‘higher’ zong in Light My Fire, een tafereel dat tot een spannende scène leidde in de Oliver Stone-speelfilm The Doors en die bij sommige buitenstaanders, zoals ondergetekende, het beeld heeft gezet van Sullivan als de ultieme stijve hark, het Richard Nixon-achtige gezicht van conservatief Amerika dat in de jaren zestig categorisch weigerde om mee te bewegen met de tijd. Dit liefdevolle portret corrigeert dat beeld met verve en positioneert de Iers-Amerikaanse presentator in de voorhoede van de burgerrechtenbeweging.

Als krantenman was Ed Sullivan (1901-1974) per ongeluk bij de televisie beland. En toen al weerklonk vergelijkbare kritiek: wat deed deze houten klaas op de beeldbuis? ‘Hij lacht als iemand met een citroen in z’n mond’, leest Sullivan zelf – met behulp van kunstmatige intelligentie heeft Jenkins op basis van geschriften van zijn hoofdpersoon een voice-over geconstrueerd – voor uit de negatieve recensies uit de beginperiode van The Ed Sullivan Show. Later volgde vooral kritiek, ook van de bedrijven die zijn programma financierden, op de inhoud. ‘Het Zuiden zal dat niet accepteren’, klonk ‘t dan bijvoorbeeld.

Het was voortdurend spitsroeden lopen voor de driftkop, die zijn rug rechter hield dan ie op dat beeldscherm leek. Hij bleef bijvoorbeeld Afro-Amerikaanse artiesten op de rug kloppen of de hand reiken, een gotspe voor eenieder die de Verenigde Staten strikt gesegregeerd wilde houden. En zo, simpelweg door zijn menselijkheid en oog en hart voor talent, speelde Sullivan een sleutelrol in de emancipatie van Zwart Amerika, betogen Smokey Robinson, Harry Belafonte, Jackie en Tito Jackson (The Jackson 5), Dionne Warwick, Otis Williams (The Temptations) en Motown-baas Berry Gordy.

Sunday Best toont Ed Sullivan, een icoon van een vergeten Amerika, op z’n best: als een absolute liefhebber van alles van waarde, een zeer principiële man en een presentator die zijn gasten echt de spotlights gunt. Kom er nog maar eens om…

Hitsville: The Making Of Motown

Voordat Detroit van zich deed spreken als rockcity en de geboorteplaats van technomuziek werd, stond de Amerikaanse stad natuurlijk vooral bekend als Hitsville, de thuisbasis van Motown Records. Het platenlabel van Berry Gordy grossierde in de jaren zestig in hits, hits en nog eens hits en zette zo soulmuziek en een complete generatie zwarte artiesten op de kaart.

In de gelikte documentaire Hitsville: The Making Of Motown (112 min.) stapt Gordy, steggelend met zijn voornaamste songschrijver Smokey Robinson, door de historie van het soulbastion. Ze worden terzijde gestaan door oude succesnummers als The Temptations, Martha Reeves (van The Vandellas) en The Jackson 5 en laten ook de succesvolle hitproducers Holland-Dozier-Holland en Ashford & Simpson aan het woord.

Niets werd toentertijd aan het toeval overgelaten door de competitieve Gordy: de superbe studioband The Funk Brothers (vereeuwigd in de puike documentaire Standing In The Shadows Of Motown) speelde ‘s mans toppers onvergetelijke hooks en licks toe, een choreograaf leerde hen de juiste danspasjes en het slimme marketingteam presenteerde acts als The Supremes, Marvin Gaye en The Four Tops vervolgens als de okselfrisse helden van een nieuw Amerika. Zelden zal een platenlabel de hitlijsten zo hebben gedomineerd als Motown.

Er valt natuurlijk nauwelijks een onvertogen woord in deze fraai vormgegeven feel good-film van de broers Benjamin en Gabe Turner, maar het prachtige archiefmateriaal (onder andere van een piepjonge Stevie Wonder en Michael Jackson) en de boeiende audio-opnames van toenmalig werkoverleg, waarin de hitfactor van een bepaald liedje een tot in den treure terugkerend thema was, vergoeden veel. Herstel: alles.

Deze film is net als Motown zelf, dat dit jaar zijn vijftigste verjaardag viert: aalglad en onweerstaanbaar. En een perfect alibi om die gouden soulcompilaties weer eens uit de kast te trekken.