Louder Than You Think

Pink Moon

Hij speelde als drummer in 29 bands, deed zeker 375 LSD-trips en werd ontelbare malen stomdronken. En daarmee maakte Gary Young zichzelf uiteindelijk volstrekt onmogelijk in dat ene bandje dat er echt toe deed: Pavement, één van de belangrijkste Amerikaanse gitaargroepen van de jaren negentig. Lo-fi noemden ze dat toen, in de tijd van fanzines, college radio en alto’s.

Als oude hippie had Young aansluiting gevonden bij een stelletje veel jongere ‘college kids’, dat een plaat kwam opnemen in zijn studio Louder Than You Think (90 min.) in Stockton, Californië. Ze namen hem mee op sleeptouw toen de band na de release van z’n debuut Slanted And Enchanted (1992) ineens werd uitgeroepen tot de hoop van de indierockende wereld. ‘My job was to wreak fucking havoc’, zegt Young met de nadruk op die laatste, staccato uitgesproken woorden. ‘And I think I did a real good job of it.’

Al snel begon ie ook rare fratsen uit te halen: hij deelde groente uit, deed opzichtig een handstand als zanger Stephen Malkmus in z’n eentje een gevoelig liedje probeerde te spelen en viel zo nu en dan compleet laveloos van het podium. In 1993 kreeg Young de zak. Bij Pavements tweede album Crooked Rain, Crooked Rain (1994) zat zijn opvolger Steve West al achter de drumkit. Met hem zou Pavement in de navolgende jaren een stabiele plek in de subtop bemachtigen, als de band van liefhebbers en puristen.

‘Veel roem en geen fortuin’, vat Youngs echtgenote Geri Bernstein de carrière van haar man samen in deze kostelijke film van Jed I. Rosenberg. Gedurende de jaren speelde hij in bands als Fall Of Christianity, Hospital en The Drakers (een afkorting van The Drug Takers) en scoorde ie zowaar, kort na zijn gedwongen vertrek uit Pavement, een bescheiden hitje: Plantman. Wat hij ervoor of erna ook uitvrat – en daar was meestal ook drank mee gemoeid – Young zou echter altijd ‘de originele Pavement-drummer’ blijven.

Zijn voormalige maatjes Stephen Malkmus, Scott Kannberg, Bob Nastanovich en Mark Ibold zijn ook stuk voor stuk van de partij in dit portret, om hun jaren met dat drumbeest nog eens op te halen. Daarmee wordt Louder Than You Think een tijd lang min of meer de reguliere bandjesfilm die de eveneens onlangs uitgebrachte film Pavements, waarin Alex Ross Perry lekker tussen docu en mockumentary doorfietst, beslist niet wil zijn. Samen vertellen ze het complete verhaal van ‘de slacker-Rolling Stones’ van de nineties.

En nadat hij uit de band is getrapt – eigen schuld, geen wrok dus – wordt de schijnwerper weer nadrukkelijk gezet op de persoon Gary Young, zo’n typische geniale gek die een thuis heeft gevonden in rock & roll. Als kind werd hij al beschouwd als hyperactief/onhandelbaar. Daarna heeft hij zijn toevlucht genomen tot zelfmedicatie. Young drinkt nog steeds rustig een liter whisky per dag, zegt ie ferm. Hij is er niet trots op, maar heeft ook moeite om er spijt van te hebben. Hij raadt ’t anderen af. Min of meer dan.

Deze joyeuze film, opgeleukt door enkele heerlijke geanimeerde scènes met de poppen van Adrian Rose Leonard, schildert Gary Young met ferme penseelstreken en felle kleuren als een onbreekbare vrije geest, in een inmiddels broos en afgeleefd lichaam. Drummer tot in de kist.

Yoràn Vroom – Master Of Drums

Zeppers

Je hoeft niet over een kennersoog te beschikken om te zien dat er ‘iets’ gebeurt als dat kleine kereltje, hooguit een jaar of drie, twee stokjes heeft bemachtigd. Fanatiek begint Yorán Vroom ermee op de rand van een fauteuil te trommelen. Met de kennis van nu zeg je: hij heeft zíjn lotsbestemming dan al gevonden. Een aandoenlijke kleuter uit de Amsterdamse Rivierenbuurt, vereeuwigd in talloze aandoenlijke familievideo’s. Zo’n dertig jaar later geldt Vroom als een topdrummer en -slagwerker. Hij treedt in de hele wereld op met zijn eigen Group Of Friends en geeft les op het conservatorium.

