Ozzy: No Escape from Now

SkyShowtime

Hij maakt enkele albums, wint daarmee zowaar twee Grammy Awards en wordt ook nog eens opgenomen in de Rock And Roll Hall Of Fame. Toch staan de laatste jaren van de onlangs overleden metalheld Ozzy Osbourne (1948-2025) vooral in het teken van zijn broze gezondheid, het cancelen van concerten en de twijfels, spijt en somberheid die daarmee gepaard gaan. Zijn vrouw en manager Sharon en hun kinderen Aimée, Kelly en Jack proberen hem daar, soms met de moed der wanhoop, doorheen te loodsen.

Voor Osbournes introductie in de Hall Of Fame wordt bijvoorbeeld een soort superband samengesteld met de vocalisten Billy Idol, Jelly Roll en Maynard James Keenan (Tool), gitarist Zakk Wylde (Black Label Society), bassist Robert Trujillo (Metallica) en drummer Chad Smith (Red Hot Chili Peppers). Ozzy kan het echter nauwelijks verkroppen dat hij zelf niet het podium op kan om te rocken. En aan gewoon speechen moet ie al helemaal niet denken. Als hij überhaupt in staat is, vanwege alweer nieuwe medische complicaties, om naar de officiële ceremonie af te reizen.

Uiteindelijk rest hem nog één enkel concert, op 5 juli 2025 in Villa Park in zijn geboortestad Birmingham, waar hij samen met zijn oude strijdmakkers van Black Sabbath afscheid wil nemen van een even succesvolle als tumultueuze carrière en de fans die hem ruim een halve eeuw trouw zijn gebleven. Dat is ook het vanzelfsprekende richtpunt van de documentaire Ozzy: No Escape from Now (123 min.) van Tania Alexander. De weg daarnaartoe is alleen behoorlijk soapy. Alsof de realityserie The Osbournes (2002-2005) een tamelijk zwaarmoedige reprise heeft gekregen.

Zelf twijfelt Osbourne namelijk of hij die afscheidsshow wel gaat halen – en ook zijn doorgaans onverzettelijke echtgenote Sharon zit soms in zak en as. Want onderweg dienen zich steeds weer nieuwe ongemakken aan. ‘Het is compleet ontmoedigend’, verzucht Ozzy, enkele maanden voor ‘Back To The Beginning’. ‘Maar ik moet daarheen. Ik moet er echt zijn!’ En hij zal er uiteindelijk toch komen eruit gaan met een grote knal. Te midden van metal-grootheden zoals Metallica, Slayer en Guns N’ Roses kan ‘The Prince Of Darkness’ nog eenmaal opdraven als de ongekroonde koning van de heavy metal.

En daarna wachten de eeuwige jachtvelden van de rock & roll.

Phil Lynott: Songs For While I’m Away

Piece Of Magic

Achter het podiumbeest, dat moeiteloos alle aandacht naar zich toetrok, ging een verlegen joch schuil. Een half-zwart joch bovendien. Vroeger, in Dublin, scholden ze hem uit voor ‘Blackie’. Toen hij halverwege de jaren zeventig wereldberoemd werd als frontman van de rockband Thin Lizzy, had Phil Lynott echter allang alle schroom afgeworpen. Hij was een archetypische rockster geworden, met een voorliefde voor mooie vrouwen, feesten en drank en drugs. En dan laat de afloop van het verhaal zich doorgaans wel raden…

De biografie Phil Lynott: Songs For While I’m Away (113 min.) reconstrueert het turbulente leven van de charismatische Ierse zanger/bassist met een hele berg archiefmateriaal, dat door regisseur Emer Reynolds is voorzien van sjieke vormgeving en met de nodige bravoure tot een krachtige vertelling wordt gemonteerd. De bijbehorende inkijkjes en anekdotes komen van een afgewogen lijst sprekers; van de verplichte beroemde fans (zoals Metallica-zanger James Hetfield, Suzi Quatro en Adam Clayton, de bassist van U2) tot Lynotts voormalige kompanen in de verschillende incarnaties van Thin Lizzy. En ook zijn eerste vriendin, vrouw Caroline en inmiddels volwassen dochters Sarah en Cathleen ontbreken niet.

Philip Lynott (1949-1986) zelf komt zo nu en dan ook aan het woord via een persoonlijk audio-interview. Verder is het, zoals gebruikelijk in dit soort hommages aan een gevallen popheld, toch de muziek die het ‘m moet doen. Opwindende concertbeelden genoeg. En enkele songs waarmee de tijd die hijzelf nu al weg is moeiteloos kan worden overbrugd, zoals Dancing In The Moonlight, Jailbreak en – natuurlijk! – het jonge honden-anthem The Boys Are Back In Town. Sinds 2005 staat er in het centrum van Dublin al een standbeeld van de stoere rocker met de romantische inborst. Dertig jaar na zijn dood is er met dit stevige portret nu ook een ‘moving statue’ voor de enige echte Phil Lynott opgericht.

Metallica: Some Kind Of Monster


Samen met zijn inmiddels overleden samenwerkingspartner Bruce Sinofsky heeft Joe Berlinger op zijn minst drie onvervalste documentaireklassiekers op zijn naam staan: het tragische relaas van enkele wereldvreemde broers in Brother’s Keeper, de hartverscheurende true crime-trilogie Paradise Lost en deze nietsontziende blik in het zwarte hart van ’s werelds grootste metalband.

Metallica: Some Kind Of Monster (141 min.) werd door Berlinger en Sinofsky gefilmd in de jaren 2001-2003 en was oorspronkelijk gewoon bedoeld als een verslag van de opnames van album nummer zoveel, St. Anger. Niemand kon voorzien dat de pleuris zou uitbreken bij de Amerikaanse methalheads.

Eerst ruimt bassist Jason Newsted het veld, daarna raakt zanger James Hetfield helemaal verstrikt in zichzelf en laat hij zich opnemen in een ontwenningskliniek. Na zijn terugkeer barst de echte crisis los: de frontman komt lijnrecht tegenover drummer en voormalige boezemvriend Lars Ulrich te staan. Er moet zelfs een therapeut aan te pas komen, die de boel, ondanks talloze groepssessies, maar niet gelijmd krijgt.

Terwijl de twee haantjes elkaar naar de keel vliegen blijft de camera genadeloos draaien. Intussen is er ook nog altijd geen nieuwe bassist gevonden. Het voortbestaan van de band Metallica, die eigenlijk te groot is geworden voor z’n individuele leden, hangt in deze zinnenprikkelende documentaire voortdurend aan een zijden draadje.