AVROTROS

Aan het eind van een lang en vruchtbaar leven kwam dan eindelijk de algehele erkenning. De Franse filmmaakster Agnès Varda (1928-2019), die zichzelf zonder (valse) bescheidenheid ‘de grootmoeder van de nouvelle vague’ was gaan noemen, werd bedolven onder oeuvreprijzen: een Palme d’Honneur in 2015 en een ere-Oscar in 2017. Ze oogde toen inmiddels als een uitvergrote versie van zichzelf: een excentrieke oma, met twee kleuren klaar en de goesting om zich eens ongegeneerd te laten fêteren.

Viva Varda! (tv-versie: 53 min.) is een viering van de vrouw en de kunstenaar. ‘Een radicale pionier in het maken van beelden in deze tijd’, aldus collega Atom Egoyan. En een onafhankelijk, origineel, veeleisend, rebels en geestig mens, volgens de andere sprekers in deze vlotte docu van Pierre-Henri Gibert, zoals haar dochter Rosalie, zoon Mathieu, assistenten Didier Rouget en Jacques Royer, actrice Sandrine Bonnaire en de regisseurs Audrey Diwan, Marjolaine Grandjean en Patricia Mazuy.

Ze werd geboren in een welgesteld gezin als Arlette Varda, het kind van de directeur van een staalfabriek, De Antwerpse Titaan. Ze had weinig op met haar vader, maar hield uiteindelijk wel een flinke erfenis aan hem over. Daarmee financierde zij, nadat ze haar naam had veranderd in Agnès, haar eerste film La Pointe Courte (1955). Die wordt beschouwd als een voorloper van de nouvelle vague, de Franse filmstroming die cineasten als Claude Chabrol, Jean-Luc Godard en Francois Truffaut voortbracht.

Varda zou uiteindelijk te eigenzinnig blijken voor willekeurig welke kwalificatie. Steeds vond ze zichzelf opnieuw uit in films waarmee ze handig tussen fictie en non-fictie door slalomde – of de beide genres verbond in een hybride-form. ‘In mijn films verzet ik me een beetje tegen het systeem’, zei ze daar zelf over. ‘Ik zit niet in een bus of limousine. Ik ben te voet in de cinema. Misschien omdat het mijn eigen keus is en ik niet meedoe met het sterrensysteem en het spel niet wil meespelen.’

Agnès Varda brak door met een film over een zangeres die wacht op de uitslag van een kankeronderzoek (Cléo de 5 à 7), maakte in de Verenigde Staten films over hippies en Black Panthers, filmde de winkeliers in haar eigen Parijse straat in Daguerréotypes (1975), vroeg het uiterste van actrice Jane Birkin in Jane B. Par Agnès V. (1988) en ontdekte de intimiteit van een kleine digitale camera in het veel gelauwerde Les Glaneurs Et La Glaneuse (2000).

Intussen onderhield ze een moeizame relatie met de filmwereld (‘een familie waarin iedereen elkaar haat’). Agnès Varda hield er daarnaast ook een kleurrijk leven op na, getuige dit vermakelijke, voor haar doen alleen wel tamelijk conventionele portret. Met een grote liefde, regisseur Jacques Demy, die in alles een tegenpool bleek. Het leidde tot een zoon, echtscheiding en verzoening. Jacques was toen al ernstig ziek. Zijn vrouw probeerde hem te vereeuwigen door een film over hem te maken: Jacquot De Nantes (1991).

‘Zolang we filmen, leeft Jacques nog’, zou ze daarover hebben gezegd. En datzelfde uitgangspunt leek ze later ook op zichzelf toe te passen. Tot het allerlaatst bleef de lekker dwarse Française actief. Met het kostelijke Visages Villages ((2017), gemaakt met haar ruim een halve eeuw jongere zielsverwant JR, sleepte ze zelfs nog een Oscar-nominatie in de wacht. En toen het einde zich daadwerkelijk aandiende, hield Agnès Varda – hoe kan het ook anders? – zelf de regie.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.