Yoràn drumde eerst links, vertelt zijn moeder Esther in de documentaire Yoràn Vroom – Master Of Drums (58 min.), omdat hij ‘t zichzelf via de spiegel leerde. In de navolgende jaren bouwde hij met allerlei spullen langzaam zijn eigen drumstelletje. Eddy Veldman, sinds jaar en dag drumleraar in de Bijlmer, kon zijn ogen nauwelijks geloven: dit vijfjarige jochie kon al roffelen! Yoràn zou negen jaar bij zijn mentor blijven hangen en heeft hem nog altijd graag aan z’n zijde. ‘Ik bewonder die gozer’, bekent Veldman trots. ‘Je hoort het Afrikaans, je hoort het Surinaams, je hoort alles gewoon… En ook fijn werk, hè? Die man speelt zo secuur!’

Documentairemaker John Appel neemt de tijd om zijn bedachtzame hoofdpersoon ook in die hoedanigheid te laten zien: helemaal opgaand in zijn eigen muziek, bijvoorbeeld tijdens een optreden met zijn Group Of Friends op North Sea Jazz, een festival dat hij als peuter voor het eerst bezocht, of tijdens een reis met zijn muzikale vrienden naar Senegal, waar hij als jochie les kreeg van meesterdrummer Famoutou Konaté. Vrooms eigen composities zijn een weerslag van de Afro-diaspora – via de slavenschepen werden ook de cultuur en muziek van Afrikanen over de wereld verspreid – en de muzikale reis die hij zelf heeft afgelegd.

In deze film geeft Vroom, een alleenstaande vader die zelf zijn vader nauwelijks heeft gekend, stukje bij beetje ook meer over zichzelf prijs – al blijft het parool van dit warmbloedige portret uiteindelijk tóch: let the music do the talking. Want die taal verstaat vrijwel iedereen – en kan een Amsterdams jongetje blijkbaar al helemaal in de vingers hebben.

Blue Notes & Higher Grounds

Max

Anthon, de 89-jarige vader van filmmaker Erik de Bruyn, kwakkelt steeds nadrukkelijker met zijn gezondheid. Er moet echter heel wat gebeuren wil hij een repetitie of optreden overslaan van de Seaside Dixieland Jazz Band, waarin hij sinds z’n pensionering trombone speelt. Als hij musiceert met z’n vrienden – of zijn liefde voor muziek deelt in z’n eigen programma Carrousel op Radio Schouwen-Duivenland – oogt Anthon even vitaal als altijd. Dan is er weinig van te merken dat hij in de ‘PHPD’-fase van zijn leven zit: pijntje hier, pijntje daar.

De appel valt niet ver van de boom: ook Erik zelf is verknocht aan muziek, net als diens zoon Ole. In de warme documentaire Blue Notes & Higher Grounds (alternatieve titel: Swingtij, 57 min.) tekent De Bruyn via zijn vader en diens vrinden op wat muziek kan betekenen voor mensen op leeftijd. Anthons beste vriend Bart Wind, een oud-collega bij de politie te water met wie hij al ruim een halve eeuw optrekt, koestert zelfs nog een bescheiden droom: hoe mooi zou ‘t zijn als ze nog eens mogen optreden op het Jazz By The Sea-festival in Domburg? ‘Als je daar mag staan, dan hoor je bij de top, hè?’, zegt de beminnelijke Bart enthousiast. ‘Maar ik denk wel dat ’t te hoog gegrepen is, hoor.’

De oude dag zorgt bij alle bandleden voor kleinere en grotere gebreken. Saxofonist Ad Smaal heeft last van ijzerstapeling, trompettist Dies de Jonge kampt met reuma en pianist Maarten Bruijnes heeft last van artrose in zijn handen. Wat doe je daaraan? wil Erik de Bruyn weten. ‘Doorspelen’, antwoordt Bruijnes nuchter. ‘Dat zal wel moeten. Met klagen gaat ‘t niet over.’ En anders is er nog altijd drummer Reinier van der Valk, met 65 de benjamin van de groep en tevens huisarts in Bruinisse. ‘Stel dat er wat gebeurt, dan moet er iemand de AED bedienen’, zegt hij lachend. ‘Dat is natuurlijk ook een extra reden dat ik drummer van de band ben geworden.’

Los daarvan is (samen) muziek maken goed voor lichaam en geest. Je hoeft overigens geen dokter te zijn om dat te kunnen constateren. Één blik op een repetitie van de Seaside Dixieland Jazz Band, elke vrijdagavond in de wachtkamer van Van der Valks praktijk, is genoeg: hier zitten mannen die helemaal in hun element zijn, die er samen alles uithalen wat er nog altijd inzit. Dat gevoel – van muziek als positieve en verbindende kracht – weet deze liefdevolle film, waarin Erik de Bruyn en passant een klein monumentje opricht voor zijn vader Anthon, diens boezemvriend Bart en zijn moeder Fetty, uitstekend over te brengen.

Beware Of Mr. Baker

Zelden zal de spanning tussen de hoofdpersoon en maker van een documentaire zo treffend zijn uitgedrukt als in de openingsscène van Beware Of Mr. Baker (92 min.). Na een hoog opgelopen meningsverschil over wie er hun zegje over hem mogen doen in ‘zijn’ film mept meesterdrummer Ginger Baker Jay Bulger met zijn wandelstok tegen het hoofd. De documentairemaker blijft letterlijk bloedend achter. Hij had het kunnen weten: waar Ginger komt, komt ruzie.

Onder het voorwendsel dat hij een journalist van het tijdschrift Rolling Stone is, volgens hemzelf een totale leugen, trekt Bulger in 2009 tijdelijk in bij Baker in Zuid-Afrika en schrijft, inderdaad, een artikel voor Rolling Stone over De Doldrieste Drummer. En daarna, in 2012, volgt deze messcherpe, dolkomische en opwindende film over de man die furore maakte bij uiteenlopende acts als Cream, Blind Faith, Fela Kuti, Hawkwind, Public Image Ltd en Masters Of Reality en wordt beschouwd als één van de beste drummers van de twintigste eeuw. Of het nu gaat om rock, jazz of afrobeat.

Voor lieden als Baker is tegelijkertijd het begrip ‘enfant terrible’ uitgevonden. Als hij Bulger zijn levensverhaal vertelt, dreigt er dan ook voortdurend onenigheid. ‘En toen besloot Alexis om Graham bij de band te vragen’, vertelt de slagwerker bijvoorbeeld over het begin van zijn carrière in Alexis Korner’s Blues Incorporated. ‘Kun je iets meer context geven over wie je het dan hebt?, vraagt Jay Bulger. ‘Dat heb ik net gezegd, for fuck’s sake.’ Bulger laat zich de kaas echter niet van het brood eten: ‘Je zei alleen: Graham. Niemand weet wie Graham is.’ Baker, met zichtbare tegenzin: ‘Graham Bond was een vette kerel.’

Tussen de boude statements, middelvingers en cynische rokerslachjes door heeft de hork eerste klas natuurlijk wel degelijk een fascinerend verhaal te vertellen. Zijn zus, echtgenoten en kinderen, directe collega’s als Eric Clapton, Jack Bruce en Steve Winwood, en zijn vakbroeders Nick Mason (Pink Floyd), Stewart Copeland (The Police), Lars Ulrich (Metallica), Tony Allen (Fela Kuti) en Chad Smith (Red Hot Chili Peppers) kaderen dat verder in. En Bulger kleedt het aan met prachtig archiefmateriaal, treffende animaties en – natuurlijk! – dampende muziek, die de film een opwindend ritme geeft.

’Beschouw je jezelf als een tragische held?’ wil Jay Bulger op een gegeven moment weten van zijn volledig losgeslagen protagonist. ‘Ga door met het interview’, reageert die geïrriteerd. ‘Stop met je pogingen om een intellectuele eikel te zijn.’ Gaandeweg komt de filmmaker in deze kostelijke film echter toch vervaarlijk dicht in de buurt van de enige echte Ginger Baker: maniak, dopehead én absolute werelddrummer